Aanbeveling: Luis Manuel Capoulos Santos (A7-0056/2011)
Peter Jahr (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het voorstel is gericht op de sluiting van een nieuw protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Unie van de Comoren.
Met het voorgestelde besluit zullen de vangstmogelijkheden van de EU-vaartuigen, afhankelijk van het beschikbare overschot, en de financiële tegenprestatie die duidelijk op grond van de toegangsrechten en de sectorale steun verschuldigd is, worden vastgesteld.
In principe moeten we blij zijn met deze overeenkomst. Gecontroleerde visvangst is altijd beter dan ongecontroleerde visvangst. We moeten echter ook passend gebruikmaken van deze overeenkomst en we moeten voortdurend de resultaten ervan beoordelen. De simpele kwestie is en blijft volgens mij dat we, ook al is er op dit ogenblik sprake van visvangstoverschotten, ervoor moeten zorgen dat dit voor de komende jaren ook nog geldt.
Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, wanneer ik kijk naar de stemmingslijst van vandaag heb ik het gevoel een lange en dure menukaart te lezen. Elk punt op deze lijst komt neer op een herallocatie van belastinggeld van Europese burgers naar hetzij een of ander visserijfonds, hetzij het solidariteitsfonds, hetzij naar reddingsmaatregelen voor gebieden die zijn getroffen door overstromingen of wat het ook moge zijn.
Ik wil de aandacht vestigen op een bijzonder geval van misbruik van dit herallocatieproces, namelijk het gebruik van artikel 122, lid 2 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voor het aantrekken van geld voor reddingsoperaties voor economieën die in de problemen zijn geraakt, in het bijzonder die van Portugal. Dit fonds was oorspronkelijk bedoeld voor natuurrampen als aardbevingen en overstromingen. De bepaling in het Verdrag wordt nu zo uitgelegd dat daar ook failliete economieën onder vallen. Dat is volstrekt illegaal. Niet alleen is dit niet in de Verdragen voorzien; het is volgens de “no-bail-out-clausule” ook uitdrukkelijk verboden. Het Parlement overtreedt zijn eigen wetgeving. En met deze “bail-out” helpen wij deze landen ook niet. Wij schaden ze juist. Een vriend die tot over de oren in de schulden zit, help je toch ook niet door hem nog meer schulden te laten maken. En natuurlijk schaden wij ook onze eigen belastingbetalers en overtreden wij gewoon de wet. Het is absurd dat Ierland en Griekenland aan die reddingsoperatie gaan deelnemen. Je kunt niet eindeloos schulden op schulden blijven stapelen. De dag van de afrekening komt eraan.
Syed Kamall (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, bij de stemmingen van gisteren debatteerden wij over het migratievraagstuk. Een van de punten die wij bij die gelegenheid hadden moeten bespreken, is hoe wij het voor mensen minder aantrekkelijk maken hun land te verlaten of meer aantrekkelijk om in hun eigen land te blijven, en wij hadden ons de vraag moeten stellen wat mensen ertoe brengt hun familie en vrienden te verlaten om naar een ander land te gaan.
Een van de dingen waar wij naar moeten kijken is het effect van ons beleid binnen de EU. Zijn deze visserijovereenkomsten werkelijk van voordeel voor lokale vissers of zijn het vooral de nationale regeringen zelf die ervan profiteren?
Wij zouden er goed aan doen al deze visserijovereenkomsten opnieuw te beoordelen. In plaats van visserijovereenkomsten te ondertekenen zouden wij misschien de visserijcapaciteit van lokale vissers moeten vergroten, om op die manier de welvaart te spreiden en banen te creëren, zodat mensen niet meer de drang hebben om te emigreren.
Als wij niet zorgvuldig nadenken over de gevolgen van sommige van deze overeenkomsten, zal de migratievraag toenemen en zullen wij uiteindelijk daarover debatteren in plaats van over de kwesties die wij nu behandelen.
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). - (ES) Ik heb vóór deze overeenkomst gestemd, omdat de export van Groenland van visserijproducten 82 procent van de totale export van dat land uitmaakt. Daarvan gaat 87 procent naar de Europese Unie, hoofdzakelijk Denemarken, namelijk 97 procent.
Er bestaat een meningsverschil met de Europese Commissie over de rechtsgrond van deze overeenkomst. Ik deel het standpunt van de Commissie juridische zaken, die eenstemmig haar goedkeuring heeft gegeven aan de toepassing van artikel 43, lid 2 en artikel 204 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan het enig artikel van Protocol (nr. 34) betreffende de bijzondere regeling van toepassing op Groenland.
Dit standpunt wordt ondersteund door de Juridische dienst van het Parlement. Bijgevolg moet dit volgens de regels van de wetgevingsprocedure als de eerste lezing van het Parlement worden beschouwd.
Tot besluit wil ik mijn dank uitspreken aan de commissaris voor het feit dat zij ons standpunt over de rechtsgrond overneemt en zich bereid verklaart een overeenkomst met de Raad te faciliteren en de totstandkoming van deze belangrijke overeenkomst niet nog meer te vertragen.
Pino Arlacchi (S&D). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn fractie heeft vóór dit verslag gestemd. Ik neem er kennis van dat het debat in het Parlement over asielzoekers niet de opruiende toon had die wij vaak in verscheidene lidstaten horen.
Dat komt waarschijnlijk doordat het totale aantal asielzoekers in het Westen, in tegenstelling tot de wijdverspreide perceptie hierover, de laatste tien jaar met meer dan 40 procent is afgenomen, volgens cijfers die net door de Verenigde Naties bekend zijn gemaakt.
In 2010 werden in de geïndustrialiseerde landen in totaal 358 000 asielaanvragen gedaan, vergeleken met 620 000 in 2001. De oorzaak van die daling ligt vooral bij de pushfactoren in de gebieden van herkomst. Het beeld is dus veel hoopgevender dan gewoonlijk wordt gedacht.
Silvia Costa (S&D). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik feliciteer de rapporteur met dit verslag waarmee een belangrijke stap wordt gezet voor het communautair beleid. De Commissie wordt verzocht een voorstel voor een richtlijn in te dienen met betrekking tot de door de lidstaten te hanteren procedures voor de erkenning en de afwijzing van internationale bescherming. Ik denk dat de gebeurtenissen die dezer dagen tussen de kusten van Afrika en Europa plaatsvinden, duidelijk maken dat het zogenaamde “asielpakket” bindend moet worden.
Ik verwijs in het bijzonder naar de aanneming van enkele goede amendementen, die bijvoorbeeld gericht zijn op betere bescherming van minderjarigen, die in geen geval nog mogen worden behandeld zoals dezer dagen gebeurt op Lampedusa, waar de minderjarigen op dezelfde manier worden behandeld als de volwassenen: samen met de volwassenen leven zij vaak onder erbarmelijke omstandigheden. Deze richtlijn had er al moeten zijn voordat de dramatische gebeurtenissen plaatsvonden die zich in Europa en Afrika hebben voorgedaan.
De aspecten die betrekking hebben op de meest kwetsbaren, en vrouwen in het bijzonder, en op gezinskwesties en -herenigingen zijn essentieel. Mijn complimenten voor de rapporteur.
Roberta Angelilli (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, staat u mij toe dat ik mevrouw Costa uitnodig naar Lampedusa te gaan voordat zij oordelen velt over de behandeling van minderjarigen op dat eiland. Ik ben er geweest en heb gezien dat alle minderjarigen worden behandeld op een manier die in overeenstemming is met het Italiaanse en bovenal het internationale recht.
Ik keer terug naar het onderwerp dat, zoals iedereen aangeeft, zeer actueel is. Ik vind dat alle lidstaten het verbod op uitzetting en het recht op asiel volledig moeten eerbiedigen. Daarbij moet sprake zijn van gedeelde verantwoordelijkheid, moet het Europees Vluchtelingenfonds worden aangewend en moet het Ondersteuningsbureau worden verzocht om krachtige ondersteuning, onder meer ten aanzien van de opleiding van het douanepersoneel en het verbeteren van de Europese asielinstrumenten, teneinde ervoor te zorgen dat het recht op asiel daadwerkelijk wordt toegepast.
Morten Messerschmidt (EFD). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, in het verslag dat we vandaag hebben aangenomen, staat dat het voorstel van de Commissie pragmatisch is. Ik vind het evenwel moeilijk om te zien wat er pragmatisch aan is wanneer de inwoners van de 27 lidstaten de mogelijkheid wordt ontnomen om zelf de bevolkingssamenstelling in hun eigen landen te bepalen.
Het asiel- en migratiebeleid is zo nauw verbonden met het bestaan van een land dat het grotesk is dat de EU zich in deze aangelegenheden begint te mengen. Juist om die reden heeft Denemarken zijn uitzonderingsbepaling voor juridische en binnenlandse aangelegenheden behouden, zodat we in het Deense parlement de mogelijkheid hebben om zelf over dit soort zaken te beslissen en op zo’n manier dat het Europees Parlement en de overige instellingen van de EU zich er niet mee bezig hoeven te houden.
Het is daarom stuitend om te zien hoe het Europees Hof van Justitie al geruime tijd probeert de Deense uitzonderingsbepaling voor juridische en binnenlandse aangelegenheden te ondermijnen en nog stuitender is het om te zien hoe dit Parlement een verslag kan aannemen – nog afgezien van het feit dat dit tegen mijn stem en de stemmen van de Deense Volkspartij ingaat – zonder zich überhaupt met de kwestie bezig te houden de kwestie dat het recht van de burgers om zelf over hun migratiebeleid te beslissen wordt weggenomen en dat, in het bijzonder, met list en bedrog wordt gemorreld aan de oorspronkelijke beloften die aan een land als Denemarken zijn gedaan.
Gerard Batten (EFD). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik en mijn collega’s van de UKIP hebben ons onthouden van stemming over de amendementen op het verslag-Guillaume betreffende procedures voor de verlening of intrekking van internationale bescherming, maar dat is niet gebeurd uit onverschilligheid.
Dit verslag is een bijdrage aan het gemeenschappelijk immigratie- en asielbeleid dat krachtens het Verdrag van Lissabon wordt ontwikkeld. Ik wil noch het Verdrag van Lissabon noch een gemeenschappelijk immigratie- en asielbeleid. De burgers van Europa willen geen gemeenschappelijk immigratie- en asielbeleid, en daarom mocht over het Verdrag van Lissabon ook geen referendum worden gehouden.
Ik heb mij van stemming over de amendementen onthouden omdat ik anders impliciet bestaande EU-wetten had ondersteund en ik geen zin had om te gaan muggenziften over de vraag welke bepaling net iets minder slecht is dan de andere. Ik laat het aan de collaborerende afgevaardigden van de Conservatieve Partij, Labour, de Liberaal-Democratische Partij en de groenen over om met elkaar te marchanderen over de voorwaarden van de overgave van ons land. Ik en mijn collega’s van de UKIP hebben tegen dit verslag en tegen een gemeenschappelijk immigratie- en asielbeleid gestemd.
Giommaria Uggias (ALDE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb mij als schaduwrapporteur met dit onderwerp beziggehouden en mijn fractie en ik konden dan ook alleen maar voorstemmen. Ik heb voorgestemd omdat ik vind dat dit instrument zeer goed bijdraagt tot de ontwikkeling van een sector die de motor van de Europese economie zal zijn.
Bedrijven trekken weg uit Europa, de landbouw kampt met ernstige tekorten, terwijl het toerisme juist een sector is die mogelijkheden biedt op het gebied van werkgelegenheid, economische ontwikkeling en slimme, inclusieve en duurzame groei. Daartoe zal het instrument dat wij vandaag hebben aangenomen en waarmee de verzameling, compilatie, verwerking en verspreiding van statistieken gemoderniseerd worden, zeker bijdragen. Daarom heb ik met de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa voorgestemd.
Roberta Angelilli (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in december 2009 is het toerisme erkend in het Verdrag, waardoor de sector eindelijk een rechtsgrondslag heeft gekregen voor ontwikkeling en steun op Europees niveau. Het toerisme is voor Europa een sterke groeimotor. Het is al gezegd dat de toeristenindustrie goed is voor meer dan 5 procent van het bbp van de Europese Unie, bijna twee miljoen kleine en middelgrote ondernemingen telt en goed is voor meer dan 12 procent van de werkgelegenheid.
Er moeten meer vergelijkende studies en statistieken komen, omdat hiermee de ontwikkelingen beter in de gaten kunnen worden gehouden, vergelijkingen kunnen worden getrokken tussen de lidstaten, duidelijk kan worden gemaakt hoe de Europese middelen worden besteed en goede praktijken kunnen worden ontwikkeld. Daarnaast kunnen hiermee toeristische programma’s voor mensen met een kleine beurs worden ontwikkeld en beoordeeld.
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, met 40 procent van het wereldwijde aantal toeristen is de Europese Unie nog steeds de grootste toeristenbestemming ter wereld. Vandaar dat het toerisme een banenmotor is, die tevens de integratie van plattelandsgebieden bevordert.
Maar de toeristische vraag is de laatste jaren veranderd. Dat is de reden waarom ik achter de doelstelling sta om een gemeenschappelijk kader vast te stellen voor de systematische productie van geharmoniseerde Europese statistieken betreffende vraag en aanbod in de toerismesector en zo nodig het juridisch kader aan nieuwe ontwikkelingen aan te passen, zoals het groeiende aantal dagtochten. Het stelselmatig verzamelen van informatie is een noodzakelijk instrument voor het formuleren van effectief beleid en het ondersteunen van de besluitvorming in de particuliere sector.
Ik heb ook de invoering van satellietrekeningen ondersteund, omdat die een beter beeld geven van de effecten van toerisme op de economie en werkgelegenheid en ons meer zekerheid verschaffen bij het formuleren van het beleid voor de toekomst.
Seán Kelly (PPE). – (GA) Mijnheer de Voorzitter, de toeristische sector is heel belangrijk voor Europa en zal in de toekomst nog belangrijker zijn, vooral als we banen willen scheppen, met name in afgelegen en landelijke gebieden. Maar de sector moet wel op planning gebaseerd zijn, vooral op planning die uitgaat van de statistische gegevens die we hebben.
(EN) Dus als we een deugdelijke planning willen hebben en het toerisme willen ontwikkelen, moeten we dit doen op basis van statistieken die trends laten zien op het gebied van gehuurde accommodatie, toeristen die een dagtocht maken, enzovoort. Op basis daarvan kunnen we het toerisme ontwikkelen, in het bijzonder om een einde te maken aan seizoensgebondenheid, om een ouder wordende bevolking aan te moedigen vaker op vakantie te gaan en om ook jongeren hiertoe aan te moedigen. Tegenwoordig heeft elke voetbalclub ten minste één statisticus om de plannen te bepalen en dat is in de toeristenbranche ook nodig.
(GA) Het doet mij genoegen voor dit verslag te stemmen.
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, bij Verordening (EG) nr. 1288/2009 van de Raad zijn de technische overgangsmaatregelen verlengd, zodat deze maatregelen kunnen worden toegepast totdat de permanente maatregelen zijn vastgesteld.
Het is voor iedereen wenselijk dat deze maatregelen een definitief karakter krijgen en zo snel mogelijk worden vastgesteld. Aangezien de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid in de pijplijn zit, moet dit echter pas gebeuren nadat het nieuwe wetgevingskader is geïmplementeerd.
Dit staat gepland voor 2013. Aangezien de vigerende verordening in 2011 buiten werking treedt, moet de geldigheidsduur van de overgangsmaatregelen worden verlengd tot 31 december 2012.
Daarom heb ik vóór dit initiatief gestemd.
Jim Higgins (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor het verslag van mevrouw Grelier gestemd, maar ik heb anders dan mijn fractie gestemd over vier amendementen – amendement 4, amendement 5 DD, amendement 6 en amendement 3.
Amendement 4 is een amendement van mijn collega Pat the Cope Gallagher voor het toestaan van het gebruik van warnetten, die Ierse vissers aan de kust gebruiken. Anders lopen we het risico dat we de vissers verder de zee op dwingen naar de noordelijke Atlantische Oceaan, wat niet praktisch en erg onveilig is. Een boot van 50 meter op de Atlantische Oceaan is iets heel anders dan een boot van 50 meter op de Middellandse Zee.
Ik heb voor amendement 5 DD met betrekking tot maaswijdten gestemd. Ook dit vormt weer een groot probleem voor onze eigen vissers aan de westkust, die aan gemengde visserij doen met scharretong, zeeduivel en heek. Dit heeft geen nadelig effect op het kabeljauwbestand, want er is op dit moment heel weinig bijvangst van kabeljauw.
Ik heb ook voor amendement 6 van Struan Stevenson over afschaffing van de schandalige praktijk van het overboord zetten van schelvis gestemd.
Last but not least heb ik amendement 3 gesteund, dat is ingediend door mijn Portugese collega mevrouw Patrão Neves en dat de Portugese vissers steunt. Ik heb daar geen problemen mee.
Verslag: João Ferreira (A7-0017/011)
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, bij mijn vorige inbreng heb ik door een fout in de vertaling over het verkeerde onderwerp gesproken. Daarom houd ik nu de rede die ik eigenlijk bij mijn vorige inbreng had moeten houden.
Ik heb vóór de financieringsmaatregelen gestemd, omdat het noodzakelijk was de verordening aan te passen aan de huidige eisen en aan de werking van de Unie.
Ik wil benadrukken dat de verordening voorziet in een uitbreiding van de lijst van organisaties die in aanmerking komen voor financiële hulp en in actualisering van de lijst van adviesorganen. De verordening voorziet tevens in uniforme voorwaarden voor de uitvoering van controle- en handhavingsmaatregelen en voor de uitgaven die de lidstaten maken bij de implementatie van het controle- en handhavingssysteem voor het gemeenschappelijk visserijbeleid, alsook op het gebied van het verzamelen, beheren en gebruiken van basisgegevens.
De financieringsmaatregelen hebben ook betrekking op de economische aspecten van visserij en aquacultuur en op het verzamelen van gegevens betreffende milieumaatregelen.
Ville Itälä (PPE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor het verslag gestemd, maar we moeten een voorbeeld stellen en vooral wat de begrotingsdiscipline betreft zeer nauwkeurig zijn.
Ik wil zeggen waarom ik tegen het voorstel van mijn fractie stemde met betrekking tot amendement 8, dat de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement had ingediend. Daarin noemt de rapporteur het benutten van ongebruikte kredieten voor bouwprojecten. Dit is hier nu al jarenlang de gewoonte, maar deze manier om bouwprojecten te financieren is niet open en transparant. We moeten al bij de voorbereiding van de begroting vertellen welke bouwprojecten we hebben en mogen niet op deze manier kredieten overschrijven, want dat is in strijd met de begrotingsdiscipline. Daarom heb ik op dit punt tegen het voorstel van mijn fractie gestemd met betrekking tot amendement 8 van de S&D-Fractie.
Morten Messerschmidt (EFD). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik heb gestemd tegen dit begrotingsverslag, maar ik wil eigenlijk de vele collega’s bedanken – helaas zijn het er een beetje te veel – die voor hebben gestemd, omdat het een uitstekend beeld geeft van hoe de perceptie van de realiteit verschoven is hier in het Europees Parlement en de EU-instellingen wanneer het gaat om de buitenwereld, waar de mensen zich bevinden voor wie we in feite regels maken.
Hoewel we de lidstaten en andere instellingen vragen om te bezuinigen, zijn op een aantal gebieden de uitgaven van het Europees Parlement en van EU-instellingen in het algemeen verdubbeld. Dit is onder meer gebeurd doordat nu het voorstel is gelanceerd om een geheel nieuw museum te bouwen ter meerdere eer en glorie van de Europese geschiedenis, de Europese instellingen, enzovoort.
Volgens mij verbazen talloze mensen in de lidstaten, waar nationale bezuinigingen worden doorgevoerd, zich erover dat hun vertegenwoordigers in het Europees Parlement op zo’n zorgeloze manier naar eigen goeddunken geld rondstrooien, zelfs midden in een economische crisis.
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, neemt u mij niet kwalijk, maar voordat ik vertrek wil ik nog iets zeggen. Ik heb zo-even gezegd “door een fout in de vertaling”. Ik ga natuurlijk niet de uitstekende vertalers hier de schuld geven. Ik maakte zelf een fout bij het lezen van de tekst. Die vertaalfout heb ik dus zelf gemaakt. Dat wilde ik even duidelijk laten weten, want wij geven altijd maar de vertalers de schuld.
De Voorzitter. – De tolken verdienen inderdaad onze waardering voor het uitstekende werk dat zij leveren in het Parlement en in de commissies.
Hannu Takkula (ALDE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil enkele woorden kwijt over deze begroting, over de inkomsten en uitgaven. In deze economische situatie moeten we er ook hier in het Europees Parlement voor zorgen dat de uitgaven binnen de perken blijven. Daarom heb ik wat enkele aspecten betreft anders gestemd dan was aanbevolen.
We moeten naar mijn mening bereid zijn om te bezuinigen op bijvoorbeeld reiskosten, maar als we op vliegreizen bezuinigen, dan moeten de vliegtickets van leden van het Europees Parlement wel kunnen worden geruild. Soms is het probleem namelijk dat goedkope vliegtickets niet kunnen worden geruild. Bijvoorbeeld om hier naar Straatsburg te kunnen komen, moet ik drie verschillende vluchten nemen. Daarom is het belangrijk dat je vliegtickets kunt ruilen. Soms kunnen dergelijke bezuinigingsvoorstellen ertoe leiden dat de kosten juist hoger worden, omdat flexibiliteit ontbreekt.
We moeten echter op de kosten bezuinigen, dat is absoluut duidelijk. Sommige kosten moeten als investeringen worden gezien en ik denk dat het Europahuis een goede investering is die in de toekomst ook in economische zin meerwaarde zal opleveren voor de Europese Unie en haar instellingen.
Nicole Sinclaire (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is uitgeven, uitgeven, uitgeven, hè? We horen steeds over de 500 miljoen burgers in deze vergadering, maar deze vergadering houdt zich zo ver mogelijk van hen verwijderd.
In amendement 15 werd erop aangedrongen de salarissen en vergoedingen van de EP-leden niet aan te passen in 2012 om het goede voorbeeld te geven, maar 391 van onze collega’s hebben daartegen gestemd omdat ze duidelijk niets om de gemiddelde EU-burger geven, toch? Het gemiddelde loon in de EU is 368 euro per week, maar sommige van onze collega’s – 60 tot 70 van onze collega’s – blijven zich op vrijdag aanmelden hier in Straatsburg, als er geen werk is, om 304 euro op te strijken.
Wat voor voorbeeld wordt daarmee gegeven? Nog meer geldverspilling: hoeveel miljard gaat dit Huis van de geschiedenis kosten, om propaganda te verkopen en te vertellen hoe de Europese Unie ‘de wereld heeft gered’?
Miroslav Mikolášik (PPE). - (SK) De bestendiging van de democratie in de Europese Unie vraagt om continue inspanningen voor de totstandbrenging van een rechtvaardige en transparante omgeving voor de werking en financiering van politieke partijen op Europees niveau. De EU-burger dient meer betrokken te worden bij de politiek op EU-niveau en daarom is het van belang dat er behoorlijke en stimulerende voorwaarden voor de werking van politieke partijen tot stand worden gebracht. Bijvoorbeeld om te voorkomen dat minder dan 20 procent van de kiesgerechtigden aan de verkiezingen voor het Europees Parlement deelneemt, zoals dat in mijn land het geval was.
Ik sluit mij aan bij de gedachte dat dergelijke politieke partijen een communautair en uniform statuut nodig hebben, alsook een eigen rechtspersoonlijkheid die rechtstreeks is gebaseerd op de regels en de verdragen van de Europese Unie. Wat de financiering betreft, moge duidelijk zijn dat transparantie onlosmakelijk verbonden is met de tenuitvoerlegging van waarden. Duidelijke financieringsvoorwaarden hebben daarom de hoogste prioriteit.
Alfredo Antoniozzi (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, artikel 325 verplicht de Commissie en de lidstaten de financiële belangen van de Europese Unie te beschermen en fraude te bestrijden op gebieden waar de verantwoordelijkheid tussen de Europese Unie en de lidstaten wordt gedeeld. Krachtens artikel 325, lid 5, brengt de Commissie in samenwerking met de lidstaten jaarlijks aan het Parlement en de Raad verslag uit over de ter uitvoering van dit artikel genomen maatregelen.
Ik ben het ermee eens dat aan de hand van de verzameling van gegevens in de lidstaten meer in detail moet worden berekend welk aandeel van de ten onrechte toegekende Europese middelen wordt teruggevorderd. Een ander belangrijk aspect, waar de heer Ivan in zijn verslag terecht de nadruk op legde, is dat de lidstaten gebruik moeten maken van betere opsporingsmethoden bij de bestrijding van fraude. Op die manier kunnen we de fraudebestrijding in de gehele Europese Unie harmoniseren en nagaan of bepaalde vormen van fraude in meerdere lidstaten voorkomen. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.
Marian Harkin (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen amendement 1 gestemd, waarin erop gewezen wordt dat geen enkele fout toelaatbaar mag zijn. Ik denk dat het uiterst belangrijk is om onderscheid te maken tussen fraude en fouten. Ja, fraude mag niet toelaatbaar zijn en moet strafrechtelijk worden vervolgd, maar een fout is in veel gevallen onopzettelijk. We moeten alle fouten opsporen en ervoor zorgen dat het betreffende geld wordt teruggevorderd, maar om één eenvoudige reden kan ik niet instemmen met nultolerantie. Die reden is dat ik heb gewerkt met veel buurtgroepen, vrijwilligersgroepen, lokale actiegroepen en partnerschappen in het kader van het Leader-programma, en heb gezien hoeveel frustratie er is over de enorme hoeveelheid regels, de herziening van de regels halverwege of na drie kwart van het programma en de verschillende interpretatie van de regels op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau – waarbij elke overtreding als een fout wordt gezien. Daarom moeten we weliswaar alert blijven op fraude, maar ook de regels vereenvoudigen, vereenvoudigen en nog eens vereenvoudigen.
Ville Itälä (PPE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor dit voorstel gestemd, dat zeer verdienstelijk is, omdat het gaat om de vraag of we partijen met het geld van de belastingbetalers moeten financieren. Zo ja, dan moeten er natuurlijk duidelijke en voor iedereen gelijke regels zijn.
Naar mijn mening moeten de partijen ook zelf geld inzamelen, in ieder geval voor een deel. In amendement 2 stelde de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement voor dat dit eigen aandeel aan de financiering slechts 5 procent moet zijn. Ik denk dat dit ten minste 10 procent moet zijn. Dat is zeer weinig wanneer we bedenken dat het hierbij om het geld van de belastingbetalers gaat, en in die gevallen moeten we bijzonder nauwgezet te werk gaan.
Andrzej Grzyb (PPE). - (PL) Het verslag van mevrouw Giannakou maakt de weg vrij voor de uitvoering van de bepalingen uit artikel 10, lid 4 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 244 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het Parlement en de Raad moeten in overeenstemming de status van Europese partijen en hun stichtingen vaststellen, evenals de regels inzake de financiering van die partijen en hun stichtingen. Het is echter noodzakelijk om te wijzen op de bepalingen uit de paragrafen 10 en 11 van het verslag, die handelen over de toekomst van de zogenoemde transnationale lijsten bij de verkiezingen voor het Parlement. Het gaat hier slechts om een voorstel voor de toekomst dat op dit moment nog geen draagvlak heeft onder de burgers, vooral in de lidstaten die ervaring hebben met landelijke lijsten en hiervan zijn afgestapt. De timing van de indiening van dit soort voorstellen is ook van belang. De huidige crisis en de voorgestelde bezuinigingen maken dat uitbreiding van Europese instellingen weinig enthousiasme wekt. Vanuit onze positie gezien, vind ik de mogelijkheid om het Europees Parlement te vergroten vanwege de uitbreiding van de Europese Unie met nieuwe lidstaten belangrijker dan uitbreiding vanwege nieuwe lijsten.
Morten Messerschmidt (EFD). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil duidelijke regels voor de Europese partijen, maar als essentieel uitgangspunt moet ik vraagtekens zetten bij wat nu eigenlijk het nut is van de Europese partijen.
In het verslag staat dat ze moeten leiden tot meer begrip onder de Europese burgers voor de instellingen van de EU en de grensoverschrijdende samenwerking binnen de EU. Zoals we echter kunnen vaststellen, is de realiteit dat, naarmate de Europese partijen groter worden en er steeds meer geld wordt besteed binnen de partijen, de fondsen en allerlei andere instellingen die hierbij betrokken zijn, de steun en het begrip van de Europese bevolking voor de EU-instellingen juist afnemen.
Volgens de laatste Eurobarometer-enquête bevindt de steun voor de EU zich op een historisch laag niveau, wat betekent dat dit niet werkt. Daarom stel ik de essentiële vraag of het werkelijk zinvol is om door te gaan met het verspillen van miljarden euro’s aan deze Europese partijen. Naar mijn mening is dat niet het geval en daarom heb ik tegen dit verslag gestemd.
Nicole Sinclaire (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen dit verslag gestemd. U mag uw dertig zilverlingen houden. Ik word geen lid van een pan-Europese partij. Ik verkoop mijn principes niet, zoals sommigen in deze vergadering bereid zijn te doen.
Het is niet eerlijk dat het publiek alweer zijn middelen moet gebruiken om politici te financieren. Politici zouden particulier gefinancierd moeten worden, door donaties, enzovoort, en daarvoor zouden strenge regels moeten gelden. Dit Parlement heeft pas recentelijk ontdekt hoe belangrijk het is om politici te reguleren, maar de financiering van politieke partijen voor een Europees ideaal kan nooit goed zijn. Ik zal nooit lid worden van een pan-Europese partij. Ik zal mijn principes verdedigen en jullie kunnen naar de hel lopen.
Roberta Angelilli (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wij hebben gestemd over drie initiatiefverslagen betreffende de Single Market Act, een belangrijk groei-instrument voor de Europese economie en zeker ook voor de werkgelegenheid, dat directe en concrete resultaten oplevert voor de Europese burgers en de kleine en middelgrote ondernemingen.
De Commissie heeft veel voorstellen gedaan waarmee wordt toegewerkt naar de integratie en liberalisering van de Europese markten aan de hand van maatregelen ter ondersteuning van de kleine en middelgrote ondernemingen en de innovatie, ter bescherming van de creativiteit en ter vergroting van de efficiëntie en de duurzaamheid van de materiële en immateriële netwerken en infrastructuren.
Ik hoop dat er in het kader van de structurele ondersteuning van de kleine en middelgrote ondernemingen ook aandacht zal worden besteed aan enkele problemen die te maken hebben met de verschillen in de nationale belastingwetgevingen, die leiden tot marktfragmentatie en de bedrijven opzadelen met hoge kosten voor het naleven van de regelgeving.
Emma McClarkin (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, we hebben vandaag gestemd over de drie verslagen over het pakket eengemaakte markt en de voornaamste prioriteiten daarvan; ik hoop dat de Commissie en de Raad hiervan kennis hebben genomen. We moeten ervoor zorgen dat we resultaten boeken op dit gebied voor alle burgers, om de Europese economie te laten groeien, werkgelegenheid te scheppen en wereldwijd te kunnen concurreren. We moeten ervoor zorgen dat de EU-wetgeving overal ten uitvoer wordt gelegd om de handelsbarrières te verminderen, maar we moeten er ook voor zorgen dat de EU-wetgeving de belasting van onze bedrijven niet vergroot.
Verslag: António Fernando Correia De Campos (A7-0072/2011)
Ville Itälä (PPE). – (FI) Mijnheer de Voorzitter, dit was een zeer belangrijk verslag ter bevordering van de interne markt.
Wanneer we het echter over consumentenbescherming hebben, was amendement 3 van belang. Daarin staat dat een minimumharmonisatie van de consumentenwetgeving de voorkeur moet krijgen boven volledige harmonisatie. Ik heb voor dit amendement gestemd en dus tegen de aanbeveling van mijn fractie, omdat ik vind dat het niveau van consumentenbescherming bijvoorbeeld in mijn land uitermate hoog is. Wanneer we nu snel overgaan op volledige harmonisatie van consumentenbescherming in de hele Europese Unie, dan weet ik zeker dat het niveau van consumentenbescherming in mijn land zal dalen. Daarom vind ik dat we dit geharmoniseerde niveau van consumentenbescherming alleen kunnen bereiken door eerst bepaalde minimumniveaus vast te stellen en op basis daarvan vervolgens het pad in te slaan van een volledig geharmoniseerd niveau.
Sergej Kozlík (ALDE) - (SK) De interne goederenmarkt van de Europese Unie vertegenwoordigt 17 procent van de wereldwijde goederenmarkt. De interne dienstenmarkt van de Europese Unie is goed voor 28 procent van de dienstenmarkt wereldwijd. Indien een dergelijke massa een zet de goede kant op krijgt, dan moet dat wel de nodige vruchten afwerpen in de vorm van economische groei gebaseerd op een dynamiek van eigen hulpbronnen. Dat is echter alleen mogelijk wanneer de belemmeringen in het verkeer van personen, kapitaal, goederen en diensten tussen de lidstaten van de Europese Unie daadwerkelijk uit de weg worden geruimd. Daarvoor is het nodig de voorgestelde maatregelen, die ik steun, ten uitvoer te leggen en de toegankelijkheid en betrouwbaarheid van kredieten, bankdiensten en de e-handel te verbeteren.
Dat is echter uitsluitend mogelijk indien een goed werkende interne markt nieuw potentieel creëert voor producten en diensten afkomstig uit de Europese Unie, en specifiek op de markten van de Europese Unie. Dan is een bijdrage van vier procent aan de economische groei in de loop van de komende decennia geen verre utopie.
Morten Messerschmidt (EFD). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik steun het standpunt dat de interne markt in essentie een goed idee is en dat een betere governance van de interne markt verstandig is en in het belang van de consumenten. Het verbaast me echter dat de zes amendementen die ik met betrekking tot dit verslag had ingediend in de stemming met zo’n grote meerderheid werden verworpen. Waar ging het in essentie om? Het ging erom in plaats van een totale harmonisatie een minimale harmonisatie te gebruiken teneinde te waarborgen dat landen die reeds goede regels ter bescherming van consumenten hebben, niet gedwongen worden om het beschermingsniveau voor consumenten te verlagen. Ook ging het om het volstrekt unieke arbeidsmarktmodel in de Scandinavische landen, waar het niet de wetgever is, maar de partijen die de arbeidsmarkt vormen die beslissen over de lonen en voorwaarden op de arbeidsmarkt. Het ging erom dat zij de regels bepalen en dat we het Scandinavische arbeidsmarktmodel moeten behouden en beschermen in plaats van het te ondermijnen. Zo worden twee volledig onschadelijke voorstellen, die naar mijn mening een afgetekende meerderheid zouden krijgen als er onder de Europeanen een stemming zou worden gehouden, in dit Parlement in de stemming verworpen. Dit brengt de verschuiving in de perceptie van de realiteit aan het licht die kenmerkend is voor de leden van het Europees Parlement.
Alfredo Antoniozzi (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de voltooiing van de interne markt is bijzonder nuttig voor het herstel van de Europese economie, met name voor wat betreft het scheppen van nieuwe banen.
De initiatiefverslagen over de Single Market Act vormen de bijdrage van het Parlement aan het raadplegingsproces dat de Commissie in gang heeft gezet met de mededeling “Naar een Single Market Act – Voor een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen – 50 voorstellen om beter samen te werken, te ondernemen en zaken te doen”.
De nadruk had in mijn ogen meer moeten worden gelegd op het concurrentievermogen van de kleine en middelgrote ondernemingen, de bestrijding van namaak en piraterij en het bevorderen van innovatie en concurrentie via het wegnemen van bureaucratische, administratieve en wettelijke lasten.
Toch oordeel ik positief over de opzet van het verslag en over de daarin voorgestelde maatregelen die gericht zijn op de versterking van de elektronische handel en op het stroomlijnen van de aanbestedingen. Daarom heb ik voor het verslag gestemd.
Licia Ronzulli (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb voor deze resolutie gestemd omdat ik van mening ben dat hiermee een goede stap wordt gezet op weg naar een goed functionerende geïntegreerde interne markt. Europa is op dit moment een van de grootste wereldeconomieën en heeft nog veel groeipotentieel, met name op het vlak van de economie en de werkgelegenheid.
De kleine en middelgrote ondernemingen zijn de motor en de hoofdrolspelers van het huidige economisch herstel. Europa moet hun betere garanties bieden: het moet voor deze bedrijven makkelijker worden om leningen te sluiten, de bureaucratische hindernissen moeten worden verminderd en de ontwikkeling van de elektronische handel moet worden bevorderd. Alleen op die manier kan er een sociale economie tot stand worden gebracht die gestoeld is op groei, concurrentie en duurzaamheid.
Door de EU in de huidige geglobaliseerde context te voorzien van een dynamische, efficiënte en innovatieve interne markt, zal zij de onbetwiste hoofdrolspeler worden op het toneel van de wereldeconomie.
Pascal Canfin (Verts/ALE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag willen toelichten waarom wij voor deze Single Market Act hebben gestemd. Ik denk dat dit een stap voorwaarts is. Het Parlement is erin geslaagd de juiste compromissen te vinden die de tekst niet van zijn inhoud beroven, maar daarentegen wel druk leggen op die personen in de Commissie die willen vasthouden aan een zuiver liberale benadering van de eengemaakte markt en de sociale, fiscale en milieuvraagstukken daarbuiten willen houden.
Ik wil tevens vooral benadrukken dat paragraaf 54, over overheidsdiensten en diensten van algemeen belang, voor ons een probleem vormt en dat we daarom tegen een deel van deze paragraaf hebben gestemd, die, zij het in bedekte bewoordingen, een ideologisch pleidooi neerzet voor verdere liberalisering. Wij stemmen daarentegen liever voor Europese overheidsdiensten en het veiligstellen van het Europees kader, waarin iedere lidstaat de mogelijkheid behoudt zijn overheidsdiensten naar eigen wens te organiseren, met name op territoriaal niveau.
Andrzej Grzyb (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, een interne markt zonder uitsluiting van burgers of bedrijven – zo luidt in één zin mijn samenvatting van het debat van vandaag over het pakket verslagen betreffende de Akte voor de interne markt dat inmiddels is aangenomen. Met grote belangstelling en tevredenheid onderstreep ik de voorstellen die het functioneren van vooral kleine en middelgrote ondernemingen moeten vereenvoudigen. Het is heel belangrijk dat kleine en middelgrote ondernemingen toegang hebben tot overheidsopdrachten. De aankondiging dat aanbestedingsprocedures worden vereenvoudigd en in het bijzonder dat de financiële drempels voor deelname aan overheidsopdrachten omlaag gaan, waardoor kleine en middelgrote ondernemingen hier niet langer van zijn uitgesloten, verdient onze bijzondere steun, evenals het feit dat de specifieke eigenschappen van lokale markten bij aanbestedingen in aanmerking zullen worden genomen.
Kleine en middelgrote ondernemingen verwachten ook hulp bij het betreden van de markt, vereenvoudiging van administratieve procedures en een oplossing voor octrooizaken. Met grote interesse wacht ik op de presentatie van de twaalf hefbomen voor het stimuleren van de interne markt die door de heer Barnier is aangekondigd. De aankondiging dat de beoordeling van innovatieve oplossingen in verband met die hefbomen binnen een relatief korte periode kan plaatsvinden, is bijzonder bemoedigend.
Schriftelijke stemverklaringen
Verslag: Sidonia Elżbieta Jędrzejewska (A7-0115/2011)
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik ben voor dit verslag, omdat ik het eens ben met het aanbevolen bedrag van in totaal 182 388 893 euro voor het herstel van de schade veroorzaakt door de overstromingen in de landen Polen, Slowakije, Hongarije, Tsjechië, Kroatië en Roemenië.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb dit verslag, waarin het standpunt van de Raad over het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 1/2011 zonder wijzigingen wordt goedgekeurd, gesteund. Dit ontwerp van gewijzigde begroting is bedoeld om een beroep te doen op het Solidariteitsfonds van de Europese Unie voor een bedrag van 182,4 miljoen euro aan vastleggings- en betalingskredieten, om de effecten te milderen van de overstromingen als gevolg van hevige regenval in Polen, Slowakije, de Tsjechische Republiek, Hongarije, Kroatië en Roemenië. Ik ben van mening dat na een natuurramp zo snel mogelijk middelen uit het Solidariteitsfonds ter beschikking moeten worden gesteld en dat de aanvragen voor financiële hulp effectief en snel moeten worden aangepakt, opdat er direct financiële ondersteuning kan worden gegeven aan landen die zijn getroffen door natuurrampen.
George Becali (NI), schriftelijk. − (RO) Ik heb het verslag gesteund, omdat de lidstaten die vanwege de vele regens door overstromingen zijn getroffen, verwachten dat de 182,4 miljoen euro wordt toegekend. Het gaat om Polen, Slowakije, Tsjechië, Hongarije, Kroatië en Roemenië. Net als de rapporteur ben ik van mening dat de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds veel sneller en efficiënter moet kunnen dan nu het geval is.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben het eens met het aangepaste bedrag voor beschikbaarstelling uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU), aangezien in diverse landen, te weten Polen, Slowakije, Hongarije en Roemenië, de directe schade die is veroorzaakt door natuurrampen groter is dan de drempel van 0,6 procent van het bruto nationaal inkomen die standaard is voorgeschreven om een beroep te kunnen doen op het SFEU. Verder acht ik het belangrijk dat er zo snel mogelijk na een natuurramp middelen uit het SFEU ter beschikking moeten worden gesteld, en dat alle betrokken organisatorische, wetgevings- en uitvoerende procedures snel en doelmatig worden doorlopen. Ik ben het daarom eens met het gemeenschappelijk standpunt van de Raad over het ontwerp van gewijzigde begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2011.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De Commissie stelt voor de begroting van de Commissie voor 2011 zodanig te wijzigen dat een beroep kan worden gedaan op het Solidariteitsfonds van de Europese Unie voor een bedrag van 182,4 miljoen euro aan vastleggings- en betalingskredieten ter vermindering van de gevolgen van de overstromingen door hevige regenval in Polen, Slowakije, Tsjechië, Hongarije, Kroatië en Roemenië. Het Parlement dient dit voorstel goed te keuren volgens de door de rapporteur gestelde voorwaarden.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Het hier besproken verslag houdt zich bezig met het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 1/2011 van de Europese Unie voor het huidige jaar. De Commissie is gemachtigd om ontwerpen van gewijzigde begroting in te dienen wanneer zich “onvermijdbare, uitzonderlijke of onvoorziene omstandigheden” voordoen. Bepaalde EU-lidstaten zijn door natuurrampen getroffen die verscheidene infrastructuren hebben verwoest, met een schade die ongeveer 5,5 miljard euro bedroeg en in sommige gevallen boven de drempel van 0,6 procent van het bruto nationaal inkomen uitkwam. Deze situatie rechtvaardigt en motiveert beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU), dat speciaal bedoeld is voor de reparatie van infrastructuur. Aangezien de bestaande begrotingskredieten onvoldoende zijn voor dekking van de toepassingen ben ik het eens met deze gewijzigde begroting – het eerste voorstel voor een beroep op het SFEU dat door de Commissie is ingediend – waarin een verhoging van de vastleggings- en betalingskredieten met 182 388 893 euro wordt voorgesteld.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Deze gewijzigde begroting is bedoeld als reactie op het verzoek om beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) om de schade te repareren die is aangericht door rampen in vijf lidstaten en Kroatië in mei en juni 2010. Dat waren “onvermijdbare, uitzonderlijke of onvoorziene omstandigheden”, zoals omschreven in het Financieel Reglement, en daarom is deze procedure naar onze mening zowel gerechtvaardigd als noodzakelijk.
Het bedrag dat beschikbaar is gesteld ter ondersteuning van deze landen – 182,4 miljoen euro – vertegenwoordigt niet meer dan ongeveer 3 procent van de totale schade, die op ongeveer 5 512,7 miljoen euro wordt geschat. De lidstaten van de EU zijn in recente jaren zwaar getroffen door een aanzienlijk aantal rampen. In de eerste zes jaren van het SFEU heeft de Commissie 62 verzoeken om financiële steun ontvangen uit 21 verschillende landen. Ongeveer een derde daarvan werd aangemerkt als “grote natuurramp”, evenals vier van de gevallen die hier vandaag aan de orde zijn. Het SFEU is een belangrijk instrument voor het verhelpen van de bijna altijd aanzienlijke en vaak langdurige gevolgen van rampen voor mensen, het milieu en de economie. Maar er is ook een overeenkomstige verbintenis tot preventie van rampen nodig, die de daartoe onlangs door het Parlement goedgekeurde aanbevelingen in de praktijk brengt.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit is een verslag over het ontwerp van gewijzigde begroting dat bedoeld is als reactie op het verzoek om beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) om de schade te repareren die is aangericht door rampen in vijf lidstaten en Kroatië in mei en juni 2010.
Dat waren “onvermijdbare, uitzonderlijke of onvoorziene omstandigheden”, zoals omschreven in het Financieel Reglement, en daarom is deze procedure naar onze mening zowel gerechtvaardigd als noodzakelijk. Het bedrag dat beschikbaar is gesteld ter ondersteuning van deze landen – 182,4 miljoen euro – vertegenwoordigt niet meer dan ongeveer 3 procent van de totale schade, die op ongeveer 5 512,7 miljoen euro wordt geschat.
De lidstaten van de EU zijn in recente jaren zwaar getroffen door een aanzienlijk aantal rampen. In de eerste zes jaren van het SFEU heeft de Commissie 62 verzoeken om financiële steun ontvangen uit 21 verschillende landen. Ongeveer een derde daarvan werd aangemerkt als “grote natuurramp”, evenals vier van de gevallen die hier vandaag aan de orde zijn.
Het SFEU is een belangrijk instrument voor het verhelpen van de bijna altijd aanzienlijke en vaak langdurige gevolgen van rampen voor mensen, het milieu en de economie. Een verbintenis tot preventie is eveneens belangrijk.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb mijn goedkeuring verleend aan het verslag en het voorstel van de rapporteur om het standpunt van de Raad over het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 1/2011 zonder wijzigingen goed te keuren, omdat de financiële hulp aan deze landen, te weten Polen, de Tsjechische Republiek, Slowakije, Hongarije, Kroatië en Roemenië, moet worden verstrekt en niet verder moet worden uitgesteld.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit voorstel van de Commissie voor beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) overeenkomstig punt 26 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer gestemd, dat een dergelijke beschikbaarstelling met een jaarlijks maximum van 1 miljard euro mogelijk maakt. De voorwaarden om voor middelen uit het fonds in aanmerking te komen staan uiteengezet in Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie. Er zij aan herinnerd dat het fonds is bedoeld voor de herstelling van infrastructuur en dat het een herfinancieringsinstrument is en niet mag dienen voor de vergoeding van particuliere schade. Het onderhavige voorstel voor terbeschikkingstelling van middelen uit het SFEU is het eerste dat de Commissie voor 2011 indient.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit ontwerp van gewijzigde begroting is zinvol, gezien het doel van de middelen die beschikbaar worden gesteld via het Solidariteitsfonds, namelijk om de schade aan te pakken die is aangericht door aardverschuivingen en ernstige overstromingen als gevolg van hevige neerslag in Polen, Slowakije, de Tsjechische Republiek, Hongarije, Kroatië en Roemenië. Na te hebben vastgesteld dat de verzoeken voldoen aan de subsidiabiliteitscriteria van Verordening (EG) nr. 2012/2002 heeft de Commissie voorgesteld middelen uit het Solidariteitsfonds ten bedrage van 182,4 miljoen euro beschikbaar te stellen voor de aanpak van de gebeurtenissen in die landen. Ik zou evenwel willen wijzen op de vertraging bij de beschikbaarstelling van dit soort steun. De procedure moet minder bureaucratisch worden gemaakt en beter worden gestroomlijnd om tijdig te kunnen reageren op toekomstige catastrofes.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Rekeninghoudend met het feit dat het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 1/2011, dat betrekking heeft op de algemene begroting 2011, en dat is bedoeld om een beroep te doen op het Solidariteitsfonds van de Europese Unie voor een bedrag van 182,4 miljoen euro aan vastleggings- en betalingskredieten, om de effecten te milderen van de overstromingen als gevolg van hevige regenval in Polen, Slowakije, de Tsjechische Republiek, Hongarije, Kroatië en Roemenië, heb ik voorgestemd.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Natuurrampen zijn tegenwoordig in Europa geen zeldzaamheid meer. Uit recente gebeurtenissen zoals de overstromingen in 2011 in Polen, Slowakije, Roemenië, Tsjechië en Hongarije blijkt dat het Solidariteitsfonds absoluut noodzakelijk is. Dit fonds is er niet voor schadevergoedingen voor particulieren, maar in eerste instantie voor de wederopbouw van infrastructuur en kan daarom als een geschikt herfinancieringsinstrument worden beschouwd. Vooral in landen als Polen, Slowakije, Hongarije of Roemenië hebben zich rampen van grote omvang voltrokken en de directe schade overschrijdt de gebruikelijke drempelwaarde van 0,6 procent van het bruto nationaal inkomen. Daarom heb ik voor dit voorstel gestemd.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag verwijst naar het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 1/2011, dat betrekking heeft op de algemene begroting 2011, en dat is bedoeld om een beroep te doen op het Solidariteitsfonds van de Europese Unie voor een bedrag van 182,4 miljoen euro aan vastleggings- en betalingskredieten, om de effecten te milderen van de overstromingen als gevolg van hevige regenval in Polen, Slowakije, de Tsjechische Republiek, Hongarije, Kroatië en Roemenië. Het enige doel van het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 1/2011 is om deze begrotingswijziging officieel in de begroting 2011 op te nemen. De opgegeven redenen rechtvaardigen deze gewijzigde begroting volledig, en daarom heb ik voor dit verslag gestemd.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit ontwerp van gewijzigde begroting gestemd, dat tot doel heeft te reageren op de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie ten bedrage van 182,4 miljoen euro aan vastleggings- en betalingskredieten om de effecten te milderen van de overstromingen als gevolg van hevige regenval in Polen, Slowakije, de Tsjechische Republiek, Hongarije, Kroatië en Roemenië.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Wij hebben ons onthouden van stemming. Het verslag heeft betrekking op een overdracht van betalingen voor de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU voor overstromingen in Polen, Slowakije, Hongarije, Tsjechië, Kroatië en Roemenië in 2011. Wij zijn het ermee eens dat de fondsen dringend beschikbaar moeten worden gesteld, maar we zijn het niet eens met de voorgestelde financieringsmethode (via een ‘negatieve reserve’).
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik ben voor dit verslag, dat tot doel heeft communautaire steun te verlenen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie aan Polen, Slowakije, Hongarije, de Tsjechische Republiek, Kroatië en Roemenië na de overstromingen in mei en juni 2010 waardoor deze gebieden en hun bevolking zijn getroffen. De EU moet een organisatie blijven die solidariteit betuigt.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb mijn goedkeuring gegeven aan dit verslag over de terbeschikkingstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie aan Polen, Slowakije, Hongarije, de Tsjechische Republiek, Kroatië en Roemenië. Het Interinstitutioneel Akkoord staat uitgaven uit het fonds toe tot het jaarlijkse maximum van een miljard euro. Ik ben van mening dat na een natuurramp zo snel mogelijk middelen uit het Solidariteitsfonds ter beschikking moeten worden gesteld en dat de aanvragen voor financiële hulp effectief en snel moeten worden aangepakt, opdat er direct financiële ondersteuning kan worden gegeven aan landen die zijn getroffen door natuurrampen.
Regina Bastos (PPE), schriftelijk. – (PT) Het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) heeft tot doel in geval van een grote natuurramp snelle, effectieve en soepele hulp te bieden aan de bevolking van een lidstaat of van een land waarmee toetredingsonderhandelingen worden gevoerd.
Dit fonds is een aanvulling op de openbare middelen van lidstaten in noodsituaties en speciaal bedoeld voor de urgente reparatie van de infrastructuurvoorzieningen, tijdelijke opvang en hulpdiensten teneinde in te spelen op directe behoeften van de bevolking, alsmede voor het schoonmaken in het rampgebied. Polen, Slowakije, Hongarije, de Tsjechische Republiek, Kroatië en Roemenië werden in 2010 door stortregens getroffen, die ernstige overstromingen en dientengevolge enorme verliezen in die landen veroorzaakten. Na de rampen hebben de landen in kwestie om steun uit het SFEU gevraagd. Aangezien voldaan is aan de subsidiabiliteitscriteria die in de vigerende verordening zijn opgenomen is een beroep op het SFEU goedgekeurd om de pijn, het leed en de verliezen van de door de voornoemde rampen getroffen mensen te beperken. Om deze redenen steun ik dit verslag.
Adam Bielan (ECR), schriftelijk. – (PL) Vorig jaar zijn de landen in het oosten van de Europese Unie getroffen door overstromingen, die in vrijwel alle regio’s van die landen enorme materiële schade hebben aangericht. Vele van hen worstelen tot op heden nog met de tragische gevolgen van de wateroverlast. Ook wachten veel mensen nog steeds op de financiële hulp die door de autoriteiten is toegezegd. Vooral de landbouw, infrastructuur en het wegennet hebben ernstige schade opgelopen, maar ook cultureel erfgoedlocaties zijn niet gespaard gebleven. Vele burgers hebben hieronder geleden en niet zelden zijn zij al hun bezittingen kwijtgeraakt. Alleen al in Polen wordt de directe schade geraamd op bijna drie miljard euro. Dit bedrag betekent een ruime overschrijding van de gebruikelijke drempel voor beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds. Ook in de andere landen die hebben verzocht om steun uit het fonds doet zich een vergelijkbare situatie voor. Het vinden van de Europese middelen, waarin is voorzien in het Interinstitutioneel Akkoord, betekent een aanzienlijke verlichting voor de zwaarst getroffen regio’s bij de uitvoering van de werkzaamheden om de gevolgen van de natuurramp weg te nemen. Ik ben er dan ook een groot voorstander van middelen uit het Solidariteitsfonds beschikbaar te stellen.
Jan Březina (PPE), schriftelijk. − (CS) Ik ben ingenomen met het besluit van het Europees Parlement vandaag inzake de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU aan de vorig jaar door overstromingen getroffen Midden-Europese lidstaten. Voor de Tsjechische Republiek gaat het om een bedrag van 125 miljoen kroon ter dekking van een deel van de schade die in mei en juni vorig jaar in Noord-Moravië door overstromingen is veroorzaakt. Aangezien de totale omvang van de schade geschat wordt op 5 miljard kroon, oftewel minder dan 0,6 procent van het Tsjechische bbp, is er niet overeenkomstig de Europese wetgeving inzake “grote natuurrampen” te werk gegaan waarbij hulp uit het Solidariteitsfonds nagenoeg vanzelfsprekend is. Er was voor de Tsjechische Republiek in dit geval een uitzonderingsverzoek nodig dat gebaseerd was op de redenering dat ons land getroffen was door dezelfde natuurramp als het naburige Polen waar de gevolgen ervan veel vernietigender waren. In de oorspronkelijke ontwerpresolutie van het Europees Parlement werd uitsluitend gewag gemaakt van Polen als getroffen land en pas nadat ik erop gewezen had dat ook andere lidstaten door de overstromingen getroffen waren, werd de resolutie uitgebreid tot heel Midden-Europa. Ik ben blij dat de Tsjechische regering na haar aanvankelijk lakse houding en geweifel uiteindelijk in actie is gekomen en nog net op tijd het verzoek tot financiële steun uit het Solidariteitsfonds heeft ingediend. Die hulp komt nu uiteraard zeer goed van pas.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) In het licht van de aanzienlijke schade die is aangericht door de grote natuurrampen die hebben plaatsgevonden, in het bijzonder met betrekking tot particuliere eigendommen, verkeersinfrastructuur en cultureel erfgoed, en ook aangezien de geraamde totale directe schade in al deze landen de normale drempel om een beroep te doen op het Solidariteitsfonds – dat wil zeggen 0,6 procent van het bruto nationaal inkomen – overschrijdt, ben ik het eens met het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie ten gunste van Polen, Slowakije, Hongarije, de Tsjechische Republiek, Kroatië en Roemenië.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb gestemd voor beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie ten gunste van Slowakije, Hongarije, de Tsjechische Republiek, Kroatië en Roemenië na de ernstige overstromingen waardoor deze landen in mei en juni 2010 zijn getroffen. Ik zou willen herhalen dat de Raad de nieuwe verordening inzake het Solidariteitsfonds die door het Parlement is goedgekeurd dringend moet blijven herzien om haar sneller en effectiever te maken.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie ten gunste van Polen, Slowakije, Hongarije, de Tsjechische Republiek, Kroatië en Roemenië is gerechtvaardigd met het oog op de hevige neerslag en overstromingen waardoor deze landen zijn getroffen en de ernstige schade als gevolg daarvan. De steun die dit besluit heeft gekregen van een grote meerderheid in de bevoegde commissie toont hoe breed het draagvlak ervoor is. Ik betreur het leed dat mensen hebben moeten ondergaan, en ik hoop dat beschikbaarstelling van middelen uit het fonds dat zal verzachten en ertoe zal bijdragen dat er een snellere en effectievere wederopbouw in de zwaarst getroffen gebieden zal worden bewerkstelligd.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) In mei en juni 2010 werden Midden- en Oost-Europa geteisterd door een zware storm die in bepaalde lidstaten enorme schade heeft aangericht, in het bijzonder door verwoesting van de openbare infrastructuur, boerderijen, het spoor- en wegennet, en openbare en particuliere eigendommen. Vrijwel overal in Polen vonden overstromingen plaats en zij veroorzaakten een schade van meer dan 0,85 procent van het bruto nationaal inkomen (bni); in Slowakije zette de storm sommige gebieden onder water, veroorzaakte aardverschuivingen en overstromingen, en leidde tot schade in de orde van 0,89 procent van het bni; in Hongarije komt de schade uit op 0,73 procent van het bni; in Roemenië wordt ze geschat op meer dan 875 miljoen euro, ofwel 0,67 procent van het bni; in Kroatië bedraagt ze meer dan 153 miljoen euro (0,6 procent van het bni); en in de Tsjechische Republiek is het bedrag 204 miljoen euro (0,6 procent van het bni). Deze situatie rechtvaardigt beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie en heeft geleid tot goedkeuring van de eerste gewijzigde begroting voor 2011. Aangezien ze bestreken wordt door het reeds goedgekeurde ontwerp van gewijzigde begroting en met het oog op het advies van de Commissie regionale ontwikkeling ben ik het derhalve eens met het standpunt van de rapporteur inzake de beschikbaarstelling van 182 388 893 euro voor hulp bij het herstel van de door de stormen beschadigde openbare infrastructuur in de hierboven genoemde lidstaten.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Met dit verslag onderschrijft het Parlement de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) om zes landen bijstand te verlenen: Polen, Slowakije, Hongarije, de Tsjechische Republiek, Kroatië en Roemenië. Deze landen zijn getroffen door stortbuien, en in sommige gevallen, zonder precedent, door zware overstromingen, aardverschuivingen en modderlawines. In het geval van vier landen – Polen, Slowakije, Hongarije en Roemenië – worden de rampen aangemerkt als “grote natuurrampen” conform de definitie in de SFEU-verordening; met andere woorden, de schade wordt op meer dan 0,6 procent van hun bruto nationaal inkomen getaxeerd. Wij achten de beschikbaarstelling van deze steun belangrijk en noodzakelijk, en hebben het verslag daarom bij de stemming goedgekeurd.
Wederom moeten we de aandacht vestigen op de buitensporige vertragingen tussen het plaatsvinden van de ramp, het besluit om middelen van het SFEU vrij te maken, en de daadwerkelijke EU-steunverlening aan de getroffen lidstaten en gebieden. In dit geval hebben de rampen plaatsgevonden in mei en juni 2010. Het Parlement heeft steunverlening uit het SFEU zojuist pas goedgekeurd, bijna een jaar later. Nu zullen andere procedurevoorschriften de aankomst van het geld op zijn bestemming nog verder vertragen. Dat is waarom we gepleit hebben voor de noodzaak om de regels voor de beschikbaarstelling van middelen uit dit fonds aan te passen teneinde de beschikbaarstelling ervan soepeler en tijdiger te maken.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Wij hebben voor dit verslag gestemd, waarin de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) wordt bevestigd om zes landen bijstand te verlenen: Polen, Slowakije, Hongarije, de Tsjechische Republiek, Kroatië en Roemenië.
Deze landen zijn getroffen door stortbuien, en in sommige gevallen, zonder precedent, door zware overstromingen, aardverschuivingen en modderlawines. In het geval van vier landen – Polen, Slowakije, Hongarije en Roemenië – worden de rampen aangemerkt als “grote natuurrampen” conform de definitie in de SFEU-verordening; met andere woorden, de schade wordt op meer dan 0,6 procent van hun bruto nationaal inkomen getaxeerd.
Wij achten de beschikbaarstelling van deze steun belangrijk en noodzakelijk, en hebben het verslag daarom bij de stemming goedgekeurd.
We moeten echter de aandacht vestigen op de buitensporige vertragingen tussen het plaatsvinden van de ramp, het besluit om middelen van het SFEU vrij te maken, en de daadwerkelijke EU-steunverlening aan de getroffen lidstaten en gebieden. Er zij op gewezen dat de rampen in mei en juni 2010 hebben plaatsgevonden. Het Parlement heeft steunverlening uit het SFEU zojuist pas goedgekeurd, bijna een jaar later. Nu zullen andere procedurevoorschriften de aankomst van het geld op zijn bestemming nog verder vertragen.
Dat is waarom we pleiten voor de noodzaak om de regels voor de beschikbaarstelling van middelen uit dit fonds aan te passen teneinde de beschikbaarstelling ervan soepeler en tijdiger te maken.
Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. − (SK) De overstromingen van 2010 hebben een uitgestrekt gebied getroffen, verdeeld over meerdere Midden-Europese landen. Met name Polen, Slowakije, Hongarije, de Tsjechische Republiek, Kroatië en Roemenië werden door deze natuurramp getroffen. De inwoners van deze gebieden kunnen de gevolgen van de overstromingen niet zelf aan; ze zijn niet in staat om het herstel van de schade uit eigen zak te bekostigen, omdat de overheidsfinanciën van die landen reeds onder zware druk van de economische en financiële crisis staan. De Commissie stelt echter voor om deze landen te helpen middels het Solidariteitsfonds van de EU. Alle genoemde landen vroegen om hulp uit dit fonds nadat zij gedurende de lente- en zomermaanden getroffen waren en verlamd raakten door aardverschuivingen, vloedgolven en vrijwel onophoudelijke regenval.
Het natuurgeweld veroorzaakte omvangrijke schade aan de publieke en private infrastructuur in de getroffen gebieden, aan wegen en sporen, alsook aan de landbouw. Ook was er uitgebreide schade aan eigendom, woningen en monumenten. Het is dan ook geheel op zijn plaats dat de getroffen Europese lidstaten de broodnodige financiële hulp krijgen, zodat zij beter in staat zijn de gevolgen van de natuurramp te boven te komen en hun leven zo snel mogelijk weer op de rails te krijgen.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de Commissie het Parlement in haar voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (COM (2011)0010) heeft laten weten dat zij op grond van de verzoeken om bijstand uit het fonds die Polen, Slowakije, Hongarije, de Tsjechische Republiek, Roemenië en kandidaat-lidstaat Kroatië in verband met de overstromingsrampen van mei, juni en juli 2010 hebben ingediend, voorstelt middelen uit het Solidariteitsfonds beschikbaar te stellen. Om onnodige vertraging te voorkomen bij de vaststelling van deze maatregel, die de Begrotingscommissie zo spoedig mogelijk denkt goed te keuren, dient te worden opgemerkt dat de Commissie regionale ontwikkeling geen bezwaar heeft tegen de beschikbaarstelling van een bedrag van 182 388 893 euro aan de desbetreffende landen uit het Solidariteitsfonds van de EU, zoals is voorgesteld door de Commissie, overeenkomstig de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 en Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad.
Cătălin Sorin Ivan (S&D), schriftelijk. − (RO) Het Solidariteitsfonds is een zeer belangrijk instrument voor de EU. Afgezien van het financiële effect is het ook een uitdrukking van Europese solidariteit. De Raad heeft ons echter juist laten zien dat deze solidariteit aan het afbrokkelen is. Vandaag verplicht de Raad ons om middelen uit zeer belangrijke programma’s weg te halen om diegenen te kunnen helpen die al zoveel geleden hebben vanwege de overstromingen van vorig jaar.
Bovendien, als we kijken welke lidstaten nu het idee van ‘nieuw geld’ blokkeren voor de behoeften van het fonds, zien we dat deze staten in eerdere jaren op hun beurt geprofiteerd hebben van grote bedragen.
De Unie is gebaseerd op solidariteit. Zonder solidariteit hadden we het Europa van vandaag niet kunnen opbouwen, en zullen we ook niet in staat zijn het Europa van morgen te bouwen.
Edvard Kožušník (ECR), schriftelijk. − (CS) In tegenstelling tot het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering beschouw ik het Solidariteitsfonds – dat tot doel heeft om door natuurrampen veroorzaakte schade mede te vergoeden – als een echte, volwaardige uiting van Europese solidariteit. Het doet mij zeer veel deugd dat in het verslag tevens gepleit wordt voor beschikbaarstelling van middelen ter dekking van de overstromingsschade aan openbaar bezit in de Tsjechische Republiek. Dat is specifiek het geval in Noord-Moravië dat vorig jaar mei door dezelfde watervloed getroffen die daarna in heel Midden-Europa verwoestingen aanrichtte. Dat Tsjechië middelen ter dekking van de schade uit het Solidariteitsfonds krijgt, waardeer ik des te meer gezien het feit dat de omliggende landen beduidend ernstiger getroffen werden dan Tsjechië.
Ondanks dit feit is Tsjechië in het kader van de Europese solidariteit dus niet met lege handen blijven staan. Ik zou graag tevens mijn collega’s de heer Březina en de heer Tošenovský willen bedanken voor het eendrachtige pleidooi dat zij, samen met mijzelf, gevoerd hebben voor beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds voor Tsjechië in verband met deze overstromingen. Een bijzonder woord van dank wil ik richten aan de Voorzitter van het Parlement, de heer Buzek, voor het feit dat hij samen met ons de getroffen Moldavische gebieden bezocht heeft en zich persoonlijk hard heeft gemaakt voor steun aan Tsjechië.
Bogusław Liberadzki (S&D), schriftelijk. – (PL) Het jaar 2010 werd in veel landen van Europa gekenmerkt door overstromingen, waarbij Polen zelfs tweemaal is getroffen. We moeten onze instemming betuigen met de uitingen van solidariteit van de Europese Unie om de gevolgen van de overstromingen te verzachten en de maatregelen om de hopeloze toestand te verlichten van de slachtoffers van de overstromingen, die een groot deel en vaak al hun materiële bezittingen zijn kwijtgeraakt, gezondheidsschade hebben opgelopen en zelfs hun naasten hebben verloren.
Naast de steun voor het concept van solidariteit in tijden van nood en lijden, moeten we ook stilstaan bij het voorkomen van overstromingen. De beste manier om overstromingen te voorkomen is watermanagement: het reguleren van rivieren, het aanleggen van retentiereservoirs en vergelijkbare maatregelen. We moeten veel meer middelen uit het Cohesiefonds die bestemd zijn voor milieudoelen, gebruiken ter voorkoming van overstromingen. Ik heb vóór het verslag van de heer Böge gestemd en roep op om het voorstel te steunen om meer middelen te reserveren in de begroting na 2013.
Elżbieta Katarzyna Łukacijewska (PPE), schriftelijk. – (PL) Ik ben zeer verheugd dat het Europees Parlement zulke constructieve besluiten neemt. De afgevaardigden die afkomstig zijn uit de regio’s die getroffen zijn door de overstromingen, hebben zich bijzonder ingespannen voor toekenning van EU-hulp en we weten dat dit succes niet zonder slag of stoot is bereikt. Het bedrag van 182,4 miljoen euro dat is toegekend ter compensatie van de gevolgen van de overstromingen van vorig jaar is buitengewoon belangrijk voor de getroffen regio’s en de mensen die er wonen.
Polen en de regio Podkarpacie hebben zwaar geleden als gevolg van de ramp en ik reken erop dat de financiële middelen die ter beschikking zijn gesteld voor de wederopbouw van de infrastructuur effectief worden aangewend. Het besluit van het Parlement van vandaag is definitief en start de procedure voor het overmaken van EU-middelen. Daarom heb ik voor het verslag gestemd betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie – overstromingen in 2010 in Polen, Slowakije, Hongarije, Tsjechië, Kroatië en Roemenië.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik steun dit voorstel van de Commissie voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie. Op grond van de verzoeken om bijstand uit het fonds die Polen, Slowakije, Hongarije, Tsjechië, Roemenië en kandidaat-lidstaat Kroatië in verband met de overstromingsrampen van mei, juni en juli 2010 hebben ingediend, wordt voorgesteld middelen uit het Solidariteitsfonds beschikbaar te stellen.
Barbara Matera (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik ben blij dat vandaag besloten is het Europees Solidariteitsfonds in verband met de overstromingen van verleden jaar aan te wenden voor Polen, Slowakije, Tsjechië, Hongarije, Roemenië en Kroatië.
Hoewel het Parlement en de Raad het niet eens waren over de technische procedure tot vaststelling van de middelen waarmee de lidstaten worden gecompenseerd voor de geleden schade, toont Europa zich wederom solidair met zijn burgers. Ik vertrouw erop dat het overschot op de begroting voor 2010 zal worden aangewend om de ‘negatieve reserve’ te dekken die wordt gebruikt om de benodigde middelen bijeen te brengen. Deze reserve is een boekhoudkundig instrument dat moet worden aangewend ten behoeve van noodsituaties die zich in het lopende begrotingsjaar voordoen.
Iosif Matula (PPE), schriftelijk. – (RO) Solidariteit is het belangrijkste kenmerk van de Europese Unie. Op basis van deze solidariteit beschouw ik het verslag over de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie als tijdig en noodzakelijk. Het gaat om overstromingen die in 2010 Polen, Slowakije, Tsjechië, Hongarije, Kroatië en Roemenië hebben getroffen. Deze solidariteit is des te noodzakelijker omdat klimaatverandering in heel Europa rampen blijft veroorzaken. Hiervoor moeten strategieën worden opgesteld, die ook de uitstoot van broeikasgassen zullen helpen verminderen.
De inspanningen van de Europese Unie moeten worden gericht op het versterken van de acties van de lidstaten ter preventie en het terugdringen van de gevolgen van grote overstromingen in Europa, die steeds vaker voorkomen. In dit verband heeft het prioriteit dat de lidstaten een beoordeling maken van de activiteiten die het risico op overstromingen verhogen en de reactiesnelheid, mobiliteit en flexibiliteit van de interventies verhogen. Tot slot wil ik benadrukken hoe belangrijk het is dat de burger op de hoogte wordt gehouden over en kan deelnemen aan de acties en plannen voor het omgaan met overstromingen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit solidariteitsinstrument is in het verleden gebruikt – met name in mijn land, waar Madeira steun ontving na de hevige regenval daar in februari 2010 – en nu ligt het zeer voor de hand om die vrij te maken in een poging de gevolgen die natuurrampen altijd hebben voor de bevolking van de getroffen landen te beperken.
Alajos Mészáros (PPE), schriftelijk. – (HU) Vanwege de hevige regenval van vorig jaar is er in de Midden-Europese landen een rampzalige situatie ontstaan. De rivieren zijn uit hun oevers getreden en hebben straten en woonhuizen overstroomd. Mensen zijn straatarm geworden, en velen van hen zijn bijna alles kwijtgeraakt. Daarom was het op dat moment cruciaal om snel de toestand op te nemen en hulp te verlenen. Slowakije, Hongarije, Polen, Tsjechië, Kroatië en Roemenië hebben steun gevraagd van de Europese Unie, zodat ze met behulp van het Solidariteitsfonds de mensen in nood kunnen helpen. Ik ben zeer verheugd dat ook het Europees Parlement deze situatie heeft erkend en deze landen ook wilde helpen. Daarom vind ik het belangrijk om het voorstel voor een besluit te steunen, en bij dezen wil ik iedereen bedanken die toen zijn of haar solidariteit heeft betuigd aan mijn Midden-Europese medeburgers. Dank u wel.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Door de zware regenval in augustus 2010 als gevolg waarvan rivieren buiten hun oevers traden en mensen hun huizen moesten verlaten, heeft Tsjechië in oktober 2010 verzocht om steun uit het Solidariteitsfonds. De drempelwaarde van 0,6 procent van het bruto nationaal inkomen werd weliswaar niet overschreden, maar toch heeft het grootste deel van de bevolking hierdoor schade geleden en is de stabiliteit in de regio ook zwaar onder druk komen te staan. Belangrijke sectoren als de toeristenindustrie en het bedrijfsleven hebben veel schade geleden. Door deze steun kan een deel van de kosten van de noodmaatregelen voor het herstel van de infrastructuur worden gedekt. Daarom steun ik dit voorstel.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. − (RO) Afgelopen zomer had het grootste deel van Roemenië te lijden onder ernstige overstromingen en aardverschuivingen. De schade is geschat op ongeveer 900 miljoen euro, dat wil zeggen bijna 0,7 procent van het Roemeense bni. De hulp uit het Solidariteitsfonds is welkom en zal bijdragen aan het verzachten van de gevolgen van de catastrofe maar ook aan preventie van nieuwe natuurrampen. Het Solidariteitsfonds is een van de concrete voorbeelden voor onze burgers van het belang van gemeenschappelijk optreden op Europees niveau.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) De Commissie stelt voor om middelen beschikbaar te stellen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie ten gunste van Polen, Slowakije, Hongarije, de Tsjechische Republiek, Kroatië en Roemenië overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (IIA). Krachtens het IIA mag uit het Solidariteitsfonds een jaarlijks maximumbedrag van 1 miljard euro beschikbaar worden gesteld. Naast dit voorstel om het Solidariteitsfonds van de Europese Unie vrij te maken ten gunste van Polen, Slowakije, Hongarije, de Tsjechische Republiek, Kroatië en Roemenië heeft de Commissie tevens een ontwerp van gewijzigde begroting (A7-0115/2011) ingediend. Uit het verslag blijkt duidelijk dat alle verzoeken om bijstand voldoen aan de bij Verordening (EG) nr. 2012/2002 vastgestelde subsidiabiliteitscriteria. Ik heb daarom gestemd voor beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie ten bedrage van 105 567 155 euro voor Polen, 20 430 841 euro voor Slowakije, 22 485 772 euro voor Hongarije, 5 111 401 euro voor de Tsjechische Republiek, 3 825 983 euro voor Kroatië, en 24 967 741 euro voor Roemenië, wat uitkomt op een totaal van 182 388 893 euro aan vastleggings- en betalingskredieten.
Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. − (RO) De directe kosten van de overstromingen van 2010 in Polen, Slowakije, Tsjechië, Hongarije, Kroatië en Roemenië zijn 5 512 719 662 euro. Ik heb voor dit verslag gestemd opdat het toekennen van 182,4 miljoen euro uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie wordt goedgekeurd. Ik was het niet eens met de bron van financiering, de zogenaamde ‘negatieve reserve’ die de Raad heeft voorgesteld, maar ik heb voor het voorstel van de Raad gestemd omdat ik vind dat de slachtoffers van overstromingen niet het slachtoffer mogen worden van een interinstitutionele strijd tussen de lidstaten en het Europees Parlement.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Deze kwestie betreft de verzoeken om bijstand die door Polen, Slowakije, Hongarije, de Tsjechische Republiek, Roemenië en Kroatië (als kandidaat-lidstaat) zijn ingediend voor dekking van de aanzienlijke schade die is aangericht door de rampzalige overstromingen in deze landen in mei, juni en juli 2010. Aangezien alle verzoeken voldoen aan de bij Verordening (EG) nr. 2012/2002 vastgestelde subsidiabiliteitscriteria heb ik gestemd voor dit voorstel om middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie vrij te maken voor de toekenning van 182 388 893 euro aan de landen in kwestie, in de verwachting dat deze steun ertoe kan bijdragen de wederopbouw van de getroffen gebieden te bespoedigen en het leed van de bevolking daarvan te verzachten.
Zuzana Roithová (PPE), schriftelijk. − (CS) Ik heb met het grootste genoegen voor het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie gestemd ten behoeve van Polen, Slowakije, Hongarije, de Tsjechische Republiek, Kroatië en Roemenië. Alle genoemde landen werden vorig jaar getroffen door ernstige overstromingen als gevolg van langdurige slagregens die tevens aardverschuivingen veroorzaakten, talrijke mensen het leven hebben gekost en schade hebben berokkend aan woningen, bedrijven, landbouwgebieden, de spoor- en wegeninfrastructuur, alsook de infrastructuur als geheel. Hoewel de voorgestelde hulpbedragen voor het leeuwendeel van de landen slechts een fractie van de totale opgelopen schade vertegenwoordigen, gaat het om het aanzienlijke bedrag van in totaal 182 miljoen euro. Ondersteuning van de inwoners van door natuurrampen getroffen gebieden is de raison d’être van het Solidariteitsfonds, daar heeft de EU het voor opgericht. Ik wil u allen hartelijk danken voor uw steun voor dit verslag.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voorgestemd. De Commissie stelt voor op grond van punt 26 van het Interinstitutioneel Akkoord (IIA) van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie beschikbaar te stellen voor Polen, Slowakije, Hongarije, Tsjechië, Kroatië en Roemenië. Het IIA staat uitgaven uit het fonds toe tot het jaarlijkse maximum van 1 miljard euro. Naast dit voorstel om middelen uit het Solidariteitsfonds beschikbaar te stellen voor Polen, Slowakije, Hongarije, Tsjechië, Kroatië en Roemenië, heeft de Commissie een ontwerp van gewijzigde begroting (OGB nr. 1/2011 van 14 januari 2011) ingediend om in de begroting 2011 de vereiste vastleggings- en betalingskredieten op te nemen, overeenkomstig punt 26 van het IIA.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor dit document gestemd omdat ik van mening ben dat het Solidariteitsfonds van de Europese Unie moet worden aangewend voor de landen die schade hebben opgelopen na de overstromingen die in 2010 een groot deel van Centraal- en Oost-Europa troffen.
Landen als Polen, Slowakije, Hongarije, Tsjechië, Kroatië en Roemenië hebben enorme kosten gemaakt na de zware regenval die grote schade heeft toegebracht aan hun infrastructuur. Zo is Polen in mei en juni 2010 getroffen door twee opeenvolgende overstromingsgolven van de belangrijkste rivieren, die aanzienlijke schade hebben toegebracht aan de landbouwsector, de openbare infrastructuur en cultureel erfgoedlocaties. De totale schade bedroeg bijna drie miljard euro. De prioriteit is om de regio’s die het zwaarst zijn getroffen door de overstromingen van vorig jaar er weer bovenop te helpen, zodat hun productiestelsels zonder verdere vertraging weer op gang kunnen worden gebracht.
Olga Sehnalová (S&D), schriftelijk. − (CS) De overstromingen in 2010 hebben niet in alle getroffen Europese landen dezelfde schade aangericht. Zo werd in Tsjechië slechts een relatief klein gebied getroffen, wat echter niet wegneemt dat de overstromingen in dat concrete gebied niet minder vernietigend waren dan in het buurland Polen. Ik heb dan ook voor beschikbaarstelling van middelen gestemd op basis van de door Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad geboden uitzondering voor buitengewone situaties. Ik heb voor goedkeuring van het verslag gestemd en daarmee mede voor beschikbaarstelling van middelen aan Tsjechië, alsook aan Kroatië dat op soortgelijke manier getroffen werd.
Joanna Senyszyn (S&D), schriftelijk. – (PL) Ik heb het verslag betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie overeenkomstig punt 26 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer, gesteund. EU-steun voor landen die getroffen zijn door natuurrampen is ontzettend belangrijk. De ramp heeft schade veroorzaakt met een waarde van meer dan 2,9 miljard euro. De financiële steun van de EU helpt bij de wederopbouw van de gemeenschapsvoorzieningen die door de ramp zijn vernietigd: waterleiding, riolering, wegen en bruggen. Sinds de ramp is bijna een jaar verstreken. Hulp is nog steeds noodzakelijk en moet sneller ter beschikking worden gesteld. Hiertoe moeten de toekenningsprocedures voor financiële steun uit het Solidariteitsfonds worden verkort.
Aanbeveling: Luis Manuel Capoulos Santos (A7-0056/2011)
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik ben voor dit verslag, aangezien erin gepleit wordt voor een verantwoorde visserij in de visserijzone van de Comoren op basis van een beleid waarbij geen onderscheid gemaakt wordt tussen de verschillende vloten die in die zone aanwezig zijn, naast het feit dat er een dialoog over noodzakelijke hervormingen wordt aangegaan. Ik ben ook voor dit verslag omdat het een stap voorwaarts betekent ten opzichte van de eerdere overeenkomst doordat het erin voorziet dat de toepassing van het protocol opgeschort wordt in het geval van schending van de mensenrechten. Maar aangezien dit protocol tot doel heeft het partnerschap en de samenwerking in de visserijsector te versterken met gebruikmaking van alle beschikbare financieringsinstrumenten, wil ik erop wijzen dat we dringend behoefte hebben aan een kader dat gunstig is voor de ontwikkeling van de investeringen in deze sector en voor het beter benutten van de productie van de kleinschalige visserij in deze sector.
George Becali (NI), schriftelijk. − (RO) Ik heb dit verslag gesteund omdat het een verbintenis markeert om overal waar EU-vaartuigen actief zijn verantwoordelijke en duurzame visserij te bevorderen, op basis van een grondige evaluatie van de beschikbare bestanden, en door ervoor te zorgen dat de te benutten vangstmogelijkheden door betrouwbare wetenschappelijke adviezen worden ondersteund en alle risico’s op uitputting van de lokale bestanden uitsluiten. De Unie van de Comoren wordt beschouwd als een van de minst ontwikkelde landen, met een economie die in grote mate afhankelijk is van buitenlandse schenkingen en technische bijstand. Hoewel de exploiteerbare bestanden in de Comorese EEZ, voornamelijk grote diepzeevissen, geschat worden op 33 000 ton per jaar, bedraagt de jaarlijkse vangst van de lokale vissers circa 16 000 ton, die volledig op de lokale markt wordt afgezet. Het nieuwe protocol is voornamelijk bedoeld om vast te stellen welke vangstmogelijkheden de EU-vloot krijgt in ruil voor toegangsrechten en sectorale steun, en om de samenwerking tussen de EU en de UvdC voort te zetten, teneinde een partnerschapskader in te stellen voor de ontwikkeling van een duurzaam visserijbeleid en de verantwoorde exploitatie van de visbestanden in de Comorese visserijzone, wat in het belang van beide partijen is.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) De sluiting van bilaterale visserijovereenkomsten tussen de Europese Unie en niet-lidstaten, ‘partnerschapsovereenkomsten inzake visserij’ genoemd, is een gangbare praktijk in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Ik heb voorgestemd omdat ik meen dat het nieuwe protocol voor de partnerschapsovereenkomst inzake visserij met de Unie van de Comoren ook in het belang van beide partijen is. Enerzijds vergroot het de vangstmogelijkheden van de EU-vloot in de Comorese visserijzone omdat alle risico’s van uitputting van de lokale bestanden in het gebied worden uitgesloten. Anderzijds wijst de EU fondsen toe voor de ontwikkeling van het sectorale visserijbeleid van de Comoren.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben het eens met het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Unie van de Comoren. Ik beschouw het genoemde protocol als positief, aangezien het een duurzame en verantwoorde visserij in de territoriale wateren van de Comoren bevordert en de belangen van beide partijen dient door vangstmogelijkheden toe te kennen aan vaartuigen uit de EU in ruil voor belangrijke ondersteuning van de sector voor de gemeenschap in de archipel van de Comoren.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb gestemd voor de aanbeveling over de visserijovereenkomst EG-Comoren, aangezien de partijen zich verbinden tot bevordering van een duurzame en verantwoorde visserij in de visserijzone van de Comoren en ze voorziet in een opschortingsclausule in het geval van schending van de mensenrechten in de Unie van de Comoren.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Het huidige protocol bij de visserijovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Unie van de Comoren, een van vele partnerschapsovereenkomsten inzake visserij, waarvan de Europese Unie medeondertekenaar is, is op 31 december 2010 verstreken. Het nieuwe protocol zal voor een periode van drie jaar worden gesloten (2011-2013), die aanvangt op de datum van inwerkingtreding van dit besluit van de Raad over de voorlopige toepassing van het genoemde protocol, na het verstrijken van de geldigheid van het huidige protocol. Met het voorstel voor een beschikking wordt beoogd de aan de vaartuigen uit de Europese Unie geboden vangstmogelijkheden vast te stellen op basis van het beschikbare overschot, alsmede de financiële tegenprestatie voor, afzonderlijk, de toegangsrechten en de ondersteuning van de sector.
Het nieuwe protocol dient de belangen van beide partijen en is erop gericht samenwerking op het gebied van de visserij te versterken met gebruikmaking van alle beschikbare financieringsinstrumenten. Het is echter noodzakelijk gebleken een kader te scheppen dat gunstig is voor de ontwikkeling van de investeringen in deze sector en voor het beter benutten van de productie van de kleinschalige visserij. Net als de rapporteur denk ik dat het Parlement de mogelijkheid moet hebben om de manier waarop het akkoord zich ontwikkelt en wordt nageleefd nauwlettend te blijven volgen, en het is aan de Commissie om het daartoe in staat te stellen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag is gericht op een voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van een protocol dat de voorwaarden vaststelt waarop vissersvaartuigen van de Europese Unie (EU) visserijactiviteiten mogen verrichten in de wateren van de Unie van de Comoren. In de loop der jaren heeft de EU met een aantal landen partnerschapsovereenkomsten in de visserijsector gesloten, en in ruil daarvoor een zekere financiële tegenprestatie geleverd die er in hoofdzaak op gericht is het nationale visserijbeleid te steunen, vooral om bestanden te beschermen. Met de inwerkingtreding van het verdrag van Lissabon heeft het Parlement meer verantwoordelijkheden op zich genomen in deze sector, en nu moeten we onze toestemming geven voor nieuwe visserijovereenkomsten. Aangezien het protocol tussen de EU en de Unie van de Comoren op 31 december 2010 verstreken is, moet het dringend worden vernieuwd. Het onderhavige voorstel dient de belangen van beide partijen, zoals de rapporteur heel goed uitlegt, en daarom heb ik voor het voorstel gestemd. Het is alleen jammer dat het niet eerder het licht heeft gezien.
João Ferreira en Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit verslag steunt het nieuwe protocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Unie van de Comoren, dat een looptijd van drie jaar heeft en waarmee voornamelijk beoogd wordt de aan de vaartuigen uit de EU geboden vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie voor de toegangsrechten en de ondersteuning van de sector vast te stellen. Dit is een overeenkomst betreffende toegangsrechten tot de Comorese wateren voor 70 Europese vaartuigen in ruil voor een financiële tegenprestatie van ongeveer 600 000 euro per jaar, waarbij ongeveer de helft van dit bedrag bestemd is voor de ontwikkeling van de visserijsector van het land. Dit land heeft vrijwel geen andere middelen; 30 000 van zijn 800 000 bewoners zijn van deze sector afhankelijk.
Dat is waar de zogenoemde partnerschapsovereenkomsten op dit gebied het duidelijkst hebben gefaald, wat aanleiding zou moeten geven tot bezinning en beleidsveranderingen. Een machtiging voor de visserij zal worden afgegeven aan 45 vaartuigen voor de tonijnvisserij met de ringzegen – waaronder 22 Franse en 22 Spaanse – en 25 vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug: dat is meer dan het huidige protocol, dat toestemming geeft voor 40 ringzegenvaartuigen en 17 beugvisserijvaartuigen. Portugal heeft nog steeds dezelfde vijf beugvisserijvaartuigen. Frankrijk en Spanje zijn nog altijd de voornaamste begunstigden.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb mij achter dit verslag geschaard omdat de sluiting van bilaterale visserijovereenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en niet-lidstaten – sinds 2004 “partnerschapsovereenkomsten inzake visserij” genoemd – een gangbare praktijk is in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), en een centraal onderdeel vormt van de externe dimensie van het beleid. De financiële tegenprestatie van de EU in het kader van de overeenkomsten met Afrikaanse landen en landen in de Stille Oceaan is in grote mate uitdrukkelijk bedoeld ter ondersteuning van nationale visserijbeleidsmaatregelen die uitgaan van het duurzaamheidsbeginsel en van een goed beheer van de visserijbestanden. De partnerschapsovereenkomsten omvatten daarom de verbintenis om overal waar EU-vaartuigen actief zijn verantwoordelijke en duurzame visserij te bevorderen, op basis van een grondige evaluatie van de beschikbare bestanden, en door ervoor te zorgen dat de te benutten vangstmogelijkheden door betrouwbare wetenschappelijke adviezen worden ondersteund en alle risico’s op uitputting van de lokale bestanden uitsluiten. Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft het Parlement grotere bevoegdheden gekregen op het gebied van partnerschapsovereenkomsten inzake visserij: op grond van artikel 218, lid 6, onder a), van het VEU moet het EP nu vooraf zijn goedkeuring verlenen voor de sluiting van een overeenkomst. Deze voorwaarde vervangt de voormalige gewone raadplegingsprocedure. Ik ben van oordeel dat het voorgestelde nieuwe protocol voor de partnerschapsovereenkomst inzake visserij met de Unie van de Comoren in het belang van beide partijen is.
Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. – (PL) De visserijsector in de regio van de Comoren is bijzonder specifiek van karakter. De vangsten van lokale vissers zijn slechts zelden voldoende om te kunnen voorzien in de levensbehoeften van de plaatselijke samenleving. Dit komt door de slecht ontwikkelde haveninfrastructuur en vissersvloot – als je daar überhaupt al van kunt spreken. De bevolking van de eilanden in dit deel van de Indische Oceaan is bijzonder arm en kampt met hoge werkloosheid. De rapporteur meldt dat de economie vrijwel geheel afhankelijk is van buitenlandse financiële steun. De partnerschapsovereenkomst, waardoor EU-schepen in ruil voor financiële steun mogen vissen in de territoriale wateren van de Comoren, draagt ongetwijfeld bij aan versterking van de economie van deze regio. We moeten echter controleren op welke manier de middelen worden uitgegeven en of zij daadwerkelijk bijdragen aan de verbetering van de situatie in de sector.
Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. – (DE) Het nieuwe protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Unie van de Comoren is erop gericht om het partnerschap en de samenwerking in de visserijsector met alle financiële instrumenten te versterken. Met dit protocol wordt een kader gecreëerd dat bevorderlijk is voor de ontwikkeling van de investeringen in deze sector en de opwaardering van de producten van de ambachtelijke visserij. Ik ben blij met het voorstel voor het sluiten van dit nieuwe protocol.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) De aanbeveling betreffende het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van een nieuw protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Unie van de Comoren heeft als doel om de rol van het Europees Parlement vast te stellen bij het herzien van de overeenkomst. Europa heeft altijd gestreefd naar partnerschapsovereenkomsten inzake visserij en het partnerschap tussen de EU en de Comoren op dit gebied is al sinds 1988 van kracht. Het nieuwe protocol is bedoeld om vast te stellen welke vangstmogelijkheden de EU-vloot krijgt, om een duurzaam visserijbeleid en de verantwoorde exploitatie van de visbestanden te ontwikkelen en om meer te investeren in de visserijsector teneinde de visserijactiviteiten te optimaliseren. Beide verdragsluitende partijen – de EU en de Unie van de Comoren – profiteren van het voorstel voor een besluit van de Raad waarmee de bestaande overeenkomst wordt gewijzigd. Nu het Parlement sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon echter een specifieke rol toebedeeld heeft gekregen bij de uitvoering van de overeenkomsten, lijkt het onvermijdelijk dat we, in alle fasen van het besluitvormingsproces tot aan de definitieve goedkeuring van de overeenkomst, moeten vaststellen bij welke maatregelen het Parlement wordt betrokken.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. De sluiting van bilaterale visserijovereenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en niet-lidstaten – sinds 2004 “partnerschapsovereenkomsten inzake visserij” genoemd – is een gangbare praktijk in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), en vormt een centraal onderdeel van de externe dimensie van het beleid. De financiële tegenprestatie van de EU in het kader van de overeenkomsten met Afrikaanse landen en landen in de Stille Oceaan is in grote mate uitdrukkelijk bedoeld ter ondersteuning van nationale visserijbeleidsmaatregelen die uitgaan van het duurzaamheidsbeginsel en van een goed beheer van de visserijbestanden. De partnerschapsovereenkomsten omvatten daarom de verbintenis om overal waar EU-vaartuigen actief zijn verantwoordelijke en duurzame visserij te bevorderen, op basis van een grondige evaluatie van de beschikbare bestanden, en door ervoor te zorgen dat de te benutten vangstmogelijkheden door betrouwbare wetenschappelijke adviezen worden ondersteund en alle risico’s op uitputting van de lokale bestanden uitsluiten.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Deze nieuwe overeenkomst vervangt de eerder geldende overeenkomst, die op 31 december 2010 is verstreken. Dit type overeenkomst verschaft EU-vissersvaartuigen toegang tot de visserijzones van de Comoren in ruil voor een financiële tegenprestatie. Het grote voordeel van dit type protocol is dat de Europese Unie een helpende hand kan bieden bij de ontwikkeling van deze landen. In dit geval zal ze meer hulp aan de visserijsector bieden, aangezien die sector ongeveer 50 procent van de ingebrachte middelen zal absorberen. We dienen er rekening mee te houden dat ongeveer 30 000 mensen in de Comoren direct afhankelijk zijn van de visserijsector, vandaar het belang van deze steun.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) De visserijovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Comoren is in december 2010 verstreken. Het nieuwe protocol geldt van 2011 tot 2013 en zou voorlopig moeten worden toegepast in afwachting van de goedkeuringsprocedure in het Europees Parlement. Volgens de ontwerpovereenkomst verbinden de partijen zich tot het bevorderen van verantwoorde visserij in de visserijzone van de Comoren, zonder de verschillende vloten die in die wateren actief zijn te discrimineren. Wat de vangstmogelijkheden betreft, zullen 45 vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen en 25 vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug toestemming krijgen om te vissen. De nieuwe overeenkomst bevat in tegenstelling tot de vorige een clausule die het mogelijk maakt de uitvoering van het protocol te onderbreken in het geval van mensenrechtenschendingen. Ik ben van mening dat het nodig is het partnerschap en de samenwerking in de visserijsector te versterken met behulp van alle beschikbare financiële instrumenten. Daarom heb ik voorgestemd.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) De sluiting van bilaterale visserijovereenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en niet-lidstaten – sinds 2004 de ‘partnerschapsovereenkomsten inzake visserij’ genoemd – is een gangbare praktijk in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), en vormt een centraal onderdeel van de externe dimensie van dat beleid.
Dit voorstel voor een nieuw protocol voor de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Unie van de Comoren maakt integraal deel uit van de externe dimensie van het GVB, en is in het belang van beide partijen.
In het onderhavige verslag worden de volgende aanbevelingen gedaan die relevant geacht worden:
· de Commissie moet het Parlement voorzien van de conclusies van de vergaderingen en de werkzaamheden van het gemengd comité zoals bedoeld in artikel 9 van de overeenkomst, het meerjarige sectorale programma als vermeld in artikel 7, lid 2, van het protocol, en van de resultaten van de jaarlijkse evaluaties;
· vertegenwoordigers van het Europees Parlement die optreden als waarnemers moet worden toegestaan de vergaderingen en werkzaamheden van het gemengd comité zoals bedoeld in artikel 9 van de overeenkomst bij te wonen;
· de Commissie moet vóór de onderhandelingen voor de verlenging van de overeenkomst een verslag indienen bij het Parlement en de Raad over de uitvoering ervan;
· het Parlement en de Raad moeten billijk worden behandeld, zowel wat betreft het recht onmiddellijk en ten volle te worden geïnformeerd als het toezicht op en de evaluatie van de uitvoering van internationale visserijovereenkomsten en de onderhandelingen over de herziening ervan.
Om deze redenen heb ik voor dit verslag gestemd.
Paulo Ranger (PPE), schriftelijk. – (PT) Doel van dit protocol is vervanging van het protocol dat als bijlage ging bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Unie van de Unie van de Comoren, die is afgelopen op 31 december 2010. Het nieuwe protocol is voornamelijk bedoeld om vast te stellen welke vangstmogelijkheden de EU-vloot krijgt in ruil voor toegangsrechten en sectorale steun, en om de samenwerking tussen de Europese Unie en de Unie van de Comoren voort te zetten, teneinde een partnerschapskader in te stellen voor de ontwikkeling van een duurzaam visserijbeleid en de verantwoorde exploitatie van de visbestanden in de Comorese visserijzone. Uitgaande van het nieuwe protocol is de totale jaarlijkse financiële tegenprestatie van de EU 1 845 750 euro voor de gehele periode van drie jaar. Ook wordt beoogd investeringen in de visserijsector te ontwikkelen met het oog op de optimalisering van kleinschalige visserijactiviteiten. Omdat ik geloof dat dit voorstel voor een nieuw protocol voor de Partnerschapsovereenkomst inzake de visserij tussen de Europese Unie en de Unie van de Comoren in het belang van beide partijen is, heb ik voor dit voorstel gestemd.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegengestemd. De sluiting van bilaterale visserijovereenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en niet-lidstaten – sinds 2004 “partnerschapsovereenkomsten inzake visserij” genoemd – is een gangbare praktijk in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), en vormt een centraal onderdeel van de externe dimensie van het beleid. De financiële tegenprestatie van de EU in het kader van de overeenkomsten met Afrikaanse landen en landen in de Stille Oceaan is in grote mate uitdrukkelijk bedoeld ter ondersteuning van nationale visserijbeleidsmaatregelen die uitgaan van het duurzaamheidsbeginsel en van een goed beheer van de visserijbestanden. De partnerschapsovereenkomsten omvatten daarom de verbintenis om overal waar EU-vaartuigen actief zijn verantwoordelijke en duurzame visserij te bevorderen, op basis van een grondige evaluatie van de beschikbare bestanden, en door ervoor te zorgen dat de te benutten vangstmogelijkheden door betrouwbare wetenschappelijke adviezen worden ondersteund en alle risico’s op uitputting van de lokale bestanden uitsluiten.
Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft het Parlement grotere bevoegdheden gekregen op het gebied van partnerschapsovereenkomsten inzake visserij: op grond van artikel 218, lid 6, onder a), van het VEU moet het EP nu vooraf zijn goedkeuring verlenen voor de sluiting van een overeenkomst. Deze voorwaarde vervangt de voormalige gewone raadplegingsprocedure. Wij, de groenen, zijn zeer kritisch over de wijze waarop overeenkomsten van dit type tot nu toe ten uitvoer zijn gelegd.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) De sluiting van bilaterale visserijovereenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en niet-lidstaten is een gangbare praktijk in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid en vormt een centraal onderdeel van de externe dimensie van het beleid.
De financiële tegenprestatie van de EU in het kader van de overeenkomsten met Afrikaanse landen en landen in de Stille Oceaan is in grote mate bedoeld ter ondersteuning van nationale visserijbeleidsmaatregelen die uitgaan van het duurzaamheidsbeginsel en van een goed beheer van de visserijbestanden.
De bilaterale betrekkingen in de visserijsector tussen de EG en de UvdC dateren van 1988. In de vandaag aangenomen resolutie wordt onderstreept dat meer informatie over en toezicht van het Europees Parlement op alle stappen van het onderhandelingsproces het partnerschap zou versterken, en een positief effect zou hebben op de ontwikkeling van de visserijsector. Het Parlement en de Raad moeten billijk worden behandeld, zowel wat betreft het recht onmiddellijk en ten volle te worden geïnformeerd als het toezicht op en de evaluatie van de uitvoering van internationale visserijovereenkomsten en de onderhandelingen over de herziening ervan.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. – (DE) De visserijvloot van de EU is wereldwijd actief. Sinds 1988 bestaan er bilaterale betrekkingen tussen de huidige EU en de Unie van de Comoren. Met de huidige herziening van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij van 2006 in het kader van de verlenging hiervan, zijn ook de basisprincipes van duurzaam visserijbeleid en een verantwoord gebruik van de visserijbestanden in de Comorese zone in de overeenkomst opgenomen. Dit is niet alleen verheugend, maar ook noodzakelijk, indien de EU en haar gemeenschappelijk visserijbeleid geloofwaardig wil zijn. In deze context moet ook het verzoek van de rapporteur om meer informatie en controle van de kant van het Parlement nadrukkelijk worden ondersteund. Ik heb daarom met dit verslag ingestemd.
Aanbeveling: Emilio Menéndez del Valle (A7-0067/2011)
Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. − (RO) De verbetering van de Euro-mediterrane overeenkomst kan bijdragen aan de economische en politieke stabiliteit van de regio, met het oog op het consolideren van een gezamenlijke ruimte waarin waarden als vrede, justitie, gelijkheid, vrijheid en democratie leidend zijn. De opzet van een standaardmechanisme voor geschillenbeslechting heeft als doel te zorgen voor gestroomlijnde en doeltreffende beroepsprocedures binnen strikte termijnen, hetgeen onze bilaterale handelsbetrekkingen veiliger en meer voorspelbaar kan maken en een verdere stap vormen in de richting van de opzet en goede werking van de Euromed-vrijhandelszone. Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Ik heb vóór deze resolutie gestemd omdat een doeltreffend mechanisme dient te worden vastgesteld voor de beslechting van handelsgeschillen tussen de Europese Unie en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië. Het voorgestelde mechanisme is geënt op de geschillenbeslechtingsmechanismen van de meest recente overeenkomsten die door de Europese Unie gesloten zijn, en die in overeenstemming zijn met de regels en procedures voor geschillenbeslechting van de Wereldhandelsorganisatie. Dit mechanisme zal de goede werking van de Euromed-vrijhandelszone bevorderen, maar vooral stabiliteit aanbrengen in de bilaterale handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Verbeteringen van de Euro-mediterrane overeenkomsten hebben zonder uitzondering een belangrijke impact op de economische en politieke stabiliteit van de betrokken landen, en dragen bij tot vele sociale en democratische verworvenheden. Daarom ook juich ik alle inspanningen toe die hierop gericht zijn. Gezien de onvolledige oplossing van bepaalde geschillen in het kader van de handelsbepalingen van de Euro-mediterrane overeenkomst tot instelling van een partnerschap tussen Europese Gemeenschappen en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, moet erkend worden dat de diplomatieke benadering hier niet efficiënt geweest is. Daarom ben ik het ermee eens dat er een mechanisme voor een eenvoudig en doeltreffend gebruik van de middelen nodig is. Ik sta dan ook achter het ontwerpbesluit van de Raad over de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een protocol tussen de Europese Unie en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië. Doel van dit protocol is de instelling van een mechanisme voor geschillenbeslechting dat kan worden toegepast bij geschillen in het kader van de handelsbepalingen van deze Euro-mediterrane overeenkomst.
Diego Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De Euro-mediterrane overeenkomsten bevatten bepalingen voor het liberaliseren van de goederenhandel, maar de regels voor het beslechten van geschillen die uit de overeenkomsten voortvloeien, steunden vooral op diplomatie en konden gemakkelijk geblokkeerd worden door de ‘laederende’ partij. In 2006 machtigde de Raad de Commissie om onderhandelingen te openen met zijn mediterrane partners over een passend mechanisme voor geschillenbeslechting. Het voorgestelde mechanisme is geënt op de mechanismen voor geschillenbeslechting van de meest recente overeenkomsten van de Europese Unie binnen de Wereldhandelsorganisatie. Op 9 december 2009 werd een ontwerpovereenkomst met Jordanië geparafeerd.
Ik sta achter het mechanisme voor geschillenbeslechting, en ik hoop dat zijn werking eerder afschrikwekkend dan onderdrukkend zal zijn. Ik hoop ook dat Jordanië het hoofd zal weten te bieden aan de instabiliteit in de regio, en dat het de gematigde en verantwoordelijke partner zal blijven die het altijd geweest is ten tijde van de regeerperioden van koning Hussein en koning Abdullah II.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Deze aanbeveling is gebaseerd op een ontwerpbesluit van de Raad over de sluiting van een protocol tussen de Europese Unie en Jordanië, met als doel de instelling van een mechanisme voor geschillenbeslechting als deel van de Euro-mediterrane overeenkomst. Over het algemeen heeft het oplossen van handelsconflicten tussen landen langs diplomatieke weg niet altijd het gewenste effect gehad. Daarom zijn er in het kader van de Euro-mediterrane regio onderhandelingen geopend tussen de Europese Unie en zijn mediterrane partners, in het bijzonder met Jordanië De betreffende ontwerpovereenkomst werd ondertekend op 9 december 2009 op de conferentie van Euro-mediterrane ministers van Handel in Brussel. Ik stem voor dit voorstel voor een wetgevingsresolutie van het Europees Parlement, want het is duidelijk dat dit de betrekkingen tussen de staten op het punt van de vrijhandel aanzienlijk zal verbeteren en dat het bevorderlijk zal zijn voor de politieke en economische stabiliteit van de regio. Daarom juich ik de nieuwe overeenkomst toe, in de hoop dat er na haar inwerkingtreding geen enkel conflict meer zal ontstaan tussen de Europese Unie of haar lidstaten en het koninkrijk Jordanië.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Zoals is gezegd in de toelichting op dit verslag, werd voor de beslechting van de geschillen die voortvloeiden uit de Euro-mediterrane overeenkomsten uitsluitend uitgegaan van een diplomatieke benadering. Het voorgestelde ‘alternatieve’ model past in de denktrant die binnen de Wereldhandelsorganisatie gestimuleerd wordt. Vanuit die gedachte wordt er, met het oog op de efficiëntie, naar gestreefd om voorbij te gaan aan de nationale soevereiniteit, aan de beslechting van geschillen door respect voor de specifieke kenmerken van ieder land, en aan het recht van deze landen om hun belangen en die van hun bevolking te beschermen. Het beslechten van geschillen langs diplomatieke weg garandeert een gelijke behandeling tussen de landen. Dit principe wordt ondermijnd door het genoemde mechanisme, dat de kapitaalstroom stimuleert en economische macht boven politieke macht stelt, dat de belangen van het kapitaal boven de belangen van landen en hun bevolking stelt.
Het feit dat wij dit mechanisme en zijn implicaties verwerpen is des te meer gerechtvaardigd omdat dit het resultaat is van de sluiting van een overeenkomst waarvan het wettelijke karakter uit hoofde van het Verdrag van Lissabon aanvechtbaar is en die hoe dan ook betreurenswaardig is, daar hij gesloten is tussen de Europese Unie en het regime van koning Abdullah, dat de opkomende, vreedzame jongerenbeweging die om hervormingen en democratische vrijheden vraagt, nog steeds gewelddadig onderdrukt.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Tot nu toe werd voor de beslechting van uit de Euro-mediterrane overeenkomsten voortvloeiende geschillen uitsluitend uitgegaan van een diplomatieke benadering. Het voorgestelde ‘alternatieve’ model past in de denktrant die binnen de Wereldhandelsorganisatie gestimuleerd wordt. Vanuit die gedachte wordt er, met het oog op de efficiëntie, naar gestreefd om voorbij te gaan aan de nationale soevereiniteit, aan de beslechting van geschillen door respect voor de specifieke kenmerken van ieder land, en aan het recht van deze landen om hun belangen en die van hun bevolking te beschermen. Het beslechten van geschillen langs diplomatieke weg garandeert een gelijke behandeling tussen de landen. Dit principe wordt ondermijnd door het genoemde mechanisme, dat de kapitaalstroom stimuleert en economische macht boven politieke macht stelt, dat de belangen van het kapitaal boven de belangen van landen en hun bevolking stelt.
Het feit dat wij dit mechanisme en zijn implicaties verwerpen is des te meer gerechtvaardigd omdat dit het resultaat is van de sluiting van een overeenkomst waarvan het wettelijke karakter uit hoofde van het Verdrag van Lissabon aanvechtbaar is en die hoe dan ook betreurenswaardig is, daar hij gesloten is tussen de Europese Unie en het regime van koning Abdullah, dat de opkomende, vreedzame jongerenbeweging die om hervormingen en democratische vrijheden vraagt, nog steeds gewelddadig onderdrukt.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. De opzet van een standaardmechanisme voor geschillenbeslechting is een goede zaak, aangezien dit zorgt voor gestroomlijnde en doeltreffende beroepsprocedures binnen strikte termijnen. De rapporteur meent dat deze verbeteringen aan de vrijhandelsovereenkomsten met Euromed-partners een bijdrage kunnen leveren tot de economische en politieke stabiliteit in deze belangrijke regio om te komen tot “één enkele oever” van vrede, ontwikkeling, rechtvaardigheid, gelijkheid, vrijheid, pluralisme, democratie en respect. Bovendien kan de adequate toepassing van dit mechanisme onze bilaterale handelsbetrekkingen veiliger en meer voorspelbaar maken en een verdere stap vormen in de richting van de opzet en goede werking van de Euromed-vrijhandelszone.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Het verleden toont aan dat de diplomatie er niet in geslaagd is om de verschillende soorten geschillen die er bestaan op doeltreffende wijze te beslechten. Ik juich de opzet van een standaardmechanisme voor geschillenbeslechting dan ook toe, dat moet zorgen voor gestroomlijnde en doeltreffende beroepsprocedures binnen strikte termijnen. Ik ben het met de rapporteur eens dat deze verbeteringen van de Euro-mediterrane vrijhandelsovereenkomsten kunnen bijdragen aan de economische en politieke stabiliteit in de regio, om te komen tot “één enkele oever” van vrede, ontwikkeling, rechtvaardigheid, gelijkheid, vrijheid, pluraliteit, democratie en respect. Als dit mechanisme adequaat wordt toegepast, zou het bovendien de veiligheid en de voorspelbaarheid van onze bilaterale handelsbetrekkingen kunnen vergroten. Het is ook een stap verder naar de instelling en goede werking van de Euro-mediterrane vrijhandelszone.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik weet dat het voorgestelde mechanisme is geënt op de geschillenbeslechtingsmechanismen van de meest recente overeenkomsten die door de Europese Unie gesloten zijn alsook op het WTO-memorandum. Bilaterale handelsovereenkomsten moeten altijd volledig in overeenstemming zijn met het multilateraal handelssysteem. De Commissie moet ervoor zorgen dat de uitvoering doeltreffend is. Aanslepende geschillen hebben nadelige gevolgen voor het bedrijfsleven. Daarom heb ik voorgestemd.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Via dit verslag stemt het Europees Parlement in met het opzetten van een standaardmechanisme voor geschillenbeslechting. Dat mechanisme zal zorg dragen voor gestroomlijnde en doeltreffende beroepsprocedures binnen strikte termijnen als er met betrekking tot de handelsbepalingen van de Euro-mediterrane overeenkomst conflicten ontstaan tussen de Europese Gemeenschappen en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië. Tot nu toe werd voor de beslechting van uit de Euro-mediterrane overeenkomsten voortvloeiende geschillen uitsluitend uitgegaan van een diplomatieke benadering. In de praktijk is dit niet efficiënt en het heeft tot situaties geleid waarbij geschillen onopgelost bleven omdat deze door de laedens gemakkelijk geblokkeerd konden worden. De verbeteringen aan de vrijhandelsovereenkomsten met Euromed-partners kunnen een bijdrage leveren tot economische en politieke stabiliteit in deze belangrijke regio om te komen tot ‘één enkele oever’ van vrede, ontwikkeling, rechtvaardigheid, gelijkheid, vrijheid, pluralisme, democratie en respect. Bovendien kan de adequate toepassing van dit mechanisme onze bilaterale handelsbetrekkingen veiliger en meer voorspelbaar maken en een verdere stap vormen bij het verwezenlijken van een goed functionerende Euromed-vrijhandelszone. Om al deze redenen heb ik vóór dit verslag gestemd.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor de sluiting van deze overeenkomst tussen de EU en Jordanië gestemd. Het is de bedoeling een standaardmechanisme op te zetten voor het beslechten van geschillen voortvloeiende uit de handelsbepalingen van de Euro-mediterrane overeenkomsten. Tot nu toe werd voor de beslechting van uit de Euro-mediterrane overeenkomsten voortvloeiende geschillen uitsluitend uitgegaan van een diplomatieke benadering. In de praktijk is dit niet efficiënt en het heeft tot situaties geleid waarbij geschillen onopgelost bleven omdat deze gemakkelijk geblokkeerd konden worden. Ik hoop dat de toepassing van dit standaardmechanisme voor geschillenbeslechting de handelsbetrekkingen tussen de EU en Jordanië veiliger en meer voorspelbaar zullen maken.
Tokia Saïfi (PPE) , schriftelijk. – (FR) In het kader van de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de EG en Jordanië worden eventuele handelsgeschillen tussen twee partijen, met de EG aan de ene kant en Jordanië aan de andere kant, momenteel nog altijd via diplomatieke weg geregeld. Deze methode is niet efficiënt en ondoorzichtig en daarom heb ik gestemd voor het instellen van een standaardmechanisme voor geschillenbeslechting waardoor deelnemers aan beide kanten van de Middellandse Zee handel kunnen drijven in een veiliger en voorspelbaarder klimaat. Dit standaardmechanisme is gebaseerd op de oplossingen die door de Wereldhandelsorganisatie worden bepleit in haar memorandum inzake geschillenbeslechting, alsook op de protocollen die onderdeel uitmaken van onlangs door de EU afgesloten bilaterale handelsovereenkomsten.
Tot slot zullen door het opnemen van dergelijke protocollen in een groeiend aantal overeenkomsten gelijke mededingingsvoorwaarden worden geschapen voor zowel de Europese handelsdeelnemers, als hun partners in derde landen.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. – (DE) De aanleiding voor deze onderhandelingen was de tot nu toe feitelijk rechtsvrije ruimte waardoor er voor geschillen tussen de EU en de landen van het Middellandse Zeegebied geen procedurele steun bestond. Het mechanisme voor geschilbeslechting is gebaseerd op de internationaal gebruikelijke procedureregels. Omdat de weg die tot nu toe werd bewandeld tot onoplosbare problemen heeft geleid, heb ik de aanbeveling van de rapporteur opgevolgd.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Ik heb vóór deze resolutie gestemd omdat een doeltreffend mechanisme dient te worden vastgesteld voor de beslechting van handelsgeschillen tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko. Het voorgestelde mechanisme is geënt op de geschillenbeslechtingsmechanismen van de meest recente overeenkomsten die door de Europese Unie gesloten zijn, en die in overeenstemming zijn met de regels en procedures voor geschillenbeslechting van de Wereldhandelsorganisatie. Dit mechanisme zal stabiliteit aanbrengen in de bilaterale handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Alle verbeteringen van de Euro-mediterrane overeenkomsten hebben belangrijke gevolgen voor de economische en politieke stabiliteit van de betrokken landen, met al de maatschappelijke en democratische voordelen die daaruit voortvloeien. Er zijn met betrekking tot de handelsbepalingen van de Euro-mediterrane overeenkomst die een associatie tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko tot stand brengt geschillen ontstaan, en sommige daarvan zijn niet bevredigend opgelost. Het op diplomatieke leest geschoeide systeem voor geschilbeslechting is inefficiënt gebleken. Ik ben het er daarom mee eens dat er een mechanisme moet worden opgezet voor een gestroomlijnde en doeltreffende verwerking van beroepsprocedures. Ik sluit me dus aan bij dit ontwerpbesluit van de Raad betreffende de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko tot vaststelling van een regeling inzake de beslechting van geschillen.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. − (RO) Aangezien de huidige normen voor geschillenbeslechting uitgaan van een diplomatieke benadering en eenvoudig kunnen worden geblokkeerd door de partij die zijn verplichtingen niet nakomt, ben ik van mening dat het aannemen van deze overeenkomst de handelsrelaties tussen de EU en Marokko veiliger en voorspelbaarder maakt, hetgeen zowel voor bedrijven als consumenten voordelig is. De aanneming van de overeenkomst is in lijn met de Euro-mediterrane routekaart voor de handel na 2010.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Net als de overige overeenkomsten ontbeerde ook de overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko een goed systeem voor geschilbeslechting, en dat droeg uiteraard bij tot een minder dan optimaal vertrouwen in deze overeenkomst. Het vertrouwen van partijen in een rechtvaardige oplossing van geschillen werd zo aangetast. Ik hoop dat het nu voorziene mechanisme in werking zal treden en dat dit zal bijdragen tot meer vertrouwen bij de partijen. Ik hoop ook dat het Koninkrijk Marokko de door Hassan II in gang gezette, en door Mohammed VI gesteunde hervormingen zal voortzetten.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Deze aanbeveling heeft betrekking op een ontwerpbesluit van de Raad betreffende de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Unie (EU) en het Koninkrijk Marokko tot vaststelling van een regeling inzake de beslechting van geschillen voortvloeiende uit de Euro-mediterrane overeenkomst. De oplossing van handelsgeschillen via diplomatieke wegen heeft niet altijd de gewenste resultaten opgeleverd. Daarom zijn er binnen de Euro-mediterrane sfeer tussen de EU en de partners in die regio, in dit geval Marokko, onderhandelingen van start gegaan. Op 9 december 2009 werd op de Euro-mediterrane conferentie van de ministers van Handel in Brussel in Brussel een ontwerpovereenkomst met Marokko geparafeerd, die op 7 maart 2010 op de top EU-Marokko bevestigd is. Ik sluit me aan bij dit ontwerp voor een wetgevingsresolutie van het Europees Parlement. Ik geloof dat de vrijhandelsbetrekkingen tussen de staten op deze wijze aanzienlijk verbeterend kunnen worden, en dat dit zal bijdragen tot meer politieke en economische stabiliteit in de regio. Ik ben daarom tevreden met deze nieuwe overeenkomst, en ik hoop dat er na de inwerkingtreding ervan geen nieuwe conflicten tussen de EU – of haar lidstaten – en Marokko zullen ontstaan.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Zoals in de toelichting bij dit verslag vermeld, werd voor de beslechting van uit de Euro-mediterrane overeenkomsten voortvloeiende geschillen uitsluitend uitgegaan van een diplomatieke benadering. Het ‘alternatieve’ model dat ons nu wordt voorgesteld sluit aan bij de filosofie zoals die bij de Wereldhandelsorganisatie wordt gepropageerd. Dat model zou efficiënter zijn, maar het gaat er eigenlijk om de nationale soevereiniteit buiten werking te stellen. Bij de oplossing van geschillen wordt dan geen rekening met de specifieke omstandigheden van elk land en het recht van elk land om de eigen belangen en die van het eigen volk te verdedigen. Geschiloplossing via diplomatieke weg garandeerde de gelijke behandeling van landen. Dit mechanisme echter ondermijnt dat beginsel: het kapitaalverkeer krijgt voorrang, economische macht gaat vóór politieke macht, en het belang van het kapitaal vóór het belang van landen en hun bevolking.
Ons verzet tegen dit mechanisme en alles wat ermee samenhangt vindt een extra rechtvaardiging in het feit dat het een voortvloeisel is van een vrijhandelsovereenkomst met Marokko, een land dat de Westelijke Sahara blijft bezetten en inkomsten ontleent aan hulpmiddelen die niet tot Marokko behoren. Daarmee schendt Marokko het internationale recht, temeer omdat het de bevolking van de Westelijke Sahara, de Sarahwi, het zelfbeschikkingsrecht ontzegt.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit verslag heeft betrekking op het instellen van een mechanisme voor geschilbeslechting, wat een wijziging van de huidige aanpak met zich meebrengt. Zoals in de toelichting bij dit verslag vermeld, werd voor de beslechting van uit de Euro-mediterrane overeenkomsten voortvloeiende geschillen uitsluitend uitgegaan van een diplomatieke benadering.
De Commissie stelt nu een ‘alternatief’ model voor dat aansluit bij de filosofie zoals die bij de Wereldhandelsorganisatie wordt gepropageerd. Dat model zou efficiënter zijn, maar het gaat er eigenlijk om de nationale soevereiniteit buiten werking te stellen. Bij de oplossing van geschillen wordt dan geen rekening met de specifieke omstandigheden van elk land en het recht van elk land om de eigen belangen en die van het eigen volk te verdedigen.
Geschiloplossing via diplomatieke weg garandeerde de gelijke behandeling van landen. Dit mechanisme echter ondermijnt dat beginsel: het kapitaalverkeer krijgt voorrang, economische macht gaat vóór politieke macht, en het belang van het kapitaal vóór het belang van landen en hun bevolking.
Ons verzet tegen dit mechanisme en alles wat ermee samenhangt vindt een extra rechtvaardiging in het feit dat het een voortvloeisel is van een vrijhandelsovereenkomst met Marokko, een land dat de Westelijke Sahara blijft bezetten en inkomsten ontleent aan hulpmiddelen die niet tot Marokko behoren. Daarmee schendt Marokko het internationale recht, temeer omdat het de bevolking van de Westelijke Sahara, de Sarahwi, het zelfbeschikkingsrecht ontzegt. Daarom hebben we tegengestemd.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik steun de rapporteur, die voorstelt dat het Parlement deze overeenkomst goedkeurt. Aanslepende geschillen hebben nadelige gevolgen voor het bedrijfsleven en voor de eindverbruikers op de beide oevers van de Middellandse Zee.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Het burgeroproer tegen de Arabische despoten heeft de zuidkust van de Middellandse Zee in vuur en vlam gezet. Blijkbaar is dit voor de Europese Unie onvoldoende reden om de instelling van de vrijhandelszone op te schorten die zij met sommige despoten overeen is gekomen. Hiermee hebben we een duidelijk signaal afgegeven: de Europese Unie wenst niet te onderhandelen met de Arabische democratieën die het daglicht zouden kunnen zien. Dat is absurd. Ik stem dan ook tegen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De ervaring heeft ons geleerd dat het oplossen van geschillen met diplomatieke middelen een weinig efficiënte methode is. Ik ben dus heel tevreden met de invoering van een standaardmechanisme voor geschillenbeslechting, aangezien dit zorgt voor gestroomlijnde en doeltreffende beroepsprocedures binnen strikte termijnen. Ik sluit me aan bij de stelling van de rapporteur dat deze verbeteringen aan de vrijhandelsovereenkomsten tussen de EU en Marokko een bijdrage kunnen leveren tot de economische en politieke stabiliteit in deze belangrijke regio om te komen tot “één enkele oever” van vrede, ontwikkeling, rechtvaardigheid, gelijkheid, vrijheid, pluralisme, democratie en respect. Bovendien kan de adequate toepassing van dit mechanisme onze bilaterale handelsbetrekkingen veiliger en meer voorspelbaar maken en een verdere stap vormen bij het verwezenlijken van een goed functionerende vrijhandelszone tussen de EU en Marokko.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Geschillenbeslechting in verband met de overeenkomst tussen Europa en het Middellandse Zeegebied behoorde soms ook tot de taken van de diplomatieke diensten. Nu wil men op EU-niveau mechanismen invoeren waarmee geschillen beslecht kunnen worden en die voor politiek instabiele regio’s, zoals Marokko, van nut kunnen zijn bij de ontwikkeling van een homogene staat die door vrede, ontwikkeling, gerechtigheid, gelijkheid, vrijheid, pluralisme, democratie en respect gekenmerkt wordt. Ik onthoud mij van stemming, omdat de rapporteur niet duidelijk maakt hoe inachtneming van de mechanismen kan worden gewaarborgd.
Cristiana Muscardini (PPE), schriftelijk. − (IT) De vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Marokko dient de weg vrij te maken voor de ontwikkeling, de stabilisatie en het herstel van de economie van de hele Noord-Afrikaanse regio. De EU kan en mag de kans niet aan zich voorbij laten gaan om het initiatief te nemen voor een geactualiseerd handelsbeleid ter ondersteuning van de landen die te maken hebben gekregen met politieke en sociale crises die ernstige gevolgen hebben voor de nationale economieën en zodoende ook voor onze investeringen in die landen.
Dankzij deze stemming over een gestroomlijnd en doeltreffend standaardmechanisme voor geschillenbeslechting worden de Europese investeringen in Marokko beter beschermd. Deze investeringen zijn essentieel voor het economisch welzijn van vrijwel alle sectoren in de regio.
Met de stemming van vandaag benadrukken wij dat de EU voornemens is te voorkomen dat de eindverbruikers op de beide oevers van de Middellandse Zee negatieve economische gevolgen ondervinden van protectionistische maatregelen waarmee specifieke belangen worden behartigd en waarbij de ratificatie wordt uitgesteld van overeenkomsten die van groot belang zijn om ervoor te zorgen dat deze regio, die steeds interessanter wordt voor concurrerende markten als China en het Midden-Oosten, weer evenwichtige economische keuzen gaat maken.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Via dit verslag stemt het Europees Parlement in met het opzetten van een standaardmechanisme voor geschillenbeslechting. Dit mechanisme garandeert gestroomlijnde en doeltreffende beroepsprocedures binnen strikte termijnen voor geschillen die voortvloeien uit de Euro-mediterrane overeenkomsten, in dit geval die tussen de EU en Marokko. Tot nu toe werd voor de beslechting van uit de Euro-mediterrane overeenkomsten voortvloeiende geschillen uitsluitend uitgegaan van een diplomatieke benadering. In de praktijk is dit niet efficiënt en het heeft tot situaties geleid waarbij geschillen onopgelost bleven omdat deze gemakkelijk door de laedens geblokkeerd konden worden. Aanslepende geschillen hebben nadelige gevolgen voor het bedrijfsleven en voor de eindverbruikers op de beide oevers van de Middellandse Zee. De verbeteringen aan de vrijhandelsovereenkomsten met Euromed-partners kunnen een bijdrage leveren tot de economische en politieke stabiliteit in deze belangrijke regio om te komen tot “één enkele oever” van vrede, ontwikkeling, rechtvaardigheid, gelijkheid, vrijheid, pluralisme, democratie en respect. Het voorgestelde mechanisme is geënt op de geschillenbeslechtingsmechanismen van de meest recente overeenkomsten die door de Europese Unie gesloten zijn alsook op het WTO-Memorandum inzake geschillenbeslechting. Bovendien moet de Commissie ervoor zorgen dat de uitvoering doeltreffend is en dat het mechanisme daadwerkelijk wordt gebruikt. In het kader van dit alles, heb ik voor dit verslag gestemd waarin de sluiting van de overeenkomst wordt goedgekeurd.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor de sluiting van deze overeenkomst tussen de EU en het Koninkrijk Marokko gestemd. Het is de bedoeling een standaardmechanisme op te zetten voor het beslechten van geschillen voortvloeiende uit de handelsbepalingen van de Euro-mediterrane overeenkomsten. Tot nu toe werd voor de beslechting van uit de Euro-mediterrane overeenkomsten voortvloeiende geschillen uitsluitend uitgegaan van een diplomatieke benadering. In de praktijk is dit niet efficiënt en het heeft tot situaties geleid waarbij geschillen onopgelost bleven omdat deze gemakkelijk geblokkeerd konden worden. Ik hoop dat de toepassing van dit standaardmechanisme voor geschillenbeslechting de handelsbetrekkingen tussen de EU en Koninkrijk Marokko veiliger en meer voorspelbaar zullen maken.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voorgestemd. Tot nu toe werd voor de beslechting van uit de Euro-mediterrane overeenkomsten voortvloeiende geschillen uitsluitend uitgegaan van een diplomatieke benadering. In de praktijk is dit niet efficiënt en het heeft tot situaties geleid waarbij geschillen onopgelost bleven omdat deze gemakkelijk geblokkeerd konden worden door de “laederende” partij. In 2006 machtigde de Raad de Commissie onderhandelingen te openen met zijn mediterrane partners over een passend mechanisme voor geschillenbeslechting. Op 9 december 2009 werd op de Euro-mediterrane conferentie van de ministers van Handel in Brussel in Brussel een ontwerpovereenkomst met Marokko geparafeerd, die op 7 maart 2010 op de top EU-Marokko bevestigd werd. De opzet van een standaardmechanisme voor geschillenbeslechting is een goede zaak, aangezien dit zorgt voor gestroomlijnde en doeltreffende beroepsprocedures binnen strikte termijnen.
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. − (ES) Ik steun de instelling van een standaardmechanisme voor geschillenbeslechting met Egypte, waardoor inefficiënties en hindernissen uit de weg zijn geruimd en de ontwerpovereenkomst met dat land kon worden afgesloten. Deze overeenkomst draagt bij aan economische en politieke stabiliteit in het Euro-mediterrane gebied, waardoor het gemakkelijker wordt een toekomst van vrede, rechtvaardigheid, vrijheid, pluralisme en democratie te realiseren.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Ik heb vóór deze resolutie gestemd omdat een doeltreffend mechanisme dient te worden vastgesteld voor de beslechting van handelsgeschillen tussen de Europese Unie en de Arabische Republiek Egypte. Het voorgestelde mechanisme is geënt op de geschillenbeslechtingsmechanismen van de meest recente overeenkomsten die door de Europese Unie gesloten zijn, en die in overeenstemming zijn met de regels en procedures voor geschillenbeslechting van de Wereldhandelsorganisatie. Dit mechanisme zal de goede werking van de Euromed-vrijhandelszone bevorderen, maar vooral stabiliteit aanbrengen in de bilaterale handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en de Arabische Republiek Egypte.
Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb gestemd voor de regeling inzake de beslechting van geschillen die door de heer Susta is ingediend. Ik ben het ermee eens dat de adequate toepassing van een standaardmechanisme voor geschillenbeslechting een verdere stap kan vormen in de richting van de opzet en goede werking van de Euromed-vrijhandelszone. Tot nu toe werd voor de beslechting van uit de Euro-mediterrane overeenkomsten voortvloeiende geschillen uitsluitend, waar mogelijk, uitgegaan van een diplomatieke benadering. Er moet een stabiel mechanisme komen, ook omdat aanslepende handelsgeschillen nadelige gevolgen hebben voor de eindverbruikers op de beide oevers van de Middellandse Zee. Gelet op de gebeurtenissen in een aantal Noord-Afrikaanse landen moet de ontwikkeling van een stabiele economische en politieke situatie in die landen gepaard gaan met een goede werking van de vrijhandelsovereenkomsten in het Middellandse Zeegebied.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Alle verbeteringen van de Euro-mediterrane overeenkomsten hebben belangrijke gevolgen voor de economische en politieke stabiliteit van de betrokken landen, met al de maatschappelijke en democratische voordelen die daaruit voortvloeien. Er zijn met betrekking tot de handelsbepalingen van de Euro-mediterrane overeenkomst die een associatie tussen de Europese Gemeenschappen en de Arabische Republiek Egypte tot stand brengt geschillen ontstaan en sommige daarvan zijn niet bevredigend opgelost. Het op diplomatieke leest geschoeide systeem voor geschilbeslechting is inefficiënt gebleken. Ik ben het er daarom mee eens dat er een mechanisme moet worden opgezet voor een gestroomlijnde en doeltreffende verwerking van beroepsprocedures. Ik sluit me dus aan bij dit ontwerpbesluit van de Raad betreffende de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Unie en de Arabische Republiek Egypte tot vaststelling van een regeling inzake de beslechting van geschillen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Het is mogelijk dat de huidige situatie in Egypte de noodzaak om door te gaan met het sluiten van overeenkomsten als de onderhavige minder vanzelfsprekend maakt. Ontwikkelingen zoals die welke zich onlangs in Egypte hebben voorgedaan brengen altijd onrust en onzekerheid met zich mee, maar nu deze periode voorbij is zal de Egyptische staat opnieuw al zijn taken moeten gaan waarnemen. Dat geldt ook voor de buitenlandse betrekkingen, waaronder de betrekkingen met de Europese Unie, die krachtens de Euro-mediterrane overeenkomst een partner van Egypte is. Op dit moment zal Egypte zich vermoedelijk niet al te veel zorgen maken over geschillen die zich in de toekomst zouden kunnen voorden, maar ik geloof toch dat het een goede zaak is mechanismen in te voeren die een voor beide partijen bevredigende oplossing van zulke conflicten mogelijk maken. Egypte is vanaf de vroegste tijden onlosmakelijk verbonden geweest met de geschiedenis van Europa en de rest van de wereld. Ik hoop dat dit land een toekomst tegemoet gaat die aansluit bij de grootsheid van het verleden.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Deze aanbeveling heeft betrekking op een ontwerpbesluit van de Raad betreffende de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Unie (EU) en de Volksrepubliek Egypte tot vaststelling van een regeling inzake de beslechting van geschillen. Egypte onderneemt nu de eerste stappen in de richting van een democratisch bestel, wat dit protocol een bijzondere betekenis verleent. De oplossing van handelsgeschillen via diplomatieke wegen heeft niet altijd de gewenste resultaten opgeleverd. Daarom zijn er binnen de Euro-mediterrane sfeer tussen de EU en de partners in die regio, in dit geval Egypte, onderhandelingen van start gegaan. De ontwerpovereenkomst is op 27 april 2010 door de Associatieraad EU-Egypte in Luxemburg ondertekend. Ik sluit me aan bij deze ontwerpwetgevingsresolutie van het Europees Parlement. Ik geloof dat de vrijhandelsbetrekkingen tussen de staten op deze wijze aanzienlijk verbeterend kunnen worden, en dat dit zal bijdragen tot meer politieke en economische stabiliteit in de regio. Ik ben daarom tevreden met deze nieuwe overeenkomst, en ik hoop dat er na de inwerkingtreding ervan geen nieuwe conflicten tussen de EU – of haar lidstaten – en de Arabische Republiek Egypte zullen ontstaan.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Zoals in de toelichting bij dit verslag vermeld, werd voor de beslechting van uit de Euro-mediterrane overeenkomsten voortvloeiende geschillen uitsluitend uitgegaan van een diplomatieke benadering. Het ‘alternatieve’ model dat ons nu wordt voorgesteld sluit aan bij de filosofie zoals die bij de Wereldhandelsorganisatie wordt gepropageerd. Dat model zou efficiënter zijn, maar het gaat er eigenlijk om de nationale soevereiniteit buiten werking te stellen. Bij de oplossing van geschillen wordt dan geen rekening met de specifieke omstandigheden van elk land en het recht van elk land om de eigen belangen en die van het eigen volk te verdedigen. Geschillenbeslechting via diplomatieke weg garandeerde de gelijke behandeling van landen. Dit mechanisme echter ondermijnt dat beginsel: het kapitaalverkeer krijgt voorrang, economische macht gaat vóór politieke macht, en het belang van het kapitaal vóór het belang van landen en hun bevolking.
Ons verzet tegen dit mechanisme en alles wat ermee samenhangt vindt extra rechtvaardiging in het feit dat het een voortvloeisel is van een overeenkomst tussen de EU en het regime van dictator Mubarak. De opstand van het Egyptische volk is gericht op een democratische overgang. Daarmee beoogt men de eigen soevereiniteit te beschermen tegen buitenlandse inmenging en tegen concessies die het regime zou kunnen doen aan de belangen van het imperialisme in de regio. Dat is een positief signaal, en we hopen dat die houding een concrete weerslag zal vinden in deze en andere overeenkomsten.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Tot nu toe werd voor de beslechting van uit de Euro-mediterrane overeenkomsten voortvloeiende geschillen uitsluitend uitgegaan van een diplomatieke benadering. Het ‘alternatieve’ model dat ons nu wordt voorgesteld sluit aan bij de filosofie zoals die bij de Wereldhandelsorganisatie wordt gepropageerd. Dat model zou efficiënter zijn, maar het gaat er eigenlijk om de nationale soevereiniteit buiten werking te stellen. Bij de oplossing van geschillen wordt dan geen rekening met de specifieke omstandigheden van elk land en het recht van elk land om de eigen belangen en die van het eigen volk te verdedigen.
Geschiloplossing via diplomatieke weg garandeerde de gelijke behandeling van landen. Dit mechanisme echter ondermijnt dat beginsel: het kapitaalverkeer krijgt voorrang, economische macht gaat vóór politieke macht, en het belang van het kapitaal vóór het belang van landen en hun bevolking.
Ons verzet tegen dit mechanisme en alles wat ermee samenhangt vindt extra rechtvaardiging in het feit dat het een voortvloeisel is van een overeenkomst tussen de EU, wier legitimiteit uit hoofde van het Verdrag van Lissabon in twijfel getrokken kan worden, en het regime van dictator Mubarak. De opstand van het Egyptische volk is gericht op een democratische overgang. Daarmee beoogt men de eigen soevereiniteit te beschermen tegen buitenlandse inmenging en tegen concessies die het regime zou kunnen doen aan de belangen van het imperialisme in de regio. Dat is een positief signaal, en we hopen dat die houding een concrete weerslag zal vinden in deze en andere overeenkomsten.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ondanks de onzekere situatie in Egypte is het naar mijn mening juist dat het Parlement doorgaat met de goedkeuring van deze overeenkomst, die het leven gemakkelijker moet maken voor bedrijven zonder politiek commentaar te leveren op de huidige Egyptische regering.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Het verleden leert ons dat de diplomatie er niet in geslaagd is om verschillende bestaande geschillen op een doeltreffende manier te beslechten. De opzet van een standaardmechanisme voor geschillenbeslechting is dan ook een goede zaak, aangezien dit zorgt voor gestroomlijnde en doeltreffende beroepsprocedures binnen strikte termijnen. Ik ben het eens met de rapporteur dat de verbeteringen aan de vrijhandelsovereenkomsten tussen de EU en Egypte een bijdrage kunnen leveren tot de economische en politieke stabiliteit in deze belangrijke regio om te komen tot “één enkele oever” van vrede, ontwikkeling, rechtvaardigheid, gelijkheid, vrijheid, pluralisme, democratie en respect. Bovendien kan de adequate toepassing van dit mechanisme onze bilaterale handelsbetrekkingen veiliger en meer voorspelbaar maken en een verdere stap vormen in de richting van de opzet en goede werking van de vrijhandelszone EU-Egypte.
Paul Murphy (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen dit verslag gestemd omdat ik me ernstig zorgen maak over de economische en politieke benadering van de landen die onder de Euro-mediterrane overeenkomst vallen door de EU. De totstandbrenging van een vrijhandelsgebied zou ingrijpende gevolgen hebben voor werkende mensen in de regio. Op basis van de eigen cijfers van de EU wordt verwacht dat Egypte 1,5 miljoen arbeidsplaatsen zal verliezen. De trieste economische vooruitzichten voor jonge mensen en de woede over de corruptie en uitwassen van de zeer kleine dictatoriale elite vormen de kern van de revolutionaire bewegingen en de aspiraties van het Egyptische volk. Een voortzetting van de vrijhandelsdoctrine in het belang van Europese grote bedrijven en de rijke elites betekent meer van hetzelfde en moet dus worden verworpen. De onderhandelingen over deze overeenkomst werden geleid door vertegenwoordigers van het dictatoriale regime van Mubarak, dat omvergeworpen is door de revolutionaire opstand. De top van het leger is echter sterk verbonden met de economische belangen van het voormalige regime en vertegenwoordigt niet de legitieme eisen en aspiraties van de werkende mensen. Handelsbetrekkingen moeten gebaseerd zijn op de behoeften van de meerderheid van de bevolking, niet op de hebzucht van piepkleine elites en ondernemingen.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) In dit verslag stelt de rapporteur van het EP dat de opzet van een standaardmechanisme voor geschillenbeslechting een goede zaak is, aangezien dit ervoor zorgt dat de beroepsprocedures op een gestroomlijnde en doeltreffende manier en binnen strikte termijnen kunnen worden toegepast in de uit de Euro-mediterrane overeenkomsten voortvloeiende geschillen tussen de EU en de Arabische Republiek Egypte. De diplomatieke benadering die men hanteerde bij de beslechting van geschillen is niet efficiënt gebleken en heeft tot situaties geleid waarbij geschillen onopgelost bleven omdat deze gemakkelijk geblokkeerd konden worden door de “laederende” partij. Aanslepende geschillen hebben nadelige gevolgen voor het bedrijfsleven en ook voor de eindverbruikers op de beide oevers van de Middellandse Zee. Deze verbeteringen aan de Euro-mediterrane vrijhandelsovereenkomsten kunnen een bijdrage leveren tot de economische en politieke stabiliteit in deze belangrijke regio om te komen tot “één enkele oever” van vrede, ontwikkeling, rechtvaardigheid, gelijkheid, vrijheid, pluralisme, democratie en respect. Het voorgestelde mechanisme is geënt op de geschillenbeslechtingsmechanismen van de meest recente overeenkomsten die door de Europese Unie gesloten zijn alsook op het WTO-Memorandum inzake geschillenbeslechting. Bovendien moet de Commissie ervoor zorgen dat de uitvoering doeltreffend is en dat het mechanisme daadwerkelijk wordt gebruikt. In het kader van dit alles, heb ik voor dit verslag gestemd waarin de sluiting van de overeenkomst wordt goedgekeurd.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor de sluiting van deze overeenkomst tussen de EU en Egypte gestemd, die tot doel heeft een regeling inzake de beslechting van geschillen in verband met de handelsbepalingen van de Euro-mediterrane overeenkomst vast te stellen. Tot nu toe werd voor de beslechting van uit de Euro-mediterrane overeenkomsten voortvloeiende geschillen uitsluitend uitgegaan van een diplomatieke benadering. In de praktijk is dit niet efficiënt en het heeft tot situaties geleid waarbij geschillen onopgelost bleven of geblokkeerd werden. Ik pleit voor de toepassing van dit standaardmechanisme voor geschillenbeslechting om de bilaterale handelsbetrekkingen tussen de EU en Egypte veiliger en meer voorspelbaar te maken.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik stem voor deze aanbeveling, want de opzet van een standaardmechanisme voor geschillenbeslechting is een goede zaak, aangezien dit zorgt voor gestroomlijnde en doeltreffende beroepsprocedures binnen strikte termijnen. Voorts ben ik het eens met het standpunt van de rapporteur, die meent dat deze verbeteringen aan de vrijhandelsovereenkomsten met Euromed-partners een bijdrage kunnen leveren tot de economische en politieke stabiliteit in deze belangrijke regio om te komen tot “één enkele oever” van vrede.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit document gestemd omdat voor de beslechting van uit de Euro-mediterrane overeenkomsten voortvloeiende geschillen tot nu toe uitsluitend werd uitgegaan van een diplomatieke benadering. In de praktijk is dit niet efficiënt en het heeft tot situaties geleid waarbij geschillen onopgelost bleven omdat deze gemakkelijk geblokkeerd konden worden door de “laederende” partij. De verbeteringen aan de vrijhandelsovereenkomsten met Euromed-partners kunnen een bijdrage leveren tot de economische en politieke stabiliteit in deze belangrijke regio om te komen tot “één enkele oever” van vrede, ontwikkeling, rechtvaardigheid, gelijkheid, vrijheid, pluralisme, democratie en respect. Bovendien kan de adequate toepassing van dit mechanisme onze bilaterale handelsbetrekkingen veiliger en meer voorspelbaar maken en een verdere stap vormen in de richting van de opzet en goede werking van de Euromed-vrijhandelszone. Aanslepende geschillen hebben nadelige gevolgen voor het bedrijfsleven en voor de eindverbruikers op de beide oevers van de Middellandse Zee. Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn buitenlandse directe investeringen een onderdeel geworden van het handelsbeleid van de EU en vallen zij dus onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie. In een tijd waarin buitenlandse directe investeringen een belangrijke rol spelen in het economisch welzijn van landen en regio’s, zal een goed werkend en doeltreffend mechanisme voor geschillenbeslechting ook bijdragen tot het oplossen van conflicten in dit gebied.
Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. – (DE) Aangezien de regels voor geschillenbeslechting op de diplomatie gebaseerd zijn en gemakkelijk geblokkeerd kunnen worden, verdient een nieuw mechanisme voor beslechting van handelsgeschillen onze steun. Dit mechanisme sluit aan bij de reeds door de EU gesloten overeenkomsten en WTO-overeenkomsten. Er bestaan al geparafeerde overeenkomsten met Jordanië, Marokko en Egypte die ook betrekking hebben op de handel in agrarische producten. Ik ben blij met het besluit van het Europees Parlement om deze overeenkomst goed te keuren.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik stem voor deze resolutie omdat ik het essentieel vind dat de Europese Unie voorziet in een passend mechanisme voor de beslechting van geschillen die voortvloeien uit de Euro-mediterrane overeenkomsten. In 2006 machtigde de Raad de Commissie onderhandelingen te openen met zijn mediterrane partners, maar het duurde tot 2009 eer er een overeenkomst werd gesloten.
De opzet van een standaardmechanisme voor geschillenbeslechting zorgt eindelijk voor gestroomlijnde en doeltreffende beroepsprocedures binnen strikte termijnen. Ik sluit mij aan bij de rapporteur, die meent dat deze verbeteringen aan de vrijhandelsovereenkomsten met Euromed-partners van groot belang zijn en een bijdrage kunnen leveren tot de economische en politieke stabiliteit in deze regio om te komen tot “één enkele oever” van vrede en ontwikkeling. Het voorgestelde mechanisme is geënt op de geschillenbeslechtingsmechanismen van de meest recente partnerschapsovereenkomsten die door de Europese Unie gesloten zijn alsook op het WTO-Memorandum inzake geschillenbeslechting. Ik hoop dat in een tijd waarin buitenlandse directe investeringen een doorslaggevende rol spelen in het economisch welzijn van de lidstaten, een goed werkend en doeltreffend mechanisme voor geschillenbeslechting ook kan bijdragen tot het oplossen van conflicten in dit gebied.
Aanbeveling: Ryszard Antoni Legutko (A7-0063/2011)
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik stem voor deze aanbeveling en ik wil benadrukken dat dit een belangrijke stap is voor de voortzetting van de onderhandelingen tussen de EU en Oekraïne, aangezien er een pad wordt uitgestippeld dat de volledige toetreding van Oekraïne tot de EU in de toekomst mogelijk maakt.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. In het kader van het Europees nabuurschapsbeleid worden bepaalde EU-programma’s en -agentschappen geleidelijk opengesteld voor deelname door partnerlanden. Dit is een van de vele maatregelen om hervorming, modernisering en overgang in de buurlanden van de Europese Unie te bevorderen. De Europese Raad van juni 2007 heeft opnieuw het kardinale belang van het Europees nabuurschapsbeleid bevestigd, en dit protocol zal voor Oekraïne dan ook de omstandigheden scheppen om deel te nemen aan belangrijke EU-programma’s en zijn voordeel te doen met beste praktijken van de EU die bijdragen aan de totstandbrenging van democratische processen.
George Becali (NI), schriftelijk. − (RO) Ik heb voor het voorstel van onze rapporteur gestemd en ik ben van mening dat beide partijen te winnen hebben bij het nakomen van de verplichtingen op basis van dit protocol. De Unie krijgt een solide, stabiele en democratische partner aan de oostgrens en de Oekraïense burgers een wat duidelijker Europees perspectief.
Adam Bielan (ECR), schriftelijk. – (PL) Sinds het eerste begin van mijn werk in het Europees Parlement ben ik een warm voorstander van de pro-Europese aspiraties van Oekraïne. Dit land is een van de belangrijkste partners van de oostelijke dimensie van het Poolse buitenlandbeleid. Bovendien organiseert mijn land samen met Oekraïne volgend jaar de Europese Kampioenschappen voetbal. Gelet op de uitvoering van de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid is intensivering van de samenwerking met Oekraïne buitengewoon belangrijk voor de hele Gemeenschap. Ik beschouw de steun aan de jonge democratie in Oekraïne als een van onze belangrijkste verplichtingen. Ik ben daarom voor versnelling van de onderhandelingen over een vrijhandelszone en de breedst mogelijke deelname van dit land aan EU-programma’s. Door voor de resolutie te stemmen, hecht ik mijn goedkeuring aan de sluiting van het protocol bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Dit protocol bevat de kaderovereenkomst over de algemene beginselen voor de deelname van Oekraïne aan programma’s van de Unie. Het omvat standaardbepalingen die bedoeld zijn om te worden toegepast op alle partnerlanden van het Europees nabuurschapsbeleid waarmee dergelijke protocollen zullen worden gesloten. Naar mijn mening levert Oekraïne de nodige inspanningen en daarom steun ik de sluiting van deze overeenkomst.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb ingestemd met deze wetgevingsresolutie over de goedkeuring door het Europees Parlement van het ontwerpbesluit van de Raad, op grond waarvan een aanvullend protocol zal worden gesloten bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Oekraïne. Op basis van dit protocol zal Oekraïne de mogelijkheid krijgen om deel te nemen aan EU-programma’s op het gebied van ondernemingen en ondernemerschap, energie en informatie- en communicatietechnologie. Krachtens deze overeenkomst moet Oekraïne een financiële bijdrage verstrekken aan de algemene begroting van de Europese Unie in overeenstemming met de specifieke programma’s waaraan het wil deelnemen en de EU garandeert, in ruil hiervoor, dat deze programma’s worden beheerd en gecontroleerd door de Europese instellingen. Ik ben ondervoorzitter van de parlementaire samenwerkingscommissie EU-Oekraïne en geloof stellig dat Oekraïne met de sluiting van dit protocol meer mogelijkheden zal krijgen om zijn beleid op één lijn te brengen met het beleid, de standaarden en de normen die de EU op de genoemde gebieden nastreeft.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De betrekkingen tussen de Europese Unie en Oekraïne hebben vooruitgang en tegenslagen gekend, die in bepaalde gevallen het resultaat waren van de mate waarin de strategie van het land aanleunde bij die van buurland Rusland. Op 18 juni 2007 heeft de Raad richtsnoeren opgesteld voor de Commissie opdat zij kaderovereenkomsten zou uitonderhandelen met Algerije, Armenië, Azerbeidzjan, Egypte, Georgië, Israël, Jordanië, Libanon, Moldavië, Marokko, de Palestijnse Autoriteit, Tunesië en Oekraïne, met betrekking tot de algemene beginselen voor de deelname van die landen aan de communautaire programma’s. Aangezien het noodzakelijk is om een duidelijk kader vast te stellen voor de deelname van Oekraïne aan de communautaire programma’s, om zo bij te dragen tot een verbetering van de betrekkingen tussen dat land en de Unie, ben ik van mening dat de afsluiting van deze overeenkomst een goede zaak is.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Het Europees nabuurschapsbeleid voorziet in een geleidelijke openstelling van bepaalde programma’s van de Europese Unie voor de deelname van buurlanden met als doelstelling het bevorderen van hervormingen, van de modernisering en vaak ook de democratisering van die landen. Daarom heeft de Raad op 5 maart 2007 zijn goedkeuring gehecht aan een “algemene aanpak om de ENB-partnerlanden te laten deelnemen aan communautaire agentschappen en programma’s”. In het kader van die aanpak heeft de Commissie onderhandelingen aangeknoopt over kaderovereenkomsten met verschillende buurlanden, waaronder Oekraïne, waarvan het document is afgerond en binnenkort aan het Europees Parlement zal worden voorgelegd ter goedkeuring, volgens de bepalingen van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie. Aangezien het gaat om een volgende stap die gezet moet worden om de doelstellingen die aan de basis lagen van de oprichting van de interne markt te verwezenlijken, stem ik voor deze Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds over de algemene beginselen voor de deelname van Oekraïne aan programma’s van de Unie.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De afsluiting van dit protocol doet bij ons verschillende vragen rijzen, gezien de bijzonder vage aard van het ingediende voorstel. Er wordt gesproken over programma’s, maar we komen niet te weten aan welke programma’s Oekraïne zal kunnen deelnemen noch op welke manier die deelname zal verlopen of wat de financiële voorwaarden en gevolgen zullen zijn. Er worden voordelen aangekondigd, zonder dat wordt aangetoond waar die vandaan zullen komen.
Wij zijn van mening dat het sluiten van overeenkomsten met doelstellingen als die welke hier worden aangekondigd altijd gebaseerd moet zijn op respect voor de soevereiniteit van de landen en hun bevolking, op gemeenschappelijke belangen, op wederzijdse inspanningen en met samenwerking, waarbij rekening gehouden moet worden met de specifieke eigenschappen van elk land en waarbij men de economische, sociale en culturele meerwaarde die elke partij voor de overeenkomst kan betekenen, naar waarde moet schatten. In het licht van dit verslag kunnen we enkel zeggen dat het betreurenswaardig is dat er voor de sluiting van een protocol wordt gepleit waarvan we de precieze inhoud en gevolgen niet mogen kennen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De sluiting van dit protocol doet verschillende vragen rijzen, gezien de bijzonder vage aard van het ingediende voorstel. Er wordt gesproken over programma’s, maar we komen niet te weten aan welke programma’s Oekraïne zal kunnen deelnemen noch op welke manier die deelname zal verlopen of welke financiële gevolgen zij zal hebben. Er wordt gesproken over de algemene beginselen voor de deelname, maar er wordt niet gepreciseerd welke dat zijn. Er wordt gesproken over voordelen, zonder dat wordt meegedeeld waar die vandaan zullen komen.
Wij zijn van mening dat het respect voor de soevereiniteit de landen en hun bevolking, gemeenschappelijke belangen, wederzijdse inspanningen en samenwerking, waarbij rekening gehouden wordt met de specifieke eigenschappen van elk land en waarbij men de economische, sociale en culturele meerwaarde die elke partij voor de overeenkomst kan betekenen naar waarde schat, onmisbare voorwaarden blijven voor het sluiten van overeenkomsten tussen soevereine landen.
Het is betreurenswaardig dat wij een verslag hebben goedgekeurd waarin we ons akkoord verklaren met de sluiting van een protocol zonder dat we ook maar de minste informatie hebben gekregen over de inhoud en de gevolgen ervan.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb ingestemd met deze resolutie over de goedkeuring door het Europees Parlement van het ontwerpbesluit van de Raad, op grond waarvan een aanvullend protocol zal worden gesloten bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Oekraïne. Op basis van dit protocol zal Oekraïne de mogelijkheid krijgen om deel te nemen aan EU-programma’s op het gebied van ondernemingen en ondernemerschap, energie en informatie- en communicatietechnologie. Krachtens deze overeenkomst moet Oekraïne een financiële bijdrage verstrekken aan de algemene begroting van de Europese Unie in overeenstemming met de specifieke programma’s waaraan het wil deelnemen. De EU garandeert, in ruil hiervoor, dat deze programma’s worden beheerd en gecontroleerd door de Europese instellingen. Dit partnerschaps- en samenwerkingsbeleid zal Oekraïne meer mogelijkheden geven om zijn beleid op één lijn te brengen met het beleid, de standaarden en de normen die de EU op de genoemde gebieden nastreeft.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit technische verslag gestemd, waarmee de deelname van Oekraïne aan programma’s van de Europese Unie wordt goedgekeurd.
Iosif Matula (PPE), schriftelijk. − (RO) Ik heb gestemd voor de ontwerpresolutie over het ontwerp van besluit van de Raad inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne over de algemene beginselen voor de deelname van Oekraïne aan de programma’s van de Unie. Dit document maakt deel uit van het Europese nabuurschapsbeleid, en komt tegemoet aan de Oekraïense wens om deel te nemen aan meerdere huidige en toekomstige EU-programma’s. Bovendien kan Oekraïne in de toekomst steun vragen van de Unie voor deelname aan een bepaald programma in overeenstemming met de algemene bepalingen betreffende de instelling van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument of op basis van enige andere vergelijkbare regeling met betrekking tot externe ondersteuning. Op deze manier wordt ook de relatie tussen Roemenië en Oekraïne nieuw leven ingeblazen. We moeten deze band op pragmatische wijze verder ontwikkelen, zodat de burgers direct van onze politieke beslissingen profiteren.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) In de loop der tijd hebben de betrekkingen tussen de EU en Oekraïne goede en slechte momenten gekend. Die waren in de meerderheid van de gevallen het resultaat van de toenadering van Oekraïne tot buurland Rusland. Dit protocol draagt bij tot de opzet van een duidelijk kader waarbinnen de deelname van Oekraïne aan de verschillende Europese programma’s zal worden uitgewerkt, opdat de betrekkingen tussen de EU en Oekraïne in de toekomst niet meer te kampen zullen krijgen met de pieken en dalen die we tot nu toe gezien hebben.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) De deelname van Oekraïne aan programma’s van de Europese Unie is een belangrijke stap, zowel voor Oekraïne als voor de Unie. Hierdoor kan de wederzijdse uitwisseling van wetenschap en onderzoek worden bevorderd. Studentenprogramma’s zullen worden uitgebreid en voor beide zijden biedt dit financiële, economische en sociale voordelen. De geografische positie van Oekraïne vormt een belangrijk aspect en biedt de Unie ook een aanzienlijk voordeel, omdat het contact met andere Oost-Europese landen verbeterd kan worden. Daarom ben ik voor dit project.
Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb mijn steun gegeven aan de aanbeveling Oekraïne te laten deelnemen aan huidige en toekomstige EU-programma’s op gebieden als ondernemen, energie, technologie en communicatie. Deze overeenkomst zal zorgen voor een snellere hervorming van het openbaar bestuur in Oekraïne en een snellere aanpassing van diverse aspecten van de Oekraïense economie aan de Europese wetgeving, normen en beste praktijken. In ruil voor zijn financiële bijdrage aan programma’s mag Oekraïne als waarnemer vergaderingen bijwonen van beheerscomités die belast zijn met het toezicht op de programma’s. Programma-initiatieven die door Oekraïne worden voorgesteld worden net zo behandeld als de voorstellen van de EU-lidstaten. Zo kan Oekraïne stap voor stap aansluiting vinden bij de EU.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE) , schriftelijk. – (PT) De betrekkingen tussen de Europese Unie en Oekraïne hebben goede en slechte tijden gekend. Op 18 juni 2007 gaf de Raad de Commissie een mandaat om over kaderovereenkomsten te onderhandelen met Algerije, Armenië, Azerbeidzjan, Egypte, Georgië, Israël, Jordanië, Libanon, Moldavië, Marokko, de Palestijnse Autoriteit, Tunesië en Oekraine over de algemene beginselen die gelden voor de deelname van deze landen aan EU-programma’s. Het is van het grootste belang een duidelijk en nauwkeurig rechtskader voor de deelname van Oekraïne aan Europese programma’s vast te leggen, waarmee kan worden bijgedragen aan de verbetering van de betrekkingen van dit land met de Unie. Daarom heb ik gestemd voor het ontwerpbesluit van de Raad betreffende de sluiting van het protocol bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne over de algemene beginselen voor de deelname van Oekraïne aan EU-programma’s.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Gezien het ontwerpbesluit van de Raad (13604/2010), gezien het ontwerpprotocol bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, besloten op 14 juni 1994, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne over de algemene beginselen voor de deelname van Oekraïne aan programma’s van de Unie (13962/2010), gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens de artikelen 114, 168, 169, 172, 173, lid 3, 188 en 192 en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C7-0401/2010), gelet op artikel 81, artikel 90, lid 8 en artikel 46, lid 1 van zijn Reglement, gezien de aanbeveling van de Commissie buitenlandse zaken (A7-0063/2011), hechten wij onze goedkeuring aan de sluiting van het protocol.
Rafał Trzaskowski (PPE), schriftelijk. – (PL) Deelname van landen uit het nabuurschapsbeleid aan EU-programma’s en -instellingen is een van de meest concrete vormen van samenwerking tussen die landen en de Europese Unie. We moeten ernaar streven dat de keuze van de programma’s zo goed mogelijk aansluit bij de hervormingen in die landen om dichterbij de Europese Unie te komen.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. – (LT) In Brussel vindt deze week de achttiende ronde plaats van de onderhandelingen tussen Oekraïne en de EU over de ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst. Dit proces duurt veel te lang. Het is tijd om de overeenkomst te ondertekenen omdat deze in het belang is van zowel de EU als Oekraïne. Met zijn 46 miljoen inwoners heeft Oekraïne behoefte aan stabiliteit in de regio. De laatste jaren is Oekraïne een politiek voetbalveld geworden: het land mag niet worden gedwongen te kiezen tussen Rusland en het Westen. Het is belangrijk dat EU-lidstaten, en in het bijzonder Litouwen, zich actief inzetten voor een nauwere samenwerking met hun oosterburen, ook als er op sommige punten nog meningsverschillen bestaan. De sluiting van een succesvolle samenwerkingsovereenkomst zou de modernisering en hervormingen in Oekraïne ten goede komen en het land helpen zich aan te passen aan de normen van de EU.
Dan ten aanzien van de onderhandelingen over de vrijhandelszone: we moeten tot overeenstemming komen over tariefvoorstellen, procedures voor het heffen van belasting op energie en duurzame ontwikkeling. Ook het liberaliseren van het verkeer van personen is cruciaal. Litouwers hebben de reisbeperkingen waaraan zij onderworpen waren nog vers in het geheugen staan. We weten wat het inhoudt om aan de buitengrenzen van Europa te leven. Visumvrij reizen moet de hoogste prioriteit krijgen.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik stem voor dit verslag, want het is in het belang van de betrokken regio’s een rechtsgrondslag vast te leggen voor de handel tussen de EU en, in dit geval, Groenland, waarmee dit land onder de regelgeving met betrekking tot de interne markt van de EU valt.
Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. − (IT) In 2010 heeft de Commissie op grond van artikel 203 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bij de Raad een voorstel ingediend met betrekking tot voorschriften voor de invoer in de Europese Unie van visserijproducten. Ik ben het eens met de interpretatie dat de artikelen 43 en 204 VWEU de correcte rechtsgrondslag voor deze rechtshandeling vormen, en dus dat wijzigingen van de verordening volgens de gewone wetgevingsprocedure moeten worden vastgesteld.
In 2007 ging 87 procent van de uitvoer van visserijproducten van Groenland naar de EU. Om die reden is het vaststellen van voorschriften inzake het handelsverkeer en de invoer van visserijproducten uit Groenland niet alleen een zaak voor de Commissie en de Raad, daar dit in strijd zou zijn met het Verdrag van Lissabon. Daarom ben ik van mening dat het Parlement wat deze cruciale sector betreft van zich moet laten horen.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb gestemd voor het voorstel over de invoer van visserijproducten uit Groenland, dat beoogt de internemarktvoorschriften op deze invoer toe te passen zo gauw Groenland zijn nationale wetgeving in overeenstemming brengt met de Europese, met name waar het diergezondheid en voedselveiligheid betreft. Toch ben ik van mening dat de rechtsgrondslag van het voorstel aangepast moet worden zodat het, in plaats van een besluit van de Raad, de vorm van een verordening heeft.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit voorstel geeft algemene regels voor de handel tussen de EU en Groenland in, onder andere, visserijproducten, levende tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren, mariene buikpotigen en bijproducten. De lidstaten moeten de invoer van producten uit Groenland toestaan, in overeenstemming met de EU-wetgeving betreffende de interne markt. De invoer van producten in de Unie moet aan een aantal voorwaarden voldoen, waaronder de effectieve omzetting en toepassing van de betreffende regels in de EU-wetgeving inzake diergezondheid en voedselveiligheid. Net als de rapporteur, vind ik dat de voorgestelde tekst moet worden vastgesteld met behulp van de gewone wetgevingsprocedure en dat het Parlement voortaan zijn wetgevingsbevoegdheden in dergelijke gevallen moet doen gelden.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De uitvoer van visserijproducten uit Groenland vertegenwoordigt ongeveer 82 procent van de totale uitvoer van dat land, met in 2007 een totale waarde van 255 miljoen euro. Het grootste deel daarvan – 87 procent – was bestemd voor de EU, met name voor Denemarken, namelijk 97 procent. De Commissie juridische zaken steunde unaniem het verzoek om artikel 43, lid 2, en artikel 204 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en het enig artikel van protocol (nr. 34) betreffende de bijzondere regeling van toepassing op Groenland als rechtsgrondslag te nemen voor de voorgestelde wettekst in plaats van de door de Commissie gekozen rechtsgrondslag, namelijk artikel 203 van het VWEU. Omdat het hier dus om een juridische kwestie gaat en niet om de inhoud van de ontwerpwetgevingsresolutie, en gezien de bereikte consensus ben ik voorstander van de vaststelling ervan.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het grote debat dat rond dit verslag wordt gevoerd, gaat niet over de grond van de zaak. Met name de Commissie visserij van het Europees Parlement sprak zich al uit tegen de door de Commissie gekozen rechtsgrondslag voor de indiening van dit voorstel: artikel 203 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), waardoor de Raad moet overleggen over de bepalingen “betreffende de wijze van toepassing en de procedure van de associatie van de landen en gebieden met de Unie” na raadpleging van het Europees Parlement. De Commissie visserij was van mening dat artikel 43, lid 2, – betreffende de gewone wetgevingsprocedure of “medewetgeving” – en artikel 204 van het VWEU als rechtsgrondslag moeten worden genomen, samen met het enig artikel van protocol (nr. 34) betreffende de bijzondere regeling van toepassing op Groenland.
Dit standpunt werd gesteund door het advies van de Commissie juridische zaken. De echte kwestie, die in feite het belangrijkste onderwerp van het verslag zou moeten zijn, blijft in de marge: het vastleggen van regels die van toepassing zijn op de invoer van visserijproducten uit Groenland in de EU. De belangrijkste visserijproducten die uit Groenland worden ingevoerd zijn: garnalen (59 procent), zwarte heilbot (23 procent), kabeljauw (9,5 procent), krab (1,9 procent), sint-jacobsschelp (1,4 procent) en pootvis (1,3 procent).
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het verslag van mevrouw Fraga gestemd, waarmee Groenland toestemming wordt gegeven visserijproducten te exporteren naar de EU hoewel het geen lid is. Toen Groenland een hoge mate van zelfbestuur kreeg en ervoor koos zich uit de EG terug te trekken, moest het onderhandelen over terugtrekking. Dit precedent weerlegt onjuiste beweringen dat interne uitbreiding van de EU vereist dat onafhankelijk geworden EU-staten opnieuw het lidmaatschap moeten aanvragen.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb ingestemd met dit verslag over het voorstel voor een besluit van de Raad tot vaststelling van voorschriften voor de invoer in de Europese Unie van visserijproducten, levende tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren, mariene buikpotigen en bijproducten daarvan. De uitvoer van visserijproducten door Groenland, bijna 82 procent van zijn totale uitvoer, bedroeg in totaal 255 miljoen euro in 2007, waarvan het grootste deel (87 procent) naar de EU ging, met name naar Denemarken (97 procent). De belangrijkste visserijproducten die uit Groenland worden geëxporteerd zijn garnaal (59 procent), zwarte heilbot (23 procent), kabeljauw (9,5 procent) krab (1,9 procent), sint-jakobsschelp (1,4 procent) en pootvis (1,3 procent). Dit besluit omvat een wijziging van de vorm van de rechtshandeling, namelijk van een besluit van de Raad tot een verordening van het Europees Parlement en de Raad.
Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. – (DE) Er zijn geen bezwaren tegen de handel tussen Groenland en de Europese Unie in visserijproducten, levende tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren, mariene buikpotigen en bijproducten daarvan, zolang de algemene voorschriften en voorwaarden van de Unie worden nageleefd. Op grond hiervan valt er niets aan te merken op de inhoud van de overeenkomst. Daarom moeten we blij zijn met de invoer van deze handelsproducten in de Unie.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) De EU onderhoudt al jaren belangrijke handelsbetrekkingen met Groenland. De uitvoer van visserijproducten van Groenland bedroeg in 2007 82 procent van zijn totale uitvoer, waarvan 87 procent naar de EU ging. We kunnen dan ook stellen dat visserijproducten voor Groenland een belangrijke bron van inkomsten vormen, waar de Europese financiële steun nog bovenop komt, die wordt verleend als tegenprestatie voor het behouden van de visserijrechten in de Groenlandse wateren. Op 26 april 2010 heeft het Parlement de Commissie juridische zaken om advies gevraagd inzake het vaststellen van de rechtsgrondslag voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomsten met Groenland. De Commissie juridische zaken heeft dat advies onlangs uitgebracht en steunde daarbij het Parlement door te bevestigen dat de rechtsgrondslag van de overeenkomsten, zoals het Parlement verklaarde, wordt gevormd door artikel 43, lid 2, en artikel 204 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit voorstel gestemd, waarin regels worden vastgesteld met betrekking tot de invoer in de EU van visserijproducten en andere zeeproducten uit Groenland. Groenland en de EU zijn van plan een sanitaire regeling aan te gaan met betrekking tot deze producten, zodat Groenland deze producten kan verhandelen met de EU op basis van de regels voor de interne markt, op voorwaarde dat Groenland de EU-regels inzake sanitaire voorschriften en dierengezondheid met betrekking tot visserijproducten omzet in nationaal recht.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Met het vastleggen van regels voor de handel tussen de EU en Groenland in visserijproducten, levende tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren, mariene buikpotigen en bijproducten daarvan, is de invoer uit Groenland in overeenstemming met de EU-wetgeving. De invoer van producten in de Unie moet worden onderworpen aan de in de EU-wetgeving geldende regels inzake diergezondheid en voedselveiligheid. Daarom is het van belang dat dit verslag wordt aangenomen.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Het is bekend dat Groenland en de Europese Unie van plan zijn een sanitaire regeling te ondertekenen met betrekking tot vis en visserijproducten voor menselijke consumptie. Het doel van een dergelijke regeling zou zijn dat Groenland deze producten dan kan verhandelen met de Unie op basis van de regels voor de interne markt, op voorwaarde dat het de EU-regels inzake sanitaire voorschriften en, indien van toepassing, dierengezondheid met betrekking tot visserijproducten omzet in nationaal recht. Ik steun die regeling en ik heb voorgestemd.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Op 26 april 2010 werd het Europees Parlement door de Raad geraadpleegd over dit voorstel in het kader van de raadplegingsprocedure waarin artikel 203 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet. De Commissie visserij en de Juridische dienst van het Parlement hadden ernstige twijfels over de keuze van de Commissie om artikel 203 van het VWEU als rechtsgrondslag te nemen en zij suggereerden om artikel 43, lid 2, en artikel 204 van het VWEU, en het enig artikel van protocol (nr. 34) betreffende de bijzondere regeling van toepassing op Groenland als de correcte rechtsgrondslag aan te nemen.
Het ontwerp van de Commissie werd gewijzigd in overeenstemming met het verslag waarover nu wordt gestemd, na de aanbevelingen van de Commissie juridische zaken.
Dit verslag krijgt mijn stem, want het is absoluut wenselijk dat het nu, in eerste lezing, wordt aangenomen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voorgestemd. De uitvoer van visserijproducten van Groenland, zowat 82 procent van zijn totale uitvoer, bedroeg in het totaal 1,9 miljard Deense kronen (255 miljoen euro) in 2007, waarvan het grootste deel (87 procent) naar de EU ging, met name naar Denemarken (97 procent). De belangrijkste visserijproducten die uit Groenland worden geëxporteerd zijn garnaal (59 procent), zwarte heilbot (23 procent), kabeljauw (9,5 procent) krab (1,9 procent), sint-jakobsschelp (1,4 procent) en pootvis (1,3 procent).
Op 26 april 2010 werd het Parlement door de Raad over dit voorstel geraadpleegd in het kader van de raadplegingsprocedure als bedoeld in artikel 203 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De Commissie visserij en de Juridische dienst van het Europees Parlement hadden ernstige twijfels over de keuze van de rechtsgrondslag van de Commissie, namelijk artikel 203 VWEU, en stelde als correcte rechtsgrondslag artikel 43, lid 2, en artikel 204 van het VWEU en het enig artikel van protocol (nr. 34) betreffende de bijzondere regeling van toepassing op Groenland.
De Commissie visserij verzocht derhalve de Commissie juridische zaken om een advies inzake de voorgestelde rechtsgrond. Op haar vergadering van 28 oktober 2010 hechtte de Commissie juridische zaken met eenparigheid van stemmen haar goedkeuring aan een advies ter ondersteuning van het verzoek om artikel 43, lid 2, en artikel 204 van het VWEU en het enig artikel van protocol (nr. 34) betreffende de bijzondere regeling van toepassing op Groenland als rechtsgrondslag te nemen voor de voorgestelde rechtshandeling.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Op dit moment is er tussen de EU en Groenland een speciale regeling van kracht waarbij de Europese Unie haar visserijrechten en Groenland zijn financiële steun behield.
Groenland, een voormalige Deense kolonie, werd in 1985 volledig onafhankelijk. Groenland bleef evenwel geassocieerd met de Europese Unie als een van de landen en gebieden overzee. De uitvoer van visserijproducten van Groenland bedroeg in 2007 82 procent van zijn totale uitvoer, waarvan ongeveer 87 procent naar de EU ging.
Op 26 april 2010 toonden de Commissie visserij en de Juridische dienst van het Europees Parlement ernstige twijfels over de keuze van de rechtsgrondslag van de Commissie. Ik hoop dat de aangenomen overeenkomst ertoe leidt dat de toepassing van de voorschriften inzake het handelsverkeer binnen de Unie wordt uitgebreid tot de invoer van visserijproducten van oorsprong uit Groenland. Bij een dergelijke uitbreiding moeten echter de EU-voorschriften inzake diergezondheid en voedselveiligheid die de markt voor visserijproducten betreffen, worden nageleefd.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik stem in met het in dit verslag ingenomen standpunt, dat rekening houdt met de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Het gaat dan ook om een eenvoudige codificatie van de bestaande teksten zonder inhoudelijke wijzigingen.
Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Ik heb mijn goedkeuring gehecht aan deze resolutie over minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de verlening of intrekking van internationale bescherming. Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam in mei 1999 is direct begonnen met de werkzaamheden tot invoering van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel (CEAS), maar ondanks de inspanningen die in de loop van de laatste tien jaar zijn geleverd om te komen tot harmonisatie op het vlak van asiel blijven er grote verschillen bestaan tussen de nationale bepalingen en op het vlak van de toepassing ervan. Ik sluit mij aan bij het standpunt dat personen die een verzoek om asiel indienen, ongedacht de lidstaat waar ze dit doen, een behandeling van hoog niveau moeten genieten die gelijkwaardig is in de hele Unie. Enkel harmonisatie van de wetgeving zal dan ook niet volstaan en deze moet dan ook gepaard gaan met een versterkte praktische samenwerking tussen de lidstaten. Het is duidelijk dat deze doelstellingen alleen kunnen worden gerealiseerd als de hervormingen zonder verdere omhaal worden goedgekeurd, zodat asielzoekers in EU-lidstaten kunnen rekenen op effectieve bescherming. Door voor deze resolutie te stemmen dragen wij Parlementsleden bij aan de totstandbrenging van een eerlijk en effectief Europees asielbeleid.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Ik vind dat de voorstellen tegenstrijdig zijn. Enerzijds moeten ze zorgen voor meer harmonisatie, verbetering van de normen op het vlak van internationale bescherming en verbetering van de kwaliteit en de doeltreffendheid van de asielprocedures. Anderzijds zullen ze leiden tot een ongerechtvaardigde administratieve last, zullen de vereenvoudigde gerechtelijke procedures het veel waarschijnlijker maken dat rechters overhaaste beslissingen nemen, kunnen verschillende groepen mensen zonder goede reden verschillend behandeld worden en kan de soevereiniteit van de lidstaten enorm beperkt worden. Na afweging van de plussen en minnen heb ik mij onthouden van stemming, aangezien de voorstellen niet worden ondersteund met doorslaggevende argumenten voor of tegen.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) De voornaamste doelstelling van de Europese Unie op het vlak van asiel is de totstandbrenging vóór 2012 van een gemeenschappelijke en solidaire ruimte op basis van een gemeenschappelijke asielprocedure. Ondanks de inspanningen die in de loop van de laatste tien jaar zijn geleverd om te komen tot harmonisatie op het vlak van asiel, blijven er grote verschillen bestaan tussen de nationale bepalingen en op het vlak van de toepassing ervan. Personen die een verzoek om asiel indienen moeten, ongeacht de lidstaat waar ze dit doen, eenzelfde behandeling genieten, die voldoet aan gemeenschappelijke normen die voor de gehele Europese Unie gelden. De goedkeuring van een solide Europees wetgevingskader is een condition sine qua non voor de Unie om op een adequate en effectieve manier een gemeenschappelijk Europees asielstelsel tot stand te brengen. Derhalve kan enkel door de verbetering en de harmonisatie van de procedures en de waarborgen die ermee samenhangen een gemeenschappelijk asielstelsel worden bereikt. In deze context is daarnaast een fundamentele herziening van de richtlijn asielprocedures absoluut noodzakelijk om te zorgen voor een toegankelijke, eerlijke en doeltreffende procedure, en dit zowel in het belang van de asielzoekers als van de lidstaten. Ik wil onderstrepen dat het nieuwe, herziene Commissievoorstel voor deze richtlijn een aanzienlijke bijdrage kan leveren aan het zorgen voor meer harmonisatie, de verbetering van de normen op het vlak van internationale bescherming en de verbetering van de kwaliteit en de doeltreffendheid van de asielprocedures.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ondanks de inspanningen die in de loop van de laatste tien jaar zijn geleverd om te komen tot harmonisatie op het vlak van asiel, blijven er grote verschillen bestaan tussen de nationale bepalingen en op het vlak van de toepassing ervan. Dergelijke verschillen zijn niet verenigbaar met een gemeenschappelijk Europees asielstelsel en staan de totstandbrenging ervan in de weg. Ze zijn in tegenspraak met een van de basisbeginselen van het Dublinsysteem, dat gebaseerd is op de vooronderstelling dat de asielstelsels van de lidstaten vergelijkbaar zijn: personen die een verzoek om asiel indienen moeten, ongeacht de lidstaat waar ze dit doen, een behandeling van hoog niveau kunnen genieten, die gelijkwaardig is in de hele Unie.
Hoewel enkel harmonisatie van de wetgeving niet zal volstaan om dergelijke verschillen te verkleinen en gepaard zou moeten gaan met een versterkte praktische samenwerking tussen de lidstaten, is de goedkeuring van een solide Europees wetgevingskader een conditio sine qua non voor de Unie om op een adequate en effectieve manier een gemeenschappelijk Europees asielstelsel tot stand te brengen, een doelstelling waartoe ze zich reeds meermaals heeft verbonden. Het Commissievoorstel herstelt een aantal fouten uit het verleden, aangezien de eerdere benadering op asielgebied een aantal gebreken in de hand heeft gewerkt wat betreft procedurele garanties voor asielzoekers.
John Bufton, David Campbell Bannerman en Nigel Farage (EFD), schriftelijk. – (EN) De EP-leden van de Britse onafhankelijkheidspartij UKIP hebben zich onthouden van stemming over de amendementen op dit verslag. Dat was geen kwestie van desinteresse van onze kant, maar de reden is dat dit verslag een ontwikkeling is van het gemeenschappelijk asiel- en immigratiebeleid op grond van het Verdrag van Lissabon. De volken van Europa willen het Verdrag van Lissabon niet en ze willen al evenmin een gemeenschappelijk asiel- en immigratiebeleid en daarom hebben zij geen referendum gekregen over het Verdrag van Lissabon. Stemmen over de amendementen zou hebben geïmpliceerd dat we de bestaande EU-wetgeving goedkeuren (die we ook niet willen) en het zou leiden tot muggenziften om te bepalen welke stukjes erger waren dan andere. Daarom hebben de EP-leden van de UKIP zich onthouden van stemming over de amendementen, maar luid en duidelijk ‘nee’ gestemd tegen het verslag als geheel.
Françoise Castex (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor deze resolutie gestemd om de verschillende nationale rechtskaders te harmoniseren terwijl de rechten van de verzoekers beter worden beschermd en de kwaliteit van de procedures wordt verbeterd. Dankzij deze resolutie wordt er rechtsbijstand verleend vanaf het begin van de procedure terwijl er meer rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden van kwetsbare verzoekers zoals alleenstaande minderjarigen. Niettemin betreur ik het dat de rechtse partijen voor de stemming in de plenaire hebben aangestuurd op uitbreiding van de versnelde procedures op grond van de gedachte dat asielzoekers allemaal potentiële fraudeurs zijn. Ik betreur het dat die amendementen zijn aangenomen, want deze kijk op asiel is volslagen overdreven.
Derek Roland Clark (EFD), schriftelijk. − (EN) Als EP-lid van de Britse onafhankelijkheidspartij UKIP ben ik tegen elke vorm van EU-bemoeienis met het Britse asielstelsel en elke daarmee verband houdende richtlijn die het Verenigd Koninkrijk EU-regels zou opdringen. Ik heb mij daarom onthouden van stemming over alle amendementen, omdat ik zelfs de amendementen die misschien nuttig lijken weiger te accepteren; dit is een zaak voor het Verenigd Koninkrijk alleen. Ik heb daarom tegen het gewijzigde voorstel en tegen de wetgevingsresolutie gestemd.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. – (PT) Er is de afgelopen tien jaar enorme vooruitgang geboekt bij de totstandbrenging van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Toch zijn er nog altijd grote verschillen tussen de nationale bepalingen en de manier waarop zij worden toegepast. Deze moeten worden weggenomen als we tegen 2012 willen komen tot een gemeenschappelijke ruimte van bescherming en solidariteit, die onder andere gefundeerd is op een gemeenschappelijke asielprocedure.
De belangrijkste doelstelling is dat asielaanvragers, los van de vraag in welke lidstaat zij hun aanvraag indienen, een zorgvuldige behandeling moeten krijgen, die in de hele Unie gelijkwaardig is. Daarom is het belangrijk dat de richtlijn asielprocedures grondig wordt herzien, zodat we kunnen komen tot een toegankelijke, eerlijke en doeltreffende procedure. Het initiatief van de Commissie is in grote lijnen positief, want het leidt tot een grotere coherentie en harmonisatie, tot betere beschermingsnormen, en betere en doeltreffender procedures.
Ik feliciteer de rapporteur met haar werk en haar inzet, maar ik betreur het dat enkele van haar voorstellen een beetje te ver gingen, waardoor het onmogelijk werd om met de Raad tot een overeenkomst te komen over dit voorstel, dat zo hard nodig is om de asielprocedure doeltreffender te maken en misbruik te voorkomen.
Harlem Désir (S&D), schriftelijk. – (FR) Het verslag van Sylvie Guillaume is een belangrijke stap naar de herziening van de Europese regels inzake het asiel en de bescherming van verzoekers voor 2012. Gezien de afschuwelijke tragedies die zich hebben afgespeeld, zoals de recente schipbreuk van een Libisch schip op weg naar Lampedusa, is die herziening van essentieel belang, vooral als je bedenkt dat de kansen van de verzoeker om asiel te krijgen sterk kunnen variëren afhankelijk van de staat. Met deze tekst verzoeken wij de Commissie om in de voorgestelde herziening het recht op te nemen op gratis rechtsbijstand vanaf het begin van de procedure, meer rekening te houden met kwetsbare verzoekers, zoals minderjarige alleenstaande asielzoekers, en een kader voor de beroepstermijnen op te nemen. Ik betreur het echter dat Europees rechts het voorstel tot aanscherping van de versnelde procedures heeft aangenomen op grond van het idee dat asielzoekers vooral potentiële fraudeurs zijn, en hun rechten daarom inperkt. Niettemin is het aannemen van het verslag-Guillaume een duidelijk signaal aan de Raad en de Commissie dat zij zich ervoor in moeten zetten om alle asielzoekers in Europa fatsoenlijke en eerlijke voorwaarden en procedures te garanderen.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik van mening ben dat deze maatregelen bijdragen tot de totstandbrenging van een eerlijk en efficiënt gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Deze maatregelen hebben direct invloed op degenen die bescherming zoeken, evenals op het vermogen van de Europese Unie om een echte ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te ontwikkelen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De Europese Unie en de lidstaten trachten al lang een gemeenschappelijk Europees asielstelsel toe te passen. Iedereen begrijpt de gevoeligheden en de complexiteit waarmee dit gepaard gaat, want dit onderwerp raakt aan de kern van de nationale bevoegdheden inzake buitenlanders. Toch heeft de Commissie bij het Parlement en de Raad voorstellen ingediend die erop gericht waren passende oplossingen te vinden voor de aangetroffen problemen. De herschikking van de richtlijn asielprocedures, zoals op 21 oktober 2009 door de Commissie is voorgesteld, maakt deel uit van dit verbeteringsproces. Ondanks het reeds afgelegde traject, zijn we nog ver verwijderd van de harmonisatie waar velen van ons naar streven. Een verdergaande harmonisatie van de procedures en garanties kan het proces helpen verduidelijken, en de voorgestelde herziening van de richtlijn lijkt dan ook opportuun.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De werkzaamheden tot invoering van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel begonnen direct na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam in 1999. In december 2005 werd, teneinde de wetgevingen van de lidstaten op elkaar af te stemmen, Richtlijn 2005/85/EG van de Raad betreffende asielprocedures aangenomen met daarin de regels voor de verlening of intrekking van de ‘vluchtelingenstatus’. Door de recente maatschappelijke en politieke omwenteling in een aantal landen, specifiek in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, zijn een aantal punten met betrekking tot asielaanvragen in de Europese Unie op de agenda gezet. Wanneer vluchtelingen een grens oversteken, zouden zij eigenlijk niet mogen worden vervolgd of met wantrouwen worden ontvangen. Ik zou daarom graag zien dat dit voorstel, dat geëindigd is met een Manicheaanse interpretatie van dit probleem, wordt aangenomen, als erkenning dat het recht op asiel een fundamenteel recht is dat op eerlijke en schappelijke wijze behandeld moet worden door de lidstaten. Gezien het feit dat het hier om kwetsbare mensen gaat die geen effectieve garanties hebben, verwelkom ik de voorstellen van de rapporteur die gericht zijn op de ontwikkeling van een systeem voor rechtsbijstand; ter verbetering van procedures en om betere rechten te bieden aan aanvragers, met name aan minderjarigen.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het voorstel voor een richtlijn betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de verlening of intrekking van internationale bescherming volgt dezelfde lijnen als de invoer van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Desalniettemin moet men zich realiseren dat het verloop van deze wettelijke ‘harmonisatie’ hand in hand gaat met het algemene buitenlandse beleid dat de Europese Unie volgt, alsook met haar hypocriete houdingen ten aanzien van immigratie en hulp voor vluchtelingen. De situatie in Lampedusa, waar duizenden vluchtelingen verblijven zonder dat hun adequate bescherming geboden wordt, is hier een duidelijk bewijs van, om nog maar niet te spreken van de honderden of zelfs duizenden mensen die omkomen tijdens hun oversteek van de Middellandse Zee per boot, zoals schandelijk genoeg net weer gebeurd is.
Wij maken ons zeer grote zorgen over de schaal van het huidige probleem, zeker nu wij zien wat er gebeurt bij de ernstige gewapende conflicten, met name in Libië. Wij willen tevens wijzen op het feit dat dit voorstel voor een richtlijn ook aspecten inhoudt die uiteindelijk leiden tot indamming van het recht op asiel en er bovendien voorwaarden aan verbinden, wat een beperking is van het soevereine recht van de lidstaten om hun eigen keuzen te maken en hun eigen asielprocedures te bepalen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het voorstel voor een richtlijn waarover vandaag gestemd wordt in het Europees Parlement betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de verlening of intrekking van internationale bescherming volgt dezelfde lijnen als de invoer van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Desalniettemin moet men zich realiseren dat het verloop van deze wettelijke ‘harmonisatie’ hand in hand gaat met het algemene buitenlandse beleid dat de Europese Unie volgt, alsook met haar hypocriete houdingen ten aanzien van immigratie en hulp voor vluchtelingen. Men neme bijvoorbeeld de situatie in Lampedusa, waar duizenden vluchtelingen verblijven zonder dat hun adequate bescherming wordt geboden, om nog maar niet te spreken van de honderden of zelfs duizenden mensen die omkomen tijdens hun oversteek van de Middellandse Zee per boot.
Wij maken ons zeer grote zorgen over de schaal van het huidige probleem, zeker nu wij zien wat er gebeurt bij de ernstige gewapende conflicten, met name in Libië.
Wij willen tevens wijzen op het feit dat dit voorstel voor een richtlijn ook aspecten inhoudt die uiteindelijk leiden tot indamming van het recht op asiel en er bovendien voorwaarden aan verbinden, wat een beperking is van het soevereine recht van de lidstaten om hun eigen keuzen te maken en hun eigen asielprocedures te bepalen. Vandaar onze kritische houding ten aanzien van dit verslag.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Internationale bescherming dient mensen die in hun land werkelijk vervolgd worden de kans te geven een toevluchtsoord te zoeken in landen waar het beter is. Het verslag van mevrouw Guillaume echter, dat dan wel verbeterd mag zijn door een paar amendementen, is één grote uitnodiging om misbruik te maken van de procedure; de betrokken diensten zullen vastlopen en degenen die het echt nodig hebben, worden beroofd van de mogelijkheid van een snel onderzoek van hun dossier.
In dit verslag genieten minderjarigen, onafhankelijk van hun leeftijd of concrete situatie, het voordeel van een totale goodwill die volkomen ongerechtvaardigd is; er is slechts beperkt gelegenheid om de versnelde procedure te gebruiken om duidelijk ongegronde verzoeken te verwerpen; de beroepsprocedures hebben stelselmatig een opschortend karakter; het verzoek om herziening van negatieve beslissingen is een recht geworden, en de noodzakelijke samenwerking door de verzoeker wordt bijna nergens geëist, zelfs als erom gaat dat hij zijn identiteit en plaats van herkomst moet aantonen, wat toch een minimumvereiste is om het dossier te bestuderen.
De verzoeken om internationale bescherming mogen en moeten geen middel zijn om beperkende maatregelen te omzeilen die genomen zijn om ongewenste economische migratie tegen te gaan. Het is ongepast dat dit Parlement zich leent voor dergelijke manoeuvres door buitensporige rechten te verlenen aan onechte asielzoekers.
Louis Grech (S&D), schriftelijk. − (EN) Met betrekking tot het verslag van mevrouw Guillaume heb ik, hoewel dit in beginsel een belangrijke stap in de richting van de verwezenlijking van een gemeenschappelijk asielbeleidsstelsel voor Europa vormt, in een aantal gevallen anders dan mijn fractie gestemd, omdat ik van mening was dat de betreffende clausules geen realistisch beeld gaven van de complexiteiten en problemen waarmee mijn land, Malta, te maken heeft als regelmatig ontvanger van migranten. Dat gezegd hebbende, heb ik echter bij de eindstemming voor het hele verslag gestemd, dat uiteindelijk een aantal zeer goede clausules bevatte die de behoeften en zorgen van de lidstaten aanpakten. Een voorbeeld is de oproep tot onmiddellijke beschikbaarstelling van financiële, administratieve en technische steun aan lidstaten die onevenredig grote aantallen asielaanvragen krijgen. Een dergelijk initiatief is essentieel voor alle lidstaten, maar in het bijzonder voor landen als Malta – die vaak gebukt gaan onder verantwoordelijkheden en complexiteiten als gevolg van de ontvangst van grote stromen migranten die het niet alleen aankan.
Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het Europees Parlement heeft op woensdag 6 april 2011 een verslag aangenomen over de zogeheten richtlijn asielprocedures. Deze stemming is een belangrijke stap voor het opzetten van een echt Europees asielbeleid, waarom wij al zo lang gevraagd hebben. Daarnaast is het feit dat dit verslag is aangenomen een duidelijk signaal dat de Europese Unie een gemeenschappelijk Europees asielstelsel (CEAS) nodig heeft voor 2012, met name daar de recente ontwikkelingen ten zuiden van de Middellandse Zee en de migrantenstromen uit Noord-Afrika de beperkingen van het huidige Europese stelsel hebben aangetoond. Het is dringend noodzakelijk de Europese richtlijnen te herzien om het stelsel geloofwaardig en efficiënt te maken. Ik ben er met name stellig van overtuigd dat de bepalingen inzake de versnelde procedure of de afwijzing van duidelijk ongegronde verzoeken niet moeten worden toegepast op niet-begeleide minderjarigen en op verzoekers met bijzondere behoeften; ik heb dus voor de amendementen gestemd die het tegenovergestelde beoogden. Ten tweede was mijn fractie volkomen tegen de toevoeging van extra redenen om een versneld onderzoek van een asielaanvraag in te stellen, gezien de risico’s die deze bepalingen voor asielzoekers inhouden, en ik betreur het ten zeerste dat die amendementen met zo’n kleine meerderheid zijn aangenomen. Ten slotte heb ik verkozen mij, wat betreft het begrip “veilig derde land” van stemming te onthouden.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) we moeten ons meer dan ooit inzetten voor de instelling van een echt gemeenschappelijk Europees asielstelsel (CEAS) voor 2012 door de rechten van de verzoekers beter te beschermen en de kwaliteit van de procedures te verbeteren. In mijn verslag wordt dit met name nagestreefd door opneming van het recht op kosteloze rechtsbijstand vanaf het begin van de procedure, door meer rekening te houden met kwetsbare verzoekers zoals niet-begeleide minderjarigen, en door een kader voor de beroepstermijnen. Ik betreur het dat Europees rechts er uitsluitend op uit is geweest de versnelde procedures aan te scherpen op grond van het idee dat asielzoekers bijna allemaal potentiële oplichters zijn, want dat is een volslagen overdreven visie op asiel. Naar mijn mening Volgens mij zullen meer solide procedures en beslissingen en een sneller onderzoek van de dossiers ertoe leiden dat er minder in beroep wordt gegaan en dat ongegronde verzoeken makkelijker zijn vast te stellen.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het verslag van mevrouw Guillaume beslaat belangrijke rechtsgebieden en benadrukt dat het noodzakelijk is de mensenrechten volledig te respecteren met betrekking tot asielzoekers. Mijn eigen land, Schotland, heeft nog geen zeggenschap over immigratie. Het beleid dat is uitgevoerd door de opeenvolgende regeringen van het Verenigd Koninkrijk was echter tamelijk onmenselijk. Ik ben er trots op dat ik lid ben van een partij die actief campagne heeft gevoerd tegen de brute opsluiting van jonge kinderen die asiel aanvragen.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit document gestemd omdat ik vind dat we deze mogelijkheid om een gemeenschappelijk, eerlijk en efficiënt asielstelsel te ontwikkelen moeten aangrijpen. Het asielbeleid heeft een rechtstreekse impact op personen die bescherming zoeken, maar eveneens op de capaciteit van de Europese Unie om een ware ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te ontwikkelen. Het is noodzakelijk te zorgen voor geharmoniseerde, eerlijke en doeltreffende procedures in het kader van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Het voorstel voor een richtlijn waar het Parlement zich over buigt en dat betrekking heeft op de mogelijke instelling van één asielprocedure voor de 27 lidstaten, is een belangrijke stap, maar gezien de gevoeligheid van het onderwerp moeten wij zorgvuldige afwegingen maken. Het uiteindelijke doel is om ervoor te zorgen dat de lidstaten hun wetgevingen in overeenstemming brengen met de verplichtingen die voortvloeien uit het programma van Stockholm, waarbij de procedures vereenvoudigd en versneld worden. Een ander doel is om aanvragers van politiek asiel goede bescherming te bieden, waarbij in eerste aanleg snel een besluit wordt genomen, kosteloze juridische bijstand wordt verleend evenals het recht om tot aan de definitieve beslissing op het grondgebied van de lidstaat te verblijven. Desalniettemin heb ik tegen het voorstel voor een richtlijn gestemd, omdat enkele technische en procedurele aspecten veel aan duidelijkheid te wensen overlaten en omdat bepaalde definities dubbelzinnig zijn. Asielaanvragers zouden gemakkelijk misbruik kunnen maken van het document in de huidige vorm. Ik heb dan ook tegen deze versie van het voorstel gestemd, omdat ik mij er niet geheel in kan vinden.
Agnès Le Brun (PPE), schriftelijk. – (ES) Als deel van haar asielbeleidsplan streeft de Europese Unie naar de instelling van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Het vrije verkeer binnen de landen van het Akkoord van Schengen dwingt ons immers tot een gezamenlijke inspanning om immigratievraagstukken te begrijpen. Het verslag over het verlenen en intrekken van internationale bescherming zal het stelsel hervormen dat berust op Richtlijn 2005/85/EG. De huidige demografische druk in Europa dwingt ons die vraagstukken met toenemende waakzaamheid te aanschouwen. Helaas wordt er in het verslag van mevrouw Guillaume met deze overwegingen geen rekening gehouden, wat voor mij en voor de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) aanleiding is geweest om er tegen te zijn. Het laat namelijk te veel onduidelijkheden en manoeuvreerruimte bestaan in de procedures, met als risico dat dit historische recht op een verkeerde manier gebruikt wordt. Zo is het begrip “familieleden” al te ruim gedefinieerd, wat misbruik in de hand werkt. Na een half jaar van procedures is het aan de lidstaat om te bewijzen dat de verzoeker niet vervolgd wordt, wat de taak voor de bevoegde overheden een stuk ingewikkelder maakt. Beperkingen van het beroep op de versnelde procedure zullen die problemen alleen maar groter maken.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. De eerste dagen nadat vluchtelingen in Europa zijn aangekomen, zijn cruciaal voor het bepalen van hun status en de Europese landen moeten, voor 2012, hun asielprocedures in die allereerste fase verbeteren, stelt het verslag. Het aangenomen verslag roept de EU-landen in het bijzonder op de minimale procedurele waarborgen te versterken, vooral met betrekking tot het recht op kosteloze juridische bijstand, het recht op informatie en het recht op een persoonlijk onderhoud, speciale aandacht te besteden aan kwetsbare verzoekers, zoals kinderen, en, in medebeslissing met het Europees Parlement, een gemeenschappelijke lijst van veilige derde landen aan te nemen.
Véronique Mathieu (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen het verslag van Sylvie Guillaume gestemd omdat dit criteria geeft voor de harmonisatie van de asielprocedures die niet realistisch zijn ten opzichte van de procedures die thans in onze lidstaten van kracht zijn. Wij willen beslist een gemeenschappelijk asielstelsel maar niet met een utopische harmonisatie als prijs. Uit de stemming van vandaag in het Parlement blijkt duidelijk dat dit onbehagen ook ervaren wordt in dit Huis, waarvan de helft deze demagogische benadering heeft afgewezen omdat hij liever een meer verantwoordelijke benadering heeft waarin gekozen wordt voor een asielstelsel dat doeltreffend en in de praktijk uitvoerbaar is.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Alle VN-lidstaten hebben de plicht om vluchtelingen en asielzoekers te beschermen. De Europese Unie neemt de vrijheid dit recht te negeren door van de grenslidstaten te eisen dat ze vluchtelingen en asielzoekers vasthouden in kampen in afwachting van een antwoord dat nog onzekerder is, want achterdocht is de regel, de versnelde procedures zullen worden gehandhaafd en het aantal ambtenaren dat met deze dossiers is belast, is verlaagd.
Niettemin bevat de tekst een aantal aanzienlijke verbeteringen, zoals de intrekking van het absurde begrip “veilig land van herkomst”, het verbod om minderjarigen op te sluiten, en het feit dat rekening wordt gehouden met vervolging op grond van seksuele geaardheid.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Al meer dan tien jaar zijn verstreken sinds na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam in mei 1999 begonnen is met de werkzaamheden tot invoering van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel (CEAS) op basis van de beginselen die zijn aangenomen door de Europese Raad van Tampere. De eerste fase van dit stelsel (1999-2005) had tot doel de rechtskaders van de lidstaten te harmoniseren door gemeenschappelijke minimumnormen vast te leggen. Er is nog een lange weg te gaan voordat er sprake is van een werkelijke harmonisatie, maar we moeten wel bedenken dat enkel door de verbetering en de harmonisatie van de procedures en de waarborgen die ermee samenhangen een gemeenschappelijk stelsel kan worden bereikt. In deze context is een fundamentele herziening van de richtlijn asielprocedures absoluut noodzakelijk om te zorgen voor een toegankelijke, eerlijke en doeltreffende procedure, en dit zowel in het belang van de asielzoekers als van de lidstaten.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Als de resolutie bedoeld is om een toegankelijke, eerlijke en efficiënte procedure te ontwikkelen voor de verlening van asiel op het grondgebied van de Europese Unie, dan worden aan mensen die bescherming zoeken de standaardgaranties van de Europese Unie verleend en kunnen de EU-lidstaten onderscheid maken tussen asielzoekers en andere migranten. Ik heb voorgestemd.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Bij de gemeenschappelijke Europese inspanningen op asielgebied staan de rechten van de asielzoekers voorop. Daarbij wordt echter buiten beschouwing gelaten dat het grootste deel van de asielzoekers geen echte asielzoekers zijn, maar economische migranten die volgens het Verdrag van Genève geen enkele aanspraak op asiel kunnen maken en die de instanties met valse informatie en verschillende vertragingstactieken werk bezorgen en daardoor miljarden kosten. Anderzijds worden er nauwelijks vorderingen geboekt op het gebied van de gedwongen terugkeer.
Met het oog op de grotendeels economisch gemotiveerde vluchtelingenstromen uit de overbevolkte regio’s van deze wereld, waarmee slechts de problemen en conflicten uit alle delen van de aarde worden geïmporteerd zonder dat enige medewerking van de zogenaamde ‘asielzoekers’ is vereist, moeten eenzijdig hogere beschermingsnormen die door hun magneetwerking alleen maar tot een verscherping van de problematiek rond asielzoekers en economische migranten leiden, beslist worden afgewezen.
Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit voorstel gestemd omdat we ons moeten inspannen voor een Europees asielstelsel dat nog efficiënter is en dat een positief effect heeft op mensen. Het asielbeleid is heel belangrijk gezien de enorme invloed ervan op de mogelijkheden van de Europese Unie om een gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te scheppen. Voor alles moeten we zorgen voor meer samenhang tussen asielinstrumenten. Procedures moeten worden geharmoniseerd, zodat ze op een eerlijke en effectieve manier kunnen worden toegepast. Daarnaast moeten we de minimale procedurele waarborgen versterken. We moeten ervoor zorgen dat personen die asiel aanvragen gebruik kunnen maken van het recht op informatie, het recht om gehoord te worden en het recht op kostenloze juridische bijstand, en dat deze rechten niet worden ingeperkt. Alle procedurele instrumenten moeten niet-discriminerend zijn en moeten uniform worden toegepast, met inachtneming van minimale juridische waarborgen en beginselen. Er dient speciale aandacht te worden besteed aan kwetsbare asielzoekers. De belangen van kinderen moeten adequaat worden beschermd en vertegenwoordigd door de toepassing van de noodzakelijke procedures. Ik schaar mij achter het voorstel om een voorziening te creëren die het mogelijk maakt personen die een gevaar kunnen vormen voor de nationale veiligheid van een lidstaat, of die onder de nationale wetgeving onder dwang een land zijn uitgezet, direct het land uit te zetten omwille van de nationale veiligheid. Een dergelijke voorziening is erg belangrijk en noodzakelijk omdat deze lidstaten meer mogelijkheden geeft om terroristennetwerken de pas af te snijden en om passende preventieve maatregelen te nemen.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) In mei 1999, na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam, begonnen werkzaamheden tot invoering van gemeenschappelijk Europees asielstelsel (CEAS), op basis van de beginselen die zijn aangenomen door de Europese Raad van Tampere. Er zijn inmiddels grote vorderingen gemaakt. Het voorstel dat nu is ingediend voor een grondige herziening van de procedurerichtlijn betekent alweer een stap vooruit. De discrepanties die nog steeds bestaan tussen nationale bepalingen en de wijze waarop deze worden toegepast, pasten in het geheel niet bij een CEAS en zijn dan ook de reden voor deze amendementen. Het doel van het CEAS is dat aanvragers een degelijke behandeling krijgen die overal in de Unie gelijk is, ongeacht de lidstaat waar zij een asielaanvraag indienen. Daarom ben ik het ermee eens dat het noodzakelijk is een robuust Europees rechtskader te scheppen dat het mogelijk maakt een adequaat en doeltreffend CEAS op te zetten. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat een gemeenschappelijk stelsel alleen kan worden bereikt door de procedures en de waarborgen die ermee samenhangen te verbeteren en te harmoniseren.
Vincent Peillon (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor dit uitstekende verslag van mijn collega en vriendin Sylvie Guillaume, over de procedures voor het verlenen of intrekken van asiel in Europa. Deze tekst is een wezenlijke vooruitgang met het oog op de instelling van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel voor 2012, waarbij een einde wordt gemaakt aan een onaanvaardbare situatie waarin een asielzoeker, afhankelijk van het Europese land waarin hij om bescherming vraagt, zijn kans om als vluchteling te worden erkend ziet schommelen tussen de 1 en de 65 procent. Daarom heeft het Europees Parlement zich uitgesproken voor meer rechtvaardigheid en meer doeltreffendheid in de behandeling van asielprocedures. Voorgesteld wordt dat ieder land zich houdt aan dezelfde – versterkte – regels voor bescherming van de rechten en modernisering van de procedures: kosteloze rechtsbijstand vanaf de eerste dag van de procedure, een tijdskader voor de beroepstermijnen, bijzondere hulp voor niet-begeleide minderjarigen, en verkorting van de onderzoekstermijnen. Ofschoon ik het betreur dat de rechtse partijen, die in dit Parlement een meerderheid vormen, erin geslaagd zijn om amendementen op de tekst te laten aannemen die de oprechtheid van asielzoekers in een kwaad daglicht stellen, ben ik toch heel blij dat dit verslag is aangenomen. De bal ligt nu bij de lidstaten, die zich nog moeten uitspreken over onze voorstellen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voorgestemd. Ik ben in het bijzonder blij dat onze centrumrechtse collega’s het eens zijn met de noodzaak van speciale bescherming, ongeacht hun algemene standpunt over asiel. Lesbische, homoseksuele, biseksuele en transseksuele mensen die vluchten uit landen als Irak, Uganda, Honduras en Indonesië moeten bijzondere bescherming krijgen waarbij rekening wordt gehouden met culturele gevoeligheid. Dit is een belangrijke stap in de richting van volledige naleving van onze verplichtingen op grond van het internationaal asielrecht. Het Europees Parlement laat zien dat de asielregels moeten worden bijgewerkt om de werkelijkheid te weerspiegelen: 76 landen stellen homoseksuele handelingen strafbaar en in zeven landen staat hier de doodstraf op (misschien binnenkort acht met Uganda erbij). Ik vind het jammer dat andere progressieve bepalingen het niet hebben gehaald, maar de tekst van vandaag zorgt uiteindelijk voor een eerlijkere behandeling van LHBT-asielzoekers. De tekst die vandaag is aangenomen vormt het formele standpunt van de Europees Parlement in eerste lezing. De asielregels zullen effectief worden gewijzigd zodra de EU-regeringen de tekst hebben bestudeerd en tot overeenstemming zijn gekomen met het Europees Parlement.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Na jaren van verhit debat en in het verlengde van het Verdrag van Lissabon heeft de Commissie juridische zaken de eerste versie van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel aan het Parlement voorgelegd.
De doelstelling is om tegen 2012 een gemeenschappelijke en solidaire ruimte waarin bescherming wordt geboden te hebben ingesteld door de nationale asielwetgevingen van de lidstaten, ondanks de verschillen daartussen, te harmoniseren. Deze verschillen zijn onverenigbaar met een Europees asielstelsel en belemmeren de instelling ervan.
In de nieuwe richtlijn is bepaald dat personen die een verzoek om asiel indienen, ongeacht de lidstaat waar ze dit doen, een behandeling van hoog niveau kunnen genieten, die gelijkwaardig is in de hele Unie. Wij moeten inzetten op de stapsgewijze verbetering en de doeltreffende harmonisering van de asielprocedures en de waarborgen die ermee samenhangen teneinde tot een Europese asielprocedure te komen. In het licht van de herziening hoop ik dat er in het belang van de asielaanvragers en de opvangstelsels van de lidstaten zorg wordt gedragen voor een toegankelijke, billijke en effectieve procedure.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Wij hebben overtuigd tegen de richtlijn van het Parlement betreffende een uniforme asielprocedure gestemd, omdat de tenuitvoerlegging ervan de soevereiniteit van de lidstaten zou ondermijnen. Het is in onze ogen onacceptabel dat de lidstaten ongewenste personen niet meer mogen terugsturen en dat zij voor de asielaanvragers in de gehele EU hetzelfde hoge behandelingsniveau moeten waarborgen, terwijl er Europese gezinnen zijn die niet eens het recht op huisvesting genieten. Bovendien krijgen asielaanvragers recht op gratis procedureel en juridisch advies, rechtsbijstand en juridische vertegenwoordiging. Daarnaast wordt bepaald dat ook ngo’s een actieve rol mogen spelen bij het verlenen van diensten, en voorlichting mogen geven over de procedures voor het verkrijgen van bescherming en de asielaanvragers van juridisch advies mogen voorzien, terwijl dat ook bij de grensovergangen of in de opvangcentra zou moeten gebeuren. We moeten voorkomen dat deze faciliteiten, waar de Europese belastingbetalers voor opdraaien, toegankelijk worden voor alle asielaanvragers, en niet meer alleen voor vluchtelingen, wat zou betekenen dat elke willekeurige illegale immigrant die dat wenst, er gebruik van kan maken.
Thomas Ulmer (PPE), schriftelijk. – (DE) Ik heb tegen dit verslag gestemd. Het gaat om de uitvoering van een goed geregelde, gemeenschappelijke en snelle asielprocedure in Europa volgens één rechtstandaard. Door de amendementen van de groenen en de socialisten zouden vreemdelingen echter bijna zonder controlemogelijkheden in de EU kunnen verblijven en hiermee zouden we echte asielzoekers die asiel aanvragen omdat hun leven gevaar loopt of op politieke, religieuze of ethische gronden, een slechte dienst bewijzen, omdat iedereen dan over één kam wordt geschoren. Dat strookt niet met mijn opvattingen over asielbeleid. Asielbeleid is gebaseerd op humaniteit en solidariteit. Indien we iets geven, moet hier ook altijd iets tegenover staan, zoals erkenning van en respect voor de structuren van het gastland.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) De toeristische sector wordt steeds belangrijker voor Europese bedrijven en mensen. Statistieken voor het ontwikkelen van een doeltreffender toeristisch beleid op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau moeten daarom uiterst betrouwbaar zijn, want zij dienen immers als ondersteuning voor het besluitvormingsproces in bedrijven en in de private sector. Ik wil tevens benadrukken dat het belangrijk is dat de Commissie deze suggesties verwelkomt in de perioden waarin deze ingediend zijn.
Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. − (RO) Statistische gegevens spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van een effectiever toerismebeleid op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau. Statistische gegevens met betrekking tot deze sector worden niet uitsluitend gebruikt voor toezicht op beleid dat specifiek op het toerisme gericht is, maar spelen tevens een rol binnen de bredere context van regionaal beleid en duurzame ontwikkeling. Ik ben van mening dat het nodig is de toeristische sector in de Europese Unie te bevorderen door middel van gecoördineerd optreden op EU-niveau in aanvulling op initiatieven van de lidstaten. Ik verwelkom het doel om het huidige rechtskader voor Europese statistieken over toerisme te actualiseren en te optimaliseren, voor een beter antwoord op de voornaamste uitdagingen waarmee de sector zich geconfronteerd ziet, zoals toenemende wereldwijde concurrentie, demografische trends, klimaatverandering en milieueisen en seizoensgebonden spreiding van het toeristisch verkeer. Dit nieuwe, gemeenschappelijke kader voor de systematische productie van Europese toerismestatistieken moet worden vastgesteld door middel van de verzameling, compilatie, verwerking en verstrekking door de lidstaten van geharmoniseerde statistieken over vraag en aanbod. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het toerisme een belangrijke activiteit is in de Europese Unie, die bijdraagt aan de werkgelegenheid en de economische groei.
Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) De meeste van alle toeristen uit de hele wereld komen naar Europa: jaarlijks circa 370 miljoen. Elk jaar doen ongeveer 7 miljoen buitenlandse toeristen Ierland aan. De toeristische sector is van groot belang voor Europese bedrijven en voor de economie van de lidstaten. Op dit moment zijn 1,8 miljoen bedrijven en 9,7 miljoen banen afhankelijk van het Europees toerisme. In deze sector zijn er ook aanzienlijke groeikansen, voor wat betreft ecotoerisme, erfgoed, sport en gastronomie. Om deze kansen zo veel mogelijk te benutten moet men de toeristische sector goed begrijpen. Om die reden steun ik dit verslag over statistische gegevens en het toerisme. Nauwkeurige gegevens over plaatselijk, nationaal en Europees toerisme zullen de EU helpen effectief beleid te ontwikkelen en het toerisme in Europa te stimuleren.
Omdat de toeristische sector voor Ierland van levensbelang is, en gezien de context van de geografische ligging van het land, ben ik vooral verheugd over de zaken die in het verslag aan de orde komen over de bijzondere situatie van eilanden en randgebieden, en over de bespreking van die speciale gevallen in het actiekader van de EU voor het Europees toerisme.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Het toerisme is een belangrijke economische activiteit in de Europese Unie die in hoge mate kan bijdragen aan grotere werkgelegenheid en economische groei, en tevens een belangrijke rol kan spelen bij sociaaleconomische integratie in rurale en minder ontwikkelde gebieden. Met circa 1,8 miljoen ondernemingen, hoofdzakelijk kmo’s, heeft de Europese toeristenindustrie ongeveer 5,2 procent van de totale beroepsbevolking in dienst (ongeveer 9,7 miljoen banen). Ik ondersteun het streven van de Commissie naar een nieuw beleidskader voor toerisme in Europa, gebaseerd op de uit het Verdrag van Lissabon voortvloeiende nieuwe bevoegdheden. De toeristenindustrie ziet zich geconfronteerd met grote uitdagingen, zoals toenemende wereldwijde concurrentie, demografische trends, klimaatverandering en milieueisen, seizoensgebonden spreiding van het toeristisch verkeer en het toenemende gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën door cliënten. Ik acht het noodzakelijk het toerisme in de Europese Unie te bevorderen door middel van gecoördineerd optreden op EU-niveau in aanvulling op initiatieven van de lidstaten. Deze verordening, die tot doel heeft een gemeenschappelijk kader vast te stellen voor de systematische productie van Europese toerismestatistieken door middel van de verzameling, compilatie, verwerking en verstrekking door de lidstaten van geharmoniseerde Europese statistieken over vraag en aanbod in de toerismesector, is van groot belang omdat deze, mits naar behoren ten uitvoer gelegd, de mogelijkheid biedt om de ware stand van zaken ten aanzien van het toerisme in de lidstaten vast te stellen en het eenvoudiger maakt om het aanbod aan te passen aan de veranderende wensen van toeristen.
Regina Bastos (PPE), schriftelijk. – (PT) Toerisme vormt een belangrijke sector binnen de Europese economie, met circa 1,8 miljoen bedrijven, voornamelijk kleine en middelgrote ondernemingen, die werk bieden aan zo’n 9,7 miljoen arbeidskrachten. Naar schatting genereert de Europese toeristenindustrie meer dan 5 procent van het bruto binnenlands product van de EU.
Met de indiening van mededeling COM(2010)352 wil de Commissie een nieuw beleidskader definiëren voor toerisme in Europa, waarbij getracht wordt de sector te versterken door middel van gecoördineerd optreden op EU-niveau in aanvulling op initiatieven van de lidstaten. Daarom moeten er, wil het nieuwe politieke kader succes hebben, besluiten worden genomen die gebaseerd zijn op betrouwbare en vergelijkbare statistische gegevens.
Dit verslag, dat mijn steun heeft, erkent de belangrijke rol van statistiek voor het ontwikkelen van beter toeristisch beleid op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau, daar dit als een nuttig instrument dient voor het ondersteunen van het besluitvormingsproces. Daarnaast ondersteunt het de totstandbrenging van een gemeenschappelijk wetgevingskader voor de systematische productie van Europese statistieken over toerisme door middel van het verzamelen, samenstellen, verwerken en overdragen door de lidstaten van geharmoniseerde Europese statistieken over vraag en aanbod binnen het toerisme.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Statistiek speelt een belangrijke rol bij de ontwikkelingen van een doeltreffender toerismebeleid en het nemen van zakelijke beslissingen. Ik steun de tekst omdat de veranderingen die de laatste jaren in de toeristische sector hebben plaatsgevonden, een actualisering van het wettelijke kader voor Europese statistieken over toerisme noodzakelijk maken. Eenmaal goedgekeurd zal het voorstel bijdragen aan de verbetering van de tijdige beschikbaarheid, vergelijkbaarheid en volledigheid van de verstrekte statistische gegevens en de efficiëntie van de gegevensverwerking.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) Het verslag van de heer Simpson en de verordening waar het verslag betrekking op heeft, hebben als doel om een gemeenschappelijk kader vast te stellen voor het verzamelen en verspreiden van Europese statistieken over toerisme, waarbij de lidstaten geharmoniseerde statistieken over de vraag naar toerisme en het toeristisch aanbod verzamelen en verwerken in geaggregeerde tabellen die via internet naar de Commissie (Eurostat) worden gezonden. Hoewel de rapporteur prijzenswaardig werk heeft verricht, kan ik niet voor het verslag stemmen omdat hierin geen wijzigingen worden voorgesteld met betrekking tot de arbeidsintensieve verzameling van gegevens die uit de verordening voortvloeit. Het opstellen van tabellen, zoals in de verordening voorgesteld, is behoorlijk ingewikkeld en het verzamelen van een dergelijke hoeveelheid gegevens is in mijn ogen te veel gevraagd. Ik stem dan ook tegen, omdat ik de inmenging en de administratieve lasten waar de verordening toe zou leiden, niet kan steunen.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het Europees toerismebeleid moet worden verbeterd, voornamelijk gezien de netelige economische situatie waarmee de toeristenindustrie recentelijk is geconfronteerd. Met de wijziging van het rechtskader door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft de Europese Unie meer bevoegdheden gekregen, en de Europese Commissie heeft een voorstel ingediend betreffende de nieuwe beleidscontext voor het toerisme. Dit voorstel voor een verordening heeft ten doel het rechtskader voor Europese statistieken op het gebied van toerisme te actualiseren en optimaliseren, maar er zijn zorgen geuit over het feit dat het voorstel niet voorziet in de introductie van satellietrekeningen op het gebied van toerisme. Deze satellietrekeningen zijn van essentieel belang voor de geleidelijke ontwikkeling van geïntegreerde systemen voor toerismestatistieken en om een beter begrip te krijgen van de ware waarde van het toerisme, alsook van zijn effecten op de werkgelegenheid en de economie. Daarnaast moet de Commissie, met het oog op verbetering van de kennis voor de bevordering van duurzaam toerisme, een programma opzetten van pilotstudies betreffende toerisme. Deze studies zouden op vrijwillige basis worden uitgevoerd door de lidstaten teneinde een systeem te ontwikkelen voor de compilatie van gegevens aan de hand waarvan de effecten van toerisme op het milieu inzichtelijk kunnen worden gemaakt.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. – (PT) In verschillende lidstaten, zoals die van mij, Portugal, neemt toerisme een belangrijke plaats in binnen de economie die een intrinsiek vermogen heeft voor het genereren van nieuwe bronnen van winst en economische groei. Toerisme vertegenwoordigt de op twee na grootste Europese sociaaleconomische activiteit, goed voor 5 procent van het bruto binnenlands product van de EU. De Europese Unie is nog steeds ‘s werelds populairste toeristische bestemming, met 40 procent van het wereldwijde aantal toeristen in 2008.
De EU wil een nieuw beleidskader voor toerisme definiëren, met als doel om de sector te versterken, en zo de strijd aan te gaan met de grote uitdagingen, zoals klimaatverandering, demografische trends en globalisering, middels gecoördineerde actie op EU-niveau in aanvulling op initiatieven van de lidstaten. Door gegevens over toerisme samen te stellen kan men betere kennis verwerven van de omvang die deze sector vertegenwoordigt, van zijn kenmerken, van het profiel van de toeristen alsook van de verschillende reispatronen. Dit draagt niet alleen bij tot de juiste formulering van beleid voor de sector, maar ook tot een beter begrip van de sociaaleconomische gevolgen ervan.
Ik steun daarom het actualiseren en optimaliseren van het huidige statistische systeem zodat we over betrouwbare en vergelijkbare statistieken beschikken.
Lara Comi (PPE), schriftelijk. − (IT) We kunnen er niet omheen dat het toerisme de afgelopen tien jaar radicaal is veranderd, mede als gevolg van de technologische vooruitgang. Daarom moet de wetgeving op het gebied van de verzameling van gegevens en statistieken worden geactualiseerd.
Om die reden ben ik het eens met het voorstel van de Commissie voor een nieuwe verordening waarmee enkele inmiddels overbodig geworden artikelen worden geschrapt. Tegelijkertijd steun ik de amendementen die het Parlement op deze verordening heeft ingediend, met name voor wat betreft de noodzaak om te komen tot geharmoniseerde statistieken waarbij ook gekeken wordt naar de meer sociale aspecten van het toerisme, en voor wat betreft de verwerping van het voorstel om de Commissie voor onbepaalde tijd de bevoegdheid te verlenen om gedelegeerde handelingen vast te stellen die betrekking hebben op essentiële onderwerpen.
Ik vind het zeer spijtig dat het voorstel van de Commissie niet voorziet in de introductie van satellietrekeningen op het gebied van toerisme, omdat daarmee een alomvattend beeld kan worden gegeven van de impact die de toeristenindustrie heeft op de arbeidsmarkt en de economie.
Tot slot vind ik het een zeer interessant voorstel om op vrijwillige basis statistieken te gaan verzamelen over de toeristische gewoonten van personen die een handicap hebben of minder mobiel zijn, en om op basis daarvan pilotprojecten op te zetten met als doel om de deelname van deze personen aan het toerisme te verbeteren.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. − (RO) Europa bezet een zevende plaats in een lijst van de vijftig meest populaire landen in de wereld. Het is een zeer goede aanwijzing dat Europa een groot toeristisch en cultureel potentieel heeft, maar dat er ook nog mogelijkheden te ontdekken zijn, ook voor Europeanen. Ik ben van mening dat een dergelijke mogelijkheid bestaat uit de deelname van ouderen, maar ook van jongeren en gezinnen met moeilijkheden, en daarnaast personen met een verminderde mobiliteit, in de door de Unie ontwikkelde programma’s op het gebied van sociaal toerisme. Er zijn echter kloppende statistieken nodig, opgesteld op basis van gemeenschappelijke verzamelmethoden, voor het ontwikkelen van programma’s gericht op deze categorieën toeristen in alle lidstaten van de Unie.
Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb vandaag voor het verslag over Europese statistieken over toerisme gestemd. Het is een positieve stap om een verordening in te stellen die rekening houdt met de toerismestatistieken van alle lidstaten. Het belang van toerisme in het Europees recht is enorm toegenomen toen het een bevoegdheid werd op grond van het Verdrag van Lissabon in december 2009. Bij de verdere ontwikkeling moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de verstrekte gegevens correct zijn om resultaten van goede kwaliteit te verkrijgen.
Coördinatie op Europees niveau zal zeer gunstig zijn voor de Europese toerismesector, maar eventuele pan-Europese initiatieven moeten wel de initiatieven en toerismestrategieën van de lidstaten aanvullen. Door statistische gegevens te leveren zal de EU beter in staat zijn de toerisme-industrie, waaronder kleine en middelgrote bedrijven, te helpen en de algehele marketing van Europa als zeer aantrekkelijke toeristische bestemming te verbeteren.
Het verslag maakt onderscheid tussen intern en nationaal toerisme. Intern toerisme omvat de capaciteit van logiesverstrekkende bedrijven en nationaal toerisme omvat deelname aan toerisme, waaronder excursies.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat toerismestatistieken bijdragen tot de ontwikkeling van effectiever beleid en een nuttig instrument vormen ter ondersteuning van het besluitvormingsproces van bedrijven en de particuliere sector. Er bestaat geen twijfel over dat deze nieuwe verordening een verbetering zal betekenen voor de tijdige beschikbaarheid, vergelijkbaarheid en volledigheid van de verstrekte statistische gegevens en de efficiëntie van de gegevensverwerking.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Volgens de cijfers in het verslag blijft Europa de populairste toeristenbestemming van de wereld, en toerisme is de op twee na grootste sociaaleconomische activiteit in de EU, met zo’n 1,8 miljoen bedrijven (voornamelijk kleine en middelgrote), 9,7 miljoen banen en een productie die goed is voor 5 procent van het bruto binnenlands product van de EU. Daarom dient deze activiteit op de juiste wijze te worden gecontroleerd, gereguleerd en ondersteund, in het bijzonder in de specifieke context van het economische herstel en de noodzaak om de productie van verhandelbare goederen te verhogen.
Deze realiteit gaat op voor de gehele EU, maar is vooral van belang voor Portugal, een land dat al jaren veel investeert in toerisme als een bijzonder dynamische economische activiteit met een enorm groeipotentieel. In deze context, en gezien het belang dat een diepgaande en realistische kennis van de werkelijkheid van het toerisme heeft voor het ontwikkelen van geschikt beleid, is het voorstel van de Commissie ter actualisering en optimalisering van het juridische kader voor de Europese toerismestatistieken waarover wij vandaag hebben gestemd, van groot belang.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag heeft betrekking op een terrein dat essentieel is voor de toekomst van het toerisme in de EU. Ondanks de crisis die wereldwijd heeft toegeslagen, zag deze sector volgens de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in 2010 een groei van 2 procent, ondanks alle politieke beroering in een aantal gebieden in de wereld. Ook in Europa is er sprake van gestage groei, en in het toerisme zijn momenteel 1,8 miljoen bedrijven actief (voor het overgrote deel kleine en middelgrote ondernemingen), die zorgen voor 9,7 miljoen banen, Toerisme is de op twee na grootste sociaaleconomische activiteit in de EU en is goed voor meer dan 5 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Bovendien is Europa de populairste toeristische bestemming van de wereld, met 40 procent van alle bezoekers. Deze activiteit is essentieel voor het realiseren van de doelstellingen zoals uiteengezet in de Europa 2020-strategie. Deze verordening zorgt voor actualisering van de huidige verordening, in het bijzonder met betrekking tot het verzamelen en verwerken van gegevens over maatregelen en toegankelijkheid voor personen met beperkte mobiliteit, punten die essentieel zijn voor de voorbereiding van de nieuwe Europese strategie voor toerisme. Ik verwelkom de goedkeuring van dit voorstel, dat, naast het opzetten van een programma van verkennende studies uit te voeren door de lidstaten, ook gegevens zal bevatten over plattelandstoerisme en groen toerisme, met meer dan 50 000 overnachtingsplaatsen, voor het overgrote deel gerund door kleine en middelgrote bedrijven.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het nut van statistische informatie hangt af van de vergelijkbaarheid in tijd en ruimte en dat maakt het noodzakelijk om een gemeenschappelijke reeks definities en classificaties aan te nemen. In het specifieke geval van toerisme geldt dat die sector concepten en definities omvat die lang onduidelijk zijn geweest, waardoor het moeilijk was betrouwbare en geloofwaardige informatie te vinden. Derhalve is het noodzakelijk de criteria en definities aan de hand waarvan vergelijkbare gegevens kunnen worden verkregen, te verduidelijken. Het bestaan van deze statistieken is van groot belang voor het bepalen van de directe en indirecte effecten van toerisme op de economie en voor het ondersteunen van de planning en ontwikkeling van nieuwe toeristische activiteiten, of de aanpassing van bestaande toeristische activiteiten.
Het in het verslag opgenomen voorstel is erop gericht om bij te dragen aan de verbetering van de tijdige beschikbaarheid, vergelijkbaarheid en volledigheid van de verstrekte statistische gegevens en de efficiëntie van de gegevensverwerking, met inbegrip van een betere validatie van gegevens. Om beter te beantwoorden aan recente ontwikkelingen in de toeristenindustrie is het daarnaast noodzakelijk het rechtskader aan te passen door hierin nieuwe variabelen op te nemen, bijvoorbeeld met betrekking tot dagtochten. Daarom hebben wij voorgestemd.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Wij weten dat het belangrijk is over statistische informatie te beschikken, hoewel het nut ervan afhangt van de vergelijkbaarheid in tijd en ruimte, wat het noodzakelijk maakt om een gemeenschappelijke reeks definities en classificaties aan te nemen.
In het specifieke geval van toerisme geldt dat die sector concepten en definities omvat die lang onduidelijk zijn geweest, waardoor het moeilijk was betrouwbare en geloofwaardige informatie te vinden. Derhalve is het noodzakelijk de criteria en definities aan de hand waarvan vergelijkbare gegevens kunnen worden verkregen, te verduidelijken.
Het bestaan van deze statistieken is van groot belang voor het bepalen van de directe en indirecte effecten van toerisme op de economie en voor het ondersteunen van de planning en ontwikkeling van nieuwe toeristische activiteiten, of de aanpassing van bestaande toeristische activiteiten.
Het in het verslag opgenomen voorstel is erop gericht om bij te dragen aan de verbetering van de vergelijkbaarheid en volledigheid van de verstrekte statistische gegevens en de efficiëntie van de gegevensverwerking, met inbegrip van een betere validatie van gegevens. Om beter te beantwoorden aan recente ontwikkelingen in de toeristenindustrie is het daarnaast noodzakelijk het rechtskader aan te passen door hierin nieuwe variabelen op te nemen, bijvoorbeeld met betrekking tot dagtochten
Daarom hebben wij voor dit verslag gestemd.
Jacqueline Foster (ECR), schriftelijk. − (EN) Mijn fractie heeft het verslag over statistieken over toerisme gesteund, waarmee de methoden voor het verzamelen van Europese statistieken over toerisme worden bijgewerkt en gemoderniseerd, in het bijzonder in het licht van moderne trends zoals goedkope vluchten en korte vakanties.
Politici moeten het grote belang van de toeristenindustrie voor Europa erkennen. Individuele lidstaten beseffen dat er meer moet worden gedaan om deze sector, die veel bijdraagt aan de economische groei, te helpen.
Toerisme is bijvoorbeeld een van de grootste sectoren in de economie van het Verenigd Koninkrijk. Het levert rechtstreeks 1,36 miljoen banen op – en in 2020 zullen dat er naar verwachting 1,5 miljoen zijn – en bijna 3 miljoen als indirecte werkgelegenheid wordt meegeteld. Die cijfers zeggen genoeg!
Het Verenigd Koninkrijk wil graag actief en positief deelnemen aan discussies over toerisme op EU-niveau, en steunt volledig de noodzaak om het concurrentievermogen van de Europese toeristenindustrie en haar vermogen tot duurzame groei te verbeteren. We moeten er echter voor zorgen dat maatregelen op EU-niveau het subsidiariteitsbeginsel niet in de verdrukking brengen.
De lidstaten concurreren met elkaar, maar kunnen toch goede werkwijzen delen en samenwerken op bepaalde gebieden, zoals het verbeteren van de vervoersverbindingen in Europa en andere maatregelen die het reizen voor consumenten gemakkelijker maken.
Ik sluit af met een eenvoudige boodschap – Bezoek Groot-Brittannië!
Mathieu Grosch (PPE), schriftelijk. – (DE) Met het Verdrag van Lissabon zijn de bevoegdheden van de EU op het gebied van toerisme uitgebreid. De statistiek biedt ons natuurlijk fundamentele informatie en hierdoor kunnen we niet alleen op EU-niveau maar ook op landelijk en regionaal niveau interessante conclusies trekken.
Voor mijn eigen regio, de Duitstalige gemeenschap van België, is het toerisme niet alleen een belangrijke bevoegdheid, maar ook een economisch belang. Daarom vormen deze statistieken een essentieel element voor de beleidsoriëntatie. Het is echter ook duidelijk dat er tussen de verschillende niveaus – regionaal, nationaal en grensoverschrijdend – moet worden samengewerkt om de toeristische positie van de Europese regio’s, met name in de grensgebieden, nauwkeuriger te omschrijven.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit document gestemd omdat er nieuw, beter beleidskader moet worden vastgesteld voor het toerisme in Europa. Het toerisme is een belangrijke economische activiteit in de Europese Unie die in hoge mate kan bijdragen aan grotere werkgelegenheid en economische groei, en tevens een belangrijke rol kan spelen bij sociaaleconomische integratie in rurale, perifere en minder ontwikkelde gebieden, zoals gebieden met een rijk industrieel erfgoed. Statistische gegevens met betrekking tot deze sector worden niet uitsluitend gebruikt voor toezicht op beleid dat specifiek op het toerisme gericht is, maar spelen tevens een rol binnen de bredere context van regionaal beleid en duurzame ontwikkeling. We moeten de voornaamste uitdagingen aanpakken waarmee de sector zich geconfronteerd ziet, zoals toenemende wereldwijde concurrentie, demografische trends, klimaatverandering en milieueisen, seizoensgebonden spreiding van het toeristisch verkeer en het toenemende gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën door cliënten. Het toerisme in de Europese Unie moet worden bevorderd door middel van gecoördineerd optreden op EU-niveau in aanvulling op initiatieven van de lidstaten. Teneinde het nieuwe beleidskader succesvol ten uitvoer te leggen, dienen beleidsmakers op elk bestuursniveau goed onderbouwde beslissingen te nemen, gebaseerd op betrouwbare en vergelijkbare statistische gegevens. Het toerisme is een belangrijke economische activiteit die een positief effect heeft op de economische groei en werkgelegenheid in Europa, en het is dan ook noodzakelijk het rechtskader voor Europese statistieken inzake toerisme te actualiseren en optimaliseren om zo de toeristenindustrie op EU-niveau te versterken. Hieruit volgt dat de tenuitvoerlegging van de genoemde maatregelen een gunstig effect zal hebben op het concurrentievermogen van de Europese toeristenindustrie en zal bijdragen aan haar harmonische groei.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Het voorstel voor een verordening betreffende Europese statistieken over toerisme, waar het Parlement over stemt, is in mijn ogen erg belangrijk en zeer nuttig. De toeristenindustrie is een motor van de Europese economie en is van groot belang voor de Europese Unie, daar deze sector een belangrijk onderdeel vormt van de economieën van de lidstaten. De toeristenindustrie biedt grote mogelijkheden op het gebied van werkgelegenheid en het is dan ook een goede stap om gerichte maatregelen te treffen waarmee de sector beter wordt georganiseerd, zodat de mogelijkheden die de sector biedt, ten volle kunnen worden benut. Het vaststellen van een gemeenschappelijk kader voor het verzamelen en opstellen van vergelijkbare en volledige Europese statistieken over toerisme kan de situatie alleen maar helpen te verbeteren. Als bekend is wat de behoeften van de consumenten zijn, dan kunnen de bedrijven en de openbare lichamen inspelen op de behoeften van de sector en de capaciteit en het concurrentievermogen verbeteren. Ik heb voor het voorstel voor een verordening gestemd omdat ik ervan overtuigd ben dat deze grote sector, die cruciaal is voor mijn land, zeer gebaat zal zijn bij geharmoniseerde, transparante, betrouwbare en objectieve Europese statistieken.
Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat we ons uiterste best moeten doen om de belangrijkste toeristische bestemming ter wereld te blijven. Daarvoor moeten we maximaal gebruik maken van alle mogelijke financieringswijzen. De ontwikkeling van een duurzaam, verantwoordelijk en kwalitatief hoogstaand toerisme vraagt om actualisatie en optimalisatie van het huidige rechtskader voor Europese statistieken over toerisme. Met een betere kwaliteit van de statistische rapportage op basis van betrouwbare en vergelijkbare statistische gegevens, hebben we een solide basis voor het besluitvormingsproces voor een gemeenschappelijk beleid en financieringsinstrumentarium.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, waarin de belangrijke rol die statistische gegevens spelen bij de ontwikkeling van een effectiever toerismebeleid op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau wordt erkend. Op vergelijkbare wijze vormen toerismestatistieken een bruikbaar hulpmiddel om de besluitvorming in het bedrijfsleven en de private sector te bevorderen. De rapporteur ondersteunt derhalve de doelstelling van de voorgestelde verordening om een gemeenschappelijk kader vast te stellen voor de systematische productie van Europese toerismestatistieken door middel van de verzameling, compilatie, verwerking en verstrekking door de lidstaten van geharmoniseerde Europese statistieken over vraag en aanbod in de toerismesector. Eenmaal goedgekeurd, zal het voorstel naar verwachting bijdragen aan de verbetering van de tijdige beschikbaarheid, vergelijkbaarheid en volledigheid van de verstrekte statistische gegevens en de efficiëntie van de gegevensverwerking, met inbegrip van een betere validatie van gegevens, bevorderen. Om beter te beantwoorden aan recente ontwikkelingen in de toeristenindustrie is het daarnaast noodzakelijk het rechtskader aan te passen door hierin nieuwe variabelen op te nemen, bijvoorbeeld met betrekking tot dagtochten.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Toerisme is zonder twijfel een van de sectoren in de economie met het grootste ontwikkelingspotentieel. Gedurende de afgelopen decennia is het belang van toerisme voor het Europese bedrijfsleven en de Europese burgers gestaag toegenomen. Met circa 1,8 miljoen ondernemingen, hoofdzakelijk mkb, die bij benadering 5,2 procent van de totale beroepsbevolking in dienst hebben (ongeveer 9,7 miljoen banen), genereert de Europese toeristenindustrie naar schatting meer dan 5 procent van het bbp van de EU. Toerisme vertegenwoordigt daarmee de op twee na grootste sociaaleconomische activiteit van de EU. Daarnaast is de Europese Unie nog steeds ‘s werelds populairste toeristische bestemming, met 370 miljoen internationale bezoekers in 2008, of 40 procent van het wereldwijde aantal toeristen. Er is echter nog steeds potentieel voor verdere groei.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Het spreekt voor zich dat toerisme een groot potentieel heeft dat de kans biedt om de werkgelegenheid en economische groei te vergroten. Toerisme kan een belangrijke rol spelen bij sociaaleconomische integratie in rurale, perifere en minder ontwikkelde gebieden, zoals gebieden met een rijk industrieel erfgoed. Statistische gegevens met betrekking tot deze sector worden niet uitsluitend gebruikt voor toezicht op beleid dat specifiek op het toerisme gericht is, maar spelen tevens een rol binnen de bredere context van regionaal beleid en duurzame ontwikkeling. Ik ben het volledig met de rapporteur eens.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Relevante statistieken die een antwoord geven op vragen naar de oorzaak van toeristische successen en trends zouden veel verkeerde investeringen kunnen helpen voorkomen. Veel steden hebben jarenlang te kampen met de niet-vervulde toeristische verwachtingen rond de titel ‘Europese culturele hoofdstad’. Een beperkte beschikbaarheid en vergelijkbaarheid van toeristische gegevens is echter ook een probleem voor de stadsplanning. Uiteindelijk is het van belang dat de organisatie bij mogelijk stijgende bezoekersaantallen hierop afgestemd is, om negatieve bijverschijnselen voor de eigen bevolking te voorkomen.
Door te veel onzekere factoren, verwachtingen en immateriële attracties zoals bepaalde weersomstandigheden zijn toeristische prognoses een soort kansspel. Flexibilisering van de arbeidstijd of veiligheid zijn net zo zeer van invloed op het toerisme als maatschappelijke ontwikkelingen. De wereldwijde conjunctuur en de olieprijs zullen uiteindelijk van doorslaggevende betekenis zijn. Daar zal zelfs de beste Europese toerismestatistiek niets aan kunnen veranderen en daarom heb ik me dan ook van stemming onthouden.
Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Het Europees Parlement heeft vandaag een belangrijk document aangenomen over het rechtskader voor Europese statistieken over toerisme. De lidstaten worden verplicht om geregeld gegevens te verstrekken met betrekking tot de capaciteit en de bezetting van logiesverstrekkende bedrijven en met betrekking tot de vraag in de toeristische sector. Door de veranderende reisgewoonten in Europa (bv. de toename van korte vluchten) en de innovaties in de toeristische sector (zoals onlineboekingen) moet het rechtskader dat de verzameling van statistische informatie op het gebied van het toerisme regelt, worden geactualiseerd. Een in mijn ogen zeer belangrijke, door het Europees Parlement gesteunde bepaling betreft de verzameling van gegevens betreffende personen met verminderde mobiliteit, en het effect daarvan op de mogelijkheden voor deze mensen om volwaardige toeristische diensten te verkrijgen. We praten voortdurend over de verbetering van de kwaliteit van leven van personen met een handicap en moeten ook het toerisme hierin betrekken. Alleen dan zullen we tot een daadwerkelijke uitvoering van het toerismebeleid kunnen komen en de rechten van de consument kunnen beschermen.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Het verslag van de heer Simpson over Europese statistieken over toerisme is een voorstel voor een verordening die de inmiddels vijftien jaar oude richtlijn hierover gaat vervangen. Met de tijd meegaan en het herzien van zijn verordeningen is een voorrecht van het Europese systeem, vooral gezien het belang van de voortdurende ontwikkeling van de toeristische sector in Europa in de loop van het afgelopen decennium. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd. Door nieuwe behoeften in de sector, die steeds meer gedetailleerde, actuele en vergelijkbare gegevens nodig heeft, is het van essentieel belang om voortdurend over actuele statistieken over toerisme te beschikken. Toegang tot faciliteiten, diensten voor gehandicapten en de kosten van essentiële producten zijn belangrijke indicatoren waarvoor een actuele databank moet bestaan die door gebruikers kan worden geraadpleegd.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Toerisme is van zeer groot belang voor de economie in de EU, en mechanismen die bijdragen aan de bevordering ervan zijn wenselijk en moeten worden ondersteund. Statistieken spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van een efficiënter toerismebeleid op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau. Statistieken vormen namelijk een nuttig instrument voor de ondersteuning van het besluitvormingsproces in bedrijven en de particuliere sector. Deze verordening is erop gericht een gemeenschappelijk wetgevend kader voor de systematische productie van Europese statistieken over toerisme middels verzameling, samenstelling, verwerking en overdracht door de lidstaten van geharmoniseerde Europese statistieken over vraag en aanbod in de toeristische sector. Het voorstel moet bijdragen aan de verbetering van de tijdige beschikbaarheid, vergelijkbaarheid en volledigheid van de verstrekte statistische gegevens en de efficiëntie van de gegevensverwerking, met inbegrip van een betere validatie van gegevens. Om beter te beantwoorden aan recente ontwikkelingen in de toeristenindustrie, wordt door middel van deze verordening bovendien het rechtskader aangepast door hierin nieuwe variabelen op te nemen, bijvoorbeeld met betrekking tot dagtochten. Om die redenen heb ik voor dit verslag gestemd.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) Het toerisme is een belangrijke economische activiteit in de Europese Unie. Statistische gegevens met betrekking tot deze sector worden niet uitsluitend gebruikt voor toezicht op beleid dat specifiek op het toerisme gericht is, maar spelen tevens een rol binnen de context van regionaal beleid en duurzame ontwikkeling. In de EU is het systeem voor statistieken met betrekking tot toerisme geregeld in Richtlijn 95/57/EG. Sinds de inwerkingtreding van deze richtlijn zijn de toeristenindustrie en de vraag in de toeristische sector evenwel aanzienlijk veranderd. De Commissie heeft dan ook een voorstel voor een verordening ingediend om een beleidskader voor toerisme te definiëren, gebaseerd op de uit het Verdrag van Lissabon voortvloeiende nieuwe bevoegdheden, dat als doel heeft het huidige rechtskader voor Europese statistieken over toerisme te actualiseren en te optimaliseren om beter te beantwoorden aan recente ontwikkelingen in de toeristenindustrie. Daarom moet de toeristenindustrie worden versterkt door middel van gecoördineerd optreden op EU-niveau en moet er een gemeenschappelijk kader worden vastgesteld voor de systematische productie van statistieken door middel van de verzameling, compilatie, verwerking en verstrekking door de lidstaten van geharmoniseerde Europese statistieken over vraag en aanbod in de toerismesector.
In het licht van het bovenstaande heb ik voor dit voorstel voor een verordening gestemd.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voorgestemd. Het toerisme is een belangrijke economische activiteit in de Europese Unie die in hoge mate kan bijdragen aan grotere werkgelegenheid en economische groei, en tevens een belangrijke rol kan spelen bij sociaaleconomische integratie in rurale, perifere en minder ontwikkelde gebieden, zoals gebieden met een rijk industrieel erfgoed. Statistische gegevens met betrekking tot deze sector worden niet uitsluitend gebruikt voor toezicht op beleid dat specifiek op het toerisme gericht is, maar spelen tevens een rol binnen de bredere context van regionaal beleid en duurzame ontwikkeling.
In de EU is het systeem voor statistieken met betrekking tot toerisme geregeld in Richtlijn 95/57/EG betreffende de verzameling van statistische informatie op het gebied van het toerisme. Eurostat publiceert deze statistische informatie die wordt verzameld en samengevoegd door de nationale statistische autoriteiten. Teneinde het nieuwe beleidskader succesvol ten uitvoer te leggen, dienen beleidsmakers op elk bestuursniveau goed onderbouwde beslissingen te nemen, gebaseerd op betrouwbare en vergelijkbare statistische gegevens.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het toerisme in de Europese Unie een belangrijke economische activiteit is die in hoge mate kan bijdragen tot grotere werkgelegenheid en economische groei. Het toerisme speelt een belangrijke rol bij sociaaleconomische integratie in rurale, perifere en minder ontwikkelde gebieden.
Statistische gegevens met betrekking tot deze sector worden niet uitsluitend gebruikt voor toezicht op beleid dat specifiek op het toerisme gericht is, maar spelen tevens een rol binnen de bredere context van regionaal beleid en duurzame ontwikkeling. In het document worden de voornaamste uitdagingen behandeld waarmee de sector zich geconfronteerd ziet, zoals toenemende wereldwijde concurrentie, demografische trends, klimaatverandering en milieueisen, seizoensgebonden spreiding van het toeristisch verkeer en het toenemende gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën door cliënten.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Ik heb tegen het verslag gestemd omdat in het voorstel voor een verordening van de Commissie wordt uitgegaan van maandelijkse gegevensverzameling om de seizoensinvloeden en de economische en sociale aspecten van de toeristensector te meten, een sector die voornamelijk uit kleine en middelgrote ondernemingen bestaat. Deze strategie heeft als doel om meer te weten te komen over de patronen, kenmerken en omvang van het toerisme, maar is in onze ogen te arbeidsintensief, bureaucratisch en duur. Daarnaast verzoekt de Commissie om bevoegdheidsdelegatie om essentiële onderdelen van het voorstel te kunnen wijzigen. De tabellen die krachtens de voorgestelde verordening maandelijks moeten worden opgesteld, zijn complex en de hoeveelheid informatie die in het kader hiervan moet worden verzameld, is buitensporig.
Vilja Savisaar-Toomast (ALDE), schriftelijk. – (ET) Ik heb vandaag voor het onderhavige verslag over Europese statistieken over toerisme gestemd. Ik vind dit verslag belangrijk, gezien de invloed van de toeristische sector op de economie van de Europese Unie en het aantal banen dat hij verschaft. 1,8 miljoen ondernemingen bieden werk aan ongeveer 10 miljoen mensen, wat ongeveer 5,2 procent van alle banen betekent.
De Europese Unie geeft aanzienlijke steun aan de ontwikkeling van het toerisme in de verschillende regio’s om de beschikbaarheid van verschillende soorten toerisme te vergroten. Het is daarom nodig dat we over nauwkeurige en relevante statistieken beschikken, zowel voor de private als de publieke sector. De Europese Unie wordt jaarlijks door meer dan 370 miljoen buitenlandse toeristen bezocht en dat is 40 procent van het aantal toeristen in de hele wereld. Dat maakt het des te belangrijker dat we over actuele en juiste statistische gegevens beschikken. Dank u wel.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Toerisme is de op twee na belangrijkste sociaaleconomische activiteit in de EU. Dit betekent dat de economische dimensie van de sector, als een bron van werkgelegenheid, voor de lidstaten van levensbelang is. Het private aspect daarvan versterkt niet alleen het beeld dat Europa aan de wereld geeft, maar bevordert ook het Europese burgerschap. Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft de EU nieuwe bevoegdheden verworven op het gebied van toerisme, zoals bevestigd door artikel 195 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Dit nieuwe rechtskader stelt de EU in staat het optreden van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren en aan te vullen, en de administratieve lasten te reduceren. Ik stem om die redenen voor dit verslag, omdat ik van mening ben dat het van vitaal belang is om alle belanghebbenden in de toeristische sector van betrouwbare statistische gegevens te voorzien, zodat ze zich kunnen aanpassen aan de uitdagingen waar het Europees toerisme mee wordt geconfronteerd.
Coördinatie op Europees niveau, met concrete deelname van de lidstaten, is van cruciaal belang om dit systeem tot uitvoering te brengen en voor een concrete beoordeling van het concurrentievermogen van de toeristische sector. Kennis over het volume van deze sector, zijn kenmerken, het profiel van de toerist, uitgaven voor toerisme en de voordelen en/of problemen voor nationale economieën moeten deel uitmaken van dit uitgebreide onderzoek.
Verslag: João Ferreira (A7-0017/011)
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik stem voor dit verslag, omdat het gericht is op belangrijke maatregelen met betrekking tot de toename van medefinancieringspercentages voor acties op het gebied van internationale betrekkingen, bestuur, gegevensverzameling, wetenschappelijk advies en systemen voor controle en handhaving van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Aangezien wetenschappelijke kennis afhangt van duurzame ontwikkeling van activiteiten, wordt de toename van medefinancieringspercentages met betrekking tot het vullen, beheren en gebruiken van databanken een pluspunt. Het is tevens nuttig te wijzen op de aandacht die wordt geschonken aan de ontwikkeling van de aquacultuur, met maatregelen voor groei, alsmede metingen en bewaking vanuit een milieu- en gezondheidsoogpunt, wat de aquacultuur duurzamer zal maken. Verder zullen maatregelen van de toezichtsautoriteiten van de lidstaten voor het controleren van hun wateren alleen slagen als er wordt geïnvesteerd in technologie en controlesystemen die doeltreffender en goedkoper zijn. Ook acties met betrekking tot controlemaatregelen voor wateren moeten in aanmerking komen voor een hoger medefinancieringspercentage, als middel om een betere naleving van de regels te bewerkstelligen.
Regina Bastos (PPE), schriftelijk. – (PT) Verordening (EG) nr. 861/2006 omvat communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en op het gebied van het zeerecht en is een belangrijk financieel instrument van de EU op visserijgebied. Meerdere onderdelen van de wetgeving zijn veranderd sinds de aanneming van deze verordening.
De Commissie stelt voor deze te wijzigen om te zorgen voor consistentie tussen alle elementen van het rechtskader en ook om het toepassingsgebied van een aantal gefinancierde maatregelen te verduidelijken. Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat daarin bepaalde amendementen op het voorstel van de Commissie worden voorgesteld waarmee de wetgeving zal worden verduidelijkt. Deze amendementen zijn gebaseerd op recente ontwikkelingen in de visserijsector en toekomstperspectieven, namelijk de mogelijkheid om de medefinanciering van de Unie te verhogen van 50 naar 60 procent, wat gunstig zou zijn voor de ontwikkeling van de visserijsector in Portugal. De amendementen zijn ook gericht op extra aandacht voor aquacultuur, wat vraagt om het creëren van de mogelijkheid voor verzameling, beheer en gebruik van milieugegevens op dit gebied, in aanvulling op sociaaleconomische gegevens.
George Becali (NI), schriftelijk. – (RO) Ik heb dit verslag gesteund omdat Verordening (EG) nr. 861/2006 houdende communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en op het gebied van het zeerecht een belangrijk financieringsinstrument van de EU op het gebied van visserij is en, naast het Europees Visserijfonds, een van de voornaamste middelen die worden toegepast om het GVB in de praktijk te brengen. Net als de rapporteur ben ik van mening dat in het algemeen steeds meer erkend wordt, dat visserijbeheer gebaseerd moet zijn op actuele nauwkeurige wetenschappelijke kennis van de situatie van de visbestanden. Zonder deze voorwaarde kan er van duurzame ontwikkeling van de visserij geen sprake zijn. Voor wat de controle betreft: er bestaat momenteel meer besef van het belang van controle voor de duurzaamheid en de toekomst van de visserijsector en als middel om een cultuur van naleving van voorschriften te bevorderen. De lidstaten en hun controle-instanties spelen momenteel een centrale rol in het toezicht op en de handhaving van controlemaatregelen in hun territoriale wateren. Dit is een doorslaggevende manier om de voorschriften te doen naleven en de bestanden te ontzien.
Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor het verslag tot wijziging van Verordening (EG) nr. 861/2006 gestemd. In mei 2006 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan dit belangrijke financieringsinstrument voor de visserij. De verordening moet echter worden aangepast om alle bestanddelen binnen het wetgevingskader in een samenhangend verband te brengen. Meegaan met de tijd betekent ook gebruikmaken van technieken waarmee de dienstverlening tegen lagere kosten kan worden verbeterd.
Om beter tegemoet te kunnen komen aan de daadwerkelijke behoeften dienen enkele artikelen van de verordening en de reikwijdte van een aantal gefinancierde maatregelen te worden verduidelijkt. Ik sluit mij aan bij de rapporteur die meent dat visserijbeheer gebaseerd moet zijn op actuele nauwkeurige wetenschappelijke kennis van de situatie van de visbestanden en dat er strenger gecontroleerd moet worden teneinde de visserij te verduurzamen.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik ben van mening dat het belang van de aquacultuur steeds groter wordt, getuige dit verslag, dat de aandacht vestigt op “een nieuw elan voor de strategie voor een duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur” en dat realistische groeivooruitzichten biedt voor de sector. Dienovereenkomstig kunnen milieu- en gezondheidscontroles worden uitgevoerd, waardoor wordt bijgedragen tot verduurzaming van de sector.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor het verslag over “communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en op het gebied van het zeerecht” gestemd. Ik betreur echter dat het voorstel om de medefinancieringspercentages voor verzameling, beheer en gebruik van gegevens te verhogen naar 60 procent van de in aanmerking komende uitgaven niet is aangenomen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De Commissie stelt voor Verordening (EG) nr. 861/2006 van 22 mei 2006 te herzien. Deze verordening omvat communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) en op het gebied van het zeerecht, en voorziet financiering op de volgende terreinen: internationale betrekkingen, bestuur, gegevensverzameling en verstrekking van wetenschappelijk advies, en de controle op en tenuitvoerlegging van het GVB. Deze herziening behelst geen wezenlijke verandering van de doelstellingen, het type activiteit dat wordt gefinancierd of de financiële structuur en de begroting. De rapporteur vindt het echter belangrijk om wijzigingsvoorstellen in te dienen die de wetgeving meer in overeenstemming brengen met recente tendensen in de sector en de toekomstperspectieven daarvan, vooral met betrekking tot visserijbeheer die gebaseerd moet zijn op wetenschappelijke kennis van de situatie van de visbestanden, en investering in aquacultuur.
Dat is de reden waarom het voorstel wordt gedaan om de medefinancieringspercentages voor verzameling, beheer en gebruik van gegevens te verhogen. Ik stem voor dit verslag vanuit een puur nationaal oogpunt, om de visserij in ons land te ondersteunen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag betreft een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 861/2006 van 22 mei 2006 houdende communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en op het gebied van het zeerecht. Sinds 2006 zijn verscheidene aspecten van deze verordening veranderd en achterhaald, en daarom is een herziening gerechtvaardigd. Dit voorstel is gebaseerd op de verordening die thans van kracht is en heeft als doel om de kustactiviteiten in stand te houden door de modernisering van de sector te financieren, en met name op het gebied van uitrusting en automatisering. Ik stem voor dit voorstel voor een verordening omdat de door de Commissie voorgestelde amendementen in aanmerking zijn genomen, net zoals andere bijdragen die de voorgaande verordening significant verbeteren, met name wat betreft verhoogde medefinancieringspercentages en financiering voor investeringen. Dat laatste is namelijk cruciaal voor ons om over nauwkeurige en actuele wetenschappelijke gegevens te beschikken waarmee we de maatregelen kunnen nemen die nodig zijn in elke afzonderlijke situatie.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Wij waarderen de aanneming door het Parlement van de amendementen op het voorstel van de Commissie voor een verordening zoals uiteengezet in het verslag. Deze amendementen maken het mogelijk de lidstaten financiering te bieden om diverse technologieën te ontwikkelen die gebruikt kunnen worden in de visserij, evenals uitrustingen en software of IT-netwerken voor het verzamelen, beheren, valideren, analyseren en ontwikkelen van steekproefmethoden en voor gegevensuitwisseling met betrekking tot de visserij. Een nieuwe mogelijkheid voor financiering heeft betrekking tot onderzoeken naar de afhankelijkheid van geïmporteerde visserijproducten. Binnen de aquacultuur zal het ook mogelijk zijn de verzameling, het beheer en het gebruik van milieugegevens te financieren. Dienovereenkomstig kunnen milieu- en gezondheidscontroles worden uitgevoerd, waardoor wordt bijgedragen tot verduurzaming van de sector.
We betreuren echter de verwerping van de amendementen ter verhoging, zij het in geringe mate, van het maximale medefinancieringspercentage voor de lidstaten op het gebied van verzameling, beheer en gebruik van wetenschappelijke gegevens over de situatie van de visbestanden, en op controlegebied. Hieruit blijkt hoe inconsequent de EU is, aangezien zij enerzijds de bevoegdheden van de lidstaten overneemt in dit terrein, maar anderzijds weigert de financieringsbronnen voor deze activiteiten te versterken.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit verslag betreft een herziening van Verordening (EG) nr. 861/2006 houdende communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) en op het gebied van het zeerecht. Deze verordening is een belangrijk financieringsinstrument van de EU op het gebied van visserij en, naast het Europees Visserijfonds, een van de voornaamste middelen die worden toegepast om het GVB in de praktijk te brengen.
De Commissie is ook van oordeel dat in sommige gevallen ervaring heeft aangetoond dat het nodig is dat de bepalingen van de verordening enigszins worden aangepast om beter in de behoeften te voorzien.
Daarom biedt zij ons een beperkte reikwijdte voor deze herziening, waarbij de doelstellingen en structuur van de oorspronkelijke verordening in hoofdzaak intact worden gelaten. De rapporteur, de heer Ferreira van de Portugese communistische partij (PCP), vond het echter op zijn plaats een aantal extra amendementen voor te stellen, die weliswaar nogal specifiek zijn, maar er toch aan kunnen bijdragen deze wetgeving beter op één lijn te brengen met recente veranderingen in de sector en met zijn toekomstperspectieven.
Ik betreur echter dat niet alle door hem voorgestelde voorstellen zijn aangenomen, met name de bevestiging van de mogelijkheid tot verhoging van de medefinancieringspercentages van de EU op het gebied van verzameling, beheer en gebruik van zowel fundamentele als aanvullende wetenschappelijke gegevens over de situatie van de visbestanden, inclusief het voorstel om de bovengrens te verhogen van 50 naar 60 procent, alsmede op het gebied van controleactiviteiten.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb het verslag van de heer Ferreira kunnen steunen. Het is essentieel dat er voldoende middelen zijn voor de handhaving van het zeerecht en dit is een van de weinige gebieden met betrekking tot visserij waar de EU een toegevoegde waarde biedt.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit document gestemd, omdat in het algemeen steeds meer wordt erkend dat visserijbeheer gebaseerd moet zijn op actuele nauwkeurige wetenschappelijke kennis van de situatie van de visbestanden. Zonder deze voorwaarde kan er van duurzame ontwikkeling van de visserij geen sprake zijn. Ik ben dan ook van mening dat de medefinancieringspercentages die zijn bepaald in de sectoren verzameling, beheer en gebruik van gegevens moeten kunnen worden verhoogd, met een voorgesteld maximum van 75 procent. Daar aquacultuur wordt beschouwd als een sector van toenemende betekenis – getuige het verslag dat onlangs is opgesteld, behandeld en aangenomen over “een nieuw elan voor de strategie voor een duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur” – met realistische groeivooruitzichten, moeten de desbetreffende regelingen inzake verzameling, beheer en gebruik eveneens gelden voor sociaaleconomische en milieugegevens. Dienovereenkomstig kunnen milieu- en gezondheidscontroles worden uitgevoerd, waardoor wordt bijgedragen tot verduurzaming van de sector. Duurzaamheid van de visserijsector is momenteel uitermate belangrijk. De lidstaten en hun controle-instanties spelen momenteel een centrale rol in het toezicht op en de handhaving van controlemaatregelen in hun territoriale wateren – en dat moet in de toekomst ook zo blijven: Dit is een doorslaggevende manier om de voorschriften te doen naleven en de bestanden te ontzien. Met het oog op een doelmatige uitvoering moeten de lidstaten de beschikbare technieken kunnen aanschaffen of ontwikkelen en moderniseren. Door de investeringen die dit met zich meebrengt zou het functioneren van de controlesystemen doelmatiger en goedkoper kunnen worden.
Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. – (DE) De verordening is een belangrijk instrument voor de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Controle speelt een steeds grotere rol bij de duurzaamheid en het voortbestaan van de visserijsector. Het is van belang dat de lidstaten en hun toezichthoudende instanties controlemaatregelen in hun wateren doorvoeren, zodat er een visserij wordt gecreëerd die zich aan de regels houdt en zuinig omgaat met de visbestanden. Bovendien wordt de aquacultuur steeds belangrijker, zodat het gerechtvaardigd is om de mogelijkheid van registratie, beheer en gebruik van milieugegevens, naast sociaaleconomische gegevens, in te voeren. Ik verwelkom de herziening van de verordening, omdat hierdoor wordt gewaarborgd dat de genoemde maatregelen worden getroffen.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Het voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad houdende communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en op het gebied van het zeerecht is een belangrijk financieel instrument waarmee de visserij beschermd wordt. Ik heb voor het voorstel gestemd omdat ik vind dat de verordening gewijzigd moet worden om deze in overeenstemming te brengen met het Verdrag van Lissabon. Door de wijziging is de verordening verbeterd, waardoor deze beter en doelmatiger wordt afgestemd op de behoeften van de sector. Daar aquacultuur wordt beschouwd als een sector van toenemende betekenis moeten er bepalingen worden vastgesteld inzake verzameling, beheer en gebruik van milieu-, sociaaleconomische en gezondheidsgegevens, waardoor wordt bijgedragen tot verduurzaming van de sector. De lidstaten spelen een centrale rol in de handhaving van de regelgeving en in de controle van hun territoriale wateren, waarbij zij in het licht van de wetenschappelijke vooruitgang gebruik moeten maken van nieuwe technieken.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. De wijzigingen die in deze wetgeving zijn aangebracht, moeten de stap naar een beleid van regionalisering van het GVB eenvoudiger maken, hetgeen ik verwelkom.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De bestaande Verordening (EG) nr. 861/2006 omvat communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) en op het gebied van het zeerecht, en is een belangrijk financieringsinstrument van de EU op het gebied van visserij. De verordening is, naast het Europees Visserijfonds, een van de voornaamste middelen die worden toegepast om het GVB in de praktijk te brengen. De verordening voorziet in financiering in de volgende gebieden: internationale betrekkingen, bestuur, verzameling van gegevens en wetenschappelijk advies, en de controle en handhaving van het GVB. Ik betreur echter dat het voorstel om het potentiële medefinancieringsniveau te verhogen naar 60 procent van de in aanmerking komende uitgaven, met name voor maatregelen met betrekking tot de controle van visserijactiviteiten en de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens, niet is aangenomen, aangezien de aanneming van deze verhoging van voordeel zou zijn geweest voor de visserij in mijn land.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Met de wijziging van Verordening (EG) nr. 861/2006 wordt het na het Europees Visserijfonds belangrijkste financieringsinstrument van het gemeenschappelijk visserijbeleid ingesteld. Het zogenoemde ‘tweede instrument’ levert financiering voor gegevensverzameling en controlemaatregelen, wetenschappelijk advies en systemen voor controle en handhaving van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Verduidelijking van de reikwijdte van een aantal gefinancierde maatregelen en een betere formulering van bepaalde artikelen zijn nodig. Voorts is de rapporteur, gezien de ervaring, van mening dat er een aantal geringe veranderingen moet worden aangebracht om de verordening doelmatiger af te stemmen op de werkelijke behoeften. Door de wijzigingsvoorstellen die zullen worden ingediend op Verordening (EG) nr. 861/2006 worden de gespecificeerde medefinancieringspercentages van duidelijk gedefinieerde gemeenschappelijke financiering opgetrokken op het gebied van het zeerecht.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Met de communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en op het gebied van het zeerecht wordt de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid financieel mogelijk gemaakt, omdat hiermee gerichte middelen beschikbaar worden gemaakt voor de sectoren waarvoor het zeerecht moet worden ontwikkeld en gecoördineerd. Om die reden heb ik voor het slag van de heer Ferreira gestemd. Door de verordening te wijzigen, kan het gemeenschappelijk visserbeleid worden geëffectueerd en worden visserijmiddelen aangewend voor gegevensverzameling, internationale betrekkingen en voor techniek en wetenschap op visserijgebied.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voorgestemd. Verordening (EG) nr. 861/2006 houdende communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en op het gebied van het zeerecht is een belangrijk financieringsinstrument van de EU op het gebied van visserij en, naast het Europees Visserijfonds, een van de voornaamste middelen die worden toegepast om het GVB in de praktijk te brengen. Het zorgt voor financiering in de volgende sectoren: internationale betrekkingen, bestuur, gegevensverzameling, wetenschappelijk advies en systemen voor controle en handhaving van het GVB. Met betrekking tot alle activiteitensectoren is deze verordening van toepassing in combinatie met andere verordeningen en besluiten. De verwante wetgeving is in een aantal opzichten veranderd sinds de aanneming van Verordening (EG) nr. 861/2006, en moet dus worden aangepast om alle bestanddelen binnen het wetgevingskader in een samenhangend verband te brengen. De Commissie streeft eveneens naar verduidelijking van de reikwijdte van een aantal gefinancierde maatregelen en naar een betere formulering van bepaalde artikelen. Voorts is zij, gezien de ervaring, van mening dat er een aantal geringe veranderingen moet worden aangebracht om de verordening doelmatiger af te stemmen op de werkelijke behoeften.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Verordening (EG) nr. 861/2006 houdende communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en op het gebied van het zeerecht is een belangrijk financieringsinstrument van de EU op het gebied van visserij en een van de voornaamste middelen die worden toegepast om het GVB in de praktijk te brengen. Deze zorgt voor financiering in de volgende sectoren: internationale betrekkingen, bestuur, gegevensverzameling, wetenschappelijk advies en systemen voor controle en handhaving van het GVB.
In de vandaag aangenomen wetgevingsresolutie wordt erkend dat visserijbeheer gebaseerd moet zijn op actuele nauwkeurige wetenschappelijke kennis van de situatie van de visbestanden. In de tekst wordt aquacultuur beschouwd als een sector van toenemende betekenis met realistische groeivooruitzichten (die eveneens verwante activiteiten omvatten), waardoor de desbetreffende regelingen inzake verzameling, beheer en gebruik eveneens moeten gelden voor sociaaleconomische en milieugegevens. Dienovereenkomstig kunnen milieu- en gezondheidscontroles worden uitgevoerd, waardoor wordt bijgedragen tot verduurzaming van de sector.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Het document waarover vandaag wordt gestemd heeft als doel de financiële maatregelen voor de tenuitvoerlegging van het visserijbeleid aan te passen aan de ontwikkeling van het wettelijk kader, en aan de veranderende behoeften en aan de juridische verduidelijking van te nemen maatregelen, met name de maatregelen vastgelegd in Beschikking 2000/439/EG die nog niet in Verordening nr. 861/2006 zijn opgenomen. Wat gegevensverzameling betreft, acht het Parlement het in zijn voorstel van essentieel belang de reikwijdte van de tenuitvoerlegging te verbreden, opdat ook het beheer en de gebruiksvoorwaarden hieronder vallen. Het is voorts van wezenlijk belang om de afsluiting van publieke overeenkomsten met internationale organen te faciliteren, en om de verzameling van gedetailleerde informatie te verplichten om gezamenlijke projecten uit te voeren.
Het is wenselijk het potentiële medefinancieringsniveau te verhogen, in het bijzonder waar het gaat om maatregelen voor de controle van visserijactiviteiten en de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens, naar 60 procent van de in aanmerking komende uitgaven. Aquacultuur is niet minder belangrijk, en de gegevens hiervoor moeten betrekking hebben op zowel het sociaaleconomisch gebied als het milieugebied. Bovendien wordt het in toenemende mate noodzakelijk gebruik te maken van nieuwe technologieën op dit gebied, wat de voortdurende aanpassing en modernisering van bestaande technieken vereist.
Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik wil mijn Portugese GUE/NGL-collega João Ferreira (lid van de Portugese communistische partij, PCP) graag feliciteren, omdat zijn verslag vandaag met een zeer grote meerderheid door het Europese Parlement is goedgekeurd.
Dit verslag bevestigt dat visserijbeheer gebaseerd moet zijn op actuele nauwkeurige wetenschappelijke kennis van de situatie van de visbestanden. Zonder deze voorwaarde kan er van duurzame ontwikkeling van de visserij geen sprake zijn. Enkele amendementen van João Ferreira, die het bijvoorbeeld mogelijk zouden maken de medefinancieringspercentages bij de verzameling en een beter beheer en gebruik van wetenschappelijke gegevens over visbestanden te verhogen (van 50 procent naar 60 procent), zijn helaas niet aanvaard.
Uit dit verslag blijkt dat de GUE/NGL-Fractie toch een goede bijdrage kan leveren aan de debatten van het Europese Parlement en ik weet dat we op João Ferreira kunnen rekenen om de strijd voor een duurzame visserij voort te zetten, waarbij kleine vissers prioriteit wordt gegeven boven de industriële visserij.
Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor het verslag van de heer Ferreira gestemd, waarmee wordt beoogd de financiële instrumenten voor de visserij beter te beheren. Met deze instrumenten wordt een breed scala aan activiteiten gefinancierd, waaronder het toezicht op de visserij. Daarom ben ik van mening dat de overeenstemming tussen de Raad en het Parlement over dit document een mooi compromis betekent voor het gemeenschappelijk visserijbeleid en het zeerecht.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Ik ben van mening dat het doel van dit verslag belangrijk is, omdat het erop gericht is de overgangsregelingen met achttien maanden, dus tot 1 januari 2013, te verlengen, zodat het nieuwe pakket technische maatregelen kan worden opgezet als onderdeel van de voortzetting van het gemeenschappelijk visserijbeleid.
Regina Bastos (PPE), schriftelijk. – (PT) Omdat er in 2008 geen overeenstemming kon worden bereikt over de ontwerpverordening voor de vereenvoudiging en verduidelijking van de communautaire regels inzake het behoud van de visbestanden, werd een verordening aangenomen tot vaststelling van technische overgangsmaatregelen voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2011.
Dit verslag, dat mijn steun heeft verdiend, is erop gericht deze overgangsperiode te verlengen tot januari 2013, zodat een nieuwe reeks technische maatregelen kan worden opgesteld als onderdeel van de lopende hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Tevens wordt de Commissie opgeroepen het initiatief te nemen tijdens deze nieuwe verlengingsperiode voor de bestaande verordening en om samen met de betrokken partijen een onderzoek te starten naar de effecten van de maatregelen die thans van kracht zijn op schepen die deze maatregelen toepassen en op de betreffende ecosystemen. De resultaten van dit onderzoek moeten in ogenschouw worden genomen bij de opstelling van het nieuwe voorstel voor een verordening. Niet minder belangrijk is dat in het toekomstige voorstel van de Commissie over technische maatregelen duidelijk de bevoegdheden van de Raad en het Parlement worden vastgelegd, in overeenstemming met de gewone wetgevingsprocedure.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Ik heb vóór het voorstel gestemd omdat het ontbreken van een overeenkomst over de instandhouding van visbestanden ongewenste gevolgen kan hebben. Het voorstel om de geldigheid van de verordening van de Raad uit 2009 tot vaststelling van technische overgangsmaatregelen met achttien maanden te verlengen, dat wil zeggen tot 31 december 2012, geeft de Commissie de gelegenheid om een nieuw pakket technische maatregelen te formuleren in het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Ik acht de amendementen aanvaardbaar omdat het gemeenschappelijk visserijbeleid enerzijds bedoeld is om visbestanden in stand te houden en anderzijds gewone burgers ten goede moet komen, in dit geval de kleinschalige vissers in Ierland. Dit is precies de reden waarom volgens mij een evenwicht moet worden gehandhaafd tussen vangstbeperkingen, technische maatregelen en de behoeften van de vissers.
Françoise Castex (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit verslag gestemd gezien het grote belang van technische maatregelen. Deze zijn bepalend voor de visserijactiviteiten en zijn van invloed op de toekomst van de visbestanden. Het is in ieders belang het economisch evenwicht van deze sector in stand te houden en de vissers daardoor een behoorlijk inkomen te garanderen, waarbij duurzaamheid en herstel van de visbestanden gewaarborgd wordt.
Nessa Childers (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd om de visserij-industrie in Ierland en Europa op de lange termijn te steunen. Duurzame visserij moet ons uitgangspunt zijn. Mijns inziens waren er veel zeer sterke argumenten te vinden voor de amendementen van de heer Gallagher, maar uiteindelijk heb ik met mijn fractie meegestemd om de politieke samenhang binnen de fractie te bewaren.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag over visserij en tot vaststelling van technische overgangsmaatregelen gestemd. Ik betreur echter dat de voorgestelde intrekking van het besluit van de Commissie voor een verbod op visserij op heek en zeeduivel met gebruik van schakelnetten voor de Portugese kust zonder enig wetenschappelijk onderzoek ter onderbouwing is verworpen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) In 2008 diende de Commissie een voorstel voor een verordening in over het behoud van visbestanden door middel van technische maatregelen, dat bedoeld was ter vervanging van een voorgaande verordening. Aangezien dit voorstel niet werd aangenomen in verband met rechtszekerheid en omwille van de instandhouding en het beheer van de mariene rijkdommen, werd Verordening (EG) nr. 1288/2009 tot vaststelling van technische overgangsmaatregelen van 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2011 aangenomen.
In overeenstemming met de verplichtingen uit hoofde van het Verdrag van Lissabon trok de Commissie haar voorstel voor een verordening van de Raad over de instandhouding van visbestanden door middel van technische maatregelen in 2010 terug. De fundamentele beginselen van deze technische maatregelen moeten nu worden opgenomen in een nieuwe basisverordening over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Er staat ook nog een ander voorstel voor deze hervorming op de agenda voor 2011. Aangezien er nu geen andere wetgeving van kracht is, wordt voorgesteld de geldigheid van deze verordening voor achttien maanden, tot 1 januari 2013 te verlengen. In het licht van de genoemde argumenten over rechtszekerheid en bescherming, denk ik dat deze verlening onze steun waard is. Ik hoop dat deze extra tijd de kans biedt de effecten van de thans uitgevoerde maatregelen te beoordelen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De visserijsector is cruciaal voor de Europese Unie, niet alleen op voedselgebied, maar ook inzake het milieu, want hier zijn aquatische ecosystemen in het geding. Omdat het Parlement zich terdege bewust is van het belang van deze sector, heeft dit onderwerp al vaak ter discussie gestaan. In 2009 hechtte het Parlement zijn goedkeuring aan verslag A6-0206/2009 over de noodzaak de visbestanden in de Atlantische Oceaan en de Noordzee in stand te houden. In de huidige, in 2008 vastgestelde verordening is een pakket overgangsmaatregelen opgenomen die van kracht moesten blijven tot juni 2011, de voorlopige datum voor de inwerkingtreding van een nieuw rechtskader voor het gemeenschappelijk visserijbeleid. De Commissie was echter niet in staat een nieuwe ontwerpverordening in te dienen. De Commissie tracht dan ook de huidige verordening te verlengen tot 1 januari 2013. Er wordt verwacht dat de EU-wetgeving tegen die tijd ter vaststelling bij de Raad en het Parlement ligt, overeenkomstig de gewone, in het Verdrag van Lissabon neergelegde, wetgevingsprocedure. Die wetgeving zal gebaseerd zijn op de laatste wetenschappelijke onderzoeken, zodat de mariene hulpbronnen op aarde er niet door in gevaar worden gebracht. Daarom ben ik het ermee eens dat de huidige verordening van kracht moet blijven tot 1 januari 2013.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Adequate regelgeving inzake technische maatregelen is noodzakelijk voor het duurzaam gebruik en de instandhouding van de visbestanden. Deze verordening inzake technische overgangsmaatregelen vloeit voort uit het feit dat in 2008 geen overeenstemming kon worden bereikt over de ontwerpverordening ter vereenvoudiging en verduidelijking van de communautaire voorschriften inzake de instandhouding van de visbestanden. De overgangsmaatregelen hadden moeten gelden voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2011. Er wordt nu voorgesteld deze uit te breiden met een aanvullende periode van 18 maanden, of tot 1 januari 2013, met als doel de vaststelling van een nieuw pakket technische maatregelen in het kader van de lopende hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid, in afwachting van een voorstel van de Commissie in de loop van 2011.
Wij zijn van mening dat deze uitbreiding niet mag plaatsvinden zonder dat de tekortkomingen en problemen die zich met de huidige wetgeving hebben voorgedaan, worden verholpen. Helaas hebben de rapporteur en de meerderheid in het Parlement, in navolging van het standpunt van de Commissie, dat verhinderd. Dit is een geval van discriminatie zonder enige wetenschappelijke grond tegen een deel van de kleinschalige Portugese vissersvloot, die zich richt op de visserij op tong en heek met behulp van schakelnetten, wat onder de huidige regels verboden is. Dit zal leiden tot negatieve economische en sociale gevolgen, die kunnen en moeten worden vermeden.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Deze verordening inzake technische overgangsmaatregelen vloeit voort uit het feit dat in 2008 geen overeenstemming kon worden bereikt over de ontwerpverordening ter vereenvoudiging en verduidelijking van de communautaire voorschriften inzake de instandhouding van de visbestanden. De overgangsmaatregelen hadden moeten gelden voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2011. Er wordt nu voorgesteld deze uit te breiden met een aanvullende periode van 18 maanden, of tot 1 januari 2013, met als doel de vaststelling van een nieuw pakket technische maatregelen in het kader van de lopende hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid, in afwachting van een voorstel van de Commissie in de loop van 2011.
Wij zijn van mening dat deze uitbreiding niet mag plaatsvinden zonder dat de tekortkomingen en problemen die zich met de huidige wetgeving hebben voorgedaan, worden verholpen. Helaas hebben de rapporteur en de meerderheid in het Parlement, in navolging van het standpunt van de Commissie, dat verhinderd.
Dit is een geval van discriminatie zonder enige wetenschappelijke grond tegen een deel van de kleinschalige Portugese vissersvloot, die zich richt op de visserij op tong en heek met behulp van schakelnetten, wat onder de huidige regels verboden is. Dit zal leiden tot negatieve economische en sociale gevolgen, die kunnen en moeten worden vermeden.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) “Geen bijvangsten meer!” roept de Commissie. “Luister naar de industrie”, is zogenaamd haar leus. En dan probeert ze fundamenteel gebrekkige verordeningen voor nog eens 18 maanden op te leggen. Maar liefst 42 procent van de schelvisvangsten ten westen van Schotland wordt terug in zee gedumpt vanwege de regels. De stemming van vandaag betekent dat deze obsceniteit weer 18 maanden langer blijft bestaan. De Commissie werd gesteund door de Labour-partij in Londen: alweer een schandelijk verraad van onze kustgemeenschappen!
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd om de volgende redenen. Daar er in 2008 nog geen overeenstemming was bereikt over een verordeningsvoorstel inzake vereenvoudiging en verduidelijking van de Europese regelgeving op het gebied van de instandhouding van visbestanden, is er een verordening vastgesteld met een pakket overgangsmaatregelen die oorspronkelijk bedoeld waren voor de periode 1 januari 2010 – 30 juni 2011. Met het onderhavige voorstel wordt beoogd deze overgangsregeling nog eens 18 maanden langer te laten gelden, tot 1 januari 2013, zodat er een nieuw pakket technische maatregelen kan worden geformuleerd in het kader van de lopende hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid, waartoe de Commissie in 2011 een voorstel moet indienen. Deze verlengingsperiode moet door de Commissie te baat worden genomen om met inbreng van de belanghebbenden een beoordeling uit te voeren van de effecten van de lopende maatregelen op de betrokken vissersschepen en ecosystemen. De Commissie kan de resultaten van die effectbeoordeling dan meenemen bij de formulering van het nieuwe verordeningsvoorstel voor de periode na 1 januari 2013, dat overeenkomstig het Verdrag van Lissabon volgens de medebeslissingsprocedure zal worden behandeld.
Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. – (DE) Door de verlenging met nog eens 18 maanden van de geldigheidsduur van de verordening met betrekking tot de instandhouding van de visbestanden door technische maatregelen, wordt de mogelijkheid geboden om de huidige effecten op de schepen en ecosystemen die onder de verordening vallen, te analyseren en te beoordelen. Het voorstel is dan ook zeer welkom, omdat het ons in staat stelt optimaal gebruik te maken van de vastgestelde mogelijkheden voor verbetering. De resultaten van de beoordeling kunnen dan door de Commissie worden meegenomen in de uitwerking van het nieuwe voorstel voor een verordening voor de instandhouding van de visbestanden door technische maatregelen.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor deze resolutie gestemd, maar om de Schotse visserij-industrie te steunen, wil ik dat schelvis van de verordening wordt vrijgesteld.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Daar er in 2008 nog geen overeenstemming was bereikt over een verordeningsvoorstel inzake vereenvoudiging en verduidelijking van de Europese regelgeving op het gebied van de instandhouding van visbestanden, is er een verordening vastgesteld met een pakket overgangsmaatregelen die oorspronkelijk bedoeld waren voor de periode 1 januari 2010 - 30 juni 2011. Met het onderhavige voorstel wordt beoogd deze overgangsregeling nog eens 18 maanden langer te laten gelden, tot 1 januari 2013, zodat er een nieuw pakket technische maatregelen kan worden geformuleerd in het kader van de lopende hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid, waartoe de Commissie in 2011 een voorstel moet indienen. Deze verlengingsperiode moet door de Commissie te baat worden genomen om met inbreng van de belanghebbenden een beoordeling uit te voeren van de effecten van de lopende maatregelen op de betrokken vissersschepen en ecosystemen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voorgestemd. Daar er in 2008 nog geen overeenstemming was bereikt over een verordeningsvoorstel inzake vereenvoudiging en verduidelijking van de Europese regelgeving op het gebied van de instandhouding van visbestanden, is er een verordening vastgesteld met een pakket overgangsmaatregelen die oorspronkelijk bedoeld waren voor de periode 1 januari 2010 – 30 juni 2011. Met het onderhavige voorstel wordt beoogd deze overgangsregeling nog eens 18 maanden langer te laten gelden, tot 1 januari 2013, zodat er een nieuw pakket technische maatregelen kan worden geformuleerd in het kader van de lopende hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid, waartoe de Commissie in 2011 een voorstel moet indienen.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Daar er in 2008 nog geen overeenstemming was bereikt over een voorstel voor een verordening inzake vereenvoudiging en verduidelijking van de Europese regelgeving op het gebied van de instandhouding van visbestanden, is er een verordening vastgesteld met een pakket overgangsmaatregelen die oorspronkelijk bedoeld waren voor de periode 1 januari 2010 – 30 juni 2011.
Met het wetgevingsvoorstel waarover wij vandaag stemmen, wordt beoogd deze overgangsregeling nog eens 18 maanden langer te laten gelden, tot 1 januari 2013, zodat er een nieuw pakket technische maatregelen kan worden geformuleerd in het kader van de lopende hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid, waartoe de Commissie in 2011 een voorstel moet indienen.
Het Parlement heeft daarnaast een resolutie aangenomen over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de instandhouding van visbestanden via technische maatregelen in de Atlantische Oceaan en de Noordzee (A6-0206/2009), waarin werd beklemtoond dat er een juiste verdeling van bevoegdheden tussen Raad, Commissie en Parlement moet zijn.
Met de stemming van vandaag geeft het Parlement aan dat het komende voorstel van de Commissie inzake technische maatregelen ervan moet uitgaan dat de Raad en het Parlement samen over de essentiële onderdelen van de regeling beslissen.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Met het voorstel dat vandaag aan de plenaire vergadering van het Europees Parlement is voorgelegd, wordt beoogd de overgangsperiode die in 2008 voor de instandhouding van de visbestanden is vastgelegd, te verlengen. Aangezien de betreffende regeling afloopt op 30 juni 2011, zou dit pakket maatregelen verlengd moeten worden met 18 maanden, tot januari 2013. De Commissie zal daarom gebruik moeten maken van deze nieuwe verlengingsperiode om te komen tot een effectbeoordeling van de bestaande maatregelen en van die waarmee rekening moet worden gehouden bij de uitwerking van het nieuwe voorstel voor de periode na 1 januari 2013, dat moet worden ingediend in 2011.
Met betrekking tot de herziening van de technische maatregelen die zijn vastgelegd in de wetgeving, is het van het grootste belang het gebruik van schakelnetten langs de kust tot een diepte van 200 tot 600 m te verlengen tot 31 december 2012, zodat schepen op duurzame wijze kunnen blijven vissen op bestanden van groot economisch belang voor de Portugese nationale visserij, zoals zeeduivel.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik stem voor het verslag, gezien de resultaten van de onderhandelingen, met name wat betreft de verhoging van de begroting van het Parlement met 2,3 procent ten opzichte van 2011, de beperking van de financiering voor het Konrad Adenauer-gebouw in Luxemburg en de opheffing van de eenheid voor beoordeling van de Europese toegevoegde waarde, die goed zijn voor extra besparingen van 13,7 miljoen euro. Financiering voor uitgaven in verband met de uitbreiding van de EU met de toetreding van Kroatië en de aanpassing aan het Verdrag van Lissabon zullen worden opgenomen in een handvest of een gewijzigde begroting. Toch wil ik benadrukken dat het Parlement, gezien de economische en financiële moeilijkheden in de lidstaten en de richtsnoeren voor de door het Parlement aangenomen begroting van 2012, heeft gewezen op de noodzaak om de budgettaire discipline in de eigen begroting te handhaven, en het wil deze onder de inflatielimiet voor de 27 lidstaten houden. Ik ben ervan overtuigd dat echte besparingen ervoor zullen zorgen dat het Parlement goed en efficiënt functioneert, maar ik vind wel dat het in het huidige klimaat van bezuinigingen in de EU ook belangrijk is dat de leden van het Parlement hun uitgaven matigen.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) We staan aan het begin van de begrotingsprocedure 2012. Het Parlement moet nu een begrotingsraming voorstellen. De raming waarover we vandaag stemmen, is naar mijn mening evenwichtig en ik heb er daarom voorgestemd. Voor het eerst wordt een begrotingsstijging (2,3 procent) voorgesteld die lager is dan de inflatie (2,8 procent). In deze tijd van streng begrotingsbeleid lijkt mij dat inderdaad noodzakelijk. Bovendien sta ik volledig achter de noodzaak om nieuwe financieringsmogelijkheden te bestuderen om een budgettaire langetermijnstrategie op te stellen. Ik verwacht dat de Europese Commissie voorstellen hieromtrent zal doen.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Ik ben het ermee eens dat de huidige financiële, economische en sociale situatie van de EU het Europees Parlement en de andere EU-instellingen ertoe verplicht uit een oogpunt van kwaliteit en efficiëntie adequaat te reageren en strikte beheersprocedures toe te passen om tot bezuinigingen te komen. Het totaalbedrag van de ontwerpraming 2012 van het Europees Parlement moet met 2,3 procent toenemen ten opzichte van de begroting 2011, hetgeen het huidige inflatiepercentage van 2,8 procent niet te boven gaat. In de toekomst moet het Parlement grotere bezuinigingen realiseren en de beheers- en controleprocedures aanscherpen.
Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor het verslag van de heer Fernandes gestemd. Dit verslag stelt ons in staat om een objectieve analyse uit te voeren van de begroting voor 2012 van het Europees Parlement. Het zal zeker rigoureuze bezuinigingen moeten bevatten. Het is van belang om rekening te houden met de inflatie, hetgeen betekent dat de begroting voor 2012 in feite een afname van de beschikbare middelen betekent. Alle uitgaven moeten worden verantwoord en goedgekeurd. De variabele uitgaven moeten worden verwerkt op basis van een kosten-batenanalyse, om eventuele aanvullende kosten in de toekomst te voorkomen. In 2012 moeten we de situatie van jongeren verbeteren. De gestelde doelen moeten in de eerste plaats over jongeren gaan. Jongeren moeten worden ondersteund bij de beroepsopleiding en in de strijd tegen schoolverlating. Zodoende is er meer geld nodig voor op jongeren gerichte projecten. Zij hebben ondersteuning nodig om zich op de arbeidsmarkt te kunnen begeven.
Nessa Childers (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik steun dit verslag, omdat het een toereikend begrotingskader levert voor het belangrijke werk van de EU-instellingen in deze tijd van economische crisis voor de Europese burgers. Ik heb echter niet de lijn van mijn fractie gesteund met betrekking tot kwesties als het bevriezen van de toelagen van EP-leden en de verstrekking van businessclassreizen aan EP-leden. Dat leek mij passend in deze tijden van crisis, waarin de gewone werknemers enorm te lijden hebben onder bezuinigingen.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik stem voor het verslag van de heer Fernandes over de begroting van het Parlement, en ik wil hem feliciteren met het geweldige werk dat hij heeft gedaan. Ik wil met nadruk wijzen op zijn inspanningen om te komen tot besparingen en bezuinigingen, overeenkomstig de prioriteiten die hij had vastgesteld. Omdat de bevoegdheden van het Parlement met het Verdrag van Lissabon zijn uitgebreid, zouden hogere operationele kosten billijk zijn. De begroting 2012 van het Parlement vertoont echter een reële daling, met een stijging die lager is dan de inflatie in de EU en met bezuinigingen van 49 miljoen euro ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel. De goedgekeurde begroting blijft onder 20 procent van rubriek 5 en dat is enkele jaren niet gebeurd. De rapporteur heeft ook moeten strijden tegen verkeerde informatie en demagogie. Sommige mensen hebben, te kwader trouw, geprobeerd te insinueren dat de salarissen van de Parlementsleden werden verhoogd. Het Parlement is niet verantwoordelijk in deze zaak: het salaris van de leden – dat overeenkomt met 38,5 procent van het salaris van een rechter bij de rechtbank – wordt vastgesteld door de Raad. De waarde van de overige vergoedingen wordt vastgesteld door het Bureau en niet door het Parlement, en kan niet hoger zijn dan het door Eurostat bekendgemaakte niveau van de inflatie. Bovendien is de begrotingslijn met betrekking tot vergoedingen en betalingen, inclusief de middelen waaruit de salarissen van de leden worden betaald, ten opzichte van 2011 slechts met 0,55 procent toegenomen.
Mário David (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor het verslag gestemd en wil benadrukken dat de voorziene 2,3 procent stijging van de begroting van het Parlement lager is dan de verwachte 2,8 procent inflatie voor de EU, hetgeen voor 2012 zal leiden tot een verlaging met 0,5 procent in reële cijfers. Toch zou ik graag de demagogie aan de kaak stellen rond drie voorgestelde wijzigingen tot wijziging van de regels inzake de reizen van Parlementsleden tussen het land waar zij wonen en het Europees Parlement, en waar ik tegen heb gestemd. Ik hou er niet van mij aan mijn verantwoordelijkheden te onttrekken, dus gebruikte ik mijn stem, maar de wijzigingen waren zo misleidend dat ik waarschijnlijk zou vallen onder de talrijke uitzonderingen die zij boden. Ik betreur ook de houding van sommige collega’s die tevoren al wisten dat een bepaald voorstel niet zou worden aangenomen, en die de last om iets te doen dat ‘politiek incorrect’ was aan anderen overlieten. Nog anderen ‘gaven er de voorkeur aan’ niet deel te nemen aan de stemming van de drie amendementen in kwestie, ook al namen zij wel deel aan alle eerdere en latere stemmingen. Er mag ook wel eens aan worden herinnerd dat, volgens het huidige statuut, niemand verplicht is business class te reizen. Toch zie ik mijn collega’s, van alle partijen, elke week business class reizen, ook op de vlucht naar Portugal die volgde op de stemming; er zijn een paar zeldzame uitzonderingen, niet van individuele leden, maar op sommige, sporadisch voorkomende, reizen.
Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb dit verslag, waarin het standpunt van het Parlement met betrekking tot de uitgaven die vereist zijn voor beleidsuitvoering en administratie voor het financieel jaar 2012, gesteund. Met het verslag wordt geprobeerd ervoor te zorgen dat de financiering ten minste in lijn met de inflatie wordt verhoogd voor kritieke uitgaven op het gebied van sociaal beleid in deze tijd van stijgende werkloosheid. In het verslag wordt een maximale verhoging van de begroting van 2,3 procent voorgesteld, waarmee de verhoging onder het inflatiepercentage in de EU blijft. Dit is meer dan een halvering van het oorspronkelijke administratieve verzoek tot een verhoging van 5,2 procent. Ik heb ook een aantal amendementen op dit verslag gesteund waarmee bezwaar werd gemaakt tegen verhoging van de salarissen en vergoedingen van EP-leden.
Martin Ehrenhauser (NI), schriftelijk. – (DE) Het is de plicht van het Europees Parlement om belastinggeld op een gepaste en verantwoordelijke wijze uit te geven. Juist tijdens een economische crisis is het bijzonder belangrijk om zuinig met belastinggeld om te gaan. Het is daarom zeer betreurenswaardig dat het Parlement geen zuinig gedrag vertoont, bijvoorbeeld door bij een vliegtijd van minder dan vier uur niet business class te vliegen.
Aangezien het Parlement weer de kans voorbij laat gaan om bij het gebruik van belastinggeld duidelijk voor meer zuinigheid en een verantwoord gedrag tegenover de burgers te kiezen en van privileges af te zien, heb ik tegen het verslag gestemd.
Lena Ek, Marit Paulsen, Olle Schmidt en Cecilia Wikström (ALDE), schriftelijk. – (SV) Wij delen uiteraard de mening van de Begrotingscommissie dat het Europees Parlement nu “moet laten zien dat het op budgettair gebied over verantwoordelijkheidsbesef en zelfbeheersing beschikt” en wij verwelkomen de eis die in het verslag wordt gesteld dat de beperkte middelen “zorgvuldig en efficiënt” beheerd worden. Maar gezien het feit dat de amendementen om volgend jaar de salarissen en vergoedingen van de Parlementsleden te bevriezen zijn verworpen – en het resultaat van de stemming ook inhield dat het neerzetten van een gebouw voor de administratie van het Europees Parlement in Luxemburg opnieuw werd verwelkomd, wat volgens sommige berekeningen 549 miljoen euro zal kosten – hebben we ons niet achter de resolutie als zodanig kunnen scharen. Wij hebben ons daarom bij de eindstemming van stemming onthouden.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor het verslag gestemd over de raming van de inkomsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2012 – Afdeling I – Parlement. Ik betreur echter dat het Parlement er gedurende de huidige economische crisis niet in is geslaagd om zelf het goede voorbeeld te geven en dat het voorstellen voor herziening van het huidige salarissysteem van zijn leden, evenals voorstellen voor een bevriezing van vergoedingen en toelagen in 2012, heeft afgewezen.
Göran Färm, Anna Hedh, Olle Ludvigsson, Marita Ulvskog en Åsa Westlund (S&D), schriftelijk. – (SV) Bij de bespreking van de begroting van het Parlement voor 2012 hebben wij ervoor gestreden dat het oorspronkelijke voorstel van 5,7 procent aanzienlijk zou worden verlaagd. Het eindresultaat was 2,3 procent, wat neerkomt op een reële verlaging van de begroting ten opzichte van de inflatie.
Hoewel dit een zeer grote stap in de goede richting is, zijn we toch niet helemaal tevreden. Wij denken dat het mogelijk zou zijn geweest verdere besparingen vast te stellen. Om die reden hebben wij in de besprekingen ook een voorstel gedaan dat nu brede steun van het hele Parlement heeft gekregen. In dit voorstel verlangen wij een overzicht van de uitgaven van het Parlement op langere termijn. In het Parlement is de tendens veel te lang geweest om voortdurend nieuwe besluiten te nemen met verstrekkende financiële consequenties, zonder naar het complete plaatje te kijken. Het Parlement kan niet simpelweg elk jaar besluiten tot kostenverhogingen zonder dat het probeert ook een manier te vinden om deze te financieren door nieuwe prioriteiten te stellen en effectiever te werken.
Tot slot zouden wij ook willen benadrukken dat wij voor een herziening van de kosten voor de reiskostenvergoedingen en andere vergoedingen van de parlementariërs zijn. Maar we kunnen niet besluiten deze te wijzigen alleen door de begrotingkredieten te verlagen. Daarvoor is een wijziging van het Statuut van de leden van het Europees Parlement noodzakelijk. Dat geniet onze steun en wij zullen daaraan in een later verband werken.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De begroting voor het jaar 2012 wordt besproken op een moment dat veel lidstaten zich op ongekende wijze genoodzaakt zien om soberheid en bezuinigingen te accepteren. De begroting voor het functioneren van het Parlement moet dan ook, zoals de rapporteur zegt, “uit een oogpunt van kwaliteit en efficiëntie adequaat [...] reageren en strikte beheersprocedures toe [...] passen om tot bezuinigingen te komen.” Voor Europese burgers zou het moeilijk te begrijpen zijn als zij in hun eigen land offers moesten brengen, terwijl de EU geen terughoudendheid en efficiency toonde in het beheer van haar eigen middelen. Onze burgers vragen ons dan ook om de ons toegewezen middelen op de juiste wijze te gebruiken en te bezuinigen wanneer dat mogelijk is. Het verslag van mijn collega, de heer Fernandes, is een stap in de goede richting. Uit moreel oogpunt, vooral omdat we offers vragen van de Europese burgers in het algemeen en het Portugese volk in het bijzonder, heb ik besloten dat ik niet stem voor enig amendement dat betrekking heeft op mijn salaris of de uitvoering van mijn taken als Parlementslid.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Deze crisis van het kapitalisme raakt werknemers en de algehele bevolking het hardst, en de bezuinigingsmaatregelen treffen vooral diegenen die het minst bezitten. Desondanks zie ik in de begrotingen van de EU geen maatregelen die het beleid aanpakken dat deze crisis in de EU mogelijk maakte. Dit verslag verwijst niet naar de richtsnoeren voor het opstellen van de algemene begroting van de Europese Unie. We kunnen niet doen alsof deze richtsnoeren los staan van de huidige situatie.
Naast de bezwaren die tijdens het debat in de plenaire vergadering zijn geuit, zijn wij ook bezorgd dat het voorgestelde kader minder baanzekerheid zal creëren, waardoor de positie van werknemers die na tientallen jaren trouwe dienst nog steeds geen vaste aanstelling hebben, nog verder verslechtert, en dat grote aantallen werknemers een ‘transfer’ krijgen naar een contract met een uitzendbureau. Daarom hebben wij tegen de ontwerpamendementen gestemd. Zij maken de weg vrij voor onzekerheid onder de noemer van bezuinigingen in het Parlement.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit verslag over de begroting van het Parlement illustreert de tegenstellingen die de meerderheid van de politieke krachten die hier vertegenwoordigd zijn, beïnvloeden. Er wordt niet verwezen naar de richtsnoeren voor het opstellen van de algemene begroting van de Europese Unie, maar we kunnen niet doen alsof deze richtsnoeren los staan van het onderliggende beleid dat hun lot bepaald.
Er zijn aanpassingen in de uitgaven van het Parlement door het verminderen van de uitgaven voor de hoeveelheid uit te besteden werk en andere kleinere uitgaven. Daar staan echter hogere uitgaven in de rubriek vergoedingen en reiskostenvergoedingen tegenover. Daarmee staat afdeling I – Parlement van de begrotingsprocedure voor 2012 voor een stijging van 2,3 procent in vergelijking met dezelfde afdeling van de begroting van 2011.
Wij vrezen dat het voorgestelde kader minder baanzekerheid zal creëren, waardoor de positie van werknemers die na tientallen jaren trouwe dienst nog steeds geen vaste aanstelling hebben, nog verder verslechtert, en dat grote aantallen werknemers een ‘transfer’ krijgen naar een contract met een uitzendbureau. Daarom hebben wij tegen de ontwerpamendementen gestemd, die de weg vrij maken voor onzekerheid onder de noemer van bezuinigingen in het Parlement, en die het financieel ondersteunen van Europese partijen en Europese politieke stichtingen stimuleren, dit terwijl wij van mening zijn dat afgevaardigden het goede voorbeeld moeten geven door hun financiële positie aan te passen, en we hebben gestemd tegen een substantiële verhoging van de salarissen.
Dit zijn de redenen waarom wij tegen dit verslag hebben gestemd.
Louis Grech (S&D), schriftelijk. − (EN) Met betrekking tot het verslag van de heer Fernandes heb ik mij om een technische reden onthouden van stemming, hoewel ik in beginsel voor de amendementen 13 en 15 zou hebben gestemd. Die reden is dat het salaris van een EP-lid in wezen wordt geregeld door het Statuut van de leden van het Europees Parlement, wat inhoudt dat een herziening of bijwerking van de salarissen van EP-leden wordt bereikt door het Statuut van de leden te wijzigen en niet door middel van stemming in de plenaire vergadering over de jaarbegroting van de EU voor een bepaald jaar.
Catherine Grèze (Verts/ALE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor amendement 15 gestemd opdat de salarissen en vergoedingen van de leden van het Europees Parlement niet worden verhoogd, nu we ons in een periode van crisis bevinden.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de huidige financiële, economische en sociale situatie van de EU de instellingen ertoe verplicht uit een oogpunt van kwaliteit en efficiëntie adequaat te reageren en strikte beheersprocedures toe te passen om tot bezuinigingen te komen. Uiteraard moeten de instellingen voldoende middelen toegewezen krijgen, met dien verstande dat deze middelen in de huidige economische context zorgvuldig en efficiënt beheerd moeten worden. Ook ik ben de mening toegedaan dat het Parlement grotere bezuinigingen moet realiseren en de beheers- en controleprocedures moet aanscherpen. We moeten doorgaan met de modernisering en rationalisering van de administratie, waarbij de afhankelijkheid van externe diensten wordt teruggedrongen en een doeltreffend personeelsmanagementbeleid wordt gevolgd, en alle instellingen moeten bij de voorbereiding van hun uitgavenramingen voor de ontwerpbegroting 2012 alles in het werk stellen om de uitgaven te beperken, wat zonder meer zou helpen om geld van de belastingbetaler te besparen.
Anneli Jäätteenmäki (ALDE), schriftelijk. – (FI) De lidstaten van de Europese Unie moeten deze dagen lastige besluiten nemen met betrekking tot hun eigen nationale begrotingen. Uitgaven worden kritisch bekeken en dat moeten we ook in de Europese Unie doen.
Ik ben geen voorstander van het vergroten van de Europese begroting, maar wel van het verkleinen ervan. In deze moeilijke economische tijden is het niet goed dat het Europees Parlement van plan is zijn uitgaven volgend jaar met 2,3 procent te verhogen. We moeten meer punten vinden waarop we kunnen bezuinigen in de royale jaarlijkse begroting van het Parlement van ruim 1,7 miljard euro. De plannen voor het Huis van de Europese geschiedenis moeten nu in de ijskast worden gezet. De rally tussen Straatsburg en Brussel kost de Europese belastingbetalers jaarlijks ongeveer 200 miljoen euro. Dat is net zoveel als de jaarlijkse begroting voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, die de centrum- en liberale partijen in het Europees Parlement vertegenwoordigt, is tot nu toe de enige parlementaire fractie die ervoor pleit om van Straatsburg af te zien. Ik doe een beroep op de andere fracties en vooral de EU-lidstaten, die hier in feite over beslissen, hetzelfde te eisen.
Anne E. Jensen (ALDE), schriftelijk. – (DA) De Deense liberale partij Venstre heeft tegen amendement 3 op het verslag-Fernandes over de raming van de inkomsten en uitgaven van het Europees Parlement voor 2012 gestemd. Wij van de Deense liberale partij Venstre zijn er voorstander van dat het Parlement de reiskosten terugdringt, maar het is belangrijk dat het mogelijk blijft dat leden hun vervoersbewijzen kort voor aanvang van de reis wijzigen. Het voorstel houdt hier geen rekening mee.
Constance Le Grip (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor de begrotingsraming van het Europees Parlement voor 2012 gestemd en ben zeer verheugd dat deze onder de inflatie is gebleven, hetgeen van verantwoordelijkheidsgevoel jegens de EU-burger blijk geeft. In deze tijden van grote budgettaire soberheid is het belangrijk dat het Europees Parlement met zijn beleid het goede voorbeeld geeft en zoveel mogelijk kosten bespaart. Ik wil vooral mijn verbijstering en bedenkingen uiten over de wijze waarop het project ‘Huis van de Europese geschiedenis’ tot nu toe is aangepakt. Ik sta zeker wel achter de doelstelling om een plaats te creëren waar het publiek geïnformeerd kan worden over de voornaamste fasen in de opbouw van Europa sinds de Tweede Wereldoorlog, maar ik ben zeer verbaasd over de onnauwkeurige wijze waarop de nodige investeringen en geraamde operationele kosten zijn berekend en bezorgd over de te geringe transparantie van een aantal besluitvormingsprocedures. Ik heb me dus onthouden van stemming over een door de EFD-Fractie ingediend amendement waarin om volledige afgelasting van dit project wordt verzocht en argumenten tegen het project worden aangevoerd. Ik heb daarentegen wel voor een amendement van de PPE-Fractie gestemd waarmee een grotere transparantie en meer verantwoordelijkheden in de samenstelling van dit dossier worden ingebracht en adequate parlementaire controle wordt geëist.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen deze resolutie gestemd, aangezien ik een verhoging van de begroting van het Parlement met 2,3 procent niet kan steunen in een tijd waarin de Raad 4,4 procent heeft bezuinigd en de Commissie de verhoging van haar administratieve uitgaven beperkt tot 1 procent.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De crisis die de wereld te gronde heeft gericht, en de zware economische omstandigheden en begrotingsproblemen in de lidstaten, hebben het Parlement ertoe bewogen op budgettair gebied verantwoordelijkheidsbesef en zelfbeheersing aan den dag te leggen voor het begrotingsjaar 2012, zonder afbreuk te doen aan zijn ambitieuze doelstellingen, waaronder optimale wetgeving. De begroting van het Parlement voor volgend jaar stijgt met minder dan het percentage van de inflatie. De begroting komt neer op 1 725 miljard euro, een stijging van 2,3 procent in 2012. Dit is lager dan de 2,8 procent inflatie in de 27 lidstaten van de EU. Wij dienen ons dit te realiseren tijdens besprekingen van de EU-begrotingen, zodat iedereen in de lidstaten iets te zeggen heeft in het beleid van de EU en kan zien dat de bijdragen op de juiste manier worden gebruikt.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik zou graag willen beginnen met het feliciteren van de rapporteur met zijn uitstekende verslag. Het betreft een kwestie die immer urgent is, maar vooral in de turbulente tijden waarin wij nu leven. Het Parlement is op de hoogte van de economische en begrotingssituatie waarin de lidstaten zich momenteel bevinden en daarom zou het op budgettair gebied verantwoordelijkheidsbesef en zelfbeheersing aan den dag moeten leggen voor het begrotingsjaar 2012, zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit van zijn werk. De begroting is in de praktijk 2,3 procent lager in vergelijking met de begroting van 2011, met een totale besparing van 48,9 miljoen euro in vergelijking met de voorgestelde ramingen. Dit is vooral te danken aan bezuinigingen bij uitgaven voor gebouwen. Ik wil met name wijzen op het belang dat de rapporteur, en zijn hele fractie, hecht aan het investeren in jongeren. Hiertoe stelt de rapporteur voor om het plafond van rubriek 5 van het meerjarig financieel kader (MFK) voor 2012 met 100 miljoen euro te verlagen, en rubrieken voor jeugdbeleid te verhogen met hetzelfde bedrag. Dit is een evenwichtig verslag dat enerzijds rekening houdt met de budgettaire beperkingen die nodig zijn in tijden van crisis, en anderzijds de voorwaarden behoudt voor nuttig werk van hoge kwaliteit. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik ervan overtuigd ben dat in de huidige crisissituatie het Parlement en de andere EU instellingen verantwoordelijkheidsbesef en zelfbeheersing moeten tonen, met behulp van strenge begrotingsprocedures om het efficiënt omgaan met middelen te stimuleren en tot bezuinigingen te komen. Ten overstaan van iedereen die hier aanwezig is wil ik graag mijn waardering uitspreken voor het uitstekende werk van de rapporteur, mijn collega, de heer Fernandes.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegengestemd. De redenen daarvoor zijn dat er in geen enkele begrotingslijn echte besparingen zijn bereikt, dat de uitgaven vaak alleen maar zijn uitgesteld tot 2013, dat de door ons verzochte vermindering van de reiskosten het vrijwel zeker niet gaat halen en dat de onderhandelingsprocedure voor dit verslag niet transparant was en erop gericht was kleinere fracties met een kritischere mening over de voorgestelde verhogingen van de begroting buiten te sluiten.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Het vandaag aangenomen verslag is gericht op een strenger beheer van de middelen met het oogmerk de overheidsuitgaven terug te dringen. Gelet op de moeilijke situatie van de overheidsfinanciën in de lidstaten moeten de uitgaven worden beteugeld door de begroting niet sterker te laten stijgen dan de inflatie. Daarom steun ik de vermindering van de totale begroting. In de extra middelen die nodig zijn in verband met de vereisten van het Verdrag van Lissabon en met de toekomstige uitbreiding moet worden voorzien via een nota van wijzigingen of een gewijzigde begroting.
Peter Skinner (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb mij onthouden van de eindstemming over dit verslag, omdat het in een tijd van soberheid in de Europese Unie belachelijk lijkt om projecten als het Huis van de Europese geschiedenis te steunen. Dit is misschien op zich een heel waardevol project, maar het zou heel onnadenkend zijn als het Parlement, dat de bevolking vertegenwoordigt, in deze tijd akkoord gaat met die uitgave.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − Ik heb tegen de raming van uitgaven en inkomsten van het EP over het jaar 2011 gestemd omdat in de resolutie een aantal zaken staan die ik niet kan verdedigen. Ik verzet me tegen de zoveelste verhoging van de begroting van het Parlement. Het Parlement verkoopt deze oefening als een daling van de begroting van het Parlement, terwijl het in werkelijkheid gaat om een daling van de stijgingsgraad van gebruikte middelen. Een bevriezing van de uitgaven lijkt me in deze tijd van crisis en besparingen meer aangewezen. De amendementen die de Parlementsleden aanzetten tot enige soberheid, werden alle weggestemd (niet vliegen in business class voor vluchten onder de vier uur; bevriezing van de toelagen voor secretariaatskosten, enzovoort) en dat valt te betreuren.
Verder stemde ik voor de schrapping van het project “Museum van de Europese Geschiedenis”. Niet omdat ik zo’n project niet interessant of belangrijk vind, wel omdat ik van oordeel ben dat zo’n project niet moet worden opgezet door een Parlement met financiering uit de begroting van het EP. Bovendien loopt het project dat nu gepland staat voor Brussel kostenmatig volledig uit de hand. Daarom heb ik wel voor het amendement gestemd dat uitdrukkelijk stelt dat het kostenplaatje nauwgezetter in het oog gehouden moet worden.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Gezien de zware bezuinigingsmaatregelen die op dit moment in alle lidstaten worden genomen, ben ik van mening dat het ongepast zou zijn om in deze tijd een Huis van de Europese geschiedenis te financieren en daarom heb ik tegen dit verslag gestemd.
Michèle Striffler (PPE), schriftelijk. – (FR) Tijdens de stemming over het verslag-Fernandes over de raming van de inkomsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2012 moest er absoluut rekening worden gehouden met de huidige economische en budgettaire moeilijkheden. Zo druiste het oorspronkelijke ontwerp van het verslag, waarin werd voorzien in de verwezenlijking van een Huis van de Europese geschiedenis met exorbitante exploitatiekosten, volledig in tegen mijn overtuiging dat er begrotingsdiscipline moet worden betracht wanneer het gaat om geld van de belastingbetaler. Zo moeten alle financiële garanties met betrekking tot dit project duidelijk worden vastgelegd voordat er een begin wordt gemaakt met de werkzaamheden. De Europese instellingen moeten echte begrotingsdiscipline betrachten, met name in de huidige context van economische crisis.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Gezien de zware economische en begrotingssituatie waarin de lidstaten zich momenteel bevinden, zou het Parlement op budgettair gebied verantwoordelijkheidsbesef en zelfbeheersing moeten laten zien voor het begrotingsjaar 2012, echter zonder afbreuk te doen aan het streven naar optimale wetgeving. De onderhavige begroting is in de praktijk 2,3 procent lager in vergelijking met de begroting van 2011, met een totale besparing van 48,9 miljoen euro in vergelijking met de voorgestelde ramingen. Dit is vooral te danken aan bezuinigingen bij uitgaven voor gebouwen, op de uitgaven voor de 18 nieuwe Parlementsleden, en de toetreding van Kroatië. Deze twee laatstgenoemde onderwerpen komen later aan bod in een gewijzigde begroting. Investeringen ten gunste van jongeren is momenteel een van de speerpunten voor de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten).
De rapporteur stelt hiertoe dan ook voor om het plafond van rubriek 5 van het meerjarig financieel kader (MFK) voor 2012 met 100 miljoen euro te verlagen, en rubrieken voor jeugdbeleid te verhogen met hetzelfde bedrag. Ten slotte wil ik benadrukken dat het schrappen van de begrotingslijn voor het Huis van de Europese geschiedenis geenszins de uitvoerbaarheid van dit project in gevaar brengt, omdat het bedrag wordt overgeschreven naar een andere rubriek via een transparante procedure die is goedgekeurd door de begrotingsautoriteit.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. – (DE) In het verslag van collega Fernandes over de begroting van het Europees Parlement voor 2012 is voornamelijk sprake van zuinigheid, een verstandige omgang met begrotingsmiddelen, de grootst mogelijke transparantie, alsmede ondersteuning voor het voortdurende milieubeleid en permanente voorlichting voor de Europese burgers. Enerzijds is het echter onbegrijpelijk waarom er geen meerderheid kon worden gevonden voor het bevriezen van de uitgaven op het gebied van ‘bureaukosten’ voor 2012 en anderzijds zijn de uitgaven voor het ‘Huis van de Europese geschiedenis’ veel te hoog en moeten deze met het oog op de huidige structurele crisis dringend worden herzien.
Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb gestemd voor het initiatiefverslag van de heer Fernandes over de raming van de inkomsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2012. Ik kan mij volledig vinden in de doelstellingen die in het aangenomen document worden geformuleerd: het volgen van een stringent personeelsmanagementbeleid alvorens tot de invoering van nieuwe posten over te gaan, het verbeteren van de beveiliging van het Europees Parlement, het opzetten van een digitale strategie voor sociale netwerken en van een wifi-netwerk, en het voeren van een onroerendgoedbeleid waarmee de uitgaven voor de gebouwen van het Parlement verstandiger worden beheerd.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb vóór deze resolutie gestemd, waarmee wijziging wordt beoogd van Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelenhttp://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//TEXT+MOTION+B7-2011-0227+0+DOC+XML+V0//NL" \l "_part1_def1" waarvoor enkel vergunning is verstrekt door de Commissie krachtens deze verordening. Ik heb vóór deze resolutie gestemd omdat hierin staat dat de gezondheidsclaim met betrekking tot het gebruik van flessenmelk voor zuigelingen vanaf zes maanden opgenomen moet worden in de lijst van toegestane gezondheidsclaims, omdat is ontdekt dat docosahexaeen-zuur (DHA), een vetzuur, aan flessenmelkpoeder is toegevoegd.
Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik steun de ontwerpresolutie betreffende gezondheidsclaims voor levensmiddelen die voor kinderen bestemd zijn. De gezondheid van de allerkleinsten moet beter beschermd worden tegen de soms misleidende gezondheidsclaims die tot de aankoop van producten verleiden omdat deze een bewezen heilzaam nutritioneel of fysiologisch effect zouden hebben. De consument moet erop kunnen vertrouwen dat de gezondheidsclaims juist zijn en dat de producten die in de handel zijn gebracht, veilig zijn en over de juiste etikettering beschikken, teneinde de consument de informatie te verstrekken die hij nodig heeft om geïnformeerde keuzen te kunnen maken, en gelijke concurrentievoorwaarden voor de levensmiddelenindustrie te scheppen.
In de etikettering van en de reclame voor levensmiddelen worden in sommige lidstaten momenteel allerlei aanduidingen gebruikt die verwijzen naar stoffen waarvan niet bewezen is dat zij heilzaam zijn of waarover nog onvoldoende wetenschappelijke overeenstemming bestaat. Er moet voor worden gezorgd dat de stoffen waarvan beweerd wordt dat ze heilzaam zijn, worden onderworpen aan wetenschappelijke testen en onderzoeken door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA).
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Deze resolutie betrof de verlening en weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen betreffende de ontwikkeling en gezondheid van kinderen. Ik heb tegen de tijdens de plenaire vergadering voorgestelde resolutie gestemd omdat ik het van essentieel belang acht dat er claims kunnen worden gedaan die specifiek betrekking hebben op kinderen in de leeftijd van zes tot twaalf maanden en dat deze wetenschappelijk kunnen worden gevalideerd door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA).
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. – (ES) Ik heb tegen dit initiatief gestemd, omdat uit het deskundigenadvies dat overeenkomstig de procedure van Verordening (EG) nr. 1924/2006 aan de Commissie is overgelegd, niet kan worden geconcludeerd dat afdoende bewijs bestaat voor de gezondheidsclaim dat de inname van gesynthetiseerd DHA bijdraagt tot de normale visuele ontwikkelingen van zuigelingen tussen zes en twaalf maanden.
Sterker nog, een onderzoeksverslag dat in juni 2010 in het British Medical Journal werd gepubliceerd, meldt dat kinderen die waren gevoed met zuigelingenvoeding waaraan DHA was toegevoegd, tien jaar later zwaarder waren en een hogere bloeddruk hadden. Er bestaat geen duidelijke wetenschappelijke consensus over de effecten van met DHA verrijkte voeding op zuigelingen, hetgeen in strijd is met de artikelen 5 en 6 van genoemde verordening.
Aangezien de claim onverenigbaar is met het doel en de inhoud van de verordening, heb ik tegengestemd.
Jan Březina (PPE), schriftelijk. – (CS) Ik ben het ermee eens dat de gezondheidsclaim dat “de inname van docosahexaeen-zuur (DHA) bijdraagt tot de normale visuele ontwikkeling van zuigelingen tot de leeftijd van 12 maanden” tot de claims behoort die volgens het ontwerp van verordening van de Commissie moeten worden opgenomen in de lijst van toegestane gezondheidsclaims. Uit algemeen aanvaard wetenschappelijk onderzoek blijkt namelijk dat niet alleen het in de moedermelk aanwezige DHA, maar ook gesynthetiseerd DHA dat wordt toegevoegd aan flessenmelk en andere voeding voor zuigelingen bijdraagt tot de visuele ontwikkeling van zuigelingen. Indien DHA niet in de EU-lijst van toegestane gezondheidsclaims wordt opgenomen, zou er wel eens een gevaarlijk precedent kunnen geschapen, omdat het werk van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid van nul en generlei waarde wordt wanneer over elke mogelijke gezondheidsclaim over eender welke stof die door een uitgebreide en strenge beoordelingsprocedure heen is gekomen, uitsluitend om ideologische redenen een veto kan worden uitgesproken.
Cristian Silviu Buşoi (ALDE), schriftelijk. – (RO) Ik heb deze resolutie gesteund omdat ik van mening ben dat gezondheidsclaims de keuzen van consumenten kunnen beïnvloeden, en dat deze claims zodoende op verantwoordelijke wijze moeten worden gebruikt op basis van een wetenschappelijke beoordeling volgens de strengste normen. Het is zeker waar dat DHA in moedermelk positieve effecten heeft op de visuele ontwikkeling van zuigelingen tot 12 maanden, maar dat betekent niet dat gesynthetiseerd DHA in andere vormen van zuigelingenvoeding dezelfde effecten heeft. In moedermelk zijn naast DHA andere enzymen en cofactoren aanwezig, die samen zorgen voor dit effect op de visuele ontwikkeling. Er bestaat op dit moment geen wetenschappelijke consensus over de positieve effecten van met DHA verrijkte zuigelingenmelk. Daarom ben ik van mening dat het prematuur is om het gebruik van deze claim toe te staan, zolang we geen tastbaar wetenschappelijk bewijs hebben. Een dergelijke gezondheidsclaim kan consumenten misleiden en ongewenste effecten hebben op de gezondheid van kinderen.
Nessa Childers (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik veroordeel de stemming van vandaag, waarmee het bezwaar tegen een misleidende gezondheidsclaim van een grote fabrikant van babymelk nipt is verworpen. Dit is een nederlaag voor gezinnen met jonge kinderen. Ik ben teleurgesteld dat veel conservatieve EP-leden in deze kwestie de belangen van de grote bedrijven hebben gesteund. Deze stemming opent de deur voor nog meer agressieve marketing voor voedselproducten die niet wordt gesteund door solide wetenschappelijk bewijs. DHA komt van nature voor in moedermelk en het bevordert de ontwikkeling van de ogen van kinderen. Maar gesynthetiseerd DHA dat aan flessenmelk wordt toegevoegd is anders. Aangezien er nog steeds geen definitief wetenschappelijk bewijs is, mogen we niet toestaan dat ouders worden misleid. De gezondheid van zuigelingen is te belangrijk om over te laten aan de marketingafdelingen van multinationals. Het is heel teleurstellend dat het Parlement vandaag met een kleine meerderheid heeft besloten deze claim niet te verwerpen.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Wij willen niet dat er op producten voor zuigelingen wordt vermeld dat docosahexaeen-zuur (DHA), een met name in moedermelk aanwezig vetzuur, goed zou zijn voor de visuele ontwikkeling van baby’s. Er zijn namelijk geen wetenschappelijke gegevens ter onderbouwing van het door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) gegeven advies, waarop de Europese Commissie zich heeft gebaseerd bij haar voorstel om deze vermelding op zuigelingenvoeding toe te staan. Het voorzorgsbeginsel had dus moeten worden toegepast en deze vermelding had niet moeten worden toegestaan. Helaas heeft het Parlement met slechts acht stemmen verschil besloten het voorstel van de Commissie aan te nemen. Hierdoor wordt de kwestie van de onafhankelijkheid en juistheid van de oordelen van de EFSA opnieuw ter discussie gesteld.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb gestemd vóór deze resolutie over ‘de verlening en weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen betreffende de ontwikkeling en gezondheid van kinderen’ daar er geen algemeen aanvaard wetenschappelijk bewijs is dat aan flessenmelk en andere zuigelingenvoeding toegevoegd gesynthetiseerd docosahexaeen-zuur (DHA), dat anders is dan DHA in moedermelk, bijdraagt aan de visuele ontwikkeling van kinderen. Ik ben daarom van mening dat zolang er geen sluitende studies hieromtrent zijn, geen vergunning mag worden verleend voor deze gezondheidsclaim.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De vraag welke gezondheidsclaims op etiketten of in reclame voor diverse soorten voeding mogen worden vermeld, is zeer belangrijk. Er zouden namelijk verkeerde verwachtingen kunnen rijzen of er zou gedrag kunnen worden aangemoedigd waarvoor geen wetenschappelijke grondslag bestaat. Daarom moet elke claim die in de lijst van toegestane gezondheidsclaims opgenomen dient te worden, getoetst worden aan de meest recente wetenschappelijke kennis, zodat hij naar behoren gestaafd wordt. De Commissie beweert dat dit inderdaad het geval is met docosahexaeen-zuur (DHA), waarvan volgens de Commissie is bewezen dat het bijdraagt aan de normale visuele ontwikkeling van baby’s tot twaalf maanden.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Deze resolutie van het Europees Parlement gaat over het door de Commissie ingediende ontwerp van verordening betreffende de verlening en weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen betreffende de vermindering van ziekterisico’s of de ontwikkeling en gezondheid van kinderen. Voedingsmiddelen voor het publiek in het algemeen maar voor kinderen in het bijzonder zijn zo belangrijk dat zij de grootste aandacht moeten krijgen van alle Europese instellingen. Hier zijn immers de gezonde ontwikkeling van de mens en zijn levenskwaliteit in het geding. De promotie van voedingsmiddelen met gebruikmaking van gezondheidsclaims kan de consumenten misleiden of kan in strijd zijn met wetenschappelijk adviezen. Gelet op de door de rapporteur naar voren gebrachte argumenten over dit gevoelige en belangrijke onderwerp, heb ik tegen dit ontwerp van verordening gestemd. Ik ben namelijk van mening dat dit ontwerp de volksgezondheid en men name de gezondheid van kinderen niet adequaat beschermt.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Met deze resolutie verzet het Parlement zich tegen de aanneming van het door de Commissie ingediende ontwerp van verordening ‘betreffende de verlening en weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen betreffende de ontwikkeling en gezondheid van kinderen’, daar dit ontwerp niet strookt met de doelstellingen en de inhoud van de verordening inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen.
In deze resolutie wordt met name gewag gemaakt van de problemen die verband houden met de toevoeging van docosahexaeen-zuur (DHA) aan moedermelk, waar DHA zou bijdragen aan de normale visuele ontwikkeling van kinderen tot 12 maanden.
Uit algemeen erkend wetenschappelijk onderzoek blijkt echter dat de effecten van aan flessenmelk en andere zuigelingenvoeding toegevoegd, gesynthetiseerd DHA niet zo evident zijn. Dit betekent dat er geen duidelijke wetenschappelijke consensus is over de effecten van met DHA verrijkte flessenmelk in een andere biologische omgeving dan moedermelk, ongeacht of het gaat om DHA in flessenmelk of in andere zuigelingenvoeding. Daarom is er verzet tegen de aanneming van het door de Commissie ingediende ontwerp van verordening.
Elisabetta Gardini (PPE), schriftelijk. − (IT) Helaas hebben wij vandaag een belangrijke kans aan ons voorbij laten gaan om nog eens te benadrukken dat borstvoeding op geen enkele manier ontmoedigd moet worden, laat staan aan de hand van een voedingsprofiel waarmee betrouwbare informatie zou moeten worden geboden. Het is niet wetenschappelijk vastgesteld dat de toevoeging van DHA aan zuigelingenvoeding leidt tot een beter gezichtsvermogen. Ik heb voor de resolutie gestemd, omdat deze in mijn ogen volledig strookt met de geest van de Internationale Gedragscode voor het op de markt brengen van vervangingsmiddelen voor moedermelk van de Wereldgezondheidsorganisatie. Hierin is onder meer bepaald dat er op geen enkele manier reclame mag worden gemaakt voor vervangingsmiddelen voor moedermelk. Het is vastgesteld dat moedermelk goed is voor de gezondheid van zowel het kind als de moeder en het risico op borstkanker verkleint. Daarnaast blijkt uit recente onderzoeken van UNICEF en de Italiaanse vereniging voor prenatale geneeskunde dat de babysterfte met 22 procent kan dalen als alle kinderen borstvoeding krijgen. Er is veel energie gestoken in het bevorderen van vervangingsmiddelen voor moedermelk, en ik had liever gezien dat die energie was gestoken in de moeders, die hun kinderen met de juiste ondersteuning graag borstvoeding zouden geven.
Françoise Grossetête (PPE), schriftelijk. – (FR) Voor stoffen in producten voor kinderen zoals zuigelingenmelk moeten gezondheidsclaims kunnen worden gedaan als deze tenminste wetenschappelijk zijn onderbouwd door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA), zoals het geval is bij DHA (docosahexaeen-zuur), dat de visuele ontwikkeling van zuigelingen van zes tot twaalf maanden verbetert. Wanneer er geen enkele mededeling mag worden gedaan, zelfs niet over erkende wetenschappelijk effecten, worden onderzoek en innovatie in deze sector afgeremd.
We mogen ook niet vergeten dat niet iedere vrouw na zes maanden nog borstvoeding wil of kan geven en zij moet kunnen beschikken over zuigelingenvoeding waarvan de gezondheidsclaims wetenschappelijk zijn beoordeeld. Dat de met DHA verrijkte formule beter zou zijn dan moedermelk is helemaal niet aan de orde. Daar gaat het hier niet om!
Het Parlement heeft vandaag de rede doen zegevieren door deze resolutie te verwerpen, die erop is gericht deze gezondheidsclaim te verbieden en een schaduw te werpen op het werk van de EFSA.
Marian Harkin (ALDE), schriftelijk. − (EN) Ik stem om een aantal redenen voor deze resolutie om de gezondheidsclaim dat toevoeging van het natuurlijke vetzuur DHA aan zuigelingenvoeding bijdraagt aan de normale visuele van zuigelingen te verwerpen. Ten eerste is er een verschil tussen synthetisch DHA en DHA in moedermelk. Daarnaast tonen gezaghebbende onderzoeken aan dat er geen bewezen voordeel is als het gaat om de visuele ontwikkeling en hebben ook enkele onderzoeken negatieve effecten van flessenmelk met toegevoegd DHA op de gezondheid van sommige kinderen aangetoond. Kortom, er is meer onderzoek nodig.
Lucas Hartong (NI), schriftelijk. – De PVV stemt voor deze resolutie omdat er duidelijk twijfel bestaat over de gezondheidsclaim van DHA. Wel willen wij dat er opnieuw gekeken wordt naar de procedurele gang van zaken omtrent de toekenning van gezondheidsclaims. De PVV is groot voorstander van onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek en juist daarom willen wij een transparante procedure zonder twijfelachtige uitkomsten.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb gestemd voor dit document betreffende de verlening en weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen betreffende de ontwikkeling en gezondheid van kinderen, omdat goederen op de gemeenschappelijke markt veilig voor consumptie moeten zijn, aan de normen moeten voldoen en legaal moeten zijn. Gezondheidsclaims voor levensmiddelen moeten worden onderbouwd en wetenschappelijk zijn bewezen, met name als het gaat om kinderen en hun gezondheid. Er moet voor worden gezorgd dat de stoffen waarvoor een claim wordt gedaan, een bewezen heilzaam nutritioneel of fysiologisch effect hebben. Een claim moet wetenschappelijk worden onderbouwd, waarbij rekening moet worden gehouden met alle beschikbare wetenschappelijke data en het bewijs op zijn merites moet worden beoordeeld. Het gebruik van gezondheidsclaims mag pas na een wetenschappelijke beoordeling volgens de strengste normen in de Gemeenschap worden toegestaan, en voedings- en gezondheidsclaims mogen niet misleidend zijn.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor deze resolutie gestemd, waarin vraagtekens worden geplaatst bij een erkende claim met betrekking tot babyvoeding. De erkende claim gaat over DHA, een vetzuur dat van nature voorkomt in moedermelk en waarvan bekend is dat het, in moedermelk, belangrijk is voor de visuele ontwikkeling van zuigelingen. Het gesynthetiseerde DHA dat aan flessenmelk wordt toegevoegd, is echter anders. Flessenmelkproducent Mead Johnson heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en het Permanent Comité voor de voedselketen en diergezondheid (PCVD) toestemming gevraagd voor het gebruik van de gezondheidsclaim “de inname van docosahexaeenzuur (DHA) draagt bij tot de normale visuele ontwikkeling van zuigelingen tot de leeftijd van 12 maanden”. De claim is erkend op basis van bewijs dat is verstrekt door Mead Johnson. Een onafhankelijke evaluatie van al het beschikbare bewijs over DHA in flessenmelk in 2008 heeft echter uitgewezen dat de toevoeging van DHA aan flessenmelk ”geen gunstig effect heeft voor het gezichtsvermogen, het kennisniveau of de lichamelijke groei”. Bovendien zijn er aan de EFSA geen studies voorgelegd waarin onderzocht is welke effecten het voeden van een zuigeling met opvolgmelk waaraan DHA is toegevoegd heeft bij baby’s die vanaf hun geboorte zuigelingenvoeding hebben gekregen zonder toevoeging van DHA. Aangezien deze claim alleen toegestaan zou zijn voor opvolgmelk, is dit cruciaal.
Cristiana Muscardini (PPE), schriftelijk. – (IT) De volksgezondheid en voedselveiligheid lijken mij de basis voor de ontwikkeling van de samenleving. Als aan deze voorwaarden wordt voldaan, nemen gezondheidsrisico’s af en groeit de bevolking op een gecontroleerde, zekerheid biedende wijze. Dit zijn de criteria geweest voor de verordening van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen. De beginselen die in die verordening zijn bevestigd, garanderen vandaag de dag nog altijd het sterke verband tussen beoordeelde en geteste wetenschappelijke gegevens en de toelating van bepaalde levensmiddelen.
In het ontwerp van verordening van de Commissie dat we vandaag bespreken, worden de gevraagde garanties echter niet geboden. Aangezien de noodzakelijke wetenschappelijke voorwaarden ontbreken en om misleidende voedings- en gezondheidsclaims te voorkomen, dwingt het voorzorgsbeginsel ons de aanneming van het ontwerp af te wijzen.
De wetenschap heeft de functie van DHA in moedermelk aangetoond, maar synthetisch DHA is op dit moment strijdig met de doelstellingen en de inhoud van de reeds genoemde Verordening (EG) nr. 1924/2006. Met gezondheid moet niet lichtzinnig worden omgegaan, en met de gezondheid van kinderen al helemaal niet. Daarom deel ik de mening van de rapporteur.
Mario Pirillo (S&D), schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb gestemd tegen de resolutie tegen het vermelden van de aanwezigheid van DHA in kunstmatige melk voor zuigelingen. Mijns inziens is het namelijk goed om aan te geven waarom DHA aan de melk wordt toegevoegd. Ik wil u eraan herinneren dat DHA een omega-3-vetzuur is, dat aanwezig is in moedermelk en een positief effect heeft op de visuele ontwikkeling van zuigelingen. Ik herinner u er ook aan dat de EFSA, de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, voorstander is van een uitgebreide vermelding van de aanwezigheid van deze stof. Ik ben niet blij met het grote aantal e-mails dat we hebben ontvangen en waaruit de overtuiging sprak dat wij flesvoeding wilden bevoordelen ten opzichte van echte moedermelk. Toereikende informatie over stoffen die worden toegevoegd aan levensmiddelen is altijd noodzakelijk, helemaal als de levensmiddelen zijn bedoeld voor kinderen.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het is een signaal van een ongekende zwakte dat het Europees Parlement vanmiddag heeft afgegeven door (met 328 stemmen vóór en 323 tegen, terwijl er een absolute meerderheid van 369 stemmen was vereist) een resolutie te verwerpen die erop is gericht een gezondheidsclaim voor voeding voor zuigelingen tot twaalf maanden te verbieden.
Het ging hier echter om een schoolvoorbeeld van het zich verzetten tegen het door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) uitgebrachte advies. In dit geval heeft de EFSA de fabrikanten van zuigelingenvoeding toegestaan te vermelden dat gesynthetiseerd DHA, een van nature in moedermelk aanwezig vetzuur, “bijdraagt tot de normale visuele ontwikkeling van zuigelingen tot de leeftijd van 12 maanden.” Dit zonder erkend wetenschappelijk bewijs, zoals wordt bevestigd in een vanochtend aan de Parlementsleden geadresseerde brief van de Wereldgezondheidsorganisatie.
Ik betreur ten zeerste deze belediging aan het adres van meerdere Europese belanghebbenden: de Europese Confederatie van grote gezinnen, de Europese Vereniging van consumenten en het Permanent Comité van Europese artsen, die simpelweg vroegen zuigelingen niet te beschouwen als doorsneeconsumenten. Ik betreur het dat het Parlement eenvoudigweg heeft vergeten gezond verstand en ethiek tot prioriteit te maken van het Europees beleid inzake voedselveiligheid.
Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik stem tegen dit ontwerp van verordening dat gericht is op de goedkeuring van de gezondheidsclaim dat de inname van DHA bijdraagt tot de visuele ontwikkeling van zuigelingen.
Een meerderheid van de Parlementsleden heeft weliswaar vóór deze verwerping gestemd, maar er waren veertig stemmen te weinig voor de gekwalificeerde meerderheid die nodig was om deze verwerping te valideren. In Verordening (EG) nr. 1924/2006 wordt echter aangegeven dat een claim niet misleidend mag zijn en dat deze wetenschappelijk moet worden onderbouwd. Welnu, ook al heeft algemeen aanvaard wetenschappelijk onderzoek aangetoond dat DHA in moedermelk bijdraagt tot de visuele ontwikkeling van zuigelingen, toch is er momenteel geen wetenschappelijke consensus over een eventueel oorzakelijk verband tussen de inname van zuigelingenvoeding met gesynthetiseerd DHA en een betere visuele ontwikkeling van zuigelingen.
Het lijkt mij dat, bij het ontbreken van wetenschappelijke consensus, er meer onderzoek moet worden gedaan naar de mogelijke effecten – zowel gunstige als schadelijke – van toevoeging van DHA alvorens het gebruik van DHA in zuigelingenvoeding in de Europese Unie geclaimd kan worden als gunstig. Ik betreur het dat het Europees Parlement vandaag de kans heeft gemist om het aanstaande gebruik van deze claim te doen verbieden, in afwachting van overtuigender wetenschappelijke gegevens.
Zuzana Roithová (PPE), schriftelijk. – (CS) Het toezicht op gezondheidsclaims is ooit ingevoerd om ervoor te zorgen dat consumenten niet misleid worden door valse beweringen. Maar daarnaast dient het eveneens bij te dragen aan een betere geïnformeerdheid van de consument. Daarom heb ik gestemd vóór het voorstel van de Commissie inzake het toevoegen van gezondheidsclaims over DHA op de etikettering van poedermelk voor zuigelingen, omdat het positieve informatie verstrekt aan moeders die hun kinderen om ernstige gezondheidsredenen geen borstvoeding geven. Het is van belang dat deze vrouwen over positieve informatie beschikken over het product dat zij in handen hebben op het moment dat zij beslissen moeten welke poedermelk te kopen. Dat is op geen enkele manier een ondermijning van het grote belang van borstvoeding voor de ontwikkeling van het kind waarover elke moeder zorgvuldig wordt geïnformeerd door de kinderarts.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik ben voor, aangezien in de consensusresolutie wordt gesteld dat het ontwerp van verordening van de Commissie betreffende de verlening en weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen over de ontwikkeling en de gezondheid van kinderen niet verenigbaar is met het doel en de inhoud van Verordening (EG) nr. 1924/2006 en de consensusresolutie zich verzet tegen de aanneming van het ontwerp van verordening van de Commissie.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) Docosahexaeen-zuur, ofwel DHA, is aanwezig in moedermelk, en verschillende wetenschappelijke studies tonen aan dat de stof een gunstige werking heeft op de visuele ontwikkeling van zuigelingen. Ik ben van mening dat specifieke informatie op producten waar deze stof aan is toegevoegd, zoals zuigelingenvoeding, de consument de mogelijkheid biedt een betere keuze te kunnen maken bij de aanschaf van het product.
Ik zie dus geen grond voor de angst dat een dergelijke claim moeders aan zou kunnen zetten tot het stoppen van borstvoeding en de voorkeur te geven voor dit type producten. Moedermelk bevat werkzame stoffen en bestandsdelen die uiterst belangrijk en onvervangbaar zijn voor zuigelingen, maar helaas kunnen niet alle vrouwen borstvoeding geven.
Ik heb dus tegen deze resolutie gestemd, omdat de verhindering van juiste informatie vrouwen die zich tot deze producten moeten wenden omdat ze hun kinderen geen borstvoeding kunnen geven, een instrument ontneemt.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb deze resolutie gesteund, aangezien ik geloof dat de gezondheidsclaims over DHA niet wetenschappelijk zijn ondersteund en ik het verkeerd voorlichten van de consument ten zeerste afkeur.
Hannu Takkula (ALDE), schriftelijk. – (FI) Het is duidelijk dat moedermelk de beste voeding is voor pasgeboren kinderen. Niet alle moeders zijn echter in staat hun kinderen borstvoeding te geven, bijvoorbeeld om gezondheidsredenen, en daarom is er behoefte aan moedermelkvervangers. In die gevallen is het natuurlijk wenselijk dat de vervanging qua samenstelling zo veel mogelijk op moedermelk lijkt.
In deze ontwerpresolutie wordt het belang van het bestanddeel DHA voor het kind en zijn ontwikkeling in twijfel getrokken. Met DHA wordt getracht de vetzuren in moedermelk te vervangen, waarvan is aangetoond dat die goed zijn voor de ontwikkeling van de ogen van het kind. In ieder geval een deel van de fabrikanten van vervangers heeft DHA aan zijn producten toegevoegd. Deze ontwerpresolutie probeert vooral te voorkomen dat de consument over DHA wordt ingelicht, bijvoorbeeld op het etiket van het product.
Hoewel ik in het algemeen wil pleiten voor voorzichtigheid met het gebruik van verschillende reclamemiddelen, vind ik dat het nu, na veel wetenschappelijke testen, mogelijk moet zijn de consumenten erover te vertellen. Politici moeten ook vertrouwen op de besluiten van de veiligheidsautoriteiten. In dit geval heeft de Europese Autoriteit voor de voedselveiligheid (ESFA), verwijzend naar wetenschappelijk bewijs, gezegd dat het product veilig is. Daarom heb ik tegen de ontwerpresolutie met de titel “Verlening en weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen betreffende de ontwikkeling en gezondheid van kinderen” gestemd.
Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. − (EN) Aangezien de Wereldgezondheidsorganisatie vasthoudt aan het feit dat er “geen deugdelijk bewijs is dat de toevoeging van DHA aan zuigelingenvoeding belangrijke, klinische voordelen heeft”, heb ik besloten te stemmen tegen het verlenen van toestemming aan bedrijven om ongefundeerde uitspraken te doen over de voordelen van DHA. Deze claims kunnen de consument misleiden en zo het risico vergroten dat meer kinderen flesvoeding krijgen en mogelijk een tekort krijgen aan van nature in borstvoeding aanwezige, essentiële voedingsstoffen, zoals bijvoorbeeld DHA.
Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Het Europees Parlement heeft vandaag een ontwerpresolutie van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid verworpen waarin werd verzocht om aanvullend onderzoek alvorens te beweren dat DHA kan worden beschouwd als stof met gunstige eigenschappen voor zuigelingen.
Ik betreur het dat deze resolutie niet is aangenomen zonder dat de noodzakelijke wetenschappelijke verificaties zijn uitgevoerd. Dit terwijl een studie waarin de gevolgen van DHA voor de neurologische ontwikkeling van zuigelingen stelselmatig zijn gecontroleerd en die in 2008 is gepubliceerd door de Cochrane Library heeft aangetoond dat er geen gunstig effect is aangetoond voor het gezichtsvermogen, het kennisniveau of de lichamelijke groei bij zuigelingen die vanaf de bevalling gevoed worden met zuigelingenmelk die verrijkt is met DHA en andere vergelijkbare langeketenvetzuren.
Ondanks de twijfel van de leden van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid heeft de meerderheid van het Europees Parlement de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid de facto toegestaan te verklaren dat “de inname van docosahexaeen-zuur (DHA) bijdraagt tot de normale visuele ontwikkeling van zuigelingen tot de leeftijd van 12 maanden.” De zaak van het controversiële geneesmiddel Mediator, met name, zou de Europese instellingen toch tot een minimum aan voorzichtigheid moeten bewegen.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb vóór dit verslag gestemd omdat de EU, gelet op de steeds sterker geglobaliseerde wereld, moet kiezen voor productie-investeringen. Ik ben het eens met het in het verslag naar voren gebrachte standpunt dat de Commissie en de Raad onderhandelingen moeten openen over het opstarten van investeringen in derde landen als Canada, India en China. Met het oog daarop is het mijns inziens voor het Parlement van vitaal belang ervoor te zorgen dat Europese investeerders zich in het buitenland verantwoordelijk gedragen en de EU tegelijkertijd verzekerd is van het recht om regelgeving uit te vaardigen die strookt met haar openbare belangen.
Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Het toekomstige EU-beleid moet leiden tot duurzame investeringen die milieuvriendelijk zijn (in het bijzonder bij de winning van delfstoffen) en goede arbeidsomstandigheden bevorderen in de bedrijven waarin wordt geïnvesteerd. Ik ben van mening dat iedere investeringsovereenkomst een aantal sociale en milieunormen moet bevatten, zowel bij onderhandelingen over een hoofdstuk in een vrijhandelovereenkomst als in het geval van afzonderlijke investeringsovereenkomsten.
Het toekomstig Europees beleid moet de biodiversiteit beschermen, overdracht van technologieën bevorderen en infrastructuren verbeteren. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat de Europese Unie behoefte heeft aan een samenhangend investeringsbeleid dat een positieve bijdrage levert aan economische vooruitgang, duurzame ontwikkeling en werkgelegenheid.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Op basis van het Verdrag van Lissabon is de EU exclusief bevoegd op het gebied van buitenlandse directe investeringen (BDI). Deze ontwikkeling met grote gevolgen levert een dubbele uitdaging op, zowel voor het beheer van de meer dan 1 200 bilaterale investeringsverdragen (BIT’s) die al door de lidstaten zijn gesloten, als voor de vaststelling van een toekomstig Europees investeringsbeleid dat voldoet aan de verwachtingen van investeerders en gastlanden en tegelijkertijd volledig rekening houdt met de doelstellingen van het externe optreden van de EU. Deze BIT’s worden gesloten om juridische en financiële bescherming aan de investeerders van ontwikkelde landen te bieden. Ik ben het ermee eens dat de bescherming van investeerders de eerste prioriteit van de investeringsovereenkomsten moet blijven bij de ontwikkeling van het toekomstige investeringsbeleid van de EU. Het toekomstige EU-beleid moet ook leiden tot duurzame investeringen die milieuvriendelijk zijn (in het bijzonder bij de winning van delfstoffen) en goede arbeidsomstandigheden bevorderen in de bedrijven waarin wordt geïnvesteerd. Daarom moeten de kort geleden herziene OESO-richtlijnen ter bevordering van verantwoord ondernemen door internationale ondernemingen door de EU worden ondersteund.
George Becali (NI), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd. We weten allen dat op basis van het Verdrag van Lissabon de EU exclusief bevoegd is op het gebied van buitenlandse directe investeringen. Op basis van deze nieuwe bevoegdheden bestaat voor de Commissie of de lidstaten de mogelijkheid om, samen met het Parlement, beleid op te stellen ter bevordering van investeringen van hoge kwaliteit, met een positief effect op de economische groei en de werkgelegenheid. De crisis heeft natuurlijk het volume directe buitenlandse investeringen doen dalen, dat in 2007 1 500 miljard euro bedroeg. Daarnaast verwelkom ik het voorstel tot invoering van de term “Europese investeerder” en ik ben van mening dat de bescherming van alle EU-investeerders het belangrijkste punt van de investeringsovereenkomsten moet zijn.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Ik deel de mening van de rapporteur dat niet voor alle investeringen hetzelfde hoge beschermingsniveau vereist is en dat bijvoorbeeld speculatieve kortetermijninvesteringen niet hetzelfde beschermingsniveau behoeven als langetermijninvesteringen. De reikwijdte van toekomstige Europese overeenkomsten moet derhalve worden beperkt tot uitsluitend buitenlandse directe investeringen (BDI). Daarom heb ik mijn steun gegeven aan dit verslag, dat tot de gebieden behoort die onder de uitsluitende bevoegdheid van het Europees Parlement vallen.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het Parlement heeft een precisering willen geven van de regels die de EU zal moeten invoeren tijdens de onderhandelingen over toekomstige investeringsovereenkomsten. Naast de bescherming van investeerders moet de Commissie in alle toekomstige overeenkomsten specifieke bepalingen opnemen betreffende het recht van het derde land en de EU om regels op te stellen op de technologische gebieden die verband houden met de bescherming van de nationale veiligheid, het milieu, volksgezondheid, de rechten van werknemers en consumenten en industrieel beleid. Hiermee wordt een krachtig signaal afgegeven aan de Raad en de Commissie aan de vooravond van de opening van onderhandelingen over investeringen met landen als Canada, India en in de nabije toekomst China. De Europese investeerders moeten ook in het buitenland verantwoord ondernemen, waarbij tegelijkertijd het recht wordt beschermd van de Europese Unie om in het algemeen belang regels op te stellen voor investeringen.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb vóór dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat het voorgestelde investeringsbeleid zal voldoen aan de verwachtingen van zowel investeerders als de betrokken landen en zal helpen het concurrentievermogen van de EU en haar ondernemingen te vergroten. Een gecoördineerd Europees internationaal investeringsbeleid zou een belangrijke impact kunnen hebben op het scheppen van banen, niet alleen in de EU maar ook in ontwikkelingslanden.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Zoals vermeld in de artikelen 206 en 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen buitenlandse directe investeringen (BDI) onder de exclusieve bevoegdheid van de EU. Het is de taak van de Unie om niet alleen de reeds gesloten bilaterale investeringsovereenkomsten te beheren maar ook een toekomstig Europees investeringsbeleid vast te stellen dat voldoet aan de verwachtingen van investeerders en gastlanden en tegelijkertijd volledig rekening houdt met de doelstellingen van het externe optreden van de EU. Bescherming van investeerders moet de hoogste prioriteit blijven in investeringsovereenkomsten. De Commissie wordt echter verzocht om een duidelijke definitie te verschaffen van de investeringen die moeten worden beschermd. Toekomstige overeenkomsten moeten gebaseerd zijn op de beste praktijken van de lidstaten en moeten rekening houden met de behoeften van het midden- en kleinbedrijf (mkb).
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) In het verslag worden de problemen van het toekomstig Europees internationaal investeringsbeleid behandeld. Sinds de oprichting van de EU zijn er vele bilaterale investeringsovereenkomsten (BIT’s) ondertekend door de lidstaten: ongeveer 3 000 sinds 1959. Met de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is deze zaak een exclusieve bevoegdheid geworden van de EU, en nu maakt ze deel uit van de voorbereiding van een toekomstig Europees investeringsbeleid, waar een diepgaand debat over moet worden gevoerd. Deze zaak is uitermate belangrijk. We bevinden ons namelijk op een keerpunt en zijn geconfronteerd met twee uitdagingen: we moeten de EU de noodzakelijke instrumenten geven opdat ondernemingen in het buitenland hun investeringsprogramma’s kunnen uitvoeren en tegelijkertijd moeten wij ervoor zorgen dat Europa leider blijft in investeringen op wereldschaal. Wij leven in tijden waarin agressief zaken wordt gedaan en dus moeten onze criteria bij het kiezen van handelspartners goed doordacht zijn. Ik ben het daarom met de rapporteur van dit verslag eens dat de voorrechten van het Parlement geëerbiedigd moeten worden en dat de onderhandelingen tijdig moeten worden afgesloten teneinde onnodige vertragingen of ernstige verstoringen van de betrekkingen van de EU met deze landen te vermijden.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Buitenlandse directe investeringen (BDI) worden gedefinieerd als ‘langetermijninvesteringen, die ten minste 10 procent van het eigen vermogen/de aandelen van de gelieerde onderneming vertegenwoordigen en de investeerder zeggenschap op managementniveau over de activiteiten van de gelieerde onderneming geven’. Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn BDI onder de exclusieve bevoegdheid van de EU komen te vallen. De EU heeft met name tot taak de huidige bilaterale investeringsverdragen (BIT’s) te beheren en een Europees investeringsbeleid vast te stellen dat ‘voldoet aan de verwachtingen van investeerders en gastlanden’. Uitgaande van deze nieuwe verantwoordelijkheden wordt gepleit voor een gemeenschappelijk investeringsbeleid. Het is op zijn minst betwistbaar dat BDI de alom geroemde winst voor de ‘gastlanden’ zullen opleveren, zeer zeker indien BDI plaatsvinden onder de exclusieve bevoegdheid van de EU, die de belangen behartigt die zij gewoonlijk behartigt.
Het voorbeeld van Portugal spreekt boekdelen. Een van de grootste problemen waar de Portugese economie voor staat, is de gestage achteruitgang van de investeringen, hetgeen tot uiting komt in lage economische groeipercentages en stijgende werkloosheid, en daarom zijn er in de Portugese industrie door de jaren heen heel wat BDI gedaan. De realiteit is desalniettemin dat een steeds groter aandeel van de in Portugal geproduceerde rijkdom wordt overgeheveld naar het buitenland.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Volgens de definitie van het Europees Hof van Justitie zijn buitenlandse directe investeringen (BDI) ‘langetermijninvesteringen die ten minste 10 procent van het eigen vermogen/de aandelen van de gelieerde onderneming vertegenwoordigen en de investeerder zeggenschap op managementniveau over de activiteiten van de gelieerde onderneming geven’.
Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn BDI onder de exclusieve bevoegdheid van de EU komen te vallen. De EU heeft met name tot taak de huidige bilaterale investeringsovereenkomsten (BIT’s) te beheren en een Europees investeringsbeleid vast te stellen dat ‘voldoet aan de verwachtingen van investeerders en gastlanden’. Gelet op deze twee nieuwe verantwoordelijkheden pleit de rapporteur voor een gemeenschappelijk investeringsbeleid.
Wij hebben een heel ander standpunt. In de meeste gevallen bieden BDI geen enkele oplossing voor het ontwikkelingsprobleem in de landen waar zij plaatsvinden. Wij zijn ons allen bewust van hetgeen multinationals doen: zij blijven zolang zij enorme winsten kunnen maken en veel subsidies krijgen, maar zodra de eerste tekenen van narigheid zich aandienen, pakken ze hun biezen zonder zich ook maar iets aan te trekken van de werkloosheid en de ontwikkelingsproblemen die zij veroorzaken. Portugal kent deze situatie helaas maar al te goed.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is de Commissie exclusief bevoegd op het gebied van de ondertekening van en de onderhandelingen over overeenkomsten inzake buitenlandse directe investeringen. Net zoals de weg naar de hel is het verslag van de heer Arif geplaveid met goede voornemens. Hij maakt zich vooral druk om de mogelijke schadelijkheid van soevereine fondsen, speculatieve investeringen – die niet moeten worden aangemoedigd –, de uitsluiting van gevoelige sectoren, sociale en milieubepalingen, de naleving van het wederkerigheidsbeginsel en de regelgevende bevoegdheden van de lidstaten – allemaal onderwerpen die hij centraal zou willen stellen in het toekomstige Europees beleid. Ik geef hem hierin gelijk; in het bijzonder wat dit laatste punt betreft. De financiële belangen van buitenlandse investeerders, van multinationals, mogen in geen geval primeren boven de bevoegdheid van de lidstaten om bindende sociale, fiscale en milieunormen vast te stellen. Dit is echter wat werd voorgesteld in de multilaterale investeringsovereenkomst (MIA), die gelukkig nooit is goedgekeurd door de Wereldhandelsorganisatie (WTO).
Maar de Commissie steunde deze schurkenstreek! Ik heb dan ook op zijn zachtst gezegd geen enkel vertrouwen in deze instelling als het erom gaat de beginselen die in het verslag uiteengezet worden te beschermen, uit te voeren of te doen naleven. Haar vandaag de exclusieve bevoegdheid verlenen om namens en voor de 27 lidstaten te onderhandelen over ‘bilaterale investeringsverdragen’ (BIT’s) is misdadig.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het noodzakelijk is een volledig en samenhangend investeringsbeleid vast te stellen dat kwalitatief hoogstaande investeringen bevordert en een positieve bijdrage levert aan economische vooruitgang en duurzame ontwikkeling in de hele wereld. Ik ben van mening dat een gemeenschappelijk investeringsbeleid tegemoet zal komen aan de wensen van zowel investeerders als van de betrokken staten en zal helpen het concurrentievermogen van de EU en haar ondernemingen te vergroten en banen te scheppen. Het investeringsrisico is in het algemeen hoger in de ontwikkelings- en de minst ontwikkelde landen. Een krachtige en doeltreffende bescherming van investeerders in de vorm van investeringsverdragen is van essentieel belang voor het beschermen van Europese investeerders, en kan daarnaast bijdragen aan een verbetering van het bestuur en stabiliteit brengen. Deze landen kunnen nog meer profijt trekken van investeringsovereenkomsten indien deze overeenkomsten voorzien in verplichtingen voor investeerders zoals eerbiediging van de mensenrechten en van anticorruptienormen als onderdeel van een breder partnerschap tussen de EU en ontwikkelingslanden, met als doel armoede te bestrijden.
Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik van mening ben dat we de externe concurrentiekracht en een uniforme behandeling van alle EU-investeerders moeten garanderen, en dat we zo veel mogelijk invloed moeten uitoefenen bij onderhandelingen over internationale investeringen. Deze moeten betrekking hebben op alle soorten investeringen, en de EU moet ervoor zorgen dat Europese investeerders in geen geval slechter af zijn dan in het kader van de bilaterale investeringsverdragen tussen de lidstaten. Liberalisering van de investeringen en bescherming worden fundamentele instrumenten van een gemeenschappelijk internationaal investeringsbeleid. Toch blijven de lidstaten zelf beleid uitvoeren ter stimulering van investeringen, dat aanvullend en verenigbaar is met het Europese internationale investeringsbeleid.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat erin wordt gesteld dat de normen voor de bescherming van investeerders scherper moeten worden gedefinieerd, het arbitragesysteem transparanter moet worden, er een recht op beroep tegen beslissingen van internationale arbiters moet komen alsmede de mogelijkheid om vakbonden en maatschappelijke organisaties te raadplegen. Tot nu toe waren investeringsovereenkomsten zo gericht op bescherming van investeerders, dat bedrijven soms activiteiten konden ontplooien in ontwikkelingslanden zonder zich te bekommeren om het milieu of maatschappelijke kwesties. Deze houding wordt niet meer geaccepteerd. Volgens het verslag zijn er daarom nieuwe regels nodig en moet maatschappelijk verantwoord ondernemen een vast onderdeel worden van elke nog te sluiten overeenkomst. De wereld is veranderd. De EU zal steeds meer buitenlandse investeerders krijgen. We kunnen geen beleggersbescherming afdwingen ten koste van het algemeen belang. Volgens het verslag moet er een echt evenwicht komen tussen publieke en particuliere belangen. Het heeft als doel Europese investeerders effectief te beschermen tegen onwettige onteigening of verkapte wetgeving die bedoeld is om hen uit bepaalde markten te weren. Ook worden in dit verslag garanties gegeven dat de overheid altijd de mogelijkheid zal hebben het algemeen belang voorop te stellen bij het maken van regelgeving. Ik roep op tot een grondige hervorming van de regelgeving voor de beslechting van geschillen, die particuliere bedrijven tot nu toe in staat stelde om wettelijke maatregelen te nemen tegen landen en in sommige gevallen hun sociale en milieuwetgeving aan te vallen.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Terwijl aan de lidstaten en hun burgers wordt gevraagd de broekriem aan te halen, spoort deze tekst de burgers aan te zorgen dat de belangen van buitenlandse particuliere investeerders worden beschermd. De tekst voorziet zelfs niet in de plicht om overheidsdiensten te beschermen tegen particuliere investeringen. Er is geen sprake van enig respect voor de gemeenschappelijk goederen van de mensheid, zoals water. Ik stem tegen het verslag.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Zoals vermeld in de artikelen 206 en 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen buitenlandse directe investeringen (BDI) onder de exclusieve bevoegdheid van de EU. De bilaterale investeringsverdragen die reeds zijn gesloten moeten worden beheerd en de Unie moet een toekomstig Europees investeringsbeleid vaststellen dat voldoet aan de verwachtingen van investeerders en gastlanden. Het is belangrijk investeerders te beschermen, maar de Commissie wordt wel verzocht om een duidelijke definitie voor te leggen van de investeringen die beschermd moeten worden. Toekomstige overeenkomsten moeten zijn gebaseerd op de beste praktijken uit het verleden en moeten tevens rekening houden met de behoeften van het midden- en kleinbedrijf (mkb).
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb begrepen dat in dit verslag sprake is van internationale investeringsverdragen. Deze verdragen hebben als belangrijkste doel de toegang van buitenlandse investeerders tot markten te vergroten en een hoog niveau van bescherming te bieden aan investeringen en investeerders tegen willekeurig optreden door de regering van de staat die de investering ontvangt. Voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon bestond er een taakverdeling volgens welke de Commissie de onderhandelingen voerde over de markttoegang van buitenlandse directe investeringen (BDI), terwijl de lidstaten overeenkomsten sloten met derde staten over de bescherming van investeringen. Met het Verdrag van Lissabon zijn de buitenlandse directe investeringen de exclusieve bevoegdheid geworden van de EU en een integrerend deel van het buitenlandse handelsbeleid van de EU. Het is goed dat er in dit verslag een sterk signaal uitgaat naar de Commissie en de Raad, die binnenkort beginnen aan investeringsonderhandelingen met derde landen als Canada, India en binnenkort ook China. Het is daarom van essentieel belang dat het Parlement erop toeziet dat Europese investeerders zich correct gedragen in het buitenland, maar ook het recht van de EU beschermt om regels op te stellen in het openbaar belang.
Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor deze resolutie over het internationaal investeringsbeleid gestemd. Daar buitenlandse directe investeringen (BDI) nu onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen, moet alles in het werk worden gesteld om een volledig en samenhangend investeringsbeleid vast te stellen dat de mensenrechten en de beginselen van de rechtsstaat eerbiedigt. Een gemeenschappelijk investeringsbeleid zal bevorderlijk zijn voor kwalitatief hoogstaande investeringen en een duurzame economische, sociale en milieuvriendelijke ontwikkeling, en tevens een positief effect hebben op de economische vooruitgang in de hele wereld. Ik ben van mening dat een dergelijk investeringsbeleid Europa zal helpen de voornaamste speler te blijven op het gebied van buitenlandse directe investeringen, wat op zijn beurt zal bijdragen tot de wederopleving van de economische groei, de verbetering van het concurrentievermogen van ondernemingen en het scheppen van werkgelegenheid. Voorts ben ik van mening dat de Commissie zo snel mogelijk met de investeringsstrategie van de EU moet komen, omdat zowel buitenlandse investeringen in de EU als investeringen van de EU in het buitenland een positief effect hebben op de groei en de werkgelegenheid in de EU en andere landen, waaronder ontwikkelingslanden. Alles moet in het werk worden gesteld om een hoog niveau van investeerdersbescherming te waarborgen, die een anker van stabiliteit en goed bestuur vormt. Voorts moet er rechtszekerheid worden geboden aan kleine en middelgrote ondernemingen, waarbij gunstige voorwaarden voor hen moeten worden geschapen om te investeren in buitenlandse markten. Bij het sluiten van investeringsovereenkomsten moeten de anticorruptienormen volledig worden geëerbiedigd, en moeten verbintenissen worden aangegaan met betrekking tot de eerbiediging van de mensenrechten.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Op basis van de artikelen 206 en 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is de EU exclusief bevoegd op het gebied van buitenlandse directe investeringen (BDI). Deze ontwikkeling met grote gevolgen levert een dubbele uitdaging op, zowel voor het beheer van de meer dan 1 200 bilaterale investeringsverdragen (BIT’s) die al door de lidstaten zijn gesloten, als voor de vaststelling van een toekomstig Europees investeringsbeleid dat voldoet aan de verwachtingen van investeerders en gastlanden en tegelijkertijd volledig rekening houdt met de doelstellingen van het externe optreden van de EU. Een coherent, gezond en doeltreffend investeringsbeleid vereist een duidelijke definitie van BDI, waarvan de reikwijdte en de toepassing duidelijk moeten worden vastgesteld. Ik heb vóór het verslag gestemd en wil nadrukkelijk wijzen op het verzoek van het Parlement aan de Commissie om te zorgen voor de vaststelling van een duidelijke definitie van investeringen die moeten worden beschermd. Daaronder moeten zowel BDI als portfolio-investeringen vallen. Tevens moet echter worden vastgesteld dat speculatieve investeringen, zoals omschreven door de Commissie, niet mogen worden beschermd.
Vincent Peillon (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór het uitstekende verslag van mijn collega en vriend, de heer Arif, gestemd over het EU-beleid voor buitenlandse directe investeringen (BDI). Door middel van deze tekst formuleert het Parlement twee, naar mijn mening, belangrijke voorwaarden waaraan moet worden voldaan bij het definiëren van het kader voor toekomstige internationale overeenkomsten inzake investeringsbescherming die bindend zijn in Europa. De eerste voorwaarde is dat alle overeenkomsten clausules bevatten die de Europese investeerders dwingen zich in het buitenland verantwoordelijk te gedragen op economisch, sociaal en milieugebied. De tweede voorwaarde is dat alle overeenkomsten genoeg ruimte overlaten aan de overheden van de gastlanden die de investeringen ontvangen om regels op te stellen in het algemeen belang. In het verleden zorgden bepaalde beschermingsclausules voor particuliere investeringen ervoor dat de aanname, door het derde land, van sociale of milieuwetgeving werd beschouwd als indirecte onteigening, wat derhalve leidde tot schadevergoeding. Er moet een einde worden gemaakt aan dit misbruik. Terwijl ons Parlement voor de eerste keer iets te zeggen heeft in deze kwestie, heeft het verslag van de heer Arif daadwerkelijk een waarschuwingssignaal afgegeven in de richting van de Raad en de Commissie, die zich klaarmaken om de onderhandelingen te openen met India, Canada en binnenkort ook met China.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) Volgens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is de Unie exclusief bevoegd op het gebied van de buitenlandse directe investeringen. Dit is een uitdaging die koste wat het kost het hoofd moet worden geboden, vooral wat betreft de totstandbrenging van een Europees investeringsbeleid, dat tegemoet komt aan de wensen van de investeerders en gastlanden, en waarin tegelijkertijd rekening kan worden gehouden met de doelstellingen van het externe optreden van de EU.
De talrijke investeringsovereenkomsten die de EU heeft gesloten, zowel bilateraal als multilateraal, moeten de bescherming van de investeerders waarborgen in alle toepasselijke fora. Het toekomstige EU-beleid moet leiden tot duurzame investeringen die milieuvriendelijk zijn en goede arbeidsomstandigheden bevorderen in de bedrijven waarin door buitenlandse spelers wordt geïnvesteerd. In elke investeringsovereenkomst moeten eveneens sociale en milieunormen worden opgenomen, voor een verdere garantie.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb mij van stemming onthouden. Volgens artikel 206 en 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn buitenlandse directe investeringen (BDI) een exclusieve bevoegdheid van de EU. Deze ontwikkeling heeft aanzienlijke gevolgen en creëert een dubbele uitdaging: enerzijds moeten de meer dan 1 200 bilaterale investeringsverdragen (BIT’s) die reeds door de lidstaten zijn gesloten, worden beheerd en anderzijds moet een toekomstig Europees investeringsbeleid worden opgesteld dat voldoet aan de verwachtingen van de investeerders en de begunstigde landen, en tegelijkertijd moet rekening worden gehouden met de EU-doelstellingen voor extern beleid. Bij de vaststelling van dit toekomstige beleid, dat onderdeel is van de gemeenschappelijke handelspolitiek, wordt allereerst een analyse gemaakt van het tot op heden gevoerde investeringsbeleid.
Nikolaos Salavrakos (EFD), schriftelijk. – (EL) In deze kritieke periode waarin wij ons bevinden wordt een beroep op de EU gedaan om iets te doen aan de economische en sociale crisis. In deze fase is het nodig dat de EU haar energie concentreert op groei, investeringsmogelijkheden en arbeidsplaatsen. De uitbreiding van de bevoegdheden van de EU op het gebied van directe buitenlandse investeringen middels het Verdrag van Lissabon maakt het voor ons mogelijk om in deze sector het fundament te leggen voor een uniform Europees beleid. We moeten aan Europese bedrijven het nodige gereedschap ter beschikking stellen, zodat die op een veilige en kwalitatief hoogwaardige manier kunnen investeren in het buitenland. Voor ons moet de bescherming van onze ondernemingen in het buitenland een prioriteit zijn. De EU is wereldwijd gezien de meest “open” markt; voor de bescherming van onze bedrijven en om de juiste omstandigheden te creëren voor een evenwicht met onze belangrijkste handelspartners is het daarom nodig een kader in te stellen, zodat voor Europese bedrijven vergelijkbare concurrentievoorwaarden gelden. Ik heb voor dit specifieke verslag gestemd omdat ik vind dat daarmee de juiste richting wordt ingeslagen voor wat betreft het bereiken van de bovengenoemde doelstellingen.
Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. – (PL) Het Verdrag van Lissabon heeft vergaande veranderingen geïntroduceerd op het gebied van het gemeenschappelijk handelsbeleid. Ten eerste is dit beleid krachtens het Verdrag uitgebreid met onder andere buitenlandse directe investeringen. Ten tweede is de besluitvormingsprocedure gewijzigd. De Raad neemt zijn besluiten nu met een gekwalificeerde meerderheid en het Parlement heeft medebeslissingsrecht gekregen. Dit betekent dat bij ratificering van handelsovereenkomsten en besluiten rond buitenlandse directe investeringen instemming van het Parlement nodig is.
In het kader van het gemeenschappelijk handelsbeleid moet de Europese Unie een Europees investeringsbeleid tot stand brengen dat aan de verwachtingen van investeerders en ontvangende staten voldoet en tegelijkertijd rekening houdt met de doelstellingen van het externe beleid van de Europese Unie. We hebben hierbij ook te maken met regelingen op internationaal niveau, waarbij vooral rekening moet worden gehouden met de onderhandelingen in het kader van de Wereldhandelsorganisatie. De nieuwe bevoegdheden die de EU als gevolg van het Verdrag van Lissabon heeft gekregen, zijn ook van indirecte invloed op de bevoegdheden van het Europees Parlement dat in het besluitvormingsproces over buitenlandse directe investeringen op dezelfde hoogte is geplaatst als de Raad.
Het nieuwe samenhangende en geïntegreerde investeringsbeleid moet een positieve bijdrage leveren aan economische vooruitgang en ontwikkeling in de hele wereld. De EU is een belangrijk economisch blok dat bij onderhandelingen veel gewicht in de schaal legt. Het gemeenschappelijk beleid op het gebied van buitenlandse directe investeringen kan bijdragen aan vergroting van het concurrentievermogen van de EU, haar ondernemingen en de werkgelegenheid.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik geloof dat het recht van de EU moet worden beschermd om regels op te stellen in het openbaar belang en dat wij er tevens voor moeten zorgen dat Europese investeerders buiten de EU zich verantwoordelijk gedragen. Om deze reden steun ik dit verslag.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Het Verdrag van Lissabon heeft ervoor gezorgd dat buitenlandse directe investeringen (BDI) kwamen te vallen onder de exclusieve bevoegdheid van de EU. Deze ontwikkeling levert een dubbele uitdaging op: ten eerste moeten de reeds door de lidstaten gesloten bilaterale investeringsverdragen (BIT’s) worden beheerd, en ten tweede moet een toekomstig Europees investeringsbeleid worden vastgesteld dat voldoet aan de verwachtingen van investeerders, gastlanden en de belangen van de EU. Het is van vitaal belang dat er een geïntegreerd en coherent beleid komt dat kwalitatief hoogwaardige investeringen bevordert en een positieve bijdrage levert aan economische vooruitgang en duurzame groei wereldwijd. Met het oog daarop moeten wij de richting uitgaan van een duidelijke definitie van de investeringen die moeten worden beschermd. Een uitzondering daarop wordt gevormd door speculatieve investeringen, die niet mogen worden beschermd. Het zou nuttig zijn de term ‘EU-investeerder’ te introduceren, en het zou raadzaam zijn een goed doorwrochte definitie van ‘buitenlandse investeerder’ op te stellen. Door vast te stellen welke beste praktijken zijn ontstaan uit de ervaringen van de lidstaten en door fundamentele normen als niet-discriminatie, eerlijke en billijke behandeling en bescherming tegen directe en indirecte onteigening te hanteren leggen wij de fundamenten voor een coherent Europees beleid op dit gebied. Deze maatregelen zullen, samen met een duidelijke verdeling van de verantwoordelijkheden over de EU en de lidstaten, kunnen bijdragen aan de totstandkoming van voorwaarden waaronder het midden- en kleinbedrijf (mkb) in het buitenland kan investeren.
Niki Tzavela (EFD), schriftelijk. – (EL) In het verslag wordt prioriteit gegeven aan de bescherming van alle investeerders binnen de EU. Ook wordt de nadruk gelegd op het feit dat nieuwe investeringen die door de EU zullen worden gestimuleerd duurzaam en milieuvriendelijk moeten zijn, waarbij kwalitatief goede arbeidsomstandigheden moeten worden aangemoedigd. Tot slot wordt voorzien in een lijst met landen waarmee bij voorkeur zal worden samengewerkt. Ik denk dat de bovengenoemde zaken zullen bijdragen aan het opstellen van een robuust internationaal investeringsbeleid in de Europese Unie. Daarom heb ik gestemd voor het verslag van de heer Arif.
Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk. – (FR) Op basis van het Verdrag van Lissabon heeft de EU de exclusieve bevoegdheid op het gebied van buitenlandse directe investeringen (BDI). Ik wilde graag mijn steun geven aan dit verslag, dat de contouren schetst van dit nieuwe internationale investeringsbeleid en de positie van de EU als grootste ontvanger van BDI op wereldwijd niveau versterkt. Dit verslag geeft een sterk signaal af: Europa moet een hoofdrol spelen bij de investeringen van morgen. De opkomst van nieuwe economieën heeft de krachtenverhouding tussen de landen en hun investeringscapaciteit totaal veranderd. De Europese bedrijven moeten zich in nieuwe markten positioneren en de EU moet hen bij deze groei ondersteunen door ze rechtszekerheid te bieden en door hun integratie in de wereldeconomie te bevorderen. BDI vormen een essentieel onderdeel van de activiteiten van de Europese landen, maar zijn ze wel altijd een motor voor groei? Ik denk van niet, aangezien BDI alleen effectief zijn als ze ingekaderd zijn in adequaat beleid, dat zorgt voor duidelijke regelgeving. Het verslag biedt op die manier een economische en juridische omgeving voor bedrijven, met name voor het mkb, dat als vector van groei en werkgelegenheid essentieel is voor onze economische infrastructuur. We moeten oppassen dat we het mkb niet overleveren aan het agressieve gedrag van buitenlandse investeerders.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb vóór dit verslag gestemd vanwege de voorstellen die de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement heeft gedaan voor een beter toezicht op pretoetredingsfondsen, gelet op de ervaringen van 2009, vanwege de maatregelen tegen tabaksgebruik die de EU heeft genomen als onderdeel van een alomvattend partnerschap, en vanwege de beweging van andere goederen van en naar de EU, die de belastingbetaler geld kost en de EU-begroting van middelen en maatregelen voor de aanpak van dit probleem berooft. Tot slot zal het belangrijk zijn het door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) verrichte werk te monitoren gedurende het hele jaar, en niet alleen ter gelegenheid van het debat over het jaarverslag.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik stem in met dit verslag, waarin wordt verzocht om maatregelen en middelen om ervoor te zorgen dat EU-steun niet onderhevig is aan corruptie, en om te zorgen voor centrale, transparante informatie over de ontvangers van EU-steun. Het geld van de belastingbetalers in de EU moet doelgericht en efficiënt worden besteed. De lidstaten moeten beschikken over doeltreffende controlemechanismen en adequate fraudeopsporingscapaciteit. Al het geld dat als gevolg van onregelmatigheden is uitbetaald, moet terugvloeien naar de EU-begroting.
George Becali (NI), schriftelijk. – (RO) Ik heb met volledige overtuiging voor dit verslag gestemd en voor de voorstellen van onze collega. Afgezien van de kritiek en van de dubbelzinnigheden in de beoordeling van de Commissie steun ik het idee in het verslag dat we geen conclusies over de financiële belangen van de Unie en de strijd tegen fraude kunnen formuleren, als we daar niet de gegevens aan toevoegen uit het jaarverslag van de Rekenkamer over 2009 en dat van OLAF.
Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. – (IT) Artikel 325 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie verplicht de Commissie en de lidstaten de financiële belangen van de Unie te beschermen en fraude te bestrijden op gebieden waar de verantwoordelijkheid tussen de Europese Unie en de lidstaten wordt gedeeld.
Ik ben van mening dat het verslag van de Europese Commissie over de “bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en fraudebestrijding – Jaarverslag 2009” over het algemeen geen informatie verstrekt over het geraamde peil van onregelmatigheden en fraude in de afzonderlijke lidstaten, maar dat het zich toespitst op het peil van de rapportering. De bevindingen kunnen, naar mijn mening, niet als empirisch bewijs worden beschouwd voor het peil van fraude en onregelmatigheden, omdat het niet mogelijk is om een algemeen zicht te hebben op de werkelijke omvang van onregelmatigheden en fraude in de lidstaten.
Daarom deel ik de mening van de rapporteur, dat de beste benadering voor conclusies betreffende de situatie inzake de bescherming van de financiële belangen van de EU en fraudebestrijding erin bestaat zich te baseren op het jaarverslag van de Rekenkamer voor 2009, dat de meest betrouwbare informatiebron is, waarbij de verslagen van de Commissie en OLAF hoofdzakelijk informatie over specifieke gevallen verstrekken.
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. – − (ES) Artikel 325 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie verplicht de Commissie en de lidstaten de financiële belangen van de Unie te beschermen en fraude te bestrijden. De Commissie moet zich ervoor blijven inspannen dat de lidstaten hun rapporteringsverplichtingen nakomen door betrouwbare en vergelijkbare gegevens te verstrekken en daarbij onderscheid te maken tussen onregelmatigheden en fraude.
Dit stelt de Europese instellingen in staat om actie te ondernemen. Dat is echter alleen mogelijk als die gegevens transparant zijn. Als dat het geval is, kunnen de EU-fondsen op een correcte wijze worden besteed en winnen wij de geloofwaardigheid en het vertrouwen van de Europese burgers.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. – (RO) Gezien de omvang van de fraude in vergelijking met de onregelmatigheden in de sector eigen middelen in de lidstaten Oostenrijk, Spanje, Italië, Roemenië en Slowakije, waar fraude meer dan de helft van de totale onregelmatigheden uitmaakt, en de tekortkomingen in het nationale douanetoezicht, acht ik het nodig dat de douanetoezichtsystemen worden verbeterd.
Daarnaast moet de Commissie haar verantwoordelijkheid nemen door te zorgen dat de lidstaten hun rapporteringsverplichtingen nakomen, met betrekking tot het verstrekken van betrouwbare en vergelijkbare gegevens over onregelmatigheden en fraude.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Fraude is, volgens de zeer treffende definitie van de rapporteur, “een voorbeeld van opzettelijk wangedrag en een misdrijf”, en een onregelmatigheid is “het niet naleven van een regel”. Binnen het door deze definities geschetste kader moet er nultolerantie zijn ten aanzien van fraude en moet het – zoals de rapporteur zei met betrekking tot het verslag uit 2008 – ons doel zijn de financiële onregelmatigheden in de EU tot nul terug te brengen. Zoals ik reeds eind vorig jaar in een vraag over een door de Financial Times verricht onderzoek stelde, zijn er serieuze twijfels over het doel en de effectiviteit van het Cohesiefonds. Deze twijfels mogen echter niet beperkt blijven tot kranten.
Tegelijkertijd wordt ook in dit verslag betreurd “dat nog steeds een groot bedrag aan EU-middelen ten onrechte wordt besteed en verzoekt de Commissie passende actie te ondernemen om te zorgen voor onmiddellijke terugbetaling van deze middelen”. Dit misbruik van EU-middelen vereist een beter beheer en een beter toezicht op de manier waarop deze middelen worden besteed. Er moet ook gezorgd worden voor een effectieve bestraffing van de lidstaten die geen goed gebruik maken van de door hen ontvangen middelen. Dit is de enige manier om dichter in de buurt te komen van het doel van nul procent fraude in de EU.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Deze ontwerpresolutie gaat over het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad met als titel “Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen – Fraudebestrijding – Jaarverslag 2009” (COM(2010)0382), en strookt met artikel 325 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), op grond waarvan de Commissie en alle lidstaten de financiële belangen van de EU moeten beschermen, evenals met lid 2 van dit artikel op grond waarvan de Commissie jaarlijks een gedetailleerd verslag moet voorleggen aan het Europees Parlement en de Raad. Ofschoon de situatie in de afgelopen jaren is verbeterd, is het nog steeds essentieel dat de inspanningen ter voorkoming van elk soort fraude worden voortgezet, ook indien bij deze strijd instanties van de lidstaten zijn betrokken. Ik ben het eens met de voorstellen van de rapporteur, maar deze moeten wel worden aangevuld met de aanbevelingen die tijdens het debat zijn gedaan. Daarbij moeten vooral de termen ‘fraude’ en ‘onregelmatigheid’ worden verduidelijkt, daar het hierbij gaat om opzettelijk gedrag dat schadelijk is voor de belangen van de EU. Bovendien moet worden gezorgd voor een beter systeem voor het beheer van onregelmatigheden. Ik hoop dat met de opneming van de gedane suggesties het verslag 2010 beter zal worden dan het verslag 2009.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het verslag bevat een samenvatting van de beschikbare statistieken met betrekking tot de door de lidstaten gemelde onregelmatigheden in diverse sectoren, zoals landbouw, cohesiebeleid, pretoetredingsfondsen en de terugvordering van traditionele eigen middelen van de EU. Er zijn gedurende het jaar 2009 ontelbare onregelmatigheden vastgesteld in deze sectoren, en wel in diverse lidstaten. Veel van deze onregelmatigheden zijn echter laat opgespoord en/of gemeld, waardoor de bescherming en het correct gebruik van de overheidskas in gevaar zijn gebracht. Wij steunen de kritiek en de opmerkingen van de rapporteur over de behoefte aan een effectiever terugvorderingssysteem.
Het totale terugvorderingspercentage is momenteel eerlijk gezegd laag. Wij willen er echter op wijzen dat de strijd tegen fraude en corruptie gevoerd moet worden op een niveau dat zo dicht mogelijk in de buurt ligt van de plek waar deze verschijnselen plaatsvinden, en wel om meerdere redenen maar vooral om redenen van effectiviteit. Daarom is het noodzakelijk de strijd tegen fraude en corruptie in elke lidstaat op te voeren, daar gewone wetgeving op EU-niveau alleen geen wondermiddel is tegen dit verschijnsel.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit verslag gaat over de financiële belangen van de EU en bevat een samenvatting van de beschikbare statistieken met betrekking tot de door de lidstaten gemelde onregelmatigheden in diverse sectoren, zoals landbouw, cohesiebeleid, pretoetredingsfondsen en de terugvordering van traditionele eigen middelen van de EU.
Er zijn gedurende het jaar 2009 ontelbare onregelmatigheden vastgesteld in deze sectoren, en wel in diverse lidstaten. Veel van deze onregelmatigheden zijn echter laat opgespoord en/of gemeld, waardoor de bescherming en het correct gebruik van het geld van de belastingbetalers in gevaar zijn gebracht.
Wij steunen de kritiek van de rapporteur met betrekking tot de behoefte aan een effectiever terugvorderingssysteem. Het huidige terugvorderingspercentage laat veel te wensen over.
Wij willen er echter op wijzen dat, hoe belangrijk het ook is dat er op EU-niveau een gemeenschappelijk wetgeving wordt vastgesteld voor de strijd tegen corruptie en fraude, het nog belangrijker is dat elke lidstaat daadwerkelijk strijdt tegen fraude en corruptie.
Wij willen hoe dan ook waarschuwen voor verwarring tussen controle en overdreven bureaucratie. Daardoor zouden namelijk de rechten worden ondermijnd van degenen die steun willen, waarbij ik met name denk aan kleine maatschappelijke organisaties en het midden- en kleinbedrijf (mkb).
Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. – (IT) Mijn complimenten gaan uit naar mijn collega voor het verrichte werk. Het verslag, dat ook een overzicht van OLAF bevat, geeft een beeld van de onregelmatigheden en fraude binnen de Europese Unie. Het werk van de Commissie is echter niet compleet, aangezien het fraudepeil van de afzonderlijke lidstaten niet wordt vermeld, zoals de rapporteur al heeft benadrukt. Daarom zal ik voor het voorstel stemmen.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Fraude binnen de EU treft juist de integriteit van het systeem. Het is van essentieel belang dat de EU en haar lidstaten het belangrijke werk op dit gebied voortzetten. Ik kon dit verslag daarom steunen.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat de lidstaten bij hun inspanningen om fraude te bestrijden in de eerste plaats moeten optreden als beschermers van het geld van de belastingbetalers. We moeten de toegepaste meldingsmethode en de fraudeopsporingscapaciteit in de lidstaten versterken. Het verslag van de Commissie over de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en fraudebestrijding – Jaarverslag 2009 verstrekt geen informatie over het geraamde peil van onregelmatigheden en fraude in de afzonderlijke lidstaten, zodat het niet mogelijk is om een algemeen zicht te hebben op de werkelijke omvang van onregelmatigheden en fraude in de lidstaten en om de lidstaten met de meeste onregelmatigheden en fraude te identificeren en te sanctioneren. In het verslag van de Commissie wordt niet nader op fraude ingegaan en worden onregelmatigheden zeer algemeen behandeld. Helaas wordt nog steeds een groot bedrag aan EU-middelen ten onrechte besteed, reden waarom de Commissie passende actie moet ondernemen om te zorgen voor onmiddellijke terugbetaling van deze middelen. Fouten mogen niet worden getolereerd en de Commissie moet, in samenwerking met de lidstaten en aan de hand van een passend verslag overeenkomstig het Verdrag, het Parlement redelijke zekerheid geven dat deze doelstelling is verwezenlijkt en dat fraude naar behoren wordt bestreden.
Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) Dit verslag geeft een overzicht van de statistieken voor onregelmatigheden die zijn gemeld door de lidstaten op die gebieden waar zij de begroting uitvoeren (landbouwbeleid, cohesiebeleid en pretoetredingsfondsen, ofwel ongeveer 80 procent van de begroting) en over het innen van de traditionele eigen middelen van de EU. Ik ben van mening dat de bescherming van de financiële belangen van de EU en de strijd tegen fraude zeer belangrijke onderwerpen zijn, waarin de Europese Unie en de lidstaten een gedeelde verantwoordelijkheid hebben. Tevens wordt een raming gegeven van de onregelmatigheden die zich hebben voorgedaan op het gebied van uitgaven die de Commissie direct beheert, evenals een beknopt overzicht van de operationele werkzaamheden van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, waarin de Commissie sterk bekritiseerd wordt voor het geven van te weinig informatie over onregelmatigheden. Men gaat ervan uit dat dit het gevolg is van slechte verslaglegging door de lidstaten. De fraudecijfers in Frankrijk en Spanje worden bijvoorbeeld als “verdacht laag” gezien. In de toekomst zien wij graag een duidelijk onderscheid tussen onregelmatigheden en fraude, aangezien fraude een strafbaar feit is en een onregelmatigheid duidt op het niet naleven van een voorschrift. In het verslag wordt ook gevraagd naar een specificatie van het geschatte aantal fraudegevallen en onregelmatigheden per lidstaat, zodat tuchtrechtelijke maatregelen kunnen worden genomen tegen individuele landen. Volgens de resolutie wordt veel EU-financiering nog steeds onjuist besteed. Het Parlement verzoekt de Commissie met klem om actie te ondernemen om te zorgen voor onmiddellijke terugbetaling van deze middelen, met name in Italië. Vooral op het gebied van landbouw- en cohesiebeleid is het aantal ingevorderde openstaande bedragen “rampzalig” laag.
Jiří Maštálka (GUE/NGL), schriftelijk. – (CS) Ik ben het eens met de rapporteur dat de Commissie in haar verslag over de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en fraudebestrijding heeft nagelaten de zo broodnodige gegevens te verstrekken over al was het alleen maar een geschat percentage fraudegevallen en onregelmatigheden in de lidstaten in verband met de aanwending van de financiële middelen van de EU. Dit is gezien de zonder enige overdrijving enorme corruptie in een aantal lidstaten, waaronder de Tsjechische Republiek, een zeer ernstige tekortkoming. Als we ons over fraudegevallen en zogeheten onregelmatigheden op EU-niveau buigen, dan gaat het in de regel ‘slechts’ om één bepaald deel van de corruptie en fraude in de lidstaten. Maar dan wel om een uiterst significant deel. Ik denk dat we dringend moeten nadenken over de vraag of de huidige werkzaamheden van het Europees Bureau voor fraudebestrijding wel doeltreffend genoeg zijn en of het geheel niet structureel en in methodologisch opzicht moet worden veranderd, onder meer richting een veel offensievere aanpak.
Véronique Mathieu (PPE), schriftelijk. – (FR) De “bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen” omvat de strijd tegen fraude en onregelmatigheden. Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen een onregelmatigheid, het niet naleven van een regel, en fraude, wat opzettelijk wangedrag en een misdrijf is. In het verslag van de Commissie wordt dit onderscheid niet echt gemaakt en wordt er grotendeels over onregelmatigheden gesproken, zonder dieper in te gaan op fraude. Er zijn drie gebieden aangewezen, die samen ongeveer 80 procent van de EU-begroting vertegenwoordigen: landbouw, cohesiebeleid en pretoetredingsfondsen. De uitvoering van dit beleid en het doen van uitgaven is afhankelijk van de lidstaten, die zelf verantwoordelijk zijn voor het bepalen van de nationale instrumenten voor de strijd tegen onregelmatigheden en fraude.
De inzet van de regeringen is te heterogeen en het bedrag aan onregelmatigheden dat in sommige lidstaten moet worden teruggevorderd, is onacceptabel. Er worden ook verbeteringen verwacht voor de procedures van overheidsopdrachten, met name wat betreft het waarborgen van de transparantie en fraudebestrijding.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag benadrukt het aantal onregelmatigheden en fraudegevallen bij de besteding van EU-middelen in elke lidstaat. De stijging van het aantal gemelde gevallen is veroorzaakt door de invoering van nieuwe communicatietechnologieën. Ik ben van mening dat alles in het werk moet worden gesteld om de lidstaten verantwoordelijkheid te laten nemen en te sanctioneren met betrekking tot fraude en onregelmatigheden. De noodzakelijke informatie over elke lidstaat moet beschikbaar worden gemaakt, teneinde de effectiviteit van controle- en toezichtssystemen te verhogen en een reëel beeld van de situatie te krijgen. De lidstaten moeten het beheersysteem voor onregelmatigheden (Irregularity Management System – IMS) invoeren om verbeteringen te realiseren in de nakoming van hun rapporteringsverplichtingen jegens de Europese instellingen. Het aantal onregelmatigheden en fraudegevallen ligt bijzonder hoog in de landbouw, het cohesiebeleid en in de pretoetredingsfondsen. Derhalve is het noodzakelijk maatregelen te treffen om toezicht, detectie en correctie aan te scherpen. We moeten onze aandacht richten op het opzetten van een transparant en doeltreffend systeem voor het beheer en de besteding van EU-middelen.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik weet dat in het jaarverslag onderzocht wordt hoe goed EU-fondsen worden beschermd tegen fraude door de Commissie en de lidstaten, zoals is voorgeschreven in artikel 325 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Er zijn statistieken voor onregelmatigheden die zijn gemeld door de lidstaten op die gebieden waar zij de begroting uitvoeren (landbouwbeleid, cohesiebeleid en pretoetredingsfondsen) en voor het innen van de traditionele eigen middelen van de EU via invoerrechten en accijnzen. Er moet een overeenkomst komen tussen de EU en de tabaksfabrikanten aangaande de strijd tegen tabakssmokkel.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Wie in een winkel iets pikt, wordt gepakt en bestraft. Uit de pot met EU-subsidies kan men daarentegen bijna zonder enig risico te lopen miljoenen ontvreemden. Niet alleen is de kans om gepakt te worden klein, maar zelfs als eindelijk fraude kan worden aangetoond, zijn de lidstaten nauwelijks geïnteresseerd in gerechtelijke vervolging en terugbetaling van het geld. Het royale subsidiesysteem blijft bedrog en onregelmatigheden uitlokken. Vooral in de oostelijke en zuidelijke lidstaten komt veelvuldig fraude voor. De pretoetredingssteun blijkt bijzonder fraudegevoelig te zijn. In het geval van Turkije komt de pretoetredingssteun niet alleen ten goede aan een niet-Europees land, maar verdwijnt hij ook ten dele in duistere kanalen.
Om verdere schade voor de belastingbetaler te voorkomen, moet schoon schip worden gemaakt. Dit verslag is slechts een stap in deze richting. Uiteindelijk is nog lang niet gewaarborgd dat het geld van de Europese belastingbetaler niet naar een ander EU-land of zelfs naar gebieden buiten de EU verdwijnt. Ik heb dienovereenkomstig gestemd.
Claudio Morganti (EFD), schriftelijk. – (IT) Dit verslag over de strijd tegen fraude in de EU gaat de goede kant op, aangezien het nadrukkelijk aandringt op een zo groot mogelijke duidelijkheid op dat gebied, en de absolute noodzaak om de aandacht nooit te laten verslappen onderstreept.
Italië is helaas een van de landen die het ergst door fraude worden getroffen. De overgrote meerderheid daarvan heeft plaats in de zuidelijke regio’s van het land, en betreft de verduistering of het illegaal gebruik van geld uit fondsen voor de ontwikkeling van deze gebieden. Het doel van deze gemeenschapsfondsen was om de groei en ontwikkeling in de meest kansarme gebieden te bevorderen. Als deze oplichtingspraktijken echter precies plaatsvinden in de gebieden die een grotere behoefte hebben aan investeringen, dan is het niet moeilijk te begrijpen dat de schade twee keer zo groot uitvalt.
Om die redenen is er behoefte aan een steeds grotere aandacht op dit vlak, een constant toezicht en een stipte informatievoorziening, waardoor eventueel misbruik meteen onder onze aandacht wordt gebracht. Het verslag benadrukt deze zaken, en daarom heb ik besloten om voor te stemmen.
Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. – (PL) Op 5 april heeft het Europees Parlement een resolutie aangenomen over bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en fraudebestrijding. Het is de plicht van de Europese Commissie om samen met de lidstaten de financiële belangen van de EU te beschermen door bestrijding van oplichting, fraude en corruptie. Het aangenomen document bevat statistieken op dit gebied, die niet zelden alarmerend zijn. Passende gegevens ontbreken, de toezichtsystemen werken niet altijd goed en veel regeringen lijken niet bereid om mee te werken. Fraude en corruptie werken vooral in het nadeel van de belastingbetaler, daarom vind ik dat we ons tot het uiterste moeten inspannen om deze vormen van misbruik te elimineren. Ik ben het eens met de standpunten van het Europees Parlement en met zijn eis dat de lidstaten verplicht worden om doeltreffend toezicht te houden op de uitgaven van middelen uit de EU-begroting en volledige en betrouwbare informatie te verstrekken op dit gebied. Net zo belangrijk is de invoering van openbare en transparante systemen voor overheidsopdrachten en de verbetering van het toezicht op de vereenvoudigde douaneprocedures in de hele EU. Deze maatregelen helpen niet alleen op dit moment bij de opsporing en bestrijding van corruptiegevallen, maar dragen ook bij aan een significante afname van hun aantal in de toekomst.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb gestemd voor het verslag over de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en fraudebestrijding omdat het een onderwerp is waar alle lidstaten belang bij hebben. De lidstaten moeten zich onderling organiseren om de strijd tegen speculaties en illegaal gebruik van de nationale en/of communautaire middelen zo goed mogelijk aan te kunnen gaan. De tekst geeft een reeks statistieken met betrekking tot fraude en onregelmatigheden die in de lidstaten en de Europese instellingen zijn geconstateerd. Met die gegevens, die een waarschuwing zijn voor wie de financiële belangen van de Europese Unie beschermt, wordt geprobeerd betrouwbare en gedetailleerde informatie te verstrekken, zodat, in het algemeen belang, een compleet overzicht ontstaat van de internationale situatie op het gebied van fraude en onregelmatigheden.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag van de Commissie over de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en fraudebestrijding – Jaarverslag 2009, dat is ingediend overeenkomstig artikel 325, lid 2 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), verstrekt over het algemeen geen informatie over het geraamde peil van onregelmatigheden en fraude in de afzonderlijke lidstaten omdat het zich toespitst op het peil van de rapportering. Bijgevolg is het niet mogelijk om een algemeen zicht te hebben op de werkelijke omvang van onregelmatigheden en fraude in de lidstaten en om de lidstaten met de meeste onregelmatigheden en fraude te identificeren en te sanctioneren. Ik ben het eens met de rapporteur dat de meest geschikte benadering is om conclusies over de situatie omtrent de bescherming van de financiële belangen van de EU en fraudebestrijding te baseren op het jaarverslag van de Rekenkamer voor het jaar 2009, die hij als de meest betrouwbare informatiebron beschouwt, terwijl de verslagen van de Commissie en het Europees bureau voor fraudebestrijding hoofdzakelijk dienen als aanvullende informatie over tendensen van rapportering en als individuele onderzoeken. Om deze redenen heb ik voor dit verslag gestemd.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voorgestemd. Artikel 325 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie legt de Europese Commissie en de lidstaten de verplichting op om de financiële belangen van de EU te beschermen en fraude te bestrijden op die terreinen waar de Europese Unie en de lidstaten een gedeelde verantwoordelijkheid hebben. Overeenkomstig artikel 325, lid 5 brengt de Commissie in samenwerking met de lidstaten jaarlijks aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de ter uitvoering van dat artikel genomen maatregelen. Het verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de bescherming van de financiële belangen – Bestrijding van fraude – Jaarverslag 2009 (COM(2010)382) geeft een samenvatting van de statistieken over onregelmatigheden die zijn gemeld door de lidstaten op die gebieden waar zij de begroting uitvoeren (landbouwbeleid, cohesiebeleid en pretoetredingsfondsen, ofwel ongeveer 80 procent van de begroting) en voor het innen van de traditionele eigen middelen van de EU. Tevens wordt een raming gegeven van de onregelmatigheden die zich hebben voorgedaan op het gebied van uitgaven die de Commissie direct beheert, evenals een beknopt overzicht van de operationele werkzaamheden van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat er al te vaak een gebrek is aan betrouwbare informatie over onregelmatigheden en fraude met betrekking tot de besteding van EU-middelen in de lidstaten. Daarnaast is er ook te vaak een gebrek aan een echt toezicht op de inning van de douanerechten en op de terugvordering van verkeerd uitgegeven middelen. Het is nu belangrijk om concrete maatregelen te nemen voor een duidelijk onderscheid tussen fraude en onregelmatigheden, aangezien fraude een misdrijf is, terwijl een onregelmatigheid het niet naleven van een regel is en ook onvrijwillig kan gebeuren. De gegevens over fraude en onregelmatigheden moeten worden uitgesplitst naar lidstaat, zodat disciplinaire actie ondernomen kan worden tegen de afzonderlijke staten.
Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. – (PL) Het Europees Bureau voor fraudebestrijding verricht jaarlijks enkele honderden onderzoeken in verband met ontduiking van betalingen aan de EU en misbruik van financiële middelen. Het verzwijgen van de schaal waarop het misbruik plaatsvindt, is een doodlopende weg, omdat we zo de gevaren niet zien en ze dus ook niet kunnen bestrijden.
Ik maak mij zorgen over het lage terugvorderingspercentage van geld dat onrechtmatig is besteed. Van het totale terug te vorderen bedrag is in de jaren 2007-2009 slechts 10 procent door de begunstigden teruggegeven. Dat is ontoelaatbaar. We moeten een effectief terugvorderingssysteem invoeren en de vooruitgang op dit gebied zorgvuldig controleren. De controle op fraude mag niet beperkt blijven tot de Europese instellingen, maar moet ook in de verschillende lidstaten worden uitgevoerd. Zij moeten periodieke evaluaties van de systemen voor overheidsopdrachten uitwerken om corruptie te voorkomen.
Op het gebied van overheidsopdrachten moeten de lidstaten bovendien transparantie en verantwoordelijkheid betrachten. Verder moeten we ons in de EU en in de lidstaten inzetten voor vereenvoudigde procedures en beperking van overbodige bureaucratie.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat de bestrijding van fraude niet alleen in het financiële belang van de EU is, maar ook van essentieel belang voor de bescherming van de consument.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag, dat door alle Europese fracties is goedgekeurd, toont het geraamde peil van onregelmatigheden en fraudegevallen in elke lidstaat met betrekking tot de besteding van EU-middelen. Volgens de Commissie is de stijging van het aantal gemelde gevallen veroorzaakt door de invoering van nieuwe communicatietechnologieën. Ik stem voor dit verslag, en ik ben van mening dat de Commissie meer moet doen om de lidstaten verantwoordelijkheid te laten nemen en te sanctioneren met betrekking tot fraude en onregelmatigheden. De noodzakelijke informatie over elke lidstaat moet beschikbaar worden gemaakt, teneinde de effectiviteit van controle- en toezichtssystemen te verhogen en een getrouw beeld van de situatie te krijgen. Tegelijkertijd moeten de lidstaten het beheersysteem voor onregelmatigheden (Irregularity Management System – IMS) invoeren om verbeteringen te realiseren in de nakoming van hun rapporteringsverplichtingen jegens de Europese instellingen.
Het aantal onregelmatigheden en fraudegevallen ligt bijzonder hoog in de landbouw, het cohesiebeleid en in de pretoetredingsfondsen en derhalve is het noodzakelijk maatregelen te treffen om toezicht, detectie en correctie aan te scherpen. Het is van cruciaal belang dat alle Europese organen, maar vooral die van de lidstaten, samenwerken om een klimaat van transparantie en nauwgezetheid te creëren in de uitgaven van Europese middelen.
Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór het verslag over fraude met betrekking tot de Europese uitgaven in de lidstaten gestemd. Dit verslag bekritiseert de toename van het aantal gevallen en de bedragen van vermoedelijke fraude in verhouding tot het totale aantal onregelmatigheden in de lidstaten (Polen, Roemenië en Bulgarije), en verzoekt de Commissie, de betrokken EU-agentschappen en de lidstaten maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat EU-steun niet onderhevig is aan corruptie en om afschrikkende sancties te treffen wanneer corruptie en fraude worden vastgesteld. Dit lijkt een minimale eis te zijn.
Via dit verslag vestigt het Europees Parlement ook de aandacht op Frankrijk en Spanje door ‘zijn bezorgdheid te uiten’ over het verdacht lage percentage vermoedelijke fraude in deze landen, en vraagt het de Commissie informatie over de fraudeopsporingscapaciteit in deze lidstaten te verschaffen. De strijd tegen corruptie is van essentieel belang, maar de complexiteit van de procedures mag daarbij niet worden verhuld. Een echte vereenvoudiging van de procedures zou moeten leiden tot een gemakkelijkere toegang tot de fondsen voor zowel lokale gemeenschappen als kleine organisaties die er behoefte aan hebben. Het zou ongetwijfeld het beheer van de fondsen en een betere parlementaire controle vergemakkelijken.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. – (DE) Er moet snel een effectieve oplossing worden gevonden voor het hoge foutenpercentage bij het toekennen van EU-steun. Er moet onmiddellijk en rigoureus een einde worden gemaakt aan het op frauduleuze wijze verkrijgen van overheidsmiddelen. De EU en haar lidstaten moeten samenwerken om ervoor te zorgen dat de EU-steun zo goed mogelijk voor het welzijn van de burgers wordt aangewend, want dit is uiteindelijk in het belang van beide.
In het verslag wordt vastgesteld dat het geïntegreerde beheers- en controlesysteem door onnauwkeurige gegevens, onvolledige kruiscontroles en een gebrekkige follow-up wordt ondermijnd en hier moet verbetering in komen. Duidelijke bepalingen en volledige transparantie bij de deelname aan steun en de toekenning hiervan, in combinatie met strenge controleregels zijn de beste middelen om frauduleuze praktijken te voorkomen.
Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb gestemd voor de tekst van de heer Ivan, over de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en over de fraudebestrijding op gebieden waar de verantwoordelijkheid tussen de Europese Unie en de lidstaten wordt gedeeld. In het licht van de recente gebeurtenissen ben ik van mening dat het belangrijk is de aandacht op dit probleem te vestigen, en om een constante inzet te garanderen, die ons in staat stelt om fraude in de gehele Europese Unie op eenduidige en uniforme wijze te bestrijden.
William (The Earl of) Dartmouth (EFD), schriftelijk. − (EN) De Britse onafhankelijkheidspartij UKIP is in principe tegen Europese politieke partijen. De enige betrouwbare manier om de meningen en opvattingen van de kiezers van de lidstaten te vertegenwoordigen, is door een nationale politieke partij. Het zou echter onjuist zijn als alleen de partijen van de superstaat Europa zouden mogen profiteren van het geld van de belastingbetaler, als dat de bedoeling is. De UKIP behoudt zich daarom het recht voor om deel te nemen aan een Europese politieke partij. Het zou geheel onjuist zijn als de stem van vele miljoenen Britten en andere mensen in natiestaten op het continent die tegen het Europese project zijn, zou worden gesmoord door het politieke establishment.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik stem voor dit verslag, omdat het een grote stap vooruit is in de totstandbrenging van een gemeenschappelijk rechtskader voor politieke partijen op Europees niveau en voor hun financiering. Dit verslag is een flinke stap in de goede richting, omdat het geen erkenning is van een Europees statuut voor het personeel van partijen, en omdat het onderscheid maakt tussen de voorwaarden voor de oprichting en de financiering van een partij. Het is ook positief dat een verwijzing naar politieke stichtingen is opgenomen.
Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Ik heb gestemd voor deze resolutie over de toepassing van de verordening betreffende het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau. Dit is een belangrijk document dat bijdraagt tot de ontwikkeling van Europese politieke partijen teneinde de belangstelling van het publiek in zaken op het gebied van de EU te stimuleren. Willen de EU-burgers deze partijen ondersteunen en vertrouwen, dan moet er meer werk worden gemaakt van een gemeenschappelijk en transparant kader voor de financiering van politieke partijen op Europees niveau. Door het aannemen van deze resolutie verleent het Europees Parlement expliciete steun aan transparante financiering, een fundamenteel element voor wat betreft democratische waarden en goed bestuur. Het is van het grootste belang dat de Europese politieke partijen die de democratie in de Europese Unie bevorderen een gemeenschappelijke en eenvormige juridische status krijgen toegekend. De vaststelling van een Europees statuut gebaseerd op het EU-recht, dat zou bijdragen tot de harmonisatie van de fiscale aspecten van de politieke partijen op Europees niveau, lijkt belangrijker dan ooit voor de partijen met het oog op de verwezenlijking van hun doelen. Ik ben het met de rapporteur eens dat dit document zal bijdragen aan een hogere doelmatigheid van het systeem van de politieke partijen op Europees niveau.
Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. – (RO) De Europese Unie is een mozaïek van naties, culturen, opinies en overtuigingen, dat in de huidige sociale en politieke context uniform vertegenwoordigd moet zijn en op gelijke wijze door de wetgevende fora ondersteund moet worden, op nationaal en Europees niveau. Het concept van representativiteit vormt de grondslag waarop Europa gebouwd wordt en zal moeten worden behouden en ondersteund. Alleen zo heeft het project van een verenigd Europa namelijk zin.
Ik ben van mening dat versoepeling van de financieringsregels voor politieke partijen op Europees niveau kan leiden tot toekomstige versterking en bevordering van het beginsel van de representatieve democratie en daarmee van de belangen van alle Europeanen die bijdragen aan de begroting van de Unie. In het overgangsproces van het concept van een Europese ‘polis’ naar het gevoel van een politieke Europese identiteit moeten we ons richten op het eenvoudiger maken van het directe contact tussen de burgers en de Europese politieke partijen. In haar verslag onderstreept mevrouw Giannakou dat dit niet mogelijk is zonder een wijziging van het statuut en de financiering van de Europese partijen. Zoals het verslag correct aangeeft, moet het accent liggen op vermindering van de bureaucratische procedures voor financiering, in samenhang met drastische sancties bij constatering van onregelmatigheden of het niet respecteren van bestaande normen. Zodoende heb ik voor dit verslag gestemd.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór het verslag van mevrouw Giannakou gestemd, waarin met name wordt voorgesteld dat politieke partijen en Europese stichtingen hun eigen rechtspersoonlijkheid krijgen, met een gemeenschappelijke en uniforme juridische status op basis van het EU-recht. In het verslag wordt een beroep gedaan op de Europese Commissie om in dat opzicht concrete voorstellen te definiëren. Daarnaast wordt verklaard dat een Europese politieke partij alleen financiering kan verkrijgen wanneer zij door ten minste één van haar leden in het Europees Parlement is vertegenwoordigd.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit belangrijke verslag gestemd. Het Verdrag van Lissabon voorziet in een belangrijke rol van de politieke partijen met het oog op het creëren van een gemeenschappelijke, Europese burgerlijke ruimte, reden waarom het van het grootste belang is dat zij een eenvormige juridische status krijgen toegekend, dat ervoor moet worden gezorgd dat de financiering zo transparant mogelijk is en dat er naar behoren rekenschap van kan worden afgelegd aan de samenleving. Veel van de huidige politieke partijen in Europa zijn relatief gesloten en er vinden nauwelijks veranderingen plaats aan de top, wat een funeste invloed heeft op de rol van deze politieke organisaties waar het gaat om het betrekken van de burgers bij de politieke besluitvorming. De hervorming van de regels voor partijactiviteiten vormt een gelegenheid die door de Europese Unie kan worden aangegrepen om de idee van de Europese politieke partijen weer nieuw leven in te blazen. Naar mijn mening moeten er bij het vaststellen van nieuwe eenvormige regels voor partijactiviteiten en -financiering ook criteria van democratie worden meegenomen betreffende de oprichting van de interne structuren van de partijen, alsmede specifieke democratische waarborgen. Mochten politieke organisaties zich niet aan deze criteria houden, dan moeten hun sommige mogelijkheden ontzegd worden, zoals het in aanmerking komen voor publieke financiering.
George Becali (NI), schriftelijk. – (RO) Ik ben het eens met de rapporteur dat de Europese politieke partijen basisinstrumenten van de parlementaire democratie zijn, hoewel ze op dit moment slechts overkoepelende organisaties van nationale partijen zijn. Daarnaast steun ik het idee dat slechts partijen die ten minste door één lid in het Europees Parlement zijn vertegenwoordigd, financiering kunnen krijgen. Ik ben van mening dat het idee om de Commissie te vragen een ontwerpstatuut voor de Europese politieke partijen op te stellen, in overeenstemming met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, juist is. Net als de rapporteur ben ik van mening dat we de financiële regels moeten wijzigen op het punt van de financiering van Europese politieke partijen en stichtingen, en dat de financiering in haar geheel aan het begin van het jaar moet worden toegekend.
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het is een sentiment dat door alle Europese burgers wordt gedeeld – en of je nu voor Europa bent zoals ik, of tegen de Europese eenwording, verandert daar niets aan. Het is de hoogste tijd om zaken op het gebied van de EU opnieuw toe te eigenen. De Europese politieke partijen hebben een aanzienlijk werkterrein. Ze moeten nieuwe perspectieven ontwikkelen en de democratische instrumenten voor Europa nieuw leven inblazen. In dat opzicht zouden de bestaansvoorwaarden van de Europese politieke partijen versoepeld moeten worden, zodat er energie kan vrijkomen. Er moet een duidelijke status worden toegekend aan deze nieuwe ruimten voor debat en ten slotte een echt perspectief worden gegeven op de activiteiten van de Europese politieke partijen tijdens de eerstvolgende verkiezingen.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Ik wijs dit verslag om een aantal redenen af. Veel van de voorstellen betreffende de rechtstreekse financiering en de status van Europese politieke partijen botsen met de nationale partijen. Leden van het Europees Parlement worden in de verschillende landen gekozen via nationale partijen. Na hun verkiezing dankzij hun nationale partijen kunnen zij Europese fracties vormen terwijl ze in het binnenland hun partijbelangen blijven behartigen. In dit verslag wordt deze gedachte niet onderschreven.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) De ontwikkeling van de Europese politieke partijen is essentieel voor het stimuleren van de belangstelling van het publiek voor EU-zaken. Aan de kwestie van Europese regelgeving betreffende politieke partijen ligt een diepere zorg ten grondslag, die samenhangt met de vraag hoe een transnationale burgerlijke ruimte gevormd kan worden die bestaat uit vrije en gelijke burgers, en wat een collectieve fundering in de vorm van een “burgerlijke overeenkomst” tussen verschillende volken kan betekenen voor de toekomst van integratie. Een hervormingspakket ontwikkelen voor Europese politieke partijen als een manier om de democratische krachten van individuele en georganiseerde burgers te mobiliseren, is geen eenvoudige taak, niet in het minst vanwege het ingewikkelde systeem van de EU.
Versterking van Europese politieke partijen is een manier om het participerend bestuur in Europa te stimuleren en uiteindelijk de democratie te versterken. De toekomst van de EU ligt in de Europese politieke partijen, hoe ingewikkeld dat ook klinkt. Het creëren van een veilig en transparant klimaat voor het functioneren en financieren van Europese politieke partijen is een eerste stap. We hebben behoefte aan een Europese ruimte van deelnemende politieke partijen die burgers in het hart van de Unie brengen en hen helpen in hun dagelijks leven, terwijl de Europese burger zich nu juist afwendt van de Unie.
Jan Březina (PPE), schriftelijk. – (CS) De Europese politieke partijen spelen een belangrijke rol in de hele democratische constellatie van de Europese Unie en dienen een betrouwbaar en uniform juridisch statuut te krijgen. De Europese politieke partijen dienen over rechtspersoonlijkheid te beschikken om het fiscale verschil tussen de Europese politieke partijen en de Europese organen uit de weg te kunnen ruimen. Wat de oprichting van de Europese partijen betreft, is het een goede zaak dat het statuut Europese, nationale en regionale gekozenen als gelijkwaardig beschouwt, onder voorwaarde dat genoemde regionale vertegenwoordigers lid zijn van een regionaal parlement. Verder dient elke Europese politieke partij door ten minste één lid van het Europees Parlement vertegenwoordigd worden. Maar dat is logisch, want per slot van rekening is dat ook de voorwaarde voor financiering van een Europese politieke partij door het Europees Parlement.
John Bufton, David Campbell Bannerman, Derek Roland Clark en Nigel Farage (EFD), schriftelijk. − (EN) De Britse onafhankelijkheidspartij UKIP is in principe tegen Europese politieke partijen. Ze zijn een verspilling van het geld van de belastingbetaler, die het toch al zo moeilijk heeft. Ze zijn niet nodig, aangezien de mening van de mensen in de lidstaten nog steeds het best wordt vertegenwoordigd door een nationale politieke partij. Laat echter duidelijk zijn dat de UKIP zich het recht voorbehoudt om deel te nemen aan een Europese politieke partij, om op die manier mee te kunnen profiteren van het geld van de belastingbetaler en zo de miljoenen Britten en andere mensen op het continent die tegen de Europese Unie en al haar werkzaamheden zijn en die door de gevestigde politieke orde monddood gemaakt worden te kunnen representeren.
Nessa Childers (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik steun dit verslag van harte. Het is een volgende stap in de vorming van echte Europese politieke partijen die op pan-Europees niveau kunnen opereren. De enige manier om het democratisch tekort, waardoor burgers van Europa zich niet verbonden voelen met het Europees project, te overwinnen, is door echte Europese politiek te creëren. De pan-Europese partijen zijn hiervoor van essentieel belang.
Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb mij onthouden van stemming, ondanks het feit dat er in het verslag een oplossing wordt voorgesteld voor het probleem dat veroorzaakt wordt door het feit dat Europese politieke partijen opereren als in België gevestigde ngo’s. De Europese partijen, elk met hun eigen ideologische en politieke eigenschappen, dienen een duidelijke rechtspersoonlijkheid te krijgen. Onder bepaalde voorwaarden kunnen zij helpen om burgers tot actie te bewegen en om besluiten te bewerkstelligen die in het belang zijn van het volk, niet van de financieel sterkeren. Bij specifieke punten in het verslag heb ik echter bedenkingen, in zoverre dat die zouden kunnen worden gebruikt om de vrije en onafhankelijke organisatie en het handelen van Europese partijen te beperken. Het interne functioneren, de organisatie en de politieke activiteiten van deze partijen mogen alleen afhankelijk zijn van hun eigen politieke keuzen, zonder van buitenaf opgelegde beperkingen. De regels voor de politieke en wettelijke erkenning van partijen en de nodige financiering hiervan moeten hun activiteiten vergemakkelijken, zodat zij vrijelijk vorm kunnen geven aan alternatief beleid, iets wat overigens ook de kern van democratie inhoudt. Ook moeten zij ervoor zorgen dat de partijen zonder invloed van beperkende politieke kaders en sterke economische belangen kunnen opereren als vertegenwoordigers van de volkeren van Europa.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. – (PT) De EU werkt als een representatieve democratie, in overeenstemming met het Verdrag van Lissabon. Op Europees niveau hebben politieke partijen een essentiële rol bij het creëren van Europees politiek bewustzijn en het uitdrukken van de wensen het Europees publiek. Europese politieke partijen zijn echter slechts overkoepelende organisaties van nationale partijen en staan niet rechtstreeks in contact met het electoraat in de lidstaten. De versterking van Europese politieke partijen omvat ook de vaststelling van een politieke, juridische en fiscale status, met inbegrip van een onafhankelijke rechtspersoonlijkheid die rechtstreeks op het EU-recht is gegrondvest. Betere regelgeving inzake Europese politieke partijen en de daarmee verbonden politieke stichtingen zal ook ten goede komen aan de transparantie. De transparante financiering is een fundamenteel element van het ondersteunen van democratische waarden en het bevorderen van goed bestuur, en de verwachting is dat dit ook kan helpen om het vertrouwen van het publiek in de politieke partijen te vergroten.
Philippe de Villiers (EFD), schriftelijk. – (FR) Europese politieke partijen zijn nonsens. Een “politieke ruimte op EU-niveau”, die door velen wordt verdedigd, bestaat niet. Ideeën kunnen worden geuit en echte politieke debatten kunnen alleen plaatsvinden binnen een entiteit waarin de burgers dezelfde waarden, dezelfde taal en dezelfde cultuur delen, namelijk de natie.
In dit verslag wordt verklaard dat de Europese politieke partijen de plaats vormen waar “de wil van de burgers van de Unie tot uitdrukking wordt gebracht”. Dat is een onrealistisch doel. Het record van het aantal stemonthoudingen dat bij elke Europese verkiezingen opnieuw wordt gebroken, moet ons eraan herinneren dat het supranationale niveau geen correcte en efficiënte democratie is. Het hoge aantal Europese subsidies die aan deze partijen worden uitgekeerd, is een schandaal. De steeds grotere afstand en de groeiende desinteresse van de burgers zijn voelbaar, maar het Europees Parlement, en meer in het algemeen, de Europese instellingen, zijn vastbesloten om van begin af aan een politieke ruimte op EU-niveau te creëren.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat erin gepleit wordt voor veilige en transparante normen voor de werking en de financiering van Europese politieke partijen binnen de EU. Het toekomstige Europese statuut van de politieke partijen zal een belangrijke stap zijn richting grotere deelname van burgers, een meer representatieve democratie, en een Europa dat dichter bij zijn burgers staat.
Göran Färm, Anna Hedh en Marita Ulvskog (S&D), schriftelijk. – (SV) Met betrekking tot het verslag over het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau hebben wij ervoor gekozen tegen de paragraaf in de tekst te stemmen die voorstelt dat het de Europese politieke partijen toegestaan wordt deel te nemen aan referendumcampagnes in de lidstaten, als de referenda relevant zijn voor de EU. Op dit moment mogen de Europese politieke partijen, die voor een groot deel uit EU-middelen worden gefinancierd, alleen deelnemen aan campagnes voor verkiezingen voor het Europees Parlement. Wij vinden de huidige regels alleszins redelijk. Nationale verkiezingen of referenda moeten worden beslist zonder inmenging van partijen die worden gefinancierd vanuit de begroting van de EU of vanuit andere externe fondsen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Onze democratie is gebaseerd op vertegenwoordiging, wat in de praktijk wordt gebracht door de politieke partijen. Juist om die reden zijn er democratische instrumenten die de legitieme belangen van het publiek vertegenwoordigen, zowel van nabij, zoals via de lokale overheid, als van grotere afstand, via hun vertegenwoordiging in de Europese instellingen. Het is geen toeval dat de leden van het Europees Parlement zijn georganiseerd volgens politieke partijen en zodoende trachten de belangen van het publiek te vertegenwoordigen in lijn met een prioriteitenagenda die is vastgesteld volgens hun politieke denkrichting. “Het creëren van een veilig en transparant klimaat voor het functioneren en financieren van Europese politieke partijen is een zeer democratische daad”, zoals de rapporteur zegt, dus ik ben van mening dat het initiatief om een duidelijk rechtskader vast te stellen over hun erkenning en financiering een positieve stap is.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Politieke partijen en de daarmee verbonden politieke stichtingen zijn essentiële instrumenten in een parlementaire democratie. Ze dragen bij aan de vormgeving van de politieke wil van het volk. Ze zijn tevens cruciaal voor het trainen en selecteren van hun kandidaten. Het Verdrag van Lissabon voorziet in deze rol van de politieke partijen en hun stichtingen met het oog op het creëren van een Europese polis, een politieke ruimte op EU-niveau, en een Europese democratie, waarvan het Europees burgerinitiatief een essentieel onderdeel is. De Europese politieke partijen en politieke stichtingen zijn onmisbare actoren in het politieke leven van de Europese Unie geworden, met name als het gaat om het vorm geven aan en uiten van de respectieve standpunten van de diverse “politieke families”. Ik ben het eens met de criteria voor toegang tot financiering, met name het aandeel in inkomsten en de vertegenwoordiging van de respectieve politieke partij.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit verslag bevat een aantal overwegingen die ons ertoe hebben gebracht tegen te stemmen. De deelname van de politieke partijen op Europees niveau in referendumcampagnes in de lidstaten is een van die overwegingen, zelfs als het onderwerp van het referendum direct verband houdt met kwesties die de EU betreffen.
We zijn ook tegen het voorstel dat Europese politieke partijen een proces moeten beginnen voor het bestuderen van de voorwaarden voor de rechtstreekse werving van individuele burgers als leden. Deze overwegingen leiden tezamen tot een principieel standpunt tegen de oprichting van politieke partijen op Europese schaal. Dit proces is onlosmakelijk verbonden met de neoliberale, federalistische en militaristische aard en doelstellingen van het huidige integratieproces, waarin het bovendien een instrumentele rol heeft.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Wij hebben tegen dit verslag gestemd omdat we tegen Europabrede politieke partijen zijn en vanwege ons standpunt ten aanzien van de kapitalistische integratie van de EU. Hetzelfde geldt voor de voorstellen die worden gedaan over de respectieve politieke stichtingen.
Er zijn echter ook andere redenen waarom we tegen dit verslag gestemd hebben. Wij zijn bijvoorbeeld van mening dat het niet goed is dat de politieke partijen op Europees niveau deelnemen in referendumcampagnes in de lidstaten, zelfs als het onderwerp van het referendum direct verband houdt met kwesties die de EU betreffen.
We zijn ook tegen het voorstel dat Europese politieke partijen een proces moeten beginnen voor het bestuderen van de voorwaarden voor de rechtstreekse werving van individuele burgers als leden.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Een eigen rechtspositie en rechtspersoonlijkheid aan de Europese politieke partijen toekennen, uitsluitend op basis van het EU-recht, is hetzelfde als hen omvormen tot een supranationale entiteit die boven de nationale wetten staat die de politieke partijen aanstuurt waaruit ze zijn samengesteld. Het betekent het kunstmatig en dogmatisch creëren van een achtentwintigste politieke ruimte, die alleen virtueel bestaat. Ik ben ook tegen de verharding van de regels voor de oprichting van deze partijen en voor een versoepeling van de financiële voorwaarden waaraan ze onderhevig zijn, en tegen elk verband tussen de erkenning van de “Europese” status en de toegang tot publieke financieringen. Er wordt uit alle macht geprobeerd om de club te reduceren zodat het kleine aantal bevoorrechte personen die lid zijn, van de financiële en politieke voordelen kunnen profiteren. Ten slotte is het recht voor alle politieke partijen op Europees niveau om deel te nemen aan referendumcampagnes over Europese zaken, naar mijn mening, ambigu.
Een aantal van mijn collega’s hebben het verslag goedgekeurd, met in hun gedachten eventuele referenda over de toetreding van Turkije tot Europa, die in ieder geval niet georganiseerd zullen worden. Ikzelf stelde mij een onaanvaardbare inmenging voor in referenda over de toetreding tot Europa of de invoering van de euro in een land, referenda die samenhangen met het recht van elke natie, en die natie alleen, om dit zelf te bepalen. Ik heb tegen het verslag gestemd.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Dit verslag heeft mijn volledige steun, omdat het in de goede richting gaat ter bevordering van een Europese democratie die steunt op Europese partijen met een duidelijker statuut en rechtspersoonlijkheid, wat absoluut als voordeel heeft dat de legitimiteit van die partijen wordt versterkt bij de burgers die zich nog te weinig betrokken voelen bij de EU. Het gaat daarbij ook om het bevorderen van transparant functioneren, wat in mijn ogen onontbeerlijk is voor een democratie met verantwoordelijkheidszin. Tot slot zal ook de financiering van die partijen transparanter worden, waardoor hun legitimiteit er tot mijn tevredenheid alleen maar op vooruit zal gaan.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik stem in met dit verslag, omdat het creëren van een veilig en transparant klimaat voor het functioneren en financieren van Europese politieke partijen een zeer democratische daad is. We hebben behoefte aan een ruimte, een Europese ruimte waarin politieke partijen de EU-burgers verenigen en hen helpen in hun dagelijks leven. Het vaststellen van specifieke regels maakt het mogelijk deze ruimte te verwezenlijken en heeft daarnaast nog een tweeledig effect. Enerzijds zorgt het voor actuele, snelle en publieke informatie over de oprichting van de Europese politieke partijen en over hun situatie in Europa. Burgers zullen zich ervan bewust zijn dat deelname aan de werkzaamheden van een Europese politieke partij betekent dat zij onder het recht van de Europese Unie vallen en dat politieke partijen rechten en verplichtingen hebben. Anderzijds maakt het Europees statuut van de Europese politieke partijen de weg vrij voor het ontwikkelen van een transnationaal partijensysteem. Het is de eerste en cruciale stap in de richting van meer inspraak, meer democratie en uiteindelijk meer Europa.
Anneli Jäätteenmäki (ALDE), schriftelijk. – (FI) Het is belangrijk om de Europese politieke partijen te ontwikkelen. Een traditionele zorg van het Europees Parlement is de geringe belangstelling van het publiek in communautaire zaken. Dat blijkt wel uit de slechte opkomst bij de verkiezingen van het Europees Parlement. Bij de vorige Europese verkiezingen ging slechts 40,4 procent van de stemgerechtigde Finnen naar de stembus.
De afgelopen jaren is de financiering van Europese politieke partijen en stichtingen aanzienlijk toegenomen. Dit jaar krijgen de partijen in totaal 17,4 miljoen euro steun en de stichtingen 11,4 miljoen euro. Nu moeten we er vooral voor zorgen dat dit geld, dat afkomstig is van de Europese belastingbetalers, open en zo verstandig mogelijk wordt gebruikt. In de toekomst mag de financiële steun niet meer worden verhoogd.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. – (IT) “Politieke partijen op Europees niveau dragen bij tot de vorming van een Europees politiek bewustzijn en tot de uiting van de wil van de burgers van de Unie.” Met deze woorden definieert artikel 10, lid 4 van het Verdrag betreffende de Europese Unie de rol die de Europese politieke partijen moeten hebben. Hoewel dit de rol is die het Verdrag van Lissabon hen toekent, lukt het de partijen niet altijd om die rol optimaal in te vullen. Ik ben van mening dat de Europese politieke partijen productiever kunnen, en moeten, bijdragen aan het politieke en sociale leven van Europa, door de belangstelling van het publiek voor Europese zaken te stimuleren. In het licht van deze overwegingen is het van fundamenteel belang dat de Europese politieke partijen een gemeenschappelijke en eenvormige juridische, politieke en fiscale status krijgen toegekend, die een werkelijke organisatorische convergentie mogelijk maakt. Ik geloof dat het statuut van politieke partijen op Europees niveau niet alleen de weg vrij maakt voor de betrokkenheid van de bevolking, maar ook voor de ontwikkeling van een werkelijk transnationaal partijensysteem, dat fundamenteel is om meer democratie in Europa te kunnen garanderen.
Agnès Le Brun (PPE), schriftelijk. – (FR) De grote Europese politieke formaties vormen nu al zeven jaar Europese partijen, die worden vertegenwoordigd in de fracties in dit Parlement. Toch heeft de zichtbaarheid en de activiteit van deze trans-Europese partijen nog altijd sterk te lijden onder het primaat van de nationale tegenhangers van deze partijen. Zonder die laatste, die essentieel zijn als levensader voor de democratie in de Unie, ter discussie te willen stellen, moeten wij werk gaan maken van een supranationaal Europees debat, omdat dit het enige is dat Europa vooruit kan helpen. Het verslag van mevrouw Giannakou heeft mijn steun, omdat het met name de installatie van Europese politieke partijen wil bevorderen. In het verslag wordt de Commissie verzocht wetgeving voor te stellen die voorziet in een statuut voor deze organisaties, de financiering ervan vereenvoudigt en hen in staat stelt een vastere plek te veroveren in het dagelijkse politieke leven van de burgers. Deze regelgeving zou voor een geprivilegieerde ruimte zorgen waarin de trans-Europese belangen beter tot wasdom kunnen komen, waarbij overigens wel een kader van prudentiële regels geboden moet worden om een open en transparant debat te waarborgen.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, dat volgens mij een belangrijke stap is in de ontwikkeling van een wettelijk statuut voor het besturen van politieke partijen op Europees niveau.
Véronique Mathieu (PPE), schriftelijk. – (FR) Door de vertegenwoordiging van de politieke partijen op Europees niveau verwachten de instellingen dat deze partijen voeding gaan geven aan de publieke opinie over Europese vraagstukken. Ik heb gestemd voor het verslag, dat de invoering van een gemeenschappelijke juridische en financiële status voor de Europese politieke partijen beoogt die mogelijk is op basis van het Verdrag van Lissabon, waarbij rechtspersoonlijkheid wordt verleend aan de EU. Dit statuut is nodig om convergentie tot stand te brengen voor wat betreft de begroting en organisatie van de politieke partijen op Europees niveau en van hun stichtingen.
De aan een politieke partij verbonden stichtingen dragen bij aan de debatten over politieke kwesties van algemeen belang. De financieringsregels worden verduidelijkt om zekere en transparante informatie te verkrijgen over hun financiering en functioneren. Een van de belangrijke regels is dat aan financiering de voorwaarde wordt verbonden dat een partij door ten minste één lid in het Europees Parlement wordt vertegenwoordigd.
Marisa Matias (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik van mening ben dat, als we kunnen zeggen dat er zonder politieke partijen geen democratie in onze landen is, er ook moet worden gezegd dat er geen echte Europese democratie zal zijn zonder Europese politieke partijen. Aangezien ik voorstander ben van een volledig verbod op de financiering van nationale partijen door ondernemingen en hun lobbygroepen en van een garantie van publieke financiering door de staat, ben ik ook van mening dat de Europese partijen moeten worden gefinancierd vanuit de EU-begroting en dat hun moet worden verboden ‘donaties’ van rechtspersonen in ontvangst te nemen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Het is van zeer groot belang te pleiten voor betrouwbare en transparante normen voor de werking en financiering van de Europese politieke partijen in de EU. Het toekomstige Europese statuut van de politieke partijen zal in deze context een belangrijke rol spelen, omdat het zal zorgen voor grotere deelname van burgers, een meer representatieve democratie, en een Europa dat dichter bij zijn burgers staat.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik ben ervan overtuigd dat het creëren van een veilig en transparant klimaat voor het functioneren en financieren van Europese politieke partijen een zeer democratische daad is. We hebben behoefte aan een ruimte, een Europese ruimte van deelnemende politieke partijen die burgers in het hart van de Unie brengen en hen helpen in hun dagelijks leven. Het vaststellen van specifieke regels maakt het mogelijk deze ruimte te verwezenlijken en dient daarnaast een tweeledig doel. Enerzijds zorgt het voor actuele, snelle en publieke informatie bij de oprichting van de Europese politieke partijen en hun gemeenschappelijke Europese status. Burgers zijn zich ervan bewust dat deelname aan een Europese politieke partij betekent dat zij onder het recht van de Europese Unie vallen en dat politieke partijen rechten en verplichtingen hebben. Anderzijds maakt het Europees statuut van de Europese politieke partijen de weg vrij voor het ontwikkelen van een transnationaal partijensysteem. Ik heb ‘voor’ gestemd.
Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. – (PL) Het Europees Parlement heeft tijdens de vergadering van woensdag het verslag van mevrouw Giannakou betreffende het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau aangenomen. De ontwikkeling van Europese politieke partijen is volgens mij een sleutelinstrument om de belangstelling van de publieke opinie voor EU-zaken te vergroten en ik neem aan dat dit zal leiden tot een hogere opkomst bij de verkiezingen voor het Europees Parlement. Bovendien bieden politieke partijen een podium voor de dialoog met burgers door middel van talloze seminars en politieke debatten. Het Verdrag van Maastricht en het Verdrag van Nice hebben de mogelijkheid ingevoerd om Europese politieke partijen te financieren en daarmee voorwaarden geschapen om deze partijen onafhankelijk van parlementaire fracties te laten functioneren. Dit is ongetwijfeld een verbetering van de status van Europese partijen, maar op dit moment zijn lidmaatschapsgelden en in mindere mate giften nog steeds hun belangrijkste financieringsbronnen. Ik hoop dat het aangenomen document zal leiden tot een aanzienlijke verbetering van de positie van politieke partijen op Europees niveau.
Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor deze belangrijke resolutie gestemd, omdat politieke partijen op Europees niveau een belangrijke factor vormen voor de integratie binnen de Unie, die gericht is op het creëren van een Europese polis, een politieke ruimte op EU-niveau, en een Europese democratie. Europese politieke partijen moeten nauw samenwerken met hun leden in nationale en regionale partijen, reden waarom zij onder gunstige werkomstandigheden moeten kunnen opereren en financiering toegewezen moeten krijgen. Er moet gezorgd worden voor maximale transparantie en financiële controles bij Europese politieke partijen die uit de algemene begroting van de Europese Unie worden gefinancierd. Bovenal moet het Financieel Reglement worden aangevuld met bepalingen die specifiek bedoeld zijn om de financiering van Europese partijen en stichtingen te regelen. Voorts is het raadzaam om te voorzien in een uitzondering waarbij de financiering die aan het begin van het begrotingsjaar aan deze partijen beschikbaar wordt gesteld, op 100 procent in plaats van op 80 procent wordt vastgesteld, en de onafhankelijke middelen die de partijen moeten kunnen aantonen tot 10 procent teruggebracht zouden worden. Om ervoor te zorgen dat de toegewezen financiering transparant en overeenkomstig het doel wordt gebruikt, moet de verordening voorzien in boetes bij overtreding van de financieringsregelingen. Aangezien Europese politieke partijen een politieke rol spelen op EU-niveau, ben ik het eens met het voorstel om hun het recht te geven aan referendumcampagnes deel te nemen die direct verband houden met kwesties op het gebied van de Europese Unie, en om hen in staat te stellen het geld dat hun is toegewezen voor de financiering van deze campagnes, ook daadwerkelijk te gebruiken. Omdat alleen krachtige en efficiënt werkende Europese politieke partijen kunnen helpen de afstand tussen de EU-instellingen en de burgers te verkleinen, moet de Commissie zo spoedig mogelijk een ontwerpstatuut voor de Europese politieke partijen voorleggen.
Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. – (LT) De verkiezingen voor het Europees Parlement moeten democratischer worden. De burgers van de EU moeten hun stem ook op Europese lijsten kunnen uitbrengen. De Europese politieke partijen en politieke stichtingen worden steeds belangrijker in het politieke leven van de Europese Unie. Het kost hun echter nog steeds moeite om aan populariteit te winnen en meer steun te krijgen, omdat ze slechts overkoepelende organisaties van nationale partijen zijn en niet rechtstreeks in contact staan met het electoraat in de lidstaten. We moeten de omstandigheden waaronder Europese politieke partijen werken, verbeteren omdat dit tevens zou neerkomen op een verbetering in het vertegenwoordigende bestuur van de EU en een versterking van de democratie. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik denk dat het een belangrijke – en waarschijnlijk de eerste – stap is richting versterking van Europese politieke partijen. Ik ben het met de rapporteur eens dat we zo spoedig mogelijk een wettelijk kader moeten vaststellen voor de activiteiten van deze partijen. De financiering van hun werkzaamheden moet transparant zijn. Met het oog hierop zou het mogelijk moeten zijn controles op deze financiering te verrichten.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Het democratisch systeem waar de Europese Unie op is gebaseerd stelt de burger centraal, als referentiepunt waar alle beslissingen om draaien. De burger wordt vertegenwoordigd door politieke partijen die zich, om garant te staan voor de wil van de kiezers, moeten houden aan algemene regels van transparantie en uniformiteit. Daarom heb ik gestemd voor de toepassing van de verordening betreffende het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau. Een communautaire verordening van dergelijke strekking biedt de mogelijkheid uitvoerige informatie over Europese politieke partijen te verwerven, is een garantie tegen interne economische corruptie en stimuleert de belangstelling van de bevolking door de betrokkenheid bij het politieke leven van de Europese Unie te vereenvoudigen.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag gaat uit van de veronderstelling dat de ontwikkeling van Europese politieke partijen van cruciaal belang is om de belangstelling van de burgers in EU-aangelegenheden te wekken. Aan de dialoog over Europese regelgeving betreffende politieke partijen ligt een diepere zorg ten grondslag over hoe gemeenschappelijk een transnationale burgerlijke ruimte gevormd kan worden die bestaat uit vrije en gelijke burgers, en wat een collectieve fundering in de vorm van een “burgerlijke overeenkomst” tussen verschillende volken kan betekenen voor de toekomst van integratie. Een hervormingspakket ontwikkelen voor Europese politieke partijen als een manier om de democratische krachten van individuele en georganiseerde burgers te mobiliseren, is geen eenvoudige taak, niet in het minst vanwege het ingewikkelde systeem van de EU. Dit kan echter in een voordeel worden omgezet als verduidelijkt wordt wat de “constitutieve missie” van Europese politieke partijen is en hoe een duidelijke en serieuze dialoog over politieke ontwikkeling kan bijdragen aan de totstandkoming van een pluriforme democratie. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat het creëren van een veilig en transparant klimaat voor het functioneren en financieren van Europese politieke partijen de kwaliteit van de Europese democratie bevordert.
Miguel Portas (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik van mening ben dat, als we kunnen zeggen dat er zonder politieke partijen geen democratie in onze landen is, er ook moet worden gezegd dat er geen echte Europese democratie zal zijn zonder Europese politieke partijen. Aangezien ik voorstander ben van een volledig verbod op de financiering van nationale partijen door ondernemingen en hun lobbygroepen, en van een garantie van publieke financiering door de staat, ben ik ook van mening dat de Europese partijen moeten worden gefinancierd vanuit de EU-begroting en dat hun moet worden verboden ‘donaties’ van rechtspersonen in ontvangst te nemen.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) De verdieping van de representatieve democratie en de oprichting van een politieke ruimte op EU-niveau versterken zonder twijfel de rol van de Europese politieke partijen en de daarmee verbonden stichtingen. De aanneming van een gemeenschappelijke en eenvormige juridische status voor alle Europese politieke partijen en de daarmee verbonden stichtingen, die rechtstreeks op EU-recht zijn gegrondvest, vormt een zeer belangrijke eerste stap in deze richting. Daarom ben ik verheugd over de aanneming van dit verslag, aangezien het belang van de Europese politieke partijen als onmisbare actoren in het politieke leven van de EU erin wordt onderstreept en concrete voorstellen worden gedaan met het oog op de totstandbrenging van een veilig en transparant regelgevingsklimaat voor de werking en financiering van de Europese politieke partijen.
Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) De Europese politieke partijen dragen bij aan de totstandkoming van Europees politiek bewustzijn en aan het tot uitdrukking brengen van de wil van de burgers. In een tijd waarin gepoogd wordt de burgers meer bij de activiteiten van de EU te betrekken en het democratisch karakter van de EU te versterken, moet het regelgevingsklimaat voor de Europese politieke partijen worden verbeterd. Ik steun het verslag van mijn collega Marietta Giannakou. De Europese politieke partijen moeten niet alleen de mogelijkheid krijgen deel te nemen aan Europese referendumcampagnes, ze moeten daar zelfs toe worden aangezet. Ook lijkt het mij van wezenlijk belang dat deze partijen de burgers desgewenst de mogelijkheid bieden rechtstreeks individueel lid te worden. Voorts moeten er wijzigingen worden aangebracht in de financieringsregels voor de politieke partijen. De financiering uit eigen middelen moet worden aangemoedigd door de verhoging van de huidige limiet voor donaties, zowel per jaar als per persoon. Andere regels moeten eveneens worden versoepeld, waarbij ik vooral denk aan het verlenen van toestemming voor de overdracht van kredieten naar het volgende begrotingsjaar. Dergelijke wijzigingen moeten echter wel vergezeld gaan van de handhaving van alle huidige eisen op het vlak van transparantie en de invoering van voornamelijk financiële sancties, waar het momenteel aan ontbreekt in het Financieel Reglement.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voorgestemd. van essentieel belang voor het stimuleren van de belangstelling van het publiek in zaken op het gebied van de EU. Door verder te kijken dan de veelgestelde centrale vragen "wie regeert er?" en "hoe wordt er geregeerd?", wordt de aandacht gevestigd op de vraag "wie wordt er geregeerd?". Aan de dialoog over Europese regelgeving betreffende politieke partijen ligt een diepere zorg ten grondslag over hoe gemeenschappelijk een transnationale burgerlijke ruimte gevormd kan worden die bestaat uit vrije en gelijke burgers, en wat een collectieve fundering in de vorm van een "burgerlijke overeenkomst" tussen verschillende volken kan betekenen voor de toekomst van integratie. Een hervormingspakket ontwikkelen voor Europese politieke partijen als een manier om de democratische krachten van individuele en georganiseerde burgers te mobiliseren, is geen eenvoudige taak, niet in het minst vanwege het ingewikkelde systeem van de EU. Dit kan echter in een voordeel worden omgezet als verduidelijkt wordt wat de "constitutieve missie" van Europese politieke partijen is en hoe een geïnformeerde en principiële dialoog over politieke ontwikkeling kan bijdragen aan de totstandkoming van een pluriforme demos, waarvan de leden hun democratische aanspraken kunnen richten en doorgeven aan de centrale instellingen. Versterking van Europese politieke partijen is een manier om het participerend bestuur in Europa te stimuleren en uiteindelijk de democratie te versterken.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) Een hervormingspakket ontwikkelen voor Europese politieke partijen als een manier om de democratische krachten van individuele en georganiseerde burgers te mobiliseren, is geen eenvoudige taak. Het creëren van een veilig en transparant klimaat voor het functioneren en financieren van Europese politieke partijen is echter een zeer democratische daad. We hebben behoefte aan een ruimte, een Europese ruimte van deelnemende politieke partijen die burgers in het hart van de Unie brengen en hen helpen in hun dagelijks leven.
Het vaststellen van specifieke regels maakt het mogelijk deze ruimte te verwezenlijken en dient daarnaast een tweeledig doel. Enerzijds zorgt het voor actuele, snelle en publieke informatie bij de oprichting van de Europese politieke partijen en hun gemeenschappelijke Europese status. Burgers zijn zich er zo van bewust dat deelname aan een Europese politieke partij betekent dat zij onder het recht van de Europese Unie vallen en dat politieke partijen niet alleen rechten, maar ook verplichtingen hebben. Anderzijds maakt het Europees statuut van de Europese politieke partijen de weg vrij voor het ontwikkelen van een transnationaal partijensysteem.
De aanneming van deze resolutie is een eerste, onmisbare stap naar een grotere inspraak van de burgers in Europa.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. – Uiteraard deel ik de mening dat politieke partijen, en de hiermee verbonden politieke stichtingen essentiële instrumenten van een parlementaire democratie zijn. Ze vragen inderdaad rekenschap aan parlementsleden, helpen vorm te geven aan de politieke wil van de burgers, stellen politieke programma’s op, trainen en selecteren kandidaten, onderhouden de dialoog met de burgers en stellen burgers in staat hun mening te uiten. Daarbij komt dat het Verdrag van Lissabon uitdrukkelijk voorziet in deze rol van de politieke partijen en hun stichtingen. Ze zijn een belangrijk onderdeel van een politieke ruimte op EU-niveau en van een Europese democratie waarvan het Europees burgerinitiatief een essentieel onderdeel is.
Toch heb ik bij de eindstemming tegen dit verslag gestemd om te laten blijken dat ik het volkomen oneens ben met de verwerping van amendement nr. 10. Dit amendement verbood bij de regeling inzake de financiering en giften dat rechtspersonen en bedrijven het recht krijgen giften te kunnen doen tot 25 000 euro per jaar. Dat het EP dit toelaat is een kwalijke praktijk die de deur openzet voor een hevige beïnvloeding van politieke partijen en Europese stichtingen via het toekennen van financiële ondersteuning door bedrijven en lobbyorganisaties. Dat wil ik niet, dus daarom mijn proteststem.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het betere voorwaarden voor de governance van de interne markt en de deelnemende spelers voorstaat. Het is echter belangrijk de mensen centraal te stellen in dit beleid en het Parlement een grotere politieke rol te geven in internemarktaangelegenheden.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik steun het verslag van onze collega Sandra Kalniete, evenals de verslagen van Silviu Buşoi en Antonio Correia de Campos. Deze drie verslagen zijn opgesteld naar aanleiding van het voorstel van de Europese Commissie voor een Single Market Act. De interne markt weer op gang brengen, maar die vooral ook dichter bij de burger brengen: dat is het doel van Michel Barnier, commissaris voor de interne markt. Een doelstelling die ik volledig onderschrijf. De Single Market Act moet worden aangegrepen als dé gelegenheid om de burger duidelijk te maken dat de opbouw van Europa, en de interne markt in het bijzonder, er is vóór hem, en niet tegen hem. De beschikbaarheid van een basisbankdienst garanderen en, in bredere zin, de kwaliteit en toegankelijkheid van basisdiensten voor onze medeburgers zeker stellen, passen binnen die gedachte.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Een van de grootste uitdagingen bij het weer op gang brengen van de interne markt is dat er moet worden gezorgd voor efficiënt politiek leiderschap, engagement en coördinatie; daarom is brede sturing door het hoogste politieke niveau cruciaal om de interne markt een nieuwe impuls te geven. De Europese Commissie moet een grotere coördinerende rol spelen, en de voorzitter van de Commissie moet een mandaat verleend worden om in nauwe samenwerking met de voorzitter van de Europese Raad en de bevoegde autoriteiten in de lidstaten zorg te dragen voor de coördinatie van en het toezicht op de maatregelen om de interne markt weer op gang te brengen. Ik heb ingestemd met dit verslag omdat ik van mening ben dat de politieke coördinatie op alle niveaus verbeterd moet worden om te zorgen voor de correcte uitvoering van de internemarktprioriteiten ter verbetering van de economische groei, het concurrentievermogen, de socialemarkteconomie en de duurzaamheid van de Unie.
George Becali (NI), schriftelijk. – (RO) Ik heb mijn steun gegeven aan de voorstellen van de rapporteur en de benadering die wordt gehanteerd in de mededeling van de Commissie “Naar een Single Market Act”, maar ook aan het idee dat een jaarlijks forum over de interne markt noodzakelijk is. De lokale en regionale autoriteiten moeten meer betrokken worden bij de interne markt. De dialoog met de sociale partners en het maatschappelijk middenveld helpt bij het herstel van het vertrouwen in de interne markt.
Ook ik ben van mening dat het gebruik van verordeningen in plaats van richtlijnen een duidelijker wijze van regelgeving creëert en de kosten van de uitvoering reduceert. Daarnaast ben ik van mening dat het nuttig is om bij iedere voorjaarszitting van de Europese Raad de stand van de interne markt te evalueren en dat we van de Commissie voor het einde van dit jaar een wetgevingsvoorstel nodig hebben over alternatieve mechanismen voor geschillenbeslechting.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het met name belangrijk is om niet alleen te voorzien in de uitwerking en strategische planning van specifieke maatregelen om het doel te bereiken, maar ook in doeltreffende methoden om die maatregelen toe te passen. Alleen dan is het mogelijk de interne markt van de EU nieuw leven in te blazen. Een van de meest wezenlijke maatregelen waar een groot aantal representanten van de bevolking en van belangengroepen, waaronder professor Monti zelf, steeds op blijven hameren, is zorgen voor politiek leiderschap in dit project, dat voor de EU als geheel van eminent belang is. Dit zou het mogelijk maken om in heel de Europese Unie het belang van de voltooiing van de interne markt te onderstrepen. Een even belangrijke maatregel is de verbetering van de dialoog met de sociale partners en het maatschappelijk middenveld. De sociale partners moeten altijd actief worden betrokken bij de voorbereiding van internemarktwetgeving, die invloed op de arbeidsmarkt kan uitoefenen. Voorts is het erg belangrijk de lokale en regionale instanties bij de totstandbrenging van de interne markt te betrekken en het partnerschap met hen te versterken, omdat juist op die bestuurlijke niveaus de meeste voorschriften moeten worden uitgevoerd.
Tot slot ben ik het er volkomen mee eens dat de simpele vaststelling van maatregelen niet volstaat om Europa dichter bij de burgers te brengen. Het is van groot belang om de Europese burgers voortdurend te informeren over de verwezenlijkingen van de interne markt en de voordelen die deze oplevert zodat zij weten welke rechten en kansen de Europese Unie en een van haar hoekstenen – de gemeenschappelijke interne markt – hun te bieden hebben.
Lara Comi (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor deze resolutie gestemd. Governance en partnerschap zijn twee essentiële zaken voor het weer op gang brengen van de interne markt. Vooral de rol van het Parlement in het wetgevingsproces betreffende de interne markt kan nog verder worden versterkt. Het Verdrag van Lissabon heeft wat dat betreft al een grote bijdrage geleverd, maar die alleen zal niet genoeg zijn. Ik denk dan in het bijzonder aan die dossiers waarin het Parlement een sterk en duidelijk standpunt uit, dat verschilt van dat van de Raad of van de regeringen van de lidstaten. Ik denk bijvoorbeeld aan de nu al jarenlang voortslepende kwestie van de oorsprongsaanduiding, het ‘Made in’-etiket, en in het bijzonder aan de regelgeving in de textielsector, die ik persoonlijk volg. Het Parlement heeft weliswaar de bevoegdheid om wetgeving tegen te houden als het niet tot een akkoord kan komen met de Raad, maar soms is dat niet voldoende. De mentaliteit en de houding van alle betrokken partijen moeten veranderen. We moeten Europa allemaal tezamen democratischer maken.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De versterking van de Europese economische governance, coördinatie van de tenuitvoerlegging van de Europa 2020-strategie en het weer op gang brengen van de interne markt zijn essentieel voor het opnieuw tot leven brengen van de Europese economie. De interne markt moet concurrerend zijn en een positieve bijdrage leveren aan het dagelijks leven van werknemers, studenten, gepensioneerden en de burgers in het algemeen, alsook voor ondernemingen, met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s). Een van de grootste uitdagingen bij het weer op gang brengen van de interne markt is het zorgen voor politiek leiderschap, engagement en coördinatie. Ik ben van mening dat goede governance van de interne markt alleen wordt verzekerd door middel van kwalitatief goede en actuele informatie over de werking van de interne markt. Er moet gebruik worden gemaakt van adequate instrumenten voor het toezicht op en de evaluatie van het internemarktbeleid om een samenhangend beeld te krijgen van de verschillende stadia van de beleidscyclus, vanaf de ontwerpfase tot de uitvoeringsfase. Het is eveneens belangrijk dat de lidstaten zich sterker gaan bezighouden met de evaluatie van en het toezicht op internemarktvoorschriften.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het verslag van de Commissie over de Single Market Act bouwt voort op het verslag van professor Mario Monti aan de Commissie over het opnieuw tot leven brengen van de interne markt. Dat is de achtergrond van dit verslag. De doelstellingen zijn duidelijk: het versterken van vrije concurrentie en het versnellen van het proces van liberalisering en privatisering van diverse sectoren van economische activiteit en het maatschappelijk leven. Met de formuleringen in het verslag wordt getracht de achterliggende bedoelingen te verhullen, en de bewering dat wordt gestreefd naar versterking van “een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang, en (...) een hoog niveau van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu” is symptomatisch. Het staat vol met contradicties en demagogische spreuken. Zo wordt er ook in gezegd dat ondernemingen, met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en de Europese burgers in het middelpunt van de interne markt zullen staan.
Ze zullen inderdaad in het middelpunt van de negatieve gevolgen staan die gedurende de afgelopen decennia van de interne markt zo duidelijk zijn geworden. De conclusies van de Raad van 25 maart, en het Euro Plus-pact dat daar is aangenomen, illustreren duidelijk de oorlog die openlijk wordt aangegaan tegen werknemers, jongeren en gepensioneerden, en uiteindelijk tegen de burgers in het algemeen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit verslag is onderdeel van het pakket waartoe de mededeling van de Commissie over de Single Market Act behoort, en het voorstel in dit verslag bouwt voort op het verslag van professor Mario Monti aan de Commissie over het opnieuw tot leven brengen van de interne markt.
Het is gericht op het versterken van vrije concurrentie en het versnellen van het proces van liberalisering en privatisering, hoewel het hele verslag zodanig is geformuleerd dat wordt getracht de achterliggende bedoelingen te verhullen. Zo wordt bijvoorbeeld gesteld dat wordt gestreefd naar versterking van “een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang, en (..) een hoog niveau van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu” en dat daarom wordt getracht ondernemingen, met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), en de Europese burgers in het middelpunt van de interne markt te plaatsen.
Maar in feite hoeft u enkel de conclusies van de Raad van 25 maart, en met name het Euro Plus-pact, te lezen om duidelijk te zien wat het ware doel is: oorlog tegen de arbeidswereld, collectieve onderhandelingsrechten, vakbonden, gepensioneerden en hun pensioenrechten. De belangrijkste doelstelling is het versnellen van het proces van concentratie en opbouw van kapitaal ten behoeve van monopolistische groepen, waardoor elke poging tot bescherming van het mkb, werknemers en openbare diensten wordt geblokkeerd. Daarom stemmen wij tegen.
Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. – (IT) Het verslag dat onze collega van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) heeft gepresenteerd, bevat enkele punten waar onze partij zeker achter staat, zoals de noodzaak van een grotere betrokkenheid van de regio’s, en van een grotere transparantie. Dit is echter niet voldoende voor mijn stem, aangezien er meer punten zijn waar ik het niet mee eens ben. Voorbeelden daarvan zijn de overtuiging dat de Commissie een nog belangrijker rol moet hebben, het te grote aantal verwijzingen naar de inbreukprocedure, en het mandaat aan de voorzitter van de Commissie om het weer op gang brengen van de interne markt te coördineren.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Van alle verslagen over de interne markt waar vandaag over gestemd is, en waar ik tegen heb gestemd, onderscheidt alleen het verslag-Kalniete zich een klein beetje in positieve zin. Dit verslag durft immers ook een ander geluid te laten horen dan alleen maar steeds verdergaande integratie en verdieping van de interne markt, waarvan de voltooiing nu al vijfentwintig jaar op zich laat wachten zonder tastbare voordelen voor de Europeanen.
In het verslag wordt bijvoorbeeld gesproken over luisteren naar de burgers, en voorgesteld om jaarlijks de voornaamste bronnen van ontevredenheid en frustratie onder de burgers te identificeren, en om daar ook rekening mee te houden! Dat zou nog eens iets nieuws zijn! Stop de liberalisering van overheidsdiensten, zouden de burgers zeggen, die ten einde raad zijn door de vertragingen bij de post, de explosie van de energieprijzen, het achteruithollen van de spoorwegen ... En daar zou dan inderdaad een eind aan gemaakt worden! We hebben het helemaal gehad met oneerlijke concurrentie, met bedrijfsverplaatsingen en importen die onze banen om zeep helpen.
En we zouden ook onze markten en industrieën gaan beschermen, en de WTO de laan uitsturen! Weg met het Euro Plus-pact, dat onze lonen en koopkracht doet verdampen na het overleven van een munt die ons niets dan ellende heeft gebracht! En het zou klaar zijn! Maar, in aanmerking genomen hoe lang er al demonstranten onder uw raam voorbijlopen die dat roepen, naar wie luistert u eigenlijk, afgezien van de lobbyisten en speculanten?
Mathieu Grosch (PPE), schriftelijk. – (DE) Dit verslag is van groot belang, omdat hierin de vraag wordt behandeld hoe de interne markt, als een van de belangrijkste prioriteiten van de EU, de Europese burgers en ondernemingen nog meer ten goede kan komen door ervoor te zorgen dat de betrokkenen efficiënter samenwerken.
Naast de dialoog en het partnerschap tussen betrokkenen, zoals de nationale parlementen, de lokale en regionale autoriteiten en de sociale partners, en een betere coördinatie is er behoefte aan een vereenvoudiging van de bestaande bepalingen en een efficiëntere uitvoering hiervan door de lidstaten.
In de context van dit verslag ben ik vooral verheugd over de erkenning van de belangrijke rol van EURES met het oog op het gemakkelijker maken van het vrije verkeer van werknemers, want dit contactpunt is vooral in de grensregio’s van groot belang. Maar ook de maatregelen voor kleine en middelgrote bedrijven, die duidelijke informatie over de interne markt moeten krijgen, zijn van groot belang.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het verslag-Kalniete legt terecht sterk de nadruk op het belang van de overheidsinstanties van de lidstaten bij het toepassen van de regels voor de interne markt. Ik steun dit standpunt volledig en ben van mening dat, als Schotland zijn onafhankelijkheid terugwint, de bestuursniveaus onder de Schotse nationale regering volledig zouden moeten worden betrokken bij de toepassing van de internemarktregels.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het een voorstel bevat tot vaststelling van een richtlijn volgens welke nationale regeringen en regionale instanties meer bij de uitwerking van een nieuwe richtlijn worden betrokken door middel van raadpleging van werkgevers, vakbonden en andere organisaties. In het verslag verzoekt het Parlement de Commissie het tijdsschema voor de verwezenlijking van de Single Market Act bekend te maken en regelmatig te publiceren over de concrete vorderingen, om de Europese burgers bewust te maken van de uitvoering van dit project en er de voordelen van te laten inzien. Volgens het voorstel moet het partnerschap met de lokale en regionale instanties worden verbreed van een cohesiebeleid naar een internemarktbeleid. Zeer vaak worden de binnenmarktvoorschriften door de regionale en lokale instanties in de lidstaten uitgevoerd. De ervaring met de uitvoering van de dienstenrichtlijn heeft duidelijk gemaakt dat de betrokkenheid van regionale en lokale instanties uiterst belangrijk kan zijn als men wil bereiken dat internemarktwetgeving correct wordt uitgevoerd en toegepast. Het element van dialoog en partnerschap in de governance van de interne markt moet worden versterkt door de nationale parlementen meer inspraak te geven. De inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon biedt de nationale parlementen de gelegenheid om internemarktvoorschriften gedurende de hele wetgevingscyclus onder de loep te nemen en deel te nemen aan gezamenlijke activiteiten met het Europees Parlement. Hierdoor zou de goedkeuring van daaropvolgende omzettingsmaatregelen in de lidstaten sneller kunnen verlopen. Ook zou dankzij een permanente informatie-uitwisseling met de nationale parlementen over de voortgang van de omzettingen het omzettingsproces kunnen worden gefaciliteerd.
Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. – (PL) Alle maatregelen die zijn gericht op ontwikkeling en integratie van de lidstaten verdienen onze aandacht. Het staat buiten kijf dat het huidige systeem van economische samenwerking in de vorm van de interne EU-markt het leven van alle burgers makkelijker maakt, onder andere door het opheffen van handelsbelemmeringen of door het vrije verkeer van personen. Om stagnatie binnen het systeem te voorkomen, moeten echter geleidelijk nieuwe voorstellen worden ingevoerd. We moeten overwegen of politiek leiderschap geen goed idee is om de interne markt een nieuwe impuls te geven.
De voorzitter van de Europese Raad zou dan in samenwerking met de voorzitter van de Commissie een mandaat krijgen om de maatregelen die de interne markt weer op gang moeten brengen te coördineren en controleren, zonder voorbij te gaan aan de betrokkenheid van de lidstaten. Partnerschap als managementinstrument voor de interne markt moet berusten op een dialoog met de nationale parlementen en samenwerking met lokale en regionale autoriteiten. Gezamenlijke betrokkenheid bevordert de juiste tenuitvoerlegging van de richtlijnen en zal leiden tot de gewenste resultaten.
Edvard Kožušník (ECR), schriftelijk. – (CS) De uiteindelijke versie van het verslag over governance en partnerschap op de interne markt heeft mijn steun, en dan met name de belangrijkste prioriteiten ervan. Ik ben ervan overtuigd dat de werking van de interne markt kan worden verbeterd door deze regelmatig onder de loep te leggen. Verbetering van de werking van de interne markt moet mijns inziens mede mogelijk zijn door een breder opgevatte, interactievere en transparantere openbare raadpleging in verband met voorgestelde wet- en regelgeving. Indien we erin slagen om de lidstaten ertoe aan te zetten vergelijkende tabellen te publiceren over de wet- en regelgeving voor de interne markt, dan is er enige hoop dat we erin slagen het aandeel niet-omgezette richtlijnen inzake de interne markt terug te brengen tot 0,5 procent en het aandeel slecht omgezette richtlijnen eveneens tot 0,5 procent.
Daarvoor is echter in de allereerste plaats een actievere houding van de Commissie nodig als het gaat om het afdwingen van de omzetting van communautaire voorschriften, dus meer dan totnogtoe het geval is bij onder meer de richtlijn inzake diensten op de interne markt. Juist deze richtlijn is een van de hoekstenen voor een goed werkende interne markt. Helaas echter is zij om redenen van economisch nationalisme door een groot aantal lidstaten te laat of op incorrecte wijze in nationale wetgeving omgezet. De Commissie kijkt ondertussen stilzwijgend toe. Ik heb me tijdens de stemming over het verslag uitgesproken voor goedkeuring ervan.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. – (IT) Het verslag, dat ik heb gesteund, bevat zeer veel van de beginselen die ik persoonlijk als de basis van de Europese Unie beschouw. In algemene termen heb ik het over de dialoog die noodzakelijkerwijs zo snel mogelijk zal moeten beginnen tussen de burgers en de instellingen, op verschillende niveaus. Dat heeft verschillende en specifieke connotaties met betrekking tot het leven van de Europese burgers, maar wordt veel relevanter als men de ontwikkeling van de interne markt in beschouwing neemt, die de gehele Europese economie nieuw leven in moet blazen en de communicatie tussen de wetgevende organen en de direct begunstigden zal verbeteren. Ik zie het als een prioriteit op weg naar gemeenschappelijke groei om in die richting door te gaan en te kijken naar nieuwe manieren van governance, en toezicht te houden op de verschillende producties, maar tegelijkertijd de toegang van de burger tot het openbaar bestuur te vergemakkelijken.
Agnès Le Brun (PPE), schriftelijk. – (FR) Oktober vorig jaar presenteerde de commissaris voor de interne markt en diensten, Michel Barnier, zijn “Single Market Act”, een geheel van vijftig voorstellen om de groei in de Europese Unie een nieuwe impuls te geven. Het Europees Parlement werd verzocht zich uit te spreken over de verschillende delen van deze mededeling. In het derde hoofdstuk van de ‘Act’ worden de lidstaten en de instellingen opgeroepen de nodige maatregelen te treffen om de afstand tussen de burgers en de interne markt te verkleinen. Deze toenadering moet met name gestalte krijgen door de invoering van een systeem van wederzijdse evaluatie waarin de dienstenrichtlijn uit 2006 voorziet, en de intensivering van het overleg en de dialoog met de civiele samenleving bij de opstelling en tenuitvoerlegging van teksten alsmede de oplossing van problemen. Ik heb voor de resolutie van het Parlement gestemd omdat het Parlement zich daarin verheugd toont over de toezeggingen van de Commissie en aandringt op duidelijker Europese teksten, of op toepassing van haar sanctioneringsbevoegdheid om de lidstaten te dwingen hun beloften na te komen.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. Er staat in dat een van de centrale uitdagingen bij het weer op gang brengen van de interne markt is dat er moet worden gezorgd voor politiek leiderschap, engagement en coördinatie. De vijftig daartoe strekkende voorstellen liggen op het gebied van talrijke portefeuilles, zodat de bevoegdheden van verscheidene leden van de Commissie in het geding zijn en diverse commissies van het Europees Parlement er op hun werkterrein mee te maken krijgen. In de Raad wordt de Single Market Act bovendien verdeeld over verschillende Raadsconfiguraties met een sterk uiteenlopende rol en effectiviteit. Ook de nationale instellen vertonen grote verschillen qua samenstelling en organisatiecultuur.
Iosif Matula (PPE), schriftelijk. – (RO) De lidstaten moeten een krachtig gezamenlijk standpunt innemen met het oog op verbetering van het functioneren van de interne markt en het voorkomen dat er opnieuw economisch protectionisme ontstaat, hetgeen zou leiden tot fragmentatie van de interne markt en tot aantasting van het concurrentievermogen. De Single Market Act richt zich op de ontwikkeling van bestuurlijke samenwerking tussen de lidstaten, onder andere door een grotere rol van de regionale autoriteiten met het oog op realisatie van coördinatie op dat niveau. Jammer genoeg is het relatief moeilijk om dergelijke programma’s in de regio’s uit te voeren, als gevolg van de economische verschillen tussen de regio’s van de EU. Om de minder ontwikkelde regio’s te revitaliseren moeten we ons richten op het menselijk kapitaal. De welvaart van een regio wordt bepaald door de productiviteit van de inwoners, hun vaardigheden, naast de omvang van het geïnvesteerde kapitaal en de innovatiecapaciteit. Er zijn echter grote verschillen, zelfs tussen regio’s binnen een lidstaat.
Ik ben van mening dat de aanpassing van de interne markt aan de behoeften van de Europese burgers in de eerste plaats wordt gerealiseerd door het verbeteren van de mobiliteit van werknemers. Het vrij verkeer van werknemers kan een aanzienlijke bijdrage leveren aan het verkleinen van de verschillen tussen regio’s. Een ander essentieel aspect is opleiding en permanente educatie. Gespecialiseerde werknemers en omgeschoolde werknemers kunnen veel eenvoudiger voldoen aan de specifieke behoeften van de markt, vanwege hun grote mate van mobiliteit.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) De economische en financiële crisis heeft duidelijk gemaakt dat het euro-liberalisme, het dogmatische kader van de interne markt, op een totale mislukking is uitgelopen. Terwijl ze beter hun starre visies zouden kunnen bijstellen, gaan de EU-leiders stug verder op de ingeslagen weg en versterken ze juist, met hart en ziel, de mechanismen die aan de liberalisering ten grondslag liggen. De “governance”, die wordt voorgesteld onder het mom van verbetering van de coördinatie, dient slechts om de nationale parlementen die zich mogelijk verzetten tegen de toepassing van het dogma, te omzeilen en te sanctioneren. Deze tekst is rampzalig voor de Europese economie en getuigt van minachting voor de soevereiniteit van het volk. Ik stem tegen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De interne markt is altijd een van de pijlers van de economische ontwikkeling van Europa geweest. Ik van mening dat een van de centrale uitdagingen bij het weer op gang brengen van de interne markt is dat er moet worden gezorgd voor politiek leiderschap, engagement en coördinatie. De vijftig daartoe strekkende voorstellen liggen op het gebied van talrijke portefeuilles, zodat de bevoegdheden van verscheidene leden van de Commissie in het geding zijn en diverse commissies van het Europees Parlement er op hun werkterrein mee te maken krijgen. Het is echter belangrijk dat de lidstaten hun eigen prioriteiten vaststellen en in lijn met de prioriteiten van de interne markt hun eigen agenda ontwikkelen.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) De interne markt dient weer duidelijk te worden versterkt, vooral ten tijde van een economische crisis en nu we de gevolgen daarvan merken. Er moet weer een zekere arbeidsmarkt ontstaan die vooral door ondersteuning van het mkb, een van de belangrijkste motoren voor de nationale economieën, gewaarborgd zou kunnen worden. Omdat de rapporteur zich uitspreekt voor een sterkere controle op het internemarktbeleid en een beoordeling hiervan, heb ik dit verslag niet gesteund. Er wordt namelijk niet verteld hoe dit moet worden bereikt en welke gevolgen dit voor de afzonderlijke landen zal hebben.
Claudio Morganti (EFD), schriftelijk. – (IT) Ik heb gestemd tegen het verslag over governance en partnerschap op de interne markt omdat ik het te onevenwichtig vind. Dat wil zeggen dat bepaalde, bestaande problemen niet met de nodige aandacht worden behandeld.
We mogen niet denken dat een grote interne markt de oplossing is voor alle Europese problemen, zoals dit verslag op bepaalde momenten lijkt te suggereren. Het lijkt me daarentegen noodzakelijk dat voldoende rekening wordt gehouden met enkele prerogatieven en bijzonderheden van de verschillende lidstaten. Niet alle landen zijn gelijk, en een maatregel die in het ene land handig zou zijn, zou grote schade kunnen veroorzaken in het andere land.
Daarnaast moet ook het voorziene stelsel van sancties voor overtredingen aandachtig worden beoordeeld, aangezien we het risico lopen om al kritieke situaties te verslechteren met maatregelen die nog meer schade toebrengen. We weten allemaal nog heel goed welke problemen de beruchte dienstenrichtlijn, tenminste in Italië, heeft veroorzaakt en blijft veroorzaken, bijvoorbeeld in de ambulante handel en in de sector kusttoerisme. Ik zou niet willen dat deze problemen in de toekomst opnieuw, en steeds vaker, zouden ontstaan.
Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat het opzetten en beheren van processen op het gebied van governance en partnerschappen tot de belangrijkste factoren behoren die een doeltreffend functioneren van de markt moeten waarborgen. De aandacht wordt gevestigd op het feit dat het partnerschap met de lokale en regionale instanties moet worden verbreed van een cohesiebeleid naar een internemarktbeleid. Ik ben van mening dat nationale parlementen en regionale instanties meer bij de uitwerking van de richtlijn moeten worden betrokken. Dit is van groot belang om ervoor te zorgen dat de EU-wetgeving in de lidstaten naar behoren wordt uitgevoerd en toegepast. Hierdoor zou bovendien ook het omzettingsproces worden gefaciliteerd. Om recht te doen aan de behoeften en belangen van de samenleving, moeten werkgevers, vakbonden en andere organisaties worden geraadpleegd. Er wordt opgemerkt dat er door middel van interactie tussen de overheid, het maatschappelijk middenveld en de particuliere sector een kader voor governance wordt opgezet. Het is derhalve van eminent belang dat de governance van de interne markt op de beginselen van transparantie en verantwoordingsplicht berust. Voor een doeltreffend functioneren van governancestructuren dienen de lidstaten daarom de Commissie op gezette tijden duidelijke en nauwkeurige informatie te verstrekken over de uitvoering van richtlijnen. Ik ben het eens met het voorstel om de omzettingsachterstand bij internemarktrichtlijnen zowel bij de nog niet omgezette als bij de incorrect omgezette wetgeving tegen eind 2012 tot 0,5 procent terug te brengen.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik het eens ben met de hoofdpunten over governance en partnerschap op de interne markt. Ik ben het in het bijzonder eens met de noodzaak om politiek leiderschap en partnerschap te versterken. Een van de centrale uitdagingen bij het weer op gang brengen van de interne markt is namelijk dat er moet worden gezorgd voor politiek leiderschap, engagement en coördinatie. De vijftig daartoe strekkende voorstellen liggen op het gebied van talrijke portefeuilles, zodat de bevoegdheden van verscheidene leden van de Commissie in het geding zijn en diverse commissies van het Europees Parlement er op hun werkterrein mee te maken krijgen. In de Raad wordt de Single Market Act bovendien verdeeld over verschillende Raadsconfiguraties met een sterk uiteenlopende rol en effectiviteit. Versterking van politiek leiderschap, engagement en coördinatie is essentieel om de interne markt een nieuwe impuls te geven. Ik ben het ook eens met het voorstel van de rapporteur om, teneinde voor leiderschap te zorgen, de voorzitter van de Raad een mandaat te verlenen om in nauwe samenwerking met de voorzitter van de Europese Commissie zorg te dragen voor de coördinatie van en het toezicht op dit proces, waarbij elke voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad wordt gewijd aan de jaarlijkse beoordeling van de toestand van de interne markt.
Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. – (RO) Er moet een competitieve Europese interne markt tot stand worden gebracht zonder obstakels, om concrete voordelen te bieden aan werknemers, studenten, gepensioneerden en burgers in het algemeen, maar ook bedrijven en in het bijzonder kmo’s. Een goed bestuur en rechtszekerheid zijn van cruciaal belang voor het verwezenlijken van de economische en sociale doelstellingen van de interne markt, waaronder vrij verkeer van werknemers, alsmede de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, het waarborgen van adequate sociale bescherming, bestrijding van sociale uitsluiting, hoogwaardig onderwijs en opleiding en meeneembare pensioenrechten. De Commissie moet blijven streven naar één loket, waar alle bestaande diensten op een punt worden aangeboden en waar burgers en bedrijven informatie en ondersteuning kunnen krijgen met betrekking tot hun rechten op de interne markt en praktische informatie met betrekking tot nationale regels en procedures. Ik roep de lidstaten op om meer bekendheid te geven aan de éénloketvoorziening en de dienstverlening daarvan. De Commissie moet de fundamentele rechten in alle wetgeving betreffende de interne markt verankeren; hierdoor kan worden gegarandeerd dat de toepassing van de fundamentele economische vrijheden van de interne markt niet ten koste kan gaan van de collectieve onderhandelingsrechten en het stakingsrecht zoals omschreven in nationale wetgeving.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) De voltooiing van een competitieve interne markt zonder grenzen, die in het dagelijkse leven concrete voordelen oplevert voor werknemers, studenten, gepensioneerden en burgers in het algemeen, alsook voor bedrijven, is essentieel om de Europese economie nieuw leven in te blazen en groei, concurrentie en duurzaamheid in de EU te stimuleren. Alle belanghebbenden – de burgers, de Europese instellingen, de lidstaten – moeten zich daarom inspannen om ervoor te zorgen dat de interne markt nieuw leven wordt ingeblazen, en hun respectieve activiteiten nauwgezet en efficiënt coördineren, vooral om de omzetting, tenuitvoerlegging en toepassing van de respectieve regels te verbeteren, om een duidelijker regelgevingskader te ontwikkelen, om te zorgen voor sterkere betrokkenheid van de regionale en lokale overheden in dit proces, om een open, transparante en regelmatige dialoog met hun sociale partners en de burgermaatschappij te bevorderen, om administratieve samenwerking tussen de lidstaten te versterken, en om instrumenten te ontwikkelen waarmee de werking van de interne markt adequaat kan worden overzien.
Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) Naar aanleiding van het verslag-Monti over het weer op gang brengen van de interne markt heeft de Commissie, onder verantwoordelijkheid van commissaris Barnier, de mededeling “Naar een Single Market Act” ter openbare raadpleging voorgelegd. Op basis van de ontvangen bijdragen en de aangegeven prioriteiten zal de Commissie met een voorstel komen voor de definitieve versie van deze ‘Act’: een twaalftal prioritaire maatregelen voor de voltooiing van de interne markt. Vandaar het belang voor het Parlement om zijn prioriteiten onder de aandacht te brengen en tijdig een heldere boodschap over te brengen aan de Commissie. In deze resolutie over “governance en partnerschap”, die mijn steun heeft, wordt opgeroepen tot een krachtiger politiek leiderschap, een betere uitvoering van de wetgeving inzake de interne markt en de invoering van instrumenten van goede governance (terugbrengen van de omzettingsachterstand, verlichting van de administratieve rompslomp, partnerschap met de lokale instanties, sterkere betrokkenheid van de nationale parlementen, dialoog met het maatschappelijk middenveld, enzovoort). Een van de prioriteiten is de toepassing van alternatieve geschillenbeslechting. Op dit vlak betreur ik het dat er is afgezien van de mogelijkheid van collectief verhaal. Deze omissie komt neer op een gemiste kans voor het Europees Parlement om nog eens duidelijk te maken dat het hecht aan de snelle invoering van zo’n instrument.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voorgestemd. De rapporteur heeft aangevoerd dat een van de centrale uitdagingen bij het weer op gang brengen van de interne markt is dat er moet worden gezorgd voor politiek leiderschap, engagement en coördinatie. De 50 daartoe strekkende voorstellen liggen op het gebied van talrijke portefeuilles, zodat de bevoegdheden van verscheidene leden van de Commissie in het geding zijn en diverse commissies van het Europees Parlement er op hun werkterrein mee te maken krijgen. In de Raad wordt de Single Market Act bovendien verdeeld over verschillende Raadsconfiguraties met een sterk uiteenlopende rol en effectiviteit. Ook de nationale instellen vertonen grote verschillen qua samenstelling en organisatiecultuur.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik stem voor deze resolutie omdat ik de perfectionering van de interne markt door middel van actieve steun van de lidstaten en van alle betrokken partijen noodzakelijk acht voor de Europese Unie. De actieve medewerking van de belanghebbenden is alleen realiseerbaar met een aanpassing van het huidige beleid van de interne markt, zodat leiderschap en inzet voor verbetering worden gegarandeerd. Ik ben het volmondig eens met de rapporteur wanneer zij stelt dat alleen een versterking van de positie van de Raad, als leidende instelling bij het op gang brengen van de interne markt, niet volstaat.
Het is noodzakelijk gerichter te werk te gaan bij de keuze van wetgevingsinstrumenten, die naast de instelling de voorzitter van de Europese Raad het mandaat verleent om in nauwe samenwerking met de voorzitter van de Commissie zorg te dragen voor de coördinatie van en de maatregelen om de interne markt weer op gang te brengen. We moeten ons verzekeren van sturing door het hoogste politieke niveau, en de lidstaten aansporen hun eigen prioriteiten vast te stellen en, uitgaande van de prioriteiten voor de interne markt, hun eigen agenda op te stellen om van het op gang brengen van de interne markt werkelijk hun eigen project te maken.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb mijn steun gegeven aan de twaalf prioriteiten van de Single Market Act, die voornamelijk zijn gericht op de digitale agenda en innovatieve aanbestedingen. Ik hoop dat zij door de Commissie worden omgezet in effectieve wetgevingsmaatregelen.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) De tenuitvoerlegging van de interne markt dient zich nu aan als een van de maatregelen om de economische en financiële crisis te overwinnen, en zodoende om sterkere concurrentie en volledige integratie in de EU te bevorderen. Het is essentieel om een Europese ruimte te creëren waar het potentieel van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) toegevoegde waarde kan genereren, zoals wordt voorgesteld in de mededeling van de Commissie getiteld “Naar een Single Market Act”. Ik ben van mening dat het van essentieel belang is om de Europese kmo’s te ondersteunen, alsmede de volledige verwezenlijking van het vrije verkeer van personen, goederen en diensten, teneinde de voordelen van de interne markt zo groot mogelijk te maken. De rapporteur stelt vijf prioriteiten vast waar de EU zich op moet richten en waarvan ik de volgende zou willen onderstrepen: de invoering van een Europees octrooi en een uniform systeem voor geschillenbeslechting, wat van essentieel belang is voor innovatie en creativiteit; nieuwe instrumenten voor de financiering van innovatie voor kmo’s; de ontwikkeling van e-handel door het vertrouwen van bedrijven en burgers te vergroten door middel van maatregelen tegen piraterij en namaak; betere toegang tot kapitaalmarkten; en de opheffing en harmonisering van administratieve en fiscale hindernissen in grensoverschrijdende activiteiten, de herziening van de wetgeving inzake overheidsopdrachten en publiek-private partnerschappen, en de stimulering van grensoverschrijdende overeenkomsten.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. – (LT) Een meer concurrerende interne markt biedt een uitgelezen kans om de economische groei te stimuleren in de door de crisis getroffen Europese landen. De economische en sociale doelstellingen van de interne markt – vrij verkeer van werknemers, bestrijding van sociale uitsluiting en meeneembare pensioenrechten – zijn het waard om voor te strijden. Om een werkelijke interne markt tot stand te brengen, is het echter nodig dat er voor good governance en rechtszekerheid wordt gezorgd. De beheerstructuren van de interne markt moeten zo eenvoudig mogelijk worden gehouden, anders komen de doeltreffendheid en transparantie in het gedrang. Ik ben het met de rapporteur eens dat we voor meer passende wetgevingsmaatregelen moeten kiezen.
Voorts zijn er meer inspanningen nodig om de administratieve samenwerking tussen de lidstaten te verbeteren. Dat zou bijdragen aan de oplossing van urgente problemen bij de tenuitvoerlegging van specifieke richtlijnen, aan het kweken van onderling vertrouwen tussen de instellingen van de lidstaten en op den duur aan een doeltreffende interne markt. Als wij de interne markt opnieuw tot leven willen brengen, is het belangrijk om het scheppen van werkgelegenheid te bevorderen en een bedrijfsvriendelijke omgeving te scheppen. Een succesvolle interne markt moet ondernemerschap aanmoedigen en belemmeringen wegnemen die de oprichting van nieuwe kmo’s in de weg staan. Dat geldt met name voor Litouwen, dat per duizend inwoners ongeveer 31 kmo’s heeft, een cijfer duidelijk onder het gemiddelde van de EU 27 (40).
Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik ben verheugd over de aanneming van drie resoluties over het weer op gang brengen van de interne markt, die zorgen voor de versterking van de governance, van de rol van ondernemingen en groei en van de plaats van de burgers in dit beleid. Meer dan twintig jaar na de ondertekening van de Europese Akte is het vrije verkeer van personen, goederen en kapitaal in de Europese ruimte het tastbare teken van het succes van een ambitieus beleid in dienst van de burger en de groei, waarvan eenieder de vruchten kan plukken in het dagelijks leven. Wij mogen ons echter niet beperken tot het opmaken van een balans, aangezien de Europeanen concrete voorstellen van ons verwachten om de komende uitdagingen te kunnen aangaan. Onze prioriteiten indachtig hebben wij een reeks evenwichtige maatregelen opgesteld die een helder politiek, economisch en sociaal model belichamen. Waar het gaat om deze specifieke resolutie over governance en partnerschap stem ik graag voor een tekst die het project een politieke dimensie geeft. Omwille van een betere informatievoorziening zal de begeleiding van het proces om de interne markt weer op gang te brengen, voortaan worden verzorgd door de voorzitter van de Commissie. Daarmee wordt de interne markt vertegenwoordigd door een Europese instantie, zodat de Europese burgers zich kunnen verenigen rond een en hetzelfde project en de verbondenheid met Europa zal worden versterkt.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. – (DE) Voor het herstel van de interne markt wordt de in de praktijk opgedane kennis van de afgelopen decennia gebruikt en op grond daarvan worden belangrijke correcties ingebouwd. Om toekomstige vertragingen bij de nationale uitvoeringsmaatregelen te voorkomen, worden de door het Verdrag van Lissabon aangereikte instrumenten geactiveerd. De nationale parlementen moeten op Europees niveau worden betrokken bij het totale wetgevingsproces. Vooral het tweede voorstel is echter van essentieel belang. Het doel hiervan is om op regionaal en lokaal niveau – waar de invloed van de maatregelen voor de burgers het grootst is – de juiste uitvoering van de maatregelen te garanderen en ervoor te zorgen dat de intentie, die op Europees niveau doorslaggevend was voor de ontwikkeling en goedkeuring van de richtlijn, ook duidelijk wordt gemaakt voor de burgers.
Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor het verslag van mevrouw Kalniete gestemd. Het is belangrijk dat we ons concentreren op het weer op gang brengen van de interne markt, door de nadruk te leggen op de bevordering van groei en de schepping van werkgelegenheid, om concrete resultaten te boeken die meteen zichtbaar zullen zijn voor de Europese burgers. Ik acht het daarnaast juist ons te richten op een vereenvoudiging van de wetgeving, om de interne markt van de EU bruikbaarder te maken voor kleine en middelgrote ondernemingen, en, boven alles, voor een vernieuwd communautair optreden voor het vrijmaken van gereguleerde beroepen en voor de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties.
Verslag: António Fernando Correia De Campos (A7-0072/2011)
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het, naast andere progressieve maatregelen, een verband legt tussen de Single Market Act en de Europa 2020-strategie, op de noodzaak van bescherming van werknemersrechten wijst, gericht is op het scheppen van banen, en meeneembare pensioenrechten mogelijk maakt. Ondanks al deze punten is de sociale dimensie van dit verslag nog altijd minder verreikend dan werd gehoopt.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik steun het verslag van onze collega Antonio Correia de Campos, evenals de verslagen van Sandra Kalniete en Silviu Buşoi. Deze drie verslagen zijn opgesteld naar aanleiding van het voorstel van de Europese Commissie voor een Single Market Act. De interne markt weer op gang brengen, maar die vooral ook dichter bij de burger brengen: dat is het doel van Michel Barnier, commissaris voor de interne markt. Een doelstelling die ik volledig onderschrijf. De Single Market Act moet worden aangegrepen als dé gelegenheid om de burger duidelijk te maken dat de opbouw van Europa, en de interne markt in het bijzonder, er is vóór hem, en niet tegen hem. De beschikbaarheid van een basisbankdienst garanderen en, in bredere zin, de kwaliteit en toegankelijkheid van basisdiensten voor onze medeburgers zeker stellen, passen binnen die gedachte.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. De fragmentatie van de interne markt vermindert het vertrouwen van de EU-burgers in die markt, omdat ze niet van hun vrijheden kunnen profiteren. De mededeling van de Commissie voorziet in een pakket maatregelen die een bijdrage moeten leveren aan de totstandbrenging van een interne markt die geïntegreerd is, onbelemmerd functioneert en een impuls kan geven aan het economisch herstel en concurrentievermogen van Europa. Ik wil de aandacht vestigen op een erg belangrijk aspect, te weten het belang dat er een interne energiemarkt tot stand wordt gebracht. Een interne energiemarkt is met name belangrijk voor het concurrentievermogen van de EU, zowel binnen de EU als daarbuiten. De totstandbrenging van een dergelijke markt zou helpen bij het omlaag brengen van de externe afhankelijkheid en zou zorgen voor meer betaalbare, eerlijke en concurrerende energieprijzen voor onze burgers en ondernemingen. Wetgevings- en niet-wetgevingsinitiatieven op energiegebied dienen gericht te zijn op voorzieningszekerheid door de komst van een gediversifieerd energienetwerk, nieuwe infrastructuren voor hernieuwbare energie en een gecoördineerde O&O op het vlak van nieuwe energiebronnen. De Commissie, de lidstaten en de betrokken industriesectoren moeten dergelijke initiatieven nauw coördineren. Een interne markt die ten goede komt aan de burgers, het bedrijfsleven en het Europese concurrentievermogen moet in reële termen verder worden verdiept door het opzetten van infrastructuurprojecten die voor geheel Europa toegevoegde waarde hebben en die op EU-niveau worden gefinancierd en beheerd om onze energie-onafhankelijkheid en de energiezekerheid te waarborgen.
George Becali (NI), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat we behoefte hebben aan vooruitgang. De obstakels voor burgers die willen studeren, willen werken of iets willen kopen in een andere lidstaat zijn inderdaad veel te talrijk. Het is al net zo moeilijk voor kleine en middelgrote bedrijven. De Europeanen hebben meer informatie nodig, maar ook een simpeler, helderder en beter gecommuniceerde wetgeving.
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Europa is meer dan alleen een markt, het is ook een gemeenschap van burgers, zo valt regelmatig van verschillende kanten te beluisteren! Maar wat is daar nu echt van waar? Weinig burgers geloven hierin. Vandaar dit verslag over de interne markt voor Europeanen, dat vandaag is aangenomen in antwoord op de door de Commissie in oktober vorig jaar gepresenteerde Single Market Act. Naast de verslagen over ondernemingen, groei en governance op de interne markt wordt in dit verslag ingegaan op de verwachtingen van de burgers, de consumenten en de gebruikers van openbare diensten. Ideeën die in dit verband worden geopperd zijn de vergroting van de transparantie van bankkosten, maar ook de echte erkenning van beroepskwalificaties en de overdraagbaarheid van pensioenrechten. Dankzij de onderhandelingen wordt in het verslag tevens verwezen naar de horizontale sociale clausule, een verworvenheid van het Verdrag van Lissabon, die voortaan concreet moet worden vertaald in de wetgeving. Tot slot is in de tekst ook het concept overgenomen waar commissaris Barnier zich sterk voor heeft gemaakt, het concept van een “instrumentarium” om de kwaliteit van de diensten van algemeen belang, en met name de sociale diensten van algemeen belang, te evalueren, die zich tegenwoordig mogen verheugen in de warme belangstelling van de burgers en dienstverleners in de lidstaten. Hoewel het verslag geen wetgevingsverslag is, heeft het de verdienste dat de burgers worden betrokken bij het o zo noodzakelijke proces van de voltooiing van interne markt.
Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. – (IT) In 2010 heeft de Commissie een voorstel goedgekeurd om de Europese burgers in interne markt te herstellen, met als doel “een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang” te versterken. Naar mijn mening waren de inspanningen om de interne markt te verwezenlijken steeds toegespitst op de markt en de organisatie ervan, en slechts in zeer beperkte mate op de bezorgdheden en rechten van burgers, werknemers en consumenten.
Er is in het bijzonder nood aan een interne energiemarkt die in staat is het Europese concurrentievermogen te bevorderen, de afhankelijkheid van derde landen te verminderen en de energieprijzen goedkoper te maken. De wetgevingsinitiatieven op het vlak van energie moeten worden genomen op basis van nauwe samenwerking tussen de Commissie, de lidstaten en de relevante sectoren van de industrie.
Transparantie op het vlak van bankkosten en de ware kosten en voorwaarden van hypothecaire kredieten is daarnaast van essentieel belang voor de bescherming van de consumenten en beleggers als voor het waarborgen van toegang tot leningen voor burgers en kleine ondernemingen.
Tot slot ben ik van mening dat een ware verbreding van de interne markt die burgers, ondernemingen en het Europese concurrentievermogen ten goede komt, moet berusten op de capaciteit om te zorgen voor de ontwikkeling van projecten die zorgen voor Europese toegevoegde waarde met betrekking tot materiële en immateriële infrastructuren. Deze projecten moeten worden gestuurd en gefinancierd op het niveau van de EU. Ik wil de Commissie daarom aansporen om in dit verband gepaste wetgevingsvoorstellen doen.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Ik deel de mening dat een werkende interne markt de belangrijkste drijvende kracht is die de Europese Unie in staat zal stellen haar volledige potentieel te verwezenlijken op het vlak van concurrentievermogen, slimme, duurzame en inclusieve groei, en het scheppen van meer en betere banen. De strategie voor de interne markt moet het sociaal welzijn bevorderen en tot meer rechten voor werknemers en billijke arbeidsvoorwaarden voor alle burgers leiden. Ik heb vóór het wetgevingsinitiatief gestemd. Ik vind dat de Europese Commissie maatregelen moet nemen om de mobiliteit van burgers te vergroten. Ik verwelkom het idee om een groenboek over de erkenning van beroepskwalificaties op te stellen en een ‘mobiliteitsscorebord’ in te stellen om de mobiliteit binnen de EU te meten.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het noodzakelijk is het vertrouwen van de burgers in de interne markt te herstellen en hun steun voor de idee van de Europese Unie te herwinnen door aanvullende inspanningen te ondernemen die leiden tot de versterking en tenuitvoerlegging van hun sociale rechten. Volgens het verslag moet zowel op nationaal als communautair niveau nadere actie worden ondernomen met betrekking tot het scheppen van werkgelegenheid, rekening houdend met demografische en arbeidsmarktkansen in de lidstaten, de rechten van werknemers, de waarborging van eerlijke arbeidsvoorwaarden – een punt dat name van belang is – en de bevordering van het vrije verkeer van werknemers tussen de lidstaten.
In het verslag wordt eveneens benadrukt dat de rechten van de burgers als consumenten en gebruikers van openbare dienstverlening moeten worden versterkt, en dat passende educatieve campagnes moeten worden opgezet die de burgers voorzien van informatie over hun rechten en vrijheden. Ook wordt de aandacht gevestigd op de hervorming van het kader voor de erkenning van beroepskwalificaties en de noodzaak van meeneembare pensioenrechten, terwijl de lidstaten ook worden aangemoedigd hun pensioenbeleid doeltreffender te coördineren.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) De ontwerpmededeling om het vertrouwen van de Europeanen in de interne markt te herstellen, opgesteld door de Commissie, is enigszins onduidelijk op het punt van samenhang met de EU 2020-strategie, en ze overlapt ook met verschillende andere initiatieven. Om te zorgen voor een hernieuwde interne markt die groei, werkgelegenheid, concurrentievermogen en zeggenschap voor burgers en consumenten in de hand werkt, is er nood aan meer samenhang, doeltreffendheid en beter bestuur. De Raad en de lidstaten moeten Europees engagement en nationale politieke verantwoordelijkheid aanmoedigen om de interne markt te verdiepen en te versterken. De inspanningen om de interne markt te verwezenlijken waren steeds toegespitst op de markt en de organisatie ervan, en slechts in zeer beperkte mate op de bezorgdheden en rechten van burgers, werknemers en consumenten. Dit kan de onwil en moeheid van de Europeanen met betrekking tot de interne markt helpen verklaren. De burgers moeten centraal worden geplaatst in de interne markt.
Dit wordt duidelijk gesteld in de inleiding van het document. De voorstellen in deze richting zijn echter te zwak om hiervoor te zorgen. In het verslag-Grech, dat in mei 2010 door het Parlement is aangenomen, werd aanbevolen een ware holistische aanpak te volgen om de interne markt weer op gang te brengen en te versterken. Deze aanpak omvat belangrijke domeinen van het EU-beleid als industrie, energie en infrastructuur.
Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. – (IT) De voltooiing van de interne markt is een valide instrument voor het opnieuw tot leven brengen van de Europese economie, en in het bijzonder voor de schepping van werkgelegenheid. De verslagen over dit onderwerp, die we vandaag in het Parlement hebben aangenomen, vormen in mijn ogen een belangrijke stap voorwaarts naar een geïntegreerde en functionerende interne markt. De Commissie heeft vijftig voorstellen ter tafel gelegd, om beter samen te werken, te ondernemen en zaken te doen.
Ik heb gestemd voor dit verslag, dat als doel heeft een daadwerkelijke economische vrijheid te garanderen, maar tegelijkertijd het recht op arbeid en de volledige uitvoering van de beginselen van gelijke beloningen en vrij verkeer van werknemers te beschermen (dat wil zeggen ook de volledige erkenning van beroepskwalificaties binnen de lidstaten). Ik ben het daarom eens met de prioriteiten die de rapporteur heeft gesteld, namelijk de verbetering van het Europees markttoezicht, de opstelling van een actieplan tegen piraterij en namaak, en de ontwikkeling van een effectief communicatiebeleid dat dient ter benadrukking van de door de EU bevorderde activiteiten.
Nessa Childers (S&D), schriftelijk. − (EN) Dit verslag maakt onderdeel uit van een pakket van drie verslagen van het Parlement als antwoord op de uitgebreide mededeling van de Commissie over de Single Market Act (SMA), die vijftig wetgevings- en niet-wetgevingsvoorstellen bevat en is verdeeld in drie hoofdstukken met als aandachtspunt respectievelijk de Europeanen, ondernemingen en bestuur. Het was de bedoeling dat met de SMA uitvoering zou worden gegeven aan het verslag-Monti, dat de vernieuwing van de interne markt als voornaamste oogmerk had.
Ik heb voor dit verslag gestemd, maar bij een aantal amendementen heb ik mij van stemming onthouden, omdat deze onderdeel waren van het via onderhandelingen tot stand gekomen pakket voor compromisamendementen. Ik hoop dat dit verslag de burgers nauw zal betrekken bij de interne markt en de sociale dimensie ervan zal versterken.
Ole Christensen, Dan Jørgensen, Christel Schaldemose en Britta Thomsen (S&D), schriftelijk. – (DA) Wij hebben gestemd voor het verslag over een interne markt voor Europeanen. Het verslag bevat een groot aantal belangrijke voorstellen voor de ontwikkeling van de interne markt. Voor ons is het met name een prioriteit dat gegarandeerd wordt dat de arbeidsmarktrechten geëerbiedigd worden in verband met de ontwikkeling van een meer op concurrentie gerichte interne markt. Het verslag bevat echter ook voorstellen waarin de Commissie wordt opgeroepen om de fiscale belemmeringen waar EU-burgers mee geconfronteerd worden te identificeren en weg te nemen alsmede om het immigratiebeleid verder te ontwikkelen in verband met migranten en seizoenarbeiders. Dit zijn twee onderwerpen die naar onze mening nationale aangelegenheden zijn. Er zijn daarnaast enkele amendementen op het verslag ingediend waarvan we de strekking steunen, maar we zijn van mening dat dit verslag niet geschikt is voor dit soort amendementen.
Lara Comi (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik ben het eens met de inhoud van dit verslag. De ontwikkeling van een interne markt is altijd een van de belangrijkste doelstellingen geweest van het proces van Europese integratie, en vandaag is het meer dan ooit nodig de interne markt te versterken door middel van concrete maatregelen die gericht zijn op de aanpak van drie cruciale zaken.
We moeten de interne Europese markt versterken om haar zeer efficiënt en concurrentiekrachtig te maken, en haar vernieuwen in het kader van het beleid van de Unie om de gevolgen van de financiële crisis te bestrijden. Ik ga volledig akkoord met voorstellen die het Parlement heeft gedaan voor de versterking van het vertrouwen van ondernemers en consumenten. Een topprioriteit die naar voren komt als het gaat om de verwezenlijking van dit project is dat er dringend maatregelen moeten worden genomen om de mobiliteit van de burgers te verbeteren. Zo wordt de markt beter toegankelijk voor Europese werknemers en wordt de volledige werkgelegenheid bevorderd. Het is niet langer denkbaar de interne markt te ontwikkelen zonder een grotere betrokkenheid van de burger. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het verbeteren van de toegang tot bank- en hypotheekdiensten voor de bescherming van investeerders, consumenten en financiële instellingen, of aan het oplossen van openstaande kwesties zoals het vrije verkeer van werknemers en de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties.
George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor de resolutie van de heer De Campos gestemd omdat de uiteindelijke door hem voorgestelde tekst evenwichtig is. Daarnaast waardeer ik het feit dat de voorstellen uit de verslagen van Louis Grech en Mario Monti opnieuw zijn genoemd door de rapporteur. Het herwinnen van het vertrouwen van de Europeanen in het goede functioneren van de interne markt moet de belangrijkste zorg van de Europese Commissie zijn. Door het opdelen van de voorstellen in drie verschillende hoofdstukken ontbreekt er een totaalblik op de Single Market Act. Dit kritiekpunt is ook opgenomen in het eindverslag van de heer De Campos. Daarnaast heb ik als schaduwrapporteur namens mijn fractie voor het advies van de Commissie economische en monetaire zaken een amendement ingediend op het verslag ‘Over een interne markt voor Europeanen’, waarin ik de lidstaten die nog arbeidsmarktbeperkingen voor werknemers uit de nieuwe lidstaten hanteren heb gevraagd om deze barrières op te heffen, om te kunnen profiteren van een aantal duidelijke economische voordelen, vooral in deze tijd van economische crisis. Ik ben verheugd dat dit amendement op de steun van de meeste van mijn collega’s kon rekenen.
Harlem Désir (S&D), schriftelijk. – (FR) De Europese Unie staat maar al te vaak ver van de burgers af, het beleid heeft veel weg van de ver-van-mijn-bedshow en in de ogen van de Europeanen ontbeert het project Europa aan zin en betekenis. Een interne markt die alleen maar een instrument is voor ongebreidelde liberalisering, voor de deregulering van openbare diensten, sociale systemen en werknemersrechten door die bloot te stellen aan een ware concurrentieslag, is verontrustend, terwijl hij juist ook allerlei tastbare voordelen heeft en kan hebben voor de consument en in het dagelijks leven van onze medeburgers. Met het verslag-Correia de Campos hebben de Europese socialisten ervoor geijverd dat de versterking van de interne markt met meer toezicht en regels wordt omgeven, en dat die ook het algemeen belang van de Europeanen dient en niet alleen dat van de ondernemingen: hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het consumentenrecht, bescherming van werknemersrechten tegen de tendens van sociale dumping, met uitdrukkelijke erkenning van collectieve overeenkomsten in alle EU-landen, de eis van een erkend kader voor openbare diensten, de toegankelijkheid van deze diensten voor iedereen, enzovoort. De integratie van de interne markt moet voortaan hand in hand gaan met de vooruitgang van het sociale Europa, wat meer dan ooit nodig is nu de crisis de Europeanen blijft teisteren.
Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het verslag over een interne markt voor Europeanen gestemd. Het is de plicht van de Europese instellingen om een hoog ontwikkelde, sterk concurrerende sociale markteconomie te bevorderen, waarin wordt gestreefd naar volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang wordt gestimuleerd. Ik geloof dat de interne markt een van de belangrijkste drijfkrachten van de groei van Europa is.
Marktmoeheid is een aanleiding tot zorg en moet nauwkeurig worden onderzocht. Het belangrijkste is dat dit verslag de fundamentele sociale rechten van de burger op het gebied van collectieve acties, arbeidsrecht, werkgelegenheidsbescherming en herstructurering van de industrie opnieuw bevestigt, in overeenstemming met primair Europees recht.
Ik ben voor de kortetermijnstrategieën in dit verslag, waaronder de verbetering van het Europese markttoezicht, de ontwikkeling van een geïntegreerde hypotheekmarkt, het wegnemen van fiscale belemmeringen en het opheffen van dubbele belasting. Een goed beleid voor elektronische handel zal het vertrouwen van de consument vergroten bij het doen van aankopen op het internet. Ik kan mij ook vinden in het voorstel voor een actieplan om de namaak van goederen te bestrijden. Mede hierdoor zal de groei weer snel terugkeren in de productsector.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het bijdraagt tot de idee van een interne markt die vriendelijker en aantrekkelijker is voor het Europese publiek. Benadrukt moet worden dat de tekst maatregelen omvat om de eerbiediging van sociale waarden en rechten in de EU-wetgeving te waarborgen, zodat deze nooit kunnen worden ‘overruled’ door het marktdenken.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit is een van de drie verslagen over de interne markt en de consolidatie ervan waarover vandaag wordt gedebatteerd en gestemd. Hoewel de rapporteur hier ook een poging onderneemt om de gevolgen van zijn steun voor de liberalisering te verdoezelen door te pleiten voor de invoering van een sociale clausule in alle internemarktwetgeving in overeenstemming met artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, is de waarheid dat hij heel goed weet dat noch de Commissie, noch de Raad zich hierdoor laat leiden. Dat geldt ook voor veel lidstaten, waaronder Portugal. Er is steeds meer bijval voor de vrije mededinging en een steeds sterkere belijdenis van het geloof in markt, liberalisering en privatisering, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de manier waarop wordt aangedrongen op de uitvoering van de dienstenrichtlijn.
De link met de conclusies van de Raad van 25 maart, en bovenal met het onlangs zo gedoopte ‘Euro Plus-pact’, is duidelijk. Dit pact, dat oorspronkelijk uit de koker van Duitsland komt en is gedubd tot het ‘pact voor het concurrentievermogen’, verklaart de oorlog aan de arbeiders, hun sociale rechten en de mensen in het algemeen, terwijl kritische kanttekeningen worden geplaatst bij de afhankelijkheid van landen met zwakkere economieën, waar het levenspeil nu echt achteruitholt. Daarom hebben wij, net zoals bij de twee andere verslagen, tegengestemd.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit is opnieuw een verslag over de interne markt, dat deel uitmaakt van het pakket betreffende de mededeling van de Commissie over de Single Market Act, waarvoor het voorstel voortbouwt op het verslag van de heer Monti met als titel “Een nieuwe strategie voor de interne markt”.
Hoewel de rapporteur hier ook een poging onderneemt zijn feitelijke steun voor de liberalisering te verbergen door te pleiten voor de invoering van een sociale clausule in alle internemarktwetgeving in overeenstemming met artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, is de waarheid dat hij heel goed weet dat noch de Commissie, noch de Raad zich hierdoor laat leiden. Dat geldt ook voor veel lidstaten, waaronder Portugal. Het is dus de bedoeling de vrije mededinging te versterken en het proces van liberalisering en privatisering te versnellen, waar het verslag evenmin doekjes om windt gezien de sterke nadruk die op de uitvoering van de dienstenrichtlijn wordt gelegd.
Het verslag lijkt dus keurig aan te sluiten bij de conclusies van de Raad van 25 maart en bovenal bij het ‘Euro Plus-pact’, dat de oorlog verklaart aan de arbeiders en hun sociale rechten door aan te dringen op snellere liberalisering. Het voornaamste doel hiervan is de versnelling van het proces van concentratie en accumulatie van kapitaal bij monopolisten, waarbij elke poging tot bescherming van kmo’s, arbeiders en openbare diensten wordt gedwarsboomd. Vandaar onze tegenstem.
Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. – (IT) Het verslag van onze Portugese collega bevat een aantal punten die wij waarderen, zoals de noodzaak van een interne markt die gunstig is voor de consumentenrechten, en vooral de prioritering van de douanecontroles van goederen afkomstig uit derde landen. Naast deze positieve punten verschil ik aanzienlijk van mening met de rapporteur over de manier waarop de lidstaten de richtlijnen moeten toepassen en bevat het verslag mijns inziens te veel verwijzingen naar een soort sociaal ondernemerschap. Ik heb dus besloten mij te onthouden van stemming.
Mathieu Grosch (PPE), schriftelijk. – (DE) Dit verslag gaat over de 19 door de Commissie voorgestelde initiatieven waarmee de Europese burger in het middelpunt van de interne markt wordt geplaatst en waarmee tevens een duurzame sociale markteconomie wordt nagestreefd. Een positief punt in dit verslag is volgens mij onder andere vooral dat dit de Europese burgers, vooral degenen die in de grensregio’s leven, ten goede komt.
Door de voorgestelde maatregelen wordt vooral het dagelijks leven voor burgers en ondernemingen in de grensregio’s gemakkelijker. In dit verslag worden het initiatief voor de erkenning van beroepskwalificaties en het programma ‘Jeugd in beweging’ gesteund. Bovendien zullen fiscale belemmeringen worden vastgesteld en weggenomen en zullen beslissende maatregelen worden genomen om dubbele belastingen te voorkomen. Verder worden er voor alle Europeanen billijke arbeidsvoorwaarden en ook een volledige overdraagbaarheid van pensioenaanspraken verlangd.
Door deze maatregelen worden de burgers in het middelpunt van de interne markt geplaatst en worden er concrete maatregelen voor hun concrete behoeften genomen.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, waarin terecht wordt benadrukt dat we “het subsidiariteitsbeginsel en de soevereiniteit van de lidstaten moeten eerbiedigen”. Wel is het jammer dat niet alle lidstaten willen inzien waar soevereiniteit ligt. In 1953 heeft de president van de hoogste civiele rechtbank bevestigt dat de soevereiniteit volgens het Schots constitutioneel recht bij de mensen ligt, in tegenstelling tot wat in andere delen van het Verenigd Koninkrijk geldt. Het is daarom betreurenswaardig dat alle unionistische partijen de pogingen van de Schotse regering hebben geblokkeerd om dit grondbeginsel via een referendum over de Schotse onafhankelijkheid onder de aandacht te brengen.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit document gestemd omdat het nodig is te komen tot een verbetering van het Europese markttoezicht en de toegang tot basisbankdiensten, de totstandbrenging van een geïntegreerde markt voor hypothecair krediet en de verwijdering van fiscale belemmeringen en dubbele belastingheffing. Voorts is behoefte aan een snelle en effectieve uitvoering van een beleid inzake elektronische handel om het vertrouwen van de burgers en de consumenten te verhogen wanneer ze online aankopen doen. Daarnaast moet er een actieplan worden opgesteld tegen namaak en piraterij als een belangrijk instrument voor preventie, om ervoor te zorgen dat goederen die binnen de interne markt circuleren veilig zijn voor consumptie, voldoen aan de passende normen en legaal zijn. De Commissie en de lidstaten moeten een effectief communicatiebeleid ontwikkelen met betrekking tot de Single Market Act, op basis van een beleidscontrole waarmee de tastbaarheid ervan voor de burgers wordt beoordeeld. Ook moet er een systeem met benchmarks worden ingevoerd, op basis van de horizontale sociale clausule, om de relevantie van alle maatregelen met betrekking tot de interne markt te beoordelen op het vlak van hun sociale impact, tastbaarheid en haalbaarheid, om te gebruiken als basis voor toekomstig beleid. Binnen het internemarktproject moeten de burgers centraal staan.
Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. – (PL) De interne markt waar we vandaag over debatteren is zonder twijfel een van de grootste successen van de economische integratie in de Europese Unie. We mogen echter niet uit het oog verliezen dat het niet onze taak is om stagnatie te bevorderen, maar om steeds te blijven streven naar perfectie. Een samenhangend geheel is afhankelijk van de samenstellende delen, die als puzzelstukjes een robuuste, sterke en stabiele constructie vormen. De samenstellende delen van de interne markt zijn de mensen; hun rechten en plichten moeten altijd onze prioriteit zijn. Gezonde en dynamische ontwikkeling is ons doel. Hierdoor initiëren we economische groei die alleen mogelijk is dankzij verbetering van de economische, maatschappelijke en bestuurlijke component van de interne markt. We moeten ons afvragen of het beleid niet volledig gericht moet zijn op de burgers. Ontwikkeling en valorisatie van menselijk kapitaal is noodzakelijk en ware verbreding van de interne markt moet ten goede komen aan iedere Europeaan – werknemer, consument en ondernemer.
Edvard Kožušník (ECR), schriftelijk. – (CS) Er staat een groot aantal goede voorstellen in het verslag, zoals ondersteuning van de mobiliteit van de burger of opheffing van de dubbele belastingheffing voor Europese burgers. Maar daarnaast staat er een groot aantal voorstellen in die te veel naar overregulering rieken en die de interne markt zouden kunnen afremmen en uiteindelijk doen stagneren. Persoonlijk ben ik geen voorstander van voorstellen voor de totstandbrenging van een meer gereguleerde en sterker gecontroleerde interne markt voor financiering van kleine en middelgrote ondernemingen, net zoals ik geen voorstander ben van automatische verlenging van de verordening over roaming, omdat dit stuk regulering slechts tijdelijk van aard was en moest leiden tot gelijktrekking van de roamingprijzen. Regulering van eindprijzen voor de consument dient toch wel het allerlaatste instrument te zijn dat gebruikt mag worden ingeval van falen van de marktmechanismen. De roep van politici om automatische verlenging van deze verordening is eerder een politiek-populistische geste dan een rationeel beredeneerde stap waarin rekening wordt gehouden met de wijzigingen op het gebied van de telecommunicatie in de EU sinds 2007. Het voorstel voor een Europese televisiewedstrijd met de titel “Europese grensoverschrijdende onderneming van het jaar” is wat mij betreft pure verkwisting van Europees geld. Dat is dan ook de reden waarom ik mij in verband met dit verslag onthouden heb van stemming.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik er sterk van overtuigd ben dat het bestaan van een interne markt de belangrijkste verwerkelijking is van een sterk en coherent Europa. Ondernemingen in de sociale economie bevorderen, de vrije mobiliteit van de Europese burgers garanderen, en geavanceerde bankdiensten voor iedereen bereikbaar maken zijn slechts enkele belangrijke punten waar de focus van onze ideeën, middelen en projecten op moet komen te liggen. Met betrekking tot het eerste punt verwelkom ik de uitnodiging aan de Commissie om een groenboek te publiceren over de erkenning van de beroepskwalificaties in de verschillende lidstaten van de EU. Dit is een belangrijke stap die de rol van onderwijs en opleiding in de steeds opener Europese context nog tastbaarder zal maken.
Agnès Le Brun (PPE), schriftelijk. – (FR) Oktober vorig jaar presenteerde de commissaris voor de interne markt en diensten, Michel Barnier, zijn “Single Market Act”, een geheel van vijftig voorstellen om de groei in de Europese Unie een nieuwe impuls te geven. Het Europees Parlement werd verzocht zich uit te spreken over de verschillende delen van deze mededeling. In het tweede hoofdstuk van de ‘Act’ wordt de basis gelegd voor de verzoening van de Europeanen met de interne markt. “Je wordt niet verliefd op een interne markt”, zei Jacques Delors. Zeker, maar we kunnen wel proberen om hem in elk geval nuttig te maken voor de burgers. Ik heb dan ook mijn steun gegeven aan de resolutie van het Europees Parlement, waarin het zijn tevredenheid uitspreekt over het evenwicht dat is gevonden waar het gaat om de afstemming tussen de vrijheden van werknemers en de eisen van de sociale economie. In dit hoofdstuk wordt aldus een belangrijke plaats toegekend aan voor de Europeanen essentiële zaken als openbare diensten en communicatie-infrastructuur, solidariteit, werkgelegenheid en consumentenbescherming. Een evenwicht dat duidelijk maakt dat de Commissie zich er volledig van bewust is dat de interne markt zich niet tegen de Europeanen kan keren, maar er alleen maar kan komen als die markt hun ten dienste staat, zowel op korte als lange termijn.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. De inspanningen om de interne markt te verwezenlijken waren steeds toegespitst op de markt en de organisatie ervan, en slechts in zeer beperkte mate op de bezorgdheden en rechten van burgers, werknemers en consumenten. Dit kan de onwil en moeheid van de Europeanen met betrekking tot de interne markt helpen verklaren.
De burgers moeten centraal worden geplaatst in de interne markt. Dit wordt duidelijk gesteld in de inleiding van het document. De voorstellen in deze richting zijn echter te zwak om hiervoor te zorgen.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Aan de ene kant stelt deze tekst vast dat er onder de Europeanen steeds meer weerstand bestaat tegen de interne markt, maar aan de andere kant bevestigt hij wel de centrale plaats van die markt binnen het communautaire systeem. De op zich zonder meer positieve wens om de sociale wetgeving te versterken en aandacht te schenken aan de zorgen van de burgers is niet te combineren met het beginsel van de interne markt, zoals die er nu uitziet met zijn vrije en onvervalste mededinging. Deze tekst is tegenstrijdig en wekt valse verwachtingen. Ik stem tegen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De interne markt is altijd een van de pijlers van de economische ontwikkeling van Europa geweest. Inspanningen om de interne markt te stimuleren moeten toegespitst zijn op de bezorgdheden en rechten van het publiek en de bedrijven, opdat die inspanningen voor hen concrete voordelen opleveren. In internemarktwetgeving moet ook worden verwezen naar sociale rechten, terwijl er tevens maatregelen moeten worden voorgesteld om de mobiliteitsmogelijkheden voor het publiek te verbeteren en ervoor te zorgen dat hun pensioenrechten overdraagbaar zijn. Alleen op die manier zullen we een voltooide en functionerende interne markt tot stand kunnen brengen.
Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Meer dan een halve eeuw geleden verenigden de landen van Europa zich om een interne markt te vormen. We geloven dat we die markt een kwarteeuw geleden tot stand hebben gebracht. Er zijn echter ook nu nog tal van problemen die moeten worden aangepakt om de interne markt doeltreffend te laten functioneren en de Europese Unie concurrerend te laten zijn. Uit alle maatregelen waarover is beraadslaagd en die in het document worden genoemd, zal ik er twee uitlichten: een leven lang leren en de werkloosheid onder jongeren terugdringen en de invoering en werking van een interne energiemarkt. Wat de jongeren betreft: als groep in de samenleving zijn zij het die hun plaats zullen innemen in het Europa dat wij aan het vormen zijn. Het is daarom belangrijk om jongeren alle kansen te geven om hun weg te vinden en hun eigen toekomst te kunnen bepalen. De energiemarkt is een nieuw beleidsterrein van de EU. Slimme energienetwerken zullen zonder twijfel een belangrijke rol spelen in de economie van de toekomst. We moeten daarom zonder oponthoud voldoende aandacht en middelen besteden aan het bouwen en verbeteren van die netwerken.
Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik stem in met deze resolutie omdat de meeste aandacht dient uit te gaan naar sociale grondrechten, de waarborging van consumentenrechten en het vrije verkeer van werknemers, goederen en ondernemingen. De interne markt moet de voorwaarden scheppen voor duurzame groei en een hogere werkgelegenheid, en de burgers moeten erin centraal staan. Het is derhalve van groot belang om concurrentieverstoringen te vermijden. De interne markt zal concurrerend blijven wanneer alle sociale rechten worden geëerbiedigd. We moeten het sociale welzijn en de rechten van werknemers garanderen en blijven versterken en voorzien in fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden. Ik sta achter het voorstel dat het onmogelijk maakt op het grondgebied van een lidstaat te werken zonder de bepalingen van dit land inzake lonen en arbeidsvoorwaarden na te leven. Het beginsel van gelijke beloning voor gelijkwaardige arbeid moet ten volle ten uitvoer worden gelegd. Belemmeringen voor het vrije verkeer van werknemers moeten worden verwijderd. We moeten de arbeidsmarkten in de lidstaten openstellen voor alle Europese werknemers, maar de regulering van die markten moet plaatsvinden in overeenstemming met de arbeidsmarktvoorschriften van de lidstaten in kwestie, met inbegrip van het Scandinavisch cao-model. Het is zeer belangrijk dat de lidstaten het recht krijgen zelf te besluiten of zij niet-EU-burgers al dan niet het recht verlenen op hun grondgebied te verblijven. Om te komen tot een interne markt die sociaal georiënteerd is, moet de industrie op duurzame wijze worden geherstructureerd en moeten de sociale partners voortdurend worden geraadpleegd. Het is erg belangrijk ervoor te zorgen dat de overheidssector de mogelijkheden heeft om het bedrijfsleven effectiever bij zijn werkzaamheden te betrekken, zodat burgers gebruik kunnen maken van een kwalitatief hoogwaardige en innovatieve dienstverlening en algemene toegang tot de diensten kan worden gegarandeerd.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb gestemd voor het verslag over een interne markt voor Europeanen, omdat Europa naar mijn mening moet beschikken over een gemeenschappelijke regelgeving die in staat is de behoeften van de burgers te bevredigen en de onevenwichtigheden en verschillen binnen de interne markt glad te strijken. Na de economische crisis is er in Europa nood aan een markt waarin de werknemers en consumenten de kern van het beleid vormen. In de tekst over een interne markt voor Europeanen wordt dus gestreefd naar een betere coördinatie tussen de Europese instellingen, de lidstaten en de ondernemingen, voor een sterker, door het Parlement ontworpen beleid dat in staat is tegemoet te komen aan alle behoeften van de Europese markt.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor het verslag gestemd, omdat ik het eens ben met de voornaamste prioriteiten die de Commissie door het Parlement zijn voorgelegd. Het belangrijkste voorstel is het verzoek om maatregelen om de mobiliteit van de Europese burgers te vergroten, met name door een groenboek over de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties te publiceren, inclusief een evaluatie van het bestaande regelgevingskader, en om, voor zover gepast, in 2012 een wetgevingsinitiatief ter hervorming van dit kader voor te stellen, en tegelijkertijd in 2011 te beoordelen wat de haalbaarheid en de meerwaarde is van het Europese beroepsbewijs en het vaardighedenpaspoort. Dit is een positieve maatregel, die zijn grondslag vindt in de huidige situatie en die de mobiliteit binnen de EU beoogt te verbeteren. Andere punten die ik naar voren zou willen halen, zijn het verzoek aan de Commissie om vóór juni 2011 een wetgevingsvoorstel in te dienen ter waarborging van de toegang tot bepaalde basisbankdiensten, om tegen eind 2011 de transparantie en de vergelijkbaarheid van bankkosten te verbeteren en om met een wetgevingsvoorstel te komen om obstakels weg te nemen waarmee mobiele werknemers worden geconfronteerd, teneinde te zorgen voor de volledige overdraagbaarheid van pensioenrechten.
Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. – (RO) De interne markt voor Europeanen draait hoofdzakelijk om banen en het scheppen van werkgelegenheid, hetgeen bijdraagt aan een omgeving waarbinnen ondernemingen en burgers ten volle hun rechten kunnen uitoefenen. Er is nood aan een meer ambitieuze aanpak met betrekking tot de herziening van de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers. Deze herziening moet tot doel hebben om, naast de economische vrijheden, ook te zorgen voor de bescherming van het meest vooruitstrevende arbeidsrecht en de normen en praktijken op het vlak van industriële betrekkingen, alsook de eerbiediging van het recht op collectieve vertegenwoordiging en onderhandeling, het recht op collectieve actie, met inbegrip van het stakingsrecht, en de volledige uitvoering van het beginsel van gelijke beloning voor gelijkwaardige arbeid.
De intentie te komen tot een Europees vervoersnet door middel van een gemeenschappelijk kader van Europese financiering, waarmee wordt gezorgd voor een verhoging van het concurrentievermogen en de integratie, en waarmee de mobiliteit van werknemers wordt vergemakkelijkt door betaalbare diensten, is essentieel. Ik beschouw opleiding en kwalificaties, die de hoekstenen vormen voor het scheppen van werkgelegenheid en voor sociale integratie, en uiteindelijk voor het succes van de interne markt, van vitaal belang. Ik moedig de lidstaten aan om mobiliteitsbarrières voor werknemers uit de nieuwe lidstaten weg te nemen, gezien de positieve effecten van de werknemersmobiliteit in de context van de financiële en economische crisis.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) De volledige verwezenlijking van een concurrerende interne markt zonder grenzen is essentieel voor de revitalisering van de Europese economie en de stimulering van groei, concurrentievermogen en duurzaamheid in de EU. Inspanningen om de interne markt nieuw leven in te blazen en te versterken moeten toegespitst zijn op de bezorgdheden en rechten van het publiek, consumenten, gebruikers van openbare diensten en bedrijven, waarbij die inspanningen voor hen concrete voordelen moeten opleveren opdat zij weer volledig vertrouwen kunnen krijgen in het Europese project en juiste informatie krijgen over de mogelijkheden die de interne markt biedt. Tegen deze achtergrond zouden er maatregelen moeten worden vastgesteld die de mobiliteit van de Europeanen kunnen vergroten en kunnen zorgen voor de bescherming van de consument, naast het bevorderen van het sociaal welzijn en het waarborgen van werknemersrechten.
Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag-Correia De Campos gestemd, dat betrekking heeft op 19 initiatieven betreffende de burgerdimensie van de interne markt die zijn gepresenteerd in de Single Market Act zoals voorgesteld door commissaris Barnier. Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag, dat eraan herinnert hoe belangrijk het is de burgers weer centraal te stellen in de interne markt: de inspanningen om de fameuze “grote markt” te verwezenlijken waren tot dusver te zeer toegespitst op de interne markt en de organisatie ervan. We moeten dit karwei overdoen en ons daarbij laten leiden door de bezorgdheden en rechten van de burgers, werknemers en consumenten. Ik zou de Commissie willen vragen nota te nemen van de centrale prioriteiten die in deze resolutie zijn vervat. Ik noem hier met name drie doelstellingen die zo spoedig mogelijk bereikt moeten worden om te proberen de interne markt aantrekkelijker te maken voor onze medeburgers: de vergroting van de mobiliteit (bijvoorbeeld door de erkenning van beroepskwalificaties, of door de overdraagbaarheid van pensioenrechten voor mobiele werknemers), uitbreiding van de verordening over roaming, door met name retailprijsplafonds voor dataroaming in te voeren, en tot slot de toegankelijkheid van bepaalde basisbankdiensten en de transparantie en de vergelijkbaarheid van bankkosten in heel Europa.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voorgestemd. Op 11 november 2010 heeft de Commissie een ontwerpmededeling goedgekeurd om het vertrouwen van de Europeanen in de interne markt te herstellen. Deze Single Market Act zal tot 28 februari 2011 worden besproken. De algemene aanpak die door de Commissie wordt voorgesteld, is een voortzetting van het verslag van Mario Monti aan de voorzitter van de Europese Commissie, getiteld "Een nieuwe strategie voor de interne markt". De doelstelling ervan is om, in overeenstemming met artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, "een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang, en een hoog niveau van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu" te versterken door bedrijven, en met name kmo's, en Europeanen centraal te plaatsen in de interne markt. De mededeling van de Commissie met als titel "Naar een Single Market Act – voor een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen" bevat 50 voorstellen om beter samen te werken, te ondernemen en zaken te doen, en het tweede hoofdstuk ervan bevat 19 initiatieven met betrekking tot de sociale dimensie van de interne markt.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) De volledige verwezenlijking van de interne markt is een beslissende stap, die de Europese Unie in staat stelt haar potentieel op het gebied van intelligente, inclusieve en duurzame groei volledig te benutten.
Daarom zijn geharmoniseerde nationale wetten nodig, die het vrije verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal bevorderen. Een welvarende en dynamische interne markt staat of valt met onze capaciteit om beleidsvoorstellen te doen die in staat zijn groei, werkgelegenheid en innovatie te ondersteunen.
Met de stemming van vandaag heeft het Parlement nogmaals laten zien dat de burgers centraal moeten staan bij het weer op gang brengen van de interne markt, omdat zij sleutelspelers zijn en in staat zijn om positieve vicieuze cirkels van groei en innovatie op gang te brengen. De voltooiing van het beleid van de interne markt is nauw verbonden met de integratie met ander beleid, zoals het beleid op het gebied van mededinging, industrie, energie, of vervoer.
Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. – (PL) Het is belangrijk dat we deze brede discussie voeren over de gemeenschappelijke interne Europese markt, die al twintig jaar functioneert maar nog niet tot volle bloei is gekomen. Alle wetgeving, aanbevelingen en wederzijdse verzekeringen ten spijt, kunnen we niet beweren dat de interne markt al volledig is geïmplementeerd. Zonder interne markt kan er echter geen sprake zijn van een verenigd Europa. De totstandbrenging van de interne markt herbergt de mogelijkheid om het concept van de Europese Unie te versterken. Hoe is het mogelijk dat het nog steeds niet is gelukt om een markt zonder belemmeringen te creëren, ondanks de algemene consensus van de lidstaten dat juist dit beleid moet worden gevolgd?
De te sterk gewortelde nationale particularismen, ofwel de neiging om te zeer te hechten aan de eigen politieke en culturele belangen, staan de opbouw van de interne markt in de weg. Om de interne markt een nieuwe impuls te geven, moeten we de protectionistische barrières slechten. Ik sluit mij aan bij het standpunt dat de structuren en processen voor de sturing van de interne markt te gecompliceerd zijn vanwege van de te grote diversiteit binnen de EU. Versterking van de eenheidsmunt en invoering van die munt in de hele EU is een voorwaarde om een nieuwe kwaliteit aan de interne markt toe te voegen.
De interne markt bestaat niet alleen voor grote ondernemingen, maar ook voor kleine en middelgrote ondernemingen en vooral voor consumenten. Transparantie en eenheid zijn ons doel. Het is onze prioriteit om een volledig homogene interne markt te creëren. De Europese Raad en het Europees Parlement moeten daarom ieder jaar de toestand van de interne markt beoordelen, zodat we kunnen vaststellen in hoeverre het ons is gelukt om de gestelde doelen te bereiken.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) In dit verslag wordt getracht de maatregelen te versterken om de burgers centraal te stellen in het project van de interne markt, waarbij de aandacht vooral uitgaat naar de 19 initiatieven die afgestemd zijn op de noden van de Europese burgers. Ik ben van mening dat het essentieel is om het vertrouwen van het Europese publiek in het Europese project te herstellen, en daarom moeten de inspanningen worden toegespitst op de bezorgdheden en rechten van de burgers, consumenten, gebruikers van openbare diensten en bedrijven. Er moet een holistische aanpak van de interne markt komen waarmee iets kan worden gedaan aan het democratisch tekort dat wordt ervaren door het Europese publiek én overheids- en particuliere organen.
He bevorderen van de mobiliteit door het wegnemen van administratieve en fiscale belemmeringen en de harmonisatie van kwalificaties, investeringen in grensoverschrijdende projecten op diverse terreinen, de coördinatie van douaneactiviteiten, toezicht op nationale markten en de uitbreiding van de verordening over roaming zijn voorbeelden van de maatregelen die in mijn ogen cruciaal zijn voor het smeden van nauwere banden tussen het publiek en het Europese project. Overigens moet nogmaals worden benadrukt dat het sociale aspect van de interne markt moet worden aangevuld door politiek bestuur en partnerschap tussen de EU en de nationale organen, maar ook door de economische dimensie, die de economische groei zal bevorderen en Europa concurrerender zal maken.
Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik ben verheugd over de aanneming van drie resoluties over het weer op gang brengen van de interne markt, die zorgen voor de versterking van de governance, van de rol van ondernemingen en groei en van de plaats van de burgers in dit beleid. Meer dan twintig jaar na de ondertekening van de Europese Akte is het vrije verkeer van personen, goederen en kapitaal in de Europese ruimte het tastbare teken van het succes van een ambitieus beleid in dienst van de burger en de groei, waarvan eenieder de vruchten kan plukken in het dagelijks leven. Wij mogen ons echter niet beperken tot het opmaken van een balans, aangezien de Europeanen concrete voorstellen van ons verwachten om de komende uitdagingen te kunnen aangaan. Onze prioriteiten indachtig hebben wij een reeks evenwichtige maatregelen opgesteld die een helder politiek, economisch en sociaal model belichamen. Deze specifieke resolutie over een interne markt voor Europeanen stelt de burger centraal. Door het bevorderen van mobiliteit en uitwisselingen ongeacht herkomst, leeftijd of beroep vormt deze tekst een stap in de richting van een Europese arbeidsmarkt. Voorts zijn de in de resolutie genoemde sociale beschermingsmaatregelen onontbeerlijk om deze markt in te kaderen en een model van sociale en solidaire economie te ondersteunen.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik stem voor dit verslag omdat het de aandacht vestigt op de noodzaak projecten met een Europese meerwaarde te ondersteunen, op de noodzaak van een nieuw industriebeleid en op regionale ontwikkeling door te investeren in regionale clusters. Ik stem ook voor het verslag omdat het een interne markt voor energie bepleit, door het verminderen van de energieafhankelijkheid en het tot stand brengen van concurrerender infrastructuur en concurrerender prijzen voor de eindgebruikers.
Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd inzake een interne markt voor ondernemingen en groei. De interne markt is de hoeksteen voor bedrijven en consumenten. Er moet specifieke aandacht worden geschonken aan kleine en middelgrote ondernemingen, die het grootste potentieel voor verdere ontwikkeling en nieuwe werkgelegenheid hebben. Ik sta achter het standpunt van de rapporteur dat stimulering van elektronische handel en de totstandbrenging van een digitale interne markt een ander belangrijk aspect van de interne markt vertegenwoordigen. Hoewel het hier gaat om een zeer complex proces, gezien de verschillen in belastingstelsels, het verbintenissenrecht en de vereisten voor de uitoefening van een beroepsactiviteit in de lidstaten, moeten de inspanningen op dit vlak worden voortgezet. Daarnaast moet het fiscaal beleid worden gecoördineerd, omdat de introductie van een gemeenschappelijke, geharmoniseerde grondslag voor vennootschapsbelasting zou resulteren in een beter bedrijfsklimaat voor Europese ondernemingen.
Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Om de doelen van de Europa 2020-strategie te kunnen bereiken, moet de interne markt de voorwaarden bieden voor stevige, duurzame en inclusieve groei. Het is belangrijk dat het economische bestuur van de Europese Unie verbeterd wordt, zodat economische omstandigheden gecreëerd worden waarin ondernemingen de door de interne markt geboden mogelijkheden kunnen benutten om groter en competitiever te worden. Een van de grote voordelen van de interne markt is dat de belemmeringen voor mobiliteit zijn opgeheven en de institutionele regelgeving is geharmoniseerd, hetgeen heeft bijgedragen aan het begrip tussen de culturen, integratie, economische groei en Europese solidariteit. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik het vertrouwen in de interne markt op alle niveaus wil aanmoedigen, en ook het wegnemen van de huidige barrières voor het betreden van de markt. Een op vrije en eerlijke concurrentie gebaseerde interne markt is de voornaamste economische hervormingsdoelstelling van de EU en biedt Europa in de wereldeconomie een essentieel concurrentievoordeel.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Een soepel werkende en op vrije en eerlijke concurrentie gebaseerde interne markt is de voornaamste economische hervormingsdoelstelling van de EU. De interne markt is nog steeds gefragmenteerd en hardnekkige obstakels van administratieve en regelgevende aard hebben een negatieve invloed op het gehele bedrijfsleven, met name kleine en middelgrote ondernemingen, die niet ten volle kunnen profiteren van alle voordelen die de interne markt te bieden heeft. De problemen met de regelgeving inzake de verlening van licenties voor auteursrechten in the EU zijn niet opgelost, en dat heeft rechtstreekse gevolgen op het gebied van namaak en piraterij. Dit ondermijnt het vertrouwen van het bedrijfsleven in e-handel en leidt tot een grotere versnippering van de regels voor de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten, hetgeen innovatie op de interne markt ernstig bemoeilijkt. Het is met name van belang om de kwestie inzake overheidsopdrachten, die rond 17 procent van het bbp van de Unie uitmaken, naar behoren aan te pakken. Tot nu toe vertegenwoordigen grensoverschrijdende overheidsopdrachten slechts een klein deel van de totale markt voor overheidsopdrachten omdat het mkb nog altijd beperkt toegang tot de markten voor overheidsopdrachten heeft. Diensten vormen een belangrijke sector voor de economische groei en de werkgelegenheid, maar de interne markt voor diensten is nog altijd onderontwikkeld, met name ten gevolge van leemten in de dienstenrichtlijn in combinatie met de moeilijkheden die de lidstaten hebben ondervonden bij de tenuitvoerlegging daarvan. Ik sta achter de voorstellen die vervat zijn in de mededeling van de Commissie getiteld “Naar een Single Market Act”, maar voor een effectieve werking van de interne markt is nodig dat de lidstaten verbetering brengen in de tenuitvoerlegging van reeds aangenomen EU-initiatieven, zoals de “Small Business Act”, met behulp waarvan een groot aantal administratieve en regelgevingsproblemen waar ondernemingen in de EU mee kampen, kan worden aangepakt.
Adam Bielan (ECR), schriftelijk. – (PL) Als Europa zijn positie van economisch wereldleider wil behouden, zal het de economische ontwikkeling permanent moeten ondersteunen en stimuleren. De interne Europese markt is voor zowel ondernemers als consumenten van fundamentele betekenis. We moeten kleine en middelgrote ondernemingen omringen met bijzondere aandacht, omdat zij de motor zijn achter de economische groei en heel veel mensen werk bieden. Met behulp van innovatieve oplossingen en geschikte financiële instrumenten moeten we hun concurrentievermogen, hun toegang tot informatie en deelname aan onderzoeksprogramma’s verbeteren. Het voorstel om projectobligaties te ontwikkelen is bijzonder interessant, omdat ondernemers hierdoor de mogelijkheid krijgen om fondsen te werven. Ook de digitale interne markt moet een belangrijk onderdeel zijn van de economie. We moeten elektronische handel stimuleren, omdat daardoor de grensoverschrijdende handel zal toenemen. De ontwikkeling van een EU-octrooi en een uniform systeem voor geschillenbeslechting lijken mij eveneens noodzakelijk. Ik ben ervan overtuigd dat een goed werkende interne markt zal leiden tot duurzame economische groei, daarom steun ik de resolutie.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Om de interne markt van de EU nieuw leven in te blazen, het wereldwijde concurrentievermogen van de EU als geheel te vergroten en nieuwe werkgelegenheid te scheppen, moet er een groot aantal maatregelen worden vastgesteld en uitgevoerd die een duurzame bedrijfsgroei en ontwikkeling bevorderen. Voorts acht ik het van groot belang dat deze maatregelen worden gecoördineerd met maatregelen voor regionale ontwikkeling en dat ze complementair zijn, dit om te voorkomen dat er in bepaalde regio’s een concentratie van industrie, bedrijven en diensten ontstaat, terwijl andere, meer afgelegen regio’s aan hun lot worden overgelaten. Het verslag gaat ook in op een veelheid aan andere vraagstukken met impact op het dagelijks leven van de burgers, het concurrentievermogen van het bedrijfsleven en het scheppen van nieuwe banen in Europa, het uitvoeren van onderzoek en de bevordering van nieuwe technologieën, en de ontwikkeling en uitbreiding van infrastructuur op het gebied van vervoer, energie en telecommunicatie.
Er komt ook een punt aan de orde dat belangrijk is voor Litouwen, waarin de aandacht wordt gevestigd op de noodzaak de energie-infrastructuur in Oost-Europese landen zodanig te moderniseren dat ze op West-Europese energienetwerken kunnen worden aangesloten. Op dit gebied wordt tevens onderstreept dat de energie voor consumenten in heel Europa betaalbaar moet worden gehouden. Het verslag bevat tevens een aanmoediging aan de Commissie en de lidstaten om samen te werken teneinde het gebruik van effectievere en schonere vervoersystemen ingang te doen vinden en te bevorderen, internationale e-handel tot ontwikkeling te brengen en elektronische betalingssystemen te verbeteren.
Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. – (IT) De Europese Unie is een van de belangrijkste economieën van de wereld, die wordt aangedreven door de kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s). Deze ondernemingen, die het zwaarst onder de economische crisis hebben geleden, moeten speciale aandacht krijgen van de EU, ook omdat juist de kmo’s het meeste potentieel hebben op het gebied van groei en werkgelegenheid.
Het spreekt dus voor zich dat de Europese inspanningen gericht moeten zijn op het bevorderen van een duurzame economische groei. Ik heb voor het verslag gestemd omdat het een juiste aanduiding bevat van de prioriteiten voor het ontwikkelen van een sterkere interne markt, die beter aansluit op de behoeften van de Europese ondernemingen en tot een hogere mate van groei kan leiden.
Ik sta dus achter de richtlijnen die in deze tekst zijn aangeduid en die, naar mijn mening, concreet bij kunnen dragen aan de omvorming van de interne markt in een innovatieve, bedrijfsvriendelijke omgeving, stoelend op een digitale economie en met een doeltreffend vrij verkeer van diensten. In dat opzicht staan wij ook achter de behoefte om de e-handel aan te moedigen, zodat grensoverschrijdende transacties en het fiscaal beleid worden bevorderd, evenals een grotere rationalisering van grensoverschrijdende overheidsopdrachten, want op dat vlak lopen de Europese kmo’s op dit moment achter.
Ole Christensen, Dan Jørgensen, Christel Schaldemose en Britta Thomsen (S&D), schriftelijk. – (DA) Wij hebben gestemd voor het verslag inzake een interne markt voor ondernemingen en groei. Het verslag bevat een groot aantal belangrijke voorstellen voor de ontwikkeling van de interne markt.
We steunen echter niet de gedachte dat verschillen in fiscale bepalingen kunnen leiden tot significante belemmeringen voor grensoverschrijdende transacties en dat een coördinatie van het nationale belastingbeleid van de lidstaten, hetgeen de heer Monti in zijn verslag voorstelt, een aanzienlijke meerwaarde zal hebben voor bedrijven en burgers. Daarentegen zijn wij er voorstander van dat de coördinatie tussen de lidstaten gericht wordt op de preventie van belastingontduiking en belastingparadijzen. Belastingtarieven blijven een nationale aangelegenheid van de lidstaten.
Lara Comi (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Mijns inziens zijn de in dit verslag beschreven maatregelen essentieel om een functionerende interne markt te ontwikkelen waarin een gezonde en productieve mededinging heerst.
Ik ga volledig akkoord met de noodzaak om een digitale interne markt te ontwikkelen, want het ontbreken van toereikende regels heeft een aanzienlijke negatieve invloed op het rendement van de Europese markt, vooral recentelijk, gezien de technologische vooruitgang van bepaalde landen die onze economische concurrenten zijn. Het is noodzakelijk dat we rekening houden met het enorme potentieel van e-handel, vooral voor wat betreft de toename van grensoverschrijdende transacties en nog steeds, zoals ik al heb gezegd, voor de stijgende concurrentie die daardoor op de markt ontstaat.
Verder ben ik het ermee eens dat we op twee andere fronten in actie moeten komen, namelijk die van de diensten en die van de kmo’s. Het is noodzakelijk om de dienstenrichtlijn naar behoren ten uitvoer te leggen en het regelgevingskader voor normalisatie te hervormen, zodat dat ook van toepassing is op de genoemde fronten. Daarnaast hopen we binnen korte tijd het wetgevingsvoorstel van de Europese Commissie te ontvangen. Tot slot, zoals ik al in vele andere debatten heb gezegd, is het noodzakelijk dat we nieuwe stimulansen en een betere steun voor de kleine en middelgrote ondernemingen aanduiden, omdat die de ruggengraat van onze markt zijn en veel werkgelegenheid scheppen.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. – (RO) Verbetering van de toegang tot informatie voor alle ondernemingen, ook kmo’s, is goed voor Europa in de zin van de financiële steun waar ze beroep op kunnen doen op innovatiegebied. Hierdoor raken ze meer betrokken bij onderzoeksprogramma’s en vooral bij publiek-private partnerschappen die gericht zijn op het uitvoeren van onderzoeks- en innovatieprogramma’s. Ik ben van mening dat het potentieel van deze ondernemingen nog onvoldoende wordt benut. Daarom moet de EU deze sector steunen zodat deze zijn activiteiten kan ontwikkelen, ook grensoverschrijdend, en alle mogelijkheden van de interne markt kan benutten.
Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het verslag inzake “Een interne markt voor ondernemingen en groei” gestemd, omdat ik geloof dat het onze interne markt ten voordele van alle burgers aanzienlijk zal vergroten. In dit verslag wordt er daadwerkelijk naar gestreefd industrieel concurrentievermogen, duurzame ontwikkeling en het scheppen van banen te versterken.
De Europese Unie heeft een unieke economie met maar liefst vijfhonderd miljoen consumenten. Het onderhouden, versterken en bevorderen van de Europese interne markt zorgt voor een groter verkeer van goederen en diensten tussen lidstaten zonder handelsbelemmeringen. In tijden van bezuinigingen is het van cruciaal belang om de groei van onze economie te versnellen.
Ik ben het ermee eens dat er verdere maatregelen genomen moeten worden om te zorgen voor een passende uitvoering van de dienstenrichtlijn en de richtlijn beroepskwalificaties. Een goede uitvoering van deze richtlijnen zal de Europese burgers in staat stellen beroepshalve naar andere Europese lidstaten te reizen en diensten te verlenen zonder hoge administratieve lasten. Een van de hoofddoelstellingen van de Europese Unie is een ruimte zonder belemmeringen te creëren.
In dit verslag wordt ook ingestemd met steun aan bedrijven uit het mkb die momenteel zeer veel hulp nodig hebben.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Omdat Europa de grootste economie ter wereld is, is de invoering van de interne markt essentieel om burgers en bedrijven een gevoel van vertrouwen en veiligheid te geven. De crisis die de hele wereld, en Europa in het bijzonder, doormaakt, zet ons aan het denken over de toekomst van de EU en de maatregelen die we moeten treffen om de Europese economie weer uit het slop te halen. In oktober 2010 hechtte de Commissie haar goedkeuring aan de Mededeling “Naar een Single Market Act”, die volgende op het verslag van de heer Monti getiteld “Een nieuwe strategie voor de interne markt”. De doelstellingen omvatten onder meer maatregelen om op het niveau van het bedrijfsleven te komen tot stevigere, duurzamere en billijkere groei. Ik ben dan ook blij dat dit verslag is aangenomen, daar het onder meer gericht is op vermindering van de bureaucratische lasten op kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) door hun toegang te geven tot krediet, te investeren in innovatie en de modernisering van diensten, bijvoorbeeld door elektronisch beheer, en een digitale economie in te voeren. Dit zijn steunpilaren van de Europa 2020-strategie, die er sterk toe zullen bijdragen de interne markt concurrerender te maken en haar groei te stimuleren.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Ook dit is weer een verslag uit het pakket over de consolidatie van de interne markt, waarin de markt en de vrije mededinging schaamteloos geprezen worden, tegenover de onmiskenbare ramp die dit beleid heeft veroorzaakt en de verschrikkelijke gevolgen ervan waar de werknemers, de kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en de hele bevolking onder gebukt gaan, met name in landen met zwakkere economieën. Laten we een paar voorbeelden uitlichten uit enkele citaten uit het verslag, zoals op het terrein van energie, bijvoorbeeld: “wijst op het belang van een volledig operationele interne markt voor energie […]; onderstreept dat de interne markt voor energie moet bijdragen aan het betaalbaar houden van energie voor zowel consumenten, als het bedrijfsleven”.
Het is zonneklaar hoe tegenstrijdig en onjuist dit is. Men hoeft maar te kijken naar wat er in Portugal gebeurt om in te zien dat liberalisering geleid heeft tot privatisering, hoge prijzen voor het bedrijfsleven en consumenten en meer dan 1 miljard euro winst voor de aandeelhouders van EDP – Energias de Portugal, S.A., en een soortgelijk bedrag voor Galp Energia, SGPS, S.A. en andere bedrijven in die sector. Hetzelfde zou echter gezegd kunnen worden over sectoren als de post, de telecommunicatie of de financiële sector.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit is weer een verslag uit het pakket van de Commissie over de “Single Market Act”, een voorstel dat aansluit op het verslag van de heer Monti, getiteld: “Een nieuwe strategie voor de interne markt”.
Het is andermaal een lofzang op vrije concurrentie, waarbij verbloemd wordt dat in dit geschenk voor werknemers, kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en vooral de inwoners van landen met zwakkere economieën een bom verborgen zit.
Laten we een aantal voorbeelden uitlichten van de inhoud van het verslag, met name over energie:
“wijst op het belang van een volledig operationele interne markt voor energie […]; onderstreept dat de interne markt voor energie moet bijdragen aan het betaalbaar houden van energie voor zowel consumenten, als het bedrijfsleven”. Bovendien hoeft men maar te kijken naar wat er in Portugal gebeurt om in te zien dat liberalisering geleid heeft tot privatisering, hoge prijzen voor het bedrijfsleven en consumenten en meer dan 1 miljard euro winst voor de aandeelhouders van EDP – Energias de Portugal, S.A., en een soortgelijk bedrag voor Galp Energia, SGPS, S.A. en andere bedrijven in die sector.
Iets dergelijks zou gezegd kunnen worden over sectoren als de post of de telecommunicatie, om nog maar te zwijgen van de financiële sector. Daarom hebben wij tegen het verslag gestemd.
Jim Higgins, Seán Kelly, Mairead McGuinness en Gay Mitchell (PPE), schriftelijk. − (EN) De vier Ierse leden van het Europees Parlement van Fine Gael hebben voor het verslag over de Single Market Act voor ondernemingen en groei gestemd. We zijn het eens met de algemene strekking van de resolutie, maar verlenen geen steun aan de geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB), zoals wij in eerdere verklaringen hebben aangegeven.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) In het verslag-Buşoi wordt een interne markt voorgesteld die gunstig is voor ondernemingen. Ook wordt terecht het belang van het mkb benadrukt. Er is een plek in de EU, Schotland, waar tienduizenden kleine bedrijven hebben geprofiteerd van een bonusregeling voor kleine ondernemingen van de Schotse regering. Dit is een voorbeeld van optimale praktijken voor andere Europese landen.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Om de interne markt van de EU nieuw leven in te blazen, het wereldwijde concurrentievermogen van de EU als geheel te vergroten en nieuwe werkgelegenheid te scheppen, moet er een groot aantal maatregelen worden vastgesteld en uitgevoerd die een duurzame bedrijfsgroei en ontwikkeling bevorderen. Europa is uitgegroeid tot de grootste economie ter wereld. De interne markt is de hoeksteen voor bedrijven en consumenten, maar er is wat groei en banen betreft nog ruimte voor méér; het volledige potentieel is nog niet benut. Er moet specifieke aandacht worden geschonken aan kleine en middelgrote ondernemingen omdat zij het grootste potentieel voor verdere ontwikkeling en nieuwe werkgelegenheid hebben. Het is daarom erg belangrijk duurzame economische groei te bevorderen. De interne markt en de bedrijven die erop opereren zijn van cruciaal belang voor de groei van de EU-economieën in de toekomst. De interne markt moet een innovatieve, bedrijfsvriendelijke omgeving worden, stoelend op een digitale economie en met een doeltreffend vrij verkeer van diensten. Een goed functionerende interne markt voor diensten heeft veel potentieel voor groei en, in het verlengde daarvan, voor herstel van onze economieën. Alleen duurzame groei garandeert de schepping van duurzame arbeidsplaatsen. Er moeten meer maatregelen worden genomen om te komen tot een goede tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn en de richtlijn beroepskwalificaties. Ook dient te worden nagedacht over de invoering, daar waar van toepassing, van pan-Europese beroepsbewijzen omdat deze het vrije verkeer voor burgers van de EU kunnen helpen verbeteren en de aanwervingsprocedures voor EU-bedrijven kunnen helpen vereenvoudigen.
Tunne Kelam (PPE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat de omstandigheden voor het mkb in mijn ogen dringend moeten worden verbeterd, als wij Europa een sterke concurrentiepositie willen geven in de wereld. Het is reeds talloze malen aangetoond dat de vermindering van bureaucratische lasten voor het mkb tot economische groeit leidt en het concurrentievermogen van het mkb versterkt. Er is te weinig gedaan om ervoor te zorgen dat het mkb met minder bureaucratische obstakels en meer doelmatigheid kan functioneren. Het mkb is de drijvende kracht achter de Europese economie. Ook in de digitale wereld vinden ingrijpende ontwikkelingen plaats. De EU concurreert momenteel niet sterk op online markten. Dit betekent dat we alles moeten doen om e-handel te bevorderen en vooruitgang moeten boeken bij het verwezenlijken van de Europese digitale interne markt. Er zijn reeds belangrijke stappen genomen, maar er is nog meer te doen en haast is geboden. Ik ben verheugd over de acties die in dit verslag worden voorgesteld om oplossing van het onderhavige probleem te bespoedigen.
Edvard Kožušník (ECR), schriftelijk. – (CS) Het verslag over een interne markt voor ondernemingen en groei is uiterst evenwichtig geworden. Ik denk dat met de tenuitvoerlegging van de voorgestelde maatregelen de groei op de interne markt kan worden gestimuleerd en daarmee uiteindelijk ook de economie van de individuele lidstaten. Vooral de belangrijkste prioriteiten van dit verslag spreken mij aan, zoals de ontwikkeling van een EU-octrooi en een uniform systeem voor geschillenbeslechting, de nadruk op de noodzaak tot langetermijninvesteringen in innovatieve sectoren, een verhoging van het vertrouwen van het bedrijfsleven en de consumenten in e-handel, stimulering van de ontwikkeling daarvan binnen het kader van de interne markt, het uit de weg ruimen van bureaucratische obstakels voor de grensoverschrijdende activiteiten van kleine en middelgrote ondernemingen en stroomlijning van de procedures voor openbare aanbestedingen. Omdat ik voorstander ben van alle voornoemde maatregelen en ik overtuigd ben van hun grote nut, heb ik voor de goedkeuring van dit verslag gestemd.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. – (IT) De doelstellingen van de 2020-strategie naleven vereist dat Europa zo gunstig mogelijke omstandigheden creëert voor groei en innovatie, door middel van investeringen en doeltreffend handelen op het gebied van de Europese markt. Europa moet groei ondersteunen en doeltreffende strategieën bevorderen binnen de interne markt, die zijn gericht op een verhoging van concurrentievermogen, innovatie en onderzoek. De Commissie moet de tenuitvoerlegging waarborgen van een pakket dat ons in staat stelt deze doelstellingen te behalen, door middel van maatregelen die zijn gericht op een verbeterde bevordering van het concurrentievermogen van de interne markt. De economische governance van de Europese Unie versterken is dus een belangrijke stap die bedrijven op de interne markt in staat zal stellen om maximaal te profiteren van de interne markt. De ontwikkeling van EU-projectobligaties en van een EU-octrooi dat ik de gehele Unie geldig is, zijn enkele van de redenen waarom ik de resolutie steun. Het is belangrijk dat we de doelstelling van de interne markt behalen, maar het blijft noodzakelijk dat we aandacht besteden aan de uiteenlopende omstandigheden van de verschillende lidstaten. Het is aan de EU om deze discrepanties tot een minimum te reduceren, zodat alle Europese ondernemingen van de interne markt kunnen profiteren.
Agnès Le Brun (PPE), schriftelijk. – (FR) Oktober vorig jaar presenteerde de commissaris voor de interne markt en diensten, Michel Barnier, zijn “Single Market Act”, een geheel van vijftig voorstellen om de groei in de Europese Unie een nieuwe impuls te geven. Het Europees Parlement werd verzocht zich uit te spreken over de verschillende delen van deze mededeling. Het eerste hoofdstuk van de ‘Act’ is gewijd aan de voornemens van de Commissie om een bedrijfsvriendelijke omgeving tot stand te brengen. Op die manier moeten creatieve prestaties en innovatie worden bevorderd met het oog op duurzame ontwikkeling, waarbij internationaal concurrentievermogen en bescherming van kmo’s hand in hand gaan. Omdat de voornemens van de Commissie in de voorliggende resolutie van het Europees Parlement worden goedgekeurd en aangevuld, steun ik deze resolutie, waarin tevens wordt gewezen op de noodzaak die zich nu meer dan ooit doet voelen om de reële economie te ondersteunen, met name middels een ambitieus Europees industriebeleid. Om de markt werkelijk een te maken voor kmo’s wordt in de resolutie gepleit voor de invoering van het Europees Statuut van de besloten vennootschap, dat bevorderlijk zou zijn voor de grensoverschrijdende vestiging en exploitatie van deze onontbeerlijke elementen van de economische structuur van de Unie.
Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik de interne markt zonder enige twijfel beschouw als de voornaamste troef voor ons concurrentievermogen op internationaal niveau. Zonder de interne markt hadden we niet de huidige belangrijke rol gespeeld in het wereldwijde evenwicht van economische machten, vooral nu er nieuwe machten op het wereldtoneel verschijnen. De ontwikkeling van de interne markt en de doorgaande ontwikkeling van de regio’s zijn complementair. Samen leiden deze tot een sterk Europa, dat gekenmerkt wordt door cohesie en concurrentievermogen. Zodoende wil ik de zeer belangrijke rol van het regionaal beleid benadrukken bij de integratie van de interne markt. Ik ben van mening dat een betere toegang voor alle regio’s in de Europese Unie een conditio sine qua non is voor een dynamische en krachtige interne markt.
De nieuwe lidstaten bevinden zich in een bijzondere situatie, waarin de toegang tot de interne markt nog moeizaam is. Ondersteuning van investeringen in infrastructuur en verbetering daarvan zal bijdragen aan een groter concurrentievermogen van de achtergebleven regio’s, zullen zorgen voor een harmonieus functioneren van de interne markt en zo bijdragen aan een aanzienlijke verbetering van het wereldwijde concurrentievermogen van de Europese Unie op wereldniveau.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. De interne markt en de bedrijven die erop opereren zijn van cruciaal belang voor de groei van de EU-economieën in de toekomst. Dit ontwerpverslag bevat de prioritaire maatregelen die nodig zijn voor het tot stand brengen van een sterkere interne markt die beter aansluit op de behoeften van bedrijven in de EU en die tot méér groei leidt dan in het verleden.
De prioriteiten van de rapporteur zijn onderverdeeld in vier groepen die erop gericht zijn de interne markt om te vormen tot een innovatieve, bedrijfsvriendelijke omgeving, stoelend op een digitale economie en met een doeltreffend vrij verkeer van diensten. Een goed functionerende interne markt voor diensten heeft veel potentieel voor groei en, in het verlengde daarvan, voor herstel van onze economieën. Alleen duurzame groei garandeert de schepping van duurzame arbeidsplaatsen.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) In dit verslag worden voorstellen gedaan voor meer liberalisering in de sectoren energie en post en een versterkte toepassing van de dienstenrichtlijn, onder het mom van ondersteuning van bedrijven en het weer op gang brengen van de groei. Geheel in de lijn van de neoliberale leer worden regelgeving door de overheid en bescherming van de openbare diensten aangewezen als de schuldigen die de groei belemmeren. De Europese leiders hebben geen lering getrokken uit de crisis van 2008. Toch moet er een compleet andere weg naar een ander Europa worden ingeslagen. Ik stem tegen deze tekst.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De interne markt is altijd een van de hoekstenen van de economische ontwikkeling van Europa geweest. De mededeling “Naar een Single Market Act” gaat over politiek leiderschap en het beginsel van partnerschap als fundamentele instrumenten om de interne markt een nieuwe impuls te geven en te verdiepen. We moeten een nieuwe dynamiek creëren in de betrekkingen tussen de instellingen en in de medewerking en de inzet van de lidstaten, evenals de nationale parlementen en de regionale en lokale overheden, zodat de toepasbaarheid en de tenuitvoerlegging van de wetgeving inzake de interne markt kunnen worden verbeterd. Wij moeten ons allemaal – lidstaten en Europese instellingen – inzetten om de tenuitvoerlegging van de Europese wetgeving te monitoren, te evalueren en te moderniseren.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Vooral het mkb is een belangrijke motor voor de hele economie. We moeten het mkb in de interne markt meer mogelijkheden bieden om zich te vestigen en uit te breiden. Daar is kapitaal voor nodig en het mkb moet hier gemakkelijker toegang toe krijgen. Een andere factor om een voortdurende en duurzame groei van de Europese nationale economieën te kunnen waarborgen, is steun aan de dienstensector. Hiertoe is een vrij verkeer van diensten noodzakelijk. De interne markt moet in het algemeen aantrekkelijker worden gemaakt, om zich tot een innovatieve en ondernemersvriendelijke omgeving te ontwikkelen.
Om het concurrentievermogen te verbeteren en de groei te bevorderen, zou de EU ook een digitale interne markt nodig hebben. Alle ondernemingen in de EU moeten van de interne markt kunnen profiteren, hoewel sommige sectoren, bijvoorbeeld de e-handel, nog duidelijk verder ontwikkeld moeten worden. Ik heb het verslag niet gesteund, omdat de rapporteur voor de invoering van een nieuwe btw-strategie pleit, maar niet precies uitlegt hoe deze er in de praktijk uit zou kunnen zien.
Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat de interne markt voor het bedrijfsleven en de groei een zeer belangrijke factor is. Er moet veel aandacht worden geschonken aan innovatie en creativiteit en aan een passend mechanisme voor de financiering daarvan. Innovaties leveren een basis voor sterke en duurzame groei en nieuwe banen. Met het oog op een doeltreffende werking van de financieringsmechanismen is het bovenal noodzakelijk gunstige omstandigheden te creëren voor langetermijninvesteringen in innovatieve sectoren en sectoren die nieuwe werkgelegenheid creëren. Er dient bijzondere aandacht te worden geschonken aan kleine en middelgrote ondernemingen, die een vitale rol spelen in de Europese economie. De interne markt moet worden omgevormd tot een voor kmo’s meer bedrijfsvriendelijke omgeving die de uitbreiding van hun grensoverschrijdende activiteiten bevordert, hun toegang tot de kapitaalmarkten verbetert en administratieve en fiscale belemmeringen wegneemt. Er moeten de nodige voorwaarden worden gecreëerd zodat kmo’s passende steun ontvangen in het kader van het regionaal beleid van de EU, gezien de belangrijke rol die zij spelen bij het versterken van de sociale banden in stedelijke of dunbevolkte gebieden. De Europese banksector moet een pluralistische structuur krijgen die inspeelt op de financieringsbehoeften van kmo’s. Het is erg belangrijk dat het btw-kader wordt verduidelijkt en dat er een gemeenschappelijke, geconsolideerde grondslag voor vennootschapsbelasting wordt ingevoerd. Een Europees Statuut van de besloten vennootschap dient zo spoedig mogelijk te worden goedgekeurd, teneinde de vestiging en grensoverschrijdende activiteiten van kleine en middelgrote ondernemingen te vergemakkelijken. Opgemerkt is dat de procedures voor overheidsopdrachten gerationaliseerd moeten worden. We moeten de voorwaarden voor grensoverschrijdende overheidsopdrachten gunstiger maken om wederkerigheid met andere geïndustrialiseerde landen en de belangrijkste opkomende economieën tot stand te brengen.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) De financieel-economische crisis heeft de EU aangezet tot het zoeken naar nieuwe regels en systemen die voor evenwichtigheid en groei zorgen. Het verslag van Mario Monti heeft de toon gezet voor het ontwerp van de Europese “Single Market Act”. De belangrijkste doelstelling is het waarborgen van groei en ontwikkeling, maar ook van veiligheid en garanties voor kleine en middelgrote ondernemingen, investeerders en consumenten, en voor alle marktdeelnemers die eenvoudiger handel moeten kunnen drijven. Ik heb niet alleen voorgestemd omdat ik achter de tekst sta, maar ook om een concrete inspanning te leveren voor de burgers, om de regelgevingen te verbeteren en zowel voor het publiek als voor de ondernemingen gelijke investerings- en consumptiekansen te garanderen, in een aldoor groeiend systeem.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) In dit verslag presenteert het Parlement de vijf voornaamste prioriteiten om de interne markt te consolideren voor ondernemingen en groei: de ontwikkeling van een EU-octrooi en een uniform systeem voor geschillenbeslechting; de financiering van innovatie; het stimuleren van e-handel; het verbeteren van de toegang van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) tot en hun deelname aan de interne markt; het rationaliseren van de procedures voor overheidsopdrachten. Ik sta achter deze prioriteiten en heb daarom voor dit verslag gestemd. Ik wil graag nogmaals benadrukken dat ik ervan overtuigd ben dat de ontwikkeling van een EU-octrooi en een uniform systeem voor geschillenbeslechting onontbeerlijk is voor de ondersteuning van innovatie en creativiteit binnen de interne markt. Innovatie en creativiteit worden erkend als groeifactoren. Afgezien van deze maatregel denk ik dat de Commissie en de lidstaten het belang van innovatie voor sterke en duurzame groei en nieuwe banen moeten erkennen. We moeten de groei stimuleren door te waarborgen dat innovatie naar behoren wordt gefinancierd, met name door Europese projectobligaties in te voeren.
Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. – (RO) De interne markt moet nieuw leven worden ingeblazen en geheel worden voltooid om de doelstellingen die in het kader van de Europa 2020-strategie zijn bepaald, te halen, teneinde te zorgen voor meer groei voor de bedrijven, inclusief ondernemingen in de sector sociale economie (coöperaties, verenigingen, onderlinge maatschappijen en stichtingen), en meer en betere banen, alsmede adequate bescherming voor de rechten van de Europese werknemers en de consumenten in de EU. Ik roep op tot het creëren van een meer kmo-vriendelijk regelgevingskader door het effect van nieuwe wet- of regelgevingsmaatregelen voor kmo’s grondig te beoordelen met het oog op de terugdringing van bureaucratische rompslomp, versterking van het concurrentievermogen en bevordering van betere banen. Daarnaast moeten de bestaande bepalingen met betrekking tot de gezondheid en veiligheid van werknemers behouden blijven. Het voorstel van de Commissie om een btw-strategie te formuleren is essentieel, omdat er een betere fiscale coördinatie tussen de lidstaten nodig is om oneerlijke belastingconcurrentie en marktdistorsies te voorkomen. Ik ben van mening dat het voorstel van de Commissie voor een richtlijn tot invoering van een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting het concurrentievermogen met name van kmo’s zal bevorderen, door de lasten als gevolg van de administratieve complexiteit te verminderen en fiscale belemmeringen voor de groei die het gevolg zijn van de fragmentatie, aan te pakken, met als resultaat een potentieel positieve impact op de overheidsfinanciën en de werkgelegenheid.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) De volledige totstandkoming van een concurrerende interne markt zonder grenzen is essentieel om de Europese economie uit het slop te halen en groei, concurrentievermogen en duurzaamheid in de EU te stimuleren. Het is dan ook raadzaam om maatregelen te treffen waarmee een sterkere interne markt kan worden opgebouwd, die beter aansluit op de behoeften van ondernemingen in de EU, met name kmo’s, zodat een gunstig klimaat wordt geschapen voor innovatie, op basis van een digitale economie en met daadwerkelijk vrij verkeer van diensten.
Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) Een goed functionerende interne markt is onontbeerlijk voor het concurrentievermogen, de werkgelegenheid en duurzame groei in Europa. Daarom heb ik voor het uitstekende verslag van collega Buşoi gestemd, die ter verbetering van de werking van de interne markt diverse prioriteiten voorstelt die vergezeld gaan van een aantal wetgevingsvoorstellen om deze prioriteiten te realiseren. Nodig in dit verband is het versnellen van de invoering van het EU-octrooi, het stroomlijnen van de procedures voor openbare aanbestedingen en het verder stimuleren van de digitale economie door het vertrouwen van het bedrijfsleven en de burgers in e-handel te versterken. Tot slot zij gewezen op twee essentiële hefbomen voor groei die zo snel mogelijk in beweging gezet moeten worden: aan de ene kant innovatie op lange termijn ter begeleiding van de ecologische transformatie van de economieën, wat gerealiseerd kan worden door de ontwikkeling van EU-projectobligaties, met name op het gebied van energie, transport en telecommunicatie; aan de andere kant het verbeteren van de deelname van het mkb aan de interne markt door het ontwikkelen van de financieringsbronnen van deze bedrijven, het verbeteren van hun toegang tot kapitaalmarkten, het elimineren van fiscale belemmeringen voor hun grensoverschrijdende activiteiten en het herzien van het kader voor overheidsopdrachten, teneinde procedures flexibeler en minder bureaucratisch te maken.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voorgestemd. In oktober 2010 hechtte de Commissie goedkeuring aan de Mededeling “Naar een Single Market Act”, die bedoeld was om de interne markt nieuw leven in te blazen. In het eerste deel van deze mededeling stelt de Commissie een aantal maatregelen voor om op het niveau van het bedrijfsleven te komen tot stevige, duurzame en billijke groei. Europa is uitgegroeid tot de grootste economie ter wereld. De interne markt is de hoeksteen voor bedrijven en consumenten, maar er is wat groei en banen betreft nog ruimte voor méér; het volledige potentieel is nog niet benut. Er moet specifieke aandacht worden geschonken aan kleine en middelgrote ondernemingen omdat zij het grootste potentieel voor verdere ontwikkeling en nieuwe werkgelegenheid hebben.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) De mededeling “Naar een Single Market Act” gaat over politiek leiderschap en het beginsel van partnerschap als fundamentele instrumenten om de interne markt een nieuwe impuls te geven. De dynamiek van de betrekkingen tussen de instellingen en in de medewerking en de inzet van de lidstaten, evenals de nationale parlementen en de regionale en lokale overheden, vormen mechanismen waarmee de toepasbaarheid en de tenuitvoerlegging van de wetgeving inzake de interne markt kan worden verbeterd. Ik stem voor dit verslag, omdat ik de voorgestelde maatregelen essentieel acht, in het bijzonder de opname van een evaluatie van de toestand van de interne markt op de agenda van de Voorjaarsraad, de publicatie van een groenboek in samenwerking met het maatschappelijk middenveld en regionale en lokale overheden, de publicatie van concordantietabellen en tot slot het terugdringen van gebreken en fouten bij de omzetting van richtlijnen.
Zowel de lidstaten als de Europese instellingen moeten zich inzetten om de tenuitvoerlegging van de Europese wetgeving te monitoren, te evalueren en te moderniseren, want alleen zo kan het integratiebeleid slagen. Ten slotte wil ik er op wijzen dat regionale en lokale overheden een belangrijker rol moeten krijgen, overeenkomstig de beginselen van subsidiariteit en partnerschap.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik steun het verslag van onze collega Silviu Buşoi, evenals de verslagen van Sandra Kalniete en Antonio Correia de Campos. Deze drie verslagen zijn opgesteld naar aanleiding van het voorstel van de Europese Commissie voor een Single Market Act. De interne markt weer op gang brengen, maar die vooral ook dichter bij de burger brengen: dat is het doel van Michel Barnier, commissaris voor de interne markt. Een doelstelling die ik volledig onderschrijf. De Single Market Act moet worden aangegrepen als dé gelegenheid om de burger duidelijk te maken dat de opbouw van Europa, en de interne markt in het bijzonder, er is vóór hem, en niet tegen hem. De beschikbaarheid van een basisbankdienst garanderen en, in bredere zin, de kwaliteit en toegankelijkheid van basisdiensten voor onze medeburgers zeker stellen, passen binnen die gedachte.
Giovanni Collino (PPE), schriftelijk. – (IT) De drie verslagen van het Europees Parlement, die een antwoord vormen op de Single Market Act van de Commissie, behandelen belangrijke onderwerpen voor de Europese industrie en voor haar kleine en middelgrote ondernemingen. De vereenvoudiging van de regelgeving en vermindering van de bureaucratische rompslomp, de strijd tegen vervalsing, het belang van innovatie en de toegang tot leningen zijn noodzakelijke ingrepen die onze ondernemingen van Europa verwachten, zodat ze weer concurrentiekrachtig kunnen worden op de internationale markten.
Wat aan de andere kant echt noodzakelijk is voor het herstel en de voltooiing van de Europese interne markt is een eenduidig fiscaal beleid binnen de Unie. Het belastingbeleid is de zuurstof die de kleine en middelgrote ondernemingen nodig hebben voor een opleving die niet beperkt blijft tot een initiële stimulans, maar doorgaat tot consolidatie en groei. Het gebrek aan fiscale harmonisatie in Europa veroorzaakt een onevenwichtigheid tussen de verschillende gebieden in de Unie, zoals het geval is tussen het noordoosten van Italië en Slovenië, die niet alleen wat betreft de mate waarin hun economieën zich ontwikkelen, maar ook op fiscaal vlak met elkaar concurreren.
Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. – (IT) We worden niet erg enthousiast van de drie verslagen over de interne markt, want ze bevatten alle drie punten waar wij het mee eens zijn, maar daarnaast ook punten waarmee we niet akkoord gaan. In dit geval zal ik mij echter voor het verslag van onze collega van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa (ALDE) onthouden van stemming. Ondanks punten waar ik het niet mee eens ben – zoals de maatregelen die naar mijn mening de grote ondernemingen bevoordelen in plaats van de kleine – bevat het verslag namelijk ook positieve punten, zoals de nadruk op innovatie ter bevordering van groei.
Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. − (EN) De door de Europese Commissie voorgestelde Single Market Act heeft als doel het potentieel van de interne markt vrij te maken en de economie van de EU weer sterk en concurrerend te maken na de economische crisis. Ik heb voor de aanbevelingen van het Parlement betreffende de Single Market Act van de Commissie gestemd en verzoek de Europese Commissie met klem om deze aanbevelingen over te nemen, zodat bestuursstructuren worden versterkt, innovatie en werkgelegenheid wordt gestimuleerd en burgers centraal worden gesteld in de interne markt. We moeten samenwerken bij het versterken van het economisch bestuur van de interne markt en bij de invoering van een beter gecoördineerde benadering van politiek leiderschap. Dit zal de effectiviteit van de Single Market Act vergroten en het vertrouwen van de burgers in het initiatief herstellen.
Ik verwelkom de resolutie waarin wordt opgeroepen tot meer aandacht voor de mobiliteit van burgers. Het is volgens mij van essentieel belang dat bij de vernieuwing van de interne markt ook wordt gekeken naar de behoeften van het mkb en een kader wordt geschapen waarin nieuwe, innovatieve bedrijven kunnen ontstaan in de gehele EU en met name in Wales.
Verslagen: António Fernando Correia De Campos (A7-0072/2011) – Cristian Silviu Buşoi (A7-0071/2011)
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb de twaalf prioriteiten in de Single Market Act gesteund en hoop dat de Commissie deze zal vertalen naar effectieve wetgevingsmaatregelen.