De Voorzitter. – Aan de orde is de mondelinge vraag (O-000053/2011) van Vital Moreira, namens de Commissie INTA, aan de Commissie: Handelsbetrekkingen EU-Canada (B7-0213/2011).
Vital Moreira, auteur. − (PT) Mevrouw de Voorzitter, in mijn hoedanigheid van voorzitter van de Commissie internationale handel heb ik de taak deze mondelinge vraag aan de Europese Commissie te presenteren in verband met de onderhandelingen over een economische en handelsovereenkomst met Canada.
Er zijn twee jaar verstreken sinds het begin van die onderhandelingen in mei 2009 en er zijn aanwijzingen dat de onderhandelingen nog in de loop van dit jaar kunnen worden afgerond. Gezien de vooruitgang die er bij de onderhandelingen is geboekt is het dan ook gepast dat de Commissie openbare informatie verschaft over een aantal van de belangrijkste punten bij die onderhandelingen.
Daar de tekst van de vraag die mijn commissie heeft goedgekeurd bekend en verdeeld is kan ik, mevrouw de Voorzitter, mij de moeite besparen de vraag op te lezen.
We weten dat sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon dit Parlement het recht heeft geïnformeerd te worden over alle fasen van de onderhandelingen over internationale overeenkomsten. Daaronder vallen natuurlijk ook de internationale handelsovereenkomsten, die trouwens een exclusieve bevoegdheid vormen van ons Parlement en waardoor parlementaire controle des te meer gerechtvaardigd is.
Er dient op gewezen te worden dat de verantwoordelijke commissaris voor internationale handel, de heer De Gucht, en het directoraat-generaal Handel zich gehouden hebben aan de plicht om in dit geval en in andere voorkomende gevallen de door mij voorgezeten commissie te informeren. Daarom is het van belang de informatie over de belangrijkste zaken in verband met de vooruitgang van de onderhandelingen te delen met het hele Parlement en ook met de publieke opinie. Hierbij gaat het ook om zaken die zeer gevoelig liggen bij dit Parlement en de Europese publieke opinie, zoals de befaamde oliehoudende teerzanden en het aanvechten door Canada bij de Wereldhandelsorganisatie van het Europees verbod op zeehondenproducten.
Daarom vinden we onze mondelinge vraag en de mogelijke gevolgen ervan zo belangrijk. Dan resteert mij nog dit Huis te laten weten dat aan deze mondelinge vraag zoals gebruikelijk een resolutie over hetzelfde onderwerp is gekoppeld die woensdag in stemming zal worden gebracht. Beide initiatieven zijn een blijk van het grote belang dat de Commissie internationale handel en, volgens ons, het Parlement moeten hechten aan dit vraagstuk.
Máire Geoghegan-Quinn, lid van de Commissie. – (GA) Mevrouw de Voorzitter, commissaris De Gucht is op dit moment afwezig en heeft me gevraagd om, in antwoord op de parlementaire vraag van Vital Moreira, de volgende verklaring af te leggen.
(EN) Het plenaire debat over de onderhandelingen over een uitgebreide economische en handelsovereenkomst met Canada, ofwel CETA, is zeer welkom. Tot nu toe verlopen deze onderhandelingen soepel en het zou mogelijk moeten zijn het grootste gedeelte van de overeenkomst voor het eind van het jaar rond te krijgen. Begin 2012 zou dan de formele sluiting van de overeenkomst plaatsvinden.
De onderhandelingen gaan nu echter ook een fase in waarin de zaken wat moeilijker worden. Dat is met name zo omdat een aantal van de kwesties waarover nog geen overeenstemming is bereikt, samenhangen met inherente verschillen in onze economische structuur of regelgevingstelsels.
Dit is voor beide partijen een buitengewoon gunstige overeenkomst, die vanwege de beoogde brede toepassingssfeer positieve gevolgen zal hebben voor zowel het bedrijfsleven als investeerders en consumenten. In materiële zin is onze schatting dat dit beide economieën 20 miljard euro extra zou kunnen opleveren. Daar waar de offensieve belangen van de EU, zoals overheidsaanbestedingen op provincieniveau, onder provinciale bevoegdheid vallen, zullen de provincies en grondgebieden van Canada – zo is ons verzekerd – zich committeren aan de onderhandelingen en aan de tenuitvoerlegging van de overeenkomst.
Dan kom ik nu op de specifieke punten waarover u zich zorgen maakt. De EU-lidstaten hebben inmiddels overeenstemming bereikt over het hanteren van de zogeheten "negatieve lijst"-benadering. Een belangrijke reden waarom een handelspartner als Canada de voorkeur geeft aan een negatieve lijst is dat daarmee een veel grotere transparantie en rechtszekerheid wordt geboden, omdat het met zo'n lijst glashelder is welke diensten geen toegang tot de markt krijgen en ook waar er in de publieke sector sprake is van monopolies en exclusieve rechten. De "negatieve lijst"-benadering vormt dus geen enkel beletsel voor een EU-lidstaat die het monopolie op een bepaalde dienst heeft dit ook in de toekomst te behouden.
Het blijft aan de EU en Canada om te bepalen tot welke verbintenissen ze in elke sector al dan niet bereid zijn, ook ten aanzien van overheidsdiensten of andere diensten waar een flexibel beleid in de toekomst van belang is.
EU-regeringen zullen de mogelijkheid behouden universele verplichtingen die inherent zijn aan openbare diensten op te leggen aan particuliere exploitanten. Ook zullen ze openbare diensten waar nodig kunnen blijven subsidiëren. Handelsovereenkomsten verplichten niet tot privatisering of deregulering, en dit zal niet anders zijn voor de CETA, waarin bepalingen over duurzame ontwikkeling worden opgenomen die betrekking hebben op economische, sociale en milieuaspecten. Deze bepalingen zullen volledig worden geïntegreerd in de handelsovereenkomst.
We nemen nota van de zorgen die geuit zijn over het WTO-panel in verband met het EU-verbod op de handel in zeehondenproducten en over de winning van olie uit oliezand. We hebben begrip voor deze zorgen, maar vinden dat er steekhoudende argumenten zijn om deze processen gescheiden te houden van de CETA-onderhandelingen. Dit gezegd hebbende, wil ik erop wijzen dat de onderhandelingen de EU of haar partnerlanden op geen enkele manier belemmeren milieumaatregelen te formuleren en ten uitvoer te leggen. Dit geldt overigens voor willekeurig welke onderhandelingen over handelsakkoorden.
Meer in het bijzonder, wat de richtlijn inzake brandstofkwaliteit betreft: laat het volstrekt duidelijk zijn dat de onderhandelingen en een toekomstige overeenkomst geenszins van negatieve invloed zijn op de tenuitvoerlegging van die richtlijn.
Geachte afgevaardigden, we komen steeds dichter bij een overeenkomst die ertoe zal bijdragen dat de economieën van de EU en Canada de oppepper krijgen die ze zo nodig hebben. We zien ernaar uit tijdens het debat van vandaag de standpunten van het Parlement te horen en zijn benieuwd naar de resolutie u daarna zult aannemen.
Georgios Papastamkos, namens de PPE-Fractie. – (EL) Mevrouw de Voorzitter, het hervatten van de onderhandelingen, op initiatief van Canada, over de verbetering van de bilaterale samenwerking door middel van een veelomvattende economische en handelsovereenkomst is een positieve stap, zoals ook de voorzitter van de commissie, de heer Moreira, heeft opgemerkt. Er is echter één punt waarover wij ons zorgen maken en dat heeft te maken met de federale structuur van Canada. Ik doel op de noodzaak van een onbelemmerde en uniforme toepassing van de overeenkomst door de afzonderlijke provincies.
In het kader van de handelsbetrekkingen tussen de twee partners staan onder meer belangrijke offensieve en defensieve landbouwbelangen op het spel. En op dit punt wil ik ook de mening overbrengen van mevrouw Jeggle, die vandaag afwezig is. De volledig bescherming van geografische aanduidingen vereist prioriteit gegeven de toenemende namaak van kwalitatief hoogwaardige landbouwproducten van de Unie. Canada, evenals andere landen die geografische aanduidingen beschermen met handelsmerken, verzet zich zoals bekend tegen de eisen van de Unie op dit punt van de onderhandelingen van de Doha-ronde. De afwijkende wetgeving van de afzonderlijke provincies is een bijkomend problematisch aspect.
Wat betreft de kwestie van genetisch gemodificeerde organismen herinner ik eraan dat de Unie en Canada een wederzijds aanvaardbare oplossing voor de beslechting van dit geschil hebben ondertekend. Canada heeft ingestemd met de beslechting van het geschil in ruil voor een bilaterale reguleringsdialoog over biotechnologische kwesties. Ik doe een beroep op de Commissie om in het kader van de onderhandelingen die thans plaatsvinden het hoge beschermingsniveau te verdedigen dat het Europese regelgevingskader biedt.
Ten slotte wijs ik op de Canadese overheidsbedrijven voor de handel in landbouwproducten, die, zoals bekend, over vergaande bevoegdheden beschikken en monopolistisch kunnen optreden. Canada zal specifieke toezeggingen moeten doen. Ook dit is een eis waarop de Unie tijdens de WTO-onderhandelingen heeft gewezen.
David Martin, namens de S&D-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, mijn fractie ziet de vele voordelen van een ambitieus en breed economisch handelsverdrag met Canada. Er zijn echter vier grenzen die wat ons betreft absoluut gerespecteerd moeten worden.
Ten eerste: met betrekking tot de winning van teerzand, dat de plaatselijke biodiversiteit aantast, staan wij voor het recht van de EU om middels de richtlijn inzake brandstofkwaliteit het gebruik daarvan te verbieden. Ik ben content met de uitspraken van de commissaris over deze kwestie.
Ten tweede: we vinden het een vreemd idee dat het Parlement goedkeuring zou geven aan een handelsovereenkomst met Canada terwijl Canada zich via de WTO keert tegen het handelsverbod van de EU. Op dit punt kan ik me niet vinden in het standpunt van de commissaris dat wij dit als twee aparte kwesties moeten zien. Het lijkt me dat als je het de kiezers zou vragen, deze kwesties met elkaar verbonden zijn, en ook als je het mij vraagt. Ik zal zeker niet voor een overeenkomst stemmen als dit geschil nog niet is beslecht voor we de laatste stadia van deze overeenkomst bereiken.
Ten derde: het is voor ons onacceptabel wanneer deze overeenkomst een negatieve uitwerking heeft op de mogelijkheid van Canada om met behulp van de TRIPs-flexibiliteiten goedkope generieke medicijnen te exporten naar ontwikkelingslanden. Het is een belangrijke bron van generieke medicijnen voor ontwikkelingslanden, en we mogen niet zwichten voor de druk van de farmaceutische industrie die het Canada moeilijk wil maken generieke medicijnen te leveren.
Ten vierde: wij kunnen niet achter deze overeenkomst staan zolang deze niet ingaat op de verschillende normen en voorkeuren van plaatselijke kmo's en staatsmonopolies in Canada. Dit was de kwestie waar de heer Papastamkos ons al eerder op wees, namelijk het verschil tussen provinciale en nationale wetgeving. Deze kwesties moeten worden behandeld alvorens deze overeenkomst in de laatste fase belandt.
Dat gezegd hebbende, mocht de definitieve tekst op deze kwesties ingaan en ambitieus genoeg zijn met betrekking tot het verlagen van tarieven op gedistilleerde dranken, machinerie en auto's uit de EU en op andere gebieden, dan zijn wij bereid om een dergelijke vrijhandelsovereenkomst te steunen. Let wel, de vier genoemde punten zijn onoverkomelijke bezwaren en zij moeten op de juiste wijze behandeld worden in deze onderhandelingen.
Metin Kazak, namens de ALDE-Fractie. – (BG) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, in de door de Commissie internationale handel ingediende resolutie wordt duidelijke steun uitgesproken voor de lopende onderhandelingen met Canada over het sluiten van een uitgebreide economische en handelsovereenkomst. Canada is een van onze oudste en belangrijkste handelspartners, momenteel de op tien na grootste, en de potentiële voordelen van het dereguleren van de bilaterale handel zijn onmiskenbaar, hetgeen ook blijkt uit de studie die in oktober 2008 door de Commissie en de Canadese regering is uitgevoerd.
De private sector in de Europese Unie en Canada heeft ook sterke steun uitgesproken voor het sluiten van een dergelijke uitgebreide overeenkomst, ook al blijven er een aantal uitdagingen liggen, wanneer we de torenhoge ambities in aanmerking nemen die men tijdens de onderhandelingen heeft verkondigd.
Ik geloof dat we in de eerste plaats een schatting van het effect moeten maken, hetgeen enig licht zal werpen op de voors en tegens van zo'n overeenkomst. Ten tweede, hoe realistisch zijn de verwachtingen van de Commissie dat de onderhandelingen eind 2011 zijn afgerond? Kan de Commissie verder garanderen dat er in de definitieve overeenkomst ook een hoofdstuk is opgenomen over duurzame ontwikkeling, in overeenstemming met de eisen van het Parlement? Gaat dit hoofdstuk ook over arbeidsnormen, de verplichtingen die gekoppeld zijn aan multilaterale milieuovereenkomsten, en ook over een effectief mechanisme om ze af te dwingen?
Is er reeds een plan uiteengezet waarmee de Commissie de problemen kan oplossen die te maken hebben met de toegang tot de markt? Kan er in de nabije toekomst een oplossing worden gevonden voor de bestaande verschillen wat betreft de economische structuur en het stelsel van regelgeving?
Is de Commissie van plan om de toepassing van het wederkerigheidsbeginsel te aanvaarden als onderdeel van de bestaande wettelijke beschermingsmethoden als het gaat om het oplossen van handelsgeschillen? Vindt de Commissie dat de tenuitvoerlegging van de "negatieve lijst"-benadering ten aanzien van dienstenliberalisering op de lange termijn ook een precedent kan scheppen voor andere toekomstige onderhandelingen?
Dit zijn vragen die uiteraard een antwoord behoeven en ik reken erop dat ik dat krijg.
Keith Taylor, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, zoals anderen al hebben opgemerkt is Canada inderdaad een betrouwbare handelspartner van de EU. De afschaffing van tarieven waarover momenteel wordt onderhandeld in het kader de CETA-overeenkomst is over het geheel genomen acceptabel voor onze fractie.
Maar helaas staan er in de CETA ook eisen en politieke doelen waar wij zeer bezorgd over zijn. Ik zal twee van de meest lastige kwesties noemen, de eerste is de "negatieve lijst"-benadering in de onderhandelingen over liberalisering van de handel. Bij onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst benoem je gewoonlijk de dienst die je wilt liberaliseren. Maar bij deze voorstellen zijn alle diensten opengesteld, behalve diensten die vanaf het begin van de onderhandelingen specifiek genoemd zijn. Wij van de groene fractie vinden dat er diensten zijn, voornamelijk diensten van algemeen belang, die te delicaat zijn en potentieel te kwetsbaar om erover te onderhandelen op basis van een dergelijke "negatieve lijst"-benadering. We hebben een aantal amendementen ingediend en verwachten steun van andere parlementsleden.
Wij maken ons ook zorgen om aanbestedingen. We zijn bezorgd om de impact die de CETA zal hebben op aanbestedingen. Om maar één voorbeeld te noemen: de Ontario Green Energy Act zou illegaal zijn onder de CETA. Deze wet stimuleert de productie en toevoer van duurzame energie en bevordert investeringen in de lokale economieën. Dat is slechts één voorbeeld van hoe de CETA botst met Canadees binnenlands beleid.
Ook al is Canada een van onze oudste handelspartners, we kunnen niet ontkennen dat we het soms niet met elkaar eens zijn. Canada is bijvoorbeeld tegen het EU-beleid over ggo's. Het onderneemt actie via de WTO tegen het EU-verbod op de invoer van zeehondenproducten, naast de jaarlijkse barbaarse slachtpartij, en vergeet ook niet dat het de EU-richtlijn inzake brandstofkwaliteit aanvecht om de uitvoer van teerzanden naar de EU te beschermen.
Ik ben van mening dat het belangrijk is al deze bezorgdheden te uiten en ik roep de Commissie op voet bij stuk te houden bij het verdedigen van de waarden en normen van dit Parlement.
Paul Murphy, namens de GUE/NGL-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, de onderhandelingen over de handelsovereenkomst tussen de EU en Canada zijn gepusht door grote Europese en Canadese multinationals die markttoegang willen tot belangrijke openbare diensten, zodat zij kunnen profiteren ten koste van werknemers en consumenten. Deze overeenkomst zou een vrijbrief zijn voor privatisering, in het bijzonder van water, telecommunicatie en elektriciteit. Het is toch schandalig dat het hoofdstuk over investeringen ondernemingen het recht zou geven om regeringen voor het gerecht te dagen wanneer sociaal of milieubeleid hun woekerwinsten zou dwarsbomen.
De teerzanden van Canada zijn een speelplaats geworden voor grote aardoliemaatschappijen als BP, Total en Shell. Deze aardolieafzettingen produceren meer dan drie keer zoveel CO2 als conventionele aardolie, en de exploitatie ervan is uiterst schadelijk voor de directe omgeving en vormt een bedreiging voor de gemeenschappen van inheemse volken die in het gebied wonen.
Naar ik heb begrepen zou deze handelsovereenkomst de pogingen om de invoer van deze aardolie naar Europa tegen te houden, kunnen doorkruisen. De Europese en Canadese vakbewegingen moeten nu dringend eendrachtig actie ondernemen, samen met milieubeschermers en mensen die opkomen voor de belangen van de inheemse volken, om samen deze voorgestelde overeenkomst te bestrijden en tegen te houden.
William (The Earl of) Dartmouth, namens de EFD-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, dat de Commissie en het Parlement hier een voorstel voor een handelsovereenkomst met Canada aangrijpen om invloed uit te oefenen op de binnenlandse aangelegenheden in dat land, deugt eenvoudig niet. Als de Canadese regering van mening is dat het vanuit milieuoogpunt aanvaardbaar en economisch gunstig is om hun teerzanden te ontwikkelen, dan is dat helemaal hun zaak. Wij zouden deze uitbreiding en diversificatie van de mondiale energievoorziening juist moeten toejuichen.
Wat het Britse nationale belang betreft, moet ik constateren dat de huidige coalitieregering de handelsbetrekkingen met het Gemenebest, waarvan Canada medeoprichter is, consequent verwaarloost. Om commentator Ruth Lea te parafraseren: de keiharde waarheid is dat, omdat de commissaris voor Handel handelsovereenkomsten sluit voor de hele EU, de economische vooruitzichten van Groot-Brittannië door het EU-lidmaatschap worden ingeperkt.
Andreas Mölzer (NI). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, wij kunnen bijzonder blij zijn dat onze jarenlange betrekkingen met Canada, een van onze oudste en nauwste handelspartners wereldwijd, worden gekenmerkt door gemeenschappelijke wortels en waarden.
Zoals wij weten, is er de afgelopen decennia een hele reeks kaderovereenkomsten voor handels- en economische betrekkingen gesloten, van sectorale overeenkomsten tot de meest uiteenlopende handelsinitiatieven. De uitgebreide economische en handelsovereenkomst (CETA) tussen de EU en Canada, waarvan nu wellicht alleen nog de laatste kleine details moeten worden uitgewerkt, zal vermoedelijk binnenkort in werking treden.
Hoewel de vorige overeenkomst nooit daadwerkelijk is gesloten, lijken alle betrokkenen dit keer vol vertrouwen te zijn. De Canadese hoofdonderhandelaar heeft begin van dit jaar zelfs toegegeven dat deze overeenkomst voor Canada de hoogste prioriteit heeft. De EU moet als tweede handelspartner kennelijk een tegenwicht voor de Amerikaanse markt worden en omgekeerd vormt Canada voor Europa de poort tot de economische ruimte van de NAFTA.
Als de deskundigen gelijk hebben, kan de totstandkoming van CETA ertoe leiden dat de bilaterale handel tussen de Europese Unie en Canada tegen 2014 met 20 procent stijgt. Dat zijn met name in economisch moeilijke tijden zonder meer aantrekkelijke vooruitzichten. Als we bedenken dat Canada na Saoedi-Arabië de grootste aardoliereserves bezit, dan is dit wellicht ook van strategisch belang in het kader van de Europese inspanningen om meer energiezekerheid te bereiken en dat is iets wat we in elk geval in gedachten moeten houden.
Christofer Fjellner (PPE). – (SV) Mevrouw de Voorzitter, Canada is een van onze allerbelangrijkste handelspartners. Bijgevolg is dit ook een van de belangrijkste vrijhandelsovereenkomsten. Ze levert aanzienlijke voordelen op en uit alle onderzoeken blijkt dat de handel aanzienlijk zou kunnen toenemen. Veel parlementsleden geven er de voorkeur aan om zich toe te spitsen op de risico's en om in deze vrijhandelsovereenkomst een probleem te zien, maar volgens mij is het belangrijk dat we een stapje achteruit zetten en ons toespitsen op de reden waarom we deze onderhandelingen willen.
De reden is dat we het ongelofelijke potentieel zien dat op het gebied van groei, handel en ontwikkeling kan worden gerealiseerd. Dat is iets waar we allemaal mee zijn ingenomen. Ik koester bijzonder grote hoop met betrekking tot deze overeenkomst, omdat ze zo ambitieus is. We zeggen vaak dat al onze vrijhandelsovereenkomsten ambitieus moeten zijn, maar deze is het daadwerkelijk. Deze overeenkomst heeft het potentieel om tussen Europa en Canada omvangrijkere vrijhandel en vrijere grenzen tot stand te brengen dan momenteel het geval is tussen Canada en de Verenigde Staten. Dat verdient het om te worden benadrukt. Het zou een historische verwezenlijking zijn als we erin zouden slagen om op het gebied van vrijhandel met Canada een brug te slaan over de Atlantische Oceaan.
Ik zou met name de handel in diensten willen vermelden. Het is juist deze handel in diensten die meerdere parlementsleden als problematisch zien, maar dit is duidelijk een van de belangrijkste strategische gebieden die we hebben, met name wat financiële diensten betreft. Ik zou graag hebben dat de Commissie iets zegt over het verloop van dat deel van de onderhandelingen, want ik weet dat er een zekere weerstand is geweest met betrekking tot dit gebied. Zoals ik al zei, is dat een zeer belangrijk strategisch gebied voor Europa.
Tot slot zou ik er bij de Commissie op willen aandringen om dit proces niet te laten aanslepen. We moeten ervoor zorgen dat we de onderhandelingen niet aan vaart laten verliezen. Dat is volgens mij de grootste bedreiging, met andere woorden, dat conflicten met betrekking tot allerhande bijzaken ertoe leiden dat we ons niet meer concentreren op de hoofdzaak. Wat belangrijk is, is dat er meer vrijhandel tot stand wordt gebracht. Toen we van start gingen met deze vrijhandelsonderhandelingen, gaven alle betrokkenen blijk van een zeer positieve houding. Daarom is het volgens mij belangrijk dat we de onderhandelingen in dezelfde geest afronden en dat we de onderhandelingen niet al te lang laten aanslepen.
Harlem Désir (S&D). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de uitgebreide economische en handelsovereenkomst waarover onderhandeld is met Canada zal onze betrekkingen met een groot en lang bestaand partnerland van Europa versterken. We zijn daar blij mee, maar we moeten de gevolgen ervan niet uit het oog verliezen en ons niet alleen richten op de voordelen die dit met zich meebrengt voor bepaalde economische sectoren of bepaalde grote internationale investeerders.
Deze overeenkomst moet met name de sociale normen en de milieunormen van de beide partijen – van de landen van de Europese Unie en van Canada – respecteren, alsook hun vermogen om wetgeving te blijven invoeren op wat gevoelige gebieden voor onze samenleving zijn. Dit zijn niet gewoon details die tot morgen kunnen wachten.
Wat betreft de openbare diensten is de door de Commissie gekozen "negatieve lijst"-benadering gevaarlijk. Die is veel te ruim en slecht gedefinieerd en we zouden niet graag zien dat dit een gewoonte wordt. Meer in het algemeen moet in het hoofdstuk over investeringen het recht van beide partijen op regulering worden geëerbiedigd, in het bijzonder op terreinen als milieu, volksgezondheid, rechten van werknemers en consumenten, industrieel beleid en culturele diversiteit. Wij verzoeken de Commissie om sectoren als cultuur, onderwijs en volksgezondheid buiten het toepassingsgebied van investeringsovereenkomsten te houden. In dat opzicht, en zoals andere parlementsleden al hebben gezegd, moet het hoofdstuk over intellectuele eigendom kwesties betreffende de productie van generieke medicijnen niet in twijfel trekken.
Wat het milieu aangaat, maken we ons zorgen en vragen we om meer investeringen. Wat de gevolgen van de overeenkomst met betrekking tot de winning van teerzand betreft, mag deze overeenkomst de Europese wetgeving over de tenuitvoerlegging van de richtlijn inzake de brandstofkwaliteit niet ondergraven, noch een belemmering vormen voor de mogelijkheden van de Canadese autoriteiten om in de toekomst milieunormen in te voeren met betrekking tot de winning van teerzand.
Wij verzoeken de Commissie ook – we stellen de vraag in elk geval – om toezicht te houden op de gevolgen voor de visserijsector in gebieden als Saint-Pierre-et-Miquelon. Dit zijn gebieden van Europa die zwaar getroffen kunnen worden als deze sector volledig geliberaliseerd wordt.
Tot slot ben ik het met de heer Kazak eens en vind ik dat in het hoofdstuk over duurzame ontwikkeling sociale en milieuverplichtingen moeten worden opgenomen en, in het bijzonder, de sociale en milieuverantwoordelijkheid van de grote multinationals.
Franz Obermayr (NI). - (DE) (Spreker stelt de heer Fjellner een vraag volgens de 'blauwe kaart'-procedure krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement.)
De heer Fjellner heeft dit alles bijzonder positief voorgesteld en opgemerkt dat wij dit proces niet eindeloos moeten laten voortduren. Mijn vraag in dit verband luidt als volgt: hoe kan hij het feit positief bekijken dat in Canada jaarlijks een gebied ter grootte van een achtste van Oostenrijk wordt verwoest in het kader van de ontginning van dit teerzand en dat de First Nations-gemeenschappen volledig worden beroofd van hun middelen van bestaan? Beschouwt hij dit daadwerkelijk als iets enorm positiefs en behoort het niet ook tot de verantwoordelijkheid van Europa om in dit verband gepaste voorwaarden te stellen?
Christofer Fjellner (PPE). – (SV) Mevrouw de Voorzitter, ik zou de vraag van de heer Obermayr willen beantwoorden. Ik geloof niet dat ik in mijn interventie naar teerzand heb verwezen, maar volgens mij zou het naïef zijn te denken dat de hele vrijhandelsovereenkomst met Canada alleen over die kwestie zou gaan. Dan zouden we elk gevoel voor perspectief verliezen. Het spreekt voor zich dat we in deze vrijhandelsonderhandelingen duidelijke milieuvoorwaarden moeten stellen. Dat doen we in al onze vrijhandelsovereenkomsten, maar we mogen niet toestaan dat de hele overeenkomst met Canada wordt gereduceerd tot alleen maar onderhandelingen over de kwestie van teerzand.
Chris Davies (ALDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, de Commissie is voornemens standaardwaarden voor het gebruik van teerzanden vast te stellen, niet alleen die uit Canada maar van welke bron dan ook, met inbegrip van bijvoorbeeld Venezuela, met het doel de broeikasgasintensiteit van brandstoffen te verminderen, zoals vereist op grond van de richtlijn brandstofkwaliteit.
Canada heeft uitgebreid gelobbyd om dit te voorkomen. Ik heb een ontmoeting gehad met de minister voor Energie van Alberta, die bij iedereen langs is geweest, net als ongetwijfeld anderen dat ook hebben gedaan. Canada heeft ook gelobbyd bij de lidstaten, en Canada heeft gedreigd een klacht tegen ons in te dienen bij de Wereldhandelsorganisatie als wij een dergelijke regeling invoeren.
Wij moeten tegen Canada zeggen dat het een toontje lager moet zingen. Canada verdient veel geld met de exploitatie van zijn teerzanden, maar het heeft in het kader van het Kyoto-protocol ook beloofd om zijn CO2--uitstoot te verminderen, en het heeft die beloften gebroken vanwege de financiële voordelen die het van de teerzanden geniet. Wij willen geen geschil met Canada, maar wij moeten wel duidelijk stellen dat wij niet zullen terugschrikken voor ongemakkelijke waarheden.
Frieda Brepoels (Verts/ALE). - Voorzitter, commissaris, in het kader van de lopende onderhandelingen met Canada duikt de kwestie van de zeehondenjacht opnieuw op. U heeft er ook al even naar verwezen. Ik was rapporteur voor de milieucommissie enkele jaren geleden, maar ik blijf pleitverzorger van het handelsverbod op zeehondenproducten. Daarom roep ik de collega's en ook de Commissie met nadruk op dit punt absoluut niet uit het oog te verliezen.
Ongeveer twee jaar geleden hebben wij hier in het Parlement met een overweldigende meerderheid een handelsverbod goedgekeurd, ondanks de immense druk van Canada op het Parlement en op de andere instellingen om die wetgeving af te zwakken. Vooral de stem van miljoenen Europese burgers die zich tegen de onmenselijke slachtingen hebben gekant, was voor ons doorslaggevend.
Het verbod heeft zijn effect niet gemist. Onder andere door die wet stortte de markt zowat in, want het aantal dieren dat werd gedood, daalde van 217 000 in 2008 naar 38 000 dit jaar en ook pelsprijs daalde van 100 dollar in 2006 naar 15 dollar in 2009. Canada probeert nu nieuwe markten aan te boren, bijvoorbeeld in China, maar ook daar gaan stemmen voor een handelsverbod op. Het valt dan ook te betreuren dat Canada bij de WTO alsnog probeert om die Europese wet aan te vechten. Daarom is het zo belangrijk dat het Parlement ook nu aan Canada een krachtig signaal geeft. Wij zullen die wet waarvoor we zo lang hebben geijverd, zowel binnen als buiten de Unie, niet opgeven. Ik hoop dat de collega's een amendement dat ik samen met een aantal collega's heb ingediend, morgen massaal zullen steunen.
Helmut Scholz (GUE/NGL). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, de onderhandelingen met Canada worden gevoerd met een land dat beschikt over een sterke economie en een zeer ontwikkeld rechtsstelsel. Het is daarom des te onbegrijpelijker dat de Commissie in dit akkoord een investeringsovereenkomst wil opnemen, om niet zeggen wil verbergen, die ondernemingen een direct recht verschaft om gerechtelijke stappen te nemen ten overstaan van een speciaal arbitragehof. Waarom zou een gewone rechtbank in geval van twijfel niet kunnen beslissen over compensatie?
In welke rechtbanken hebt u, als Commissie, in het geheel geen vertrouwen? Zijn het de Canadese rechtbanken of die van de Europese Unie? Ziet u dan niet dat u door dit specifieke deel van het akkoord plaatselijke ondernemingen discrimineert?
Zoals reeds genoemd door een aantal collega's, is mijn fractie sterk gekant tegen de benadering van de Commissie om het akkoord te gebruiken om de liberalisering van diensten af te dwingen door middel van een "negatieve lijst". Hierdoor wordt de tot nu toe gehanteerde benadering op zijn kop gezet, waarbij de contracterende partners de gebieden definiëren die zij actief willen openen. Wij willen de publieke diensten behouden.
Ik zou de Commissie om uitleg willen vragen over haar afwijzing van de voorstellen van Canada ten aanzien van sociaal en werkgelegenheidsbeleid, die in een positief licht gezien zouden moeten worden in het hoofdstuk inzake duurzaamheid. Het Europees Parlement vraagt tevens om de bescherming van werknemers, de betaling van overuren, minimumlonen en de afwijzing van sociale dumping.
Jarosław Leszek Wałęsa (PPE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de potentiële voordelen voor zowel Canada als de Europese Unie zijn evident en worden geschraagd door onderzoek en door bemoedigende steun vanuit de private sector. Deze steun verdient alle lof en verdere samenwerking moet worden aangemoedigd. Maar aangezien wij in Europa veel belang hechten aan milieuaspecten, moeten we voet bij stuk houden en uit principe van Canada eisen dat het aan onze strenge normen voldoet. Ik ben heel blij dat de commissaris dit in haar toespraak ter sprake bracht.
We moeten ons echter niet alleen concentreren op duurzame ontwikkeling, maar ook aandacht besteden aan de winning van stoffen die mensenlevens en de volksgezondheid in gevaar brengen, zoals asbest, waarvan het gebruik en de winning in Europa verboden zijn. Bovendien moeten we ons bewust zijn van het verschil in regelgeving omtrent genetisch gemodificeerde organismen. Dit onderwerp ligt in mijn eigen land bijzonder gevoelig, maar natuurlijk is het hele hoofdstuk over landbouw voor beide partijen van belang. Verder mogen we de verplichting om de uitstoot van CO2 te verminderen niet vergeten.
Het laatste, maar niet minder belangrijke, punt is de handel in zeehondenproducten. Dit is ook een terrein waarop we pal moeten staan voor de naleving van onze verboden. Maar al deze belangrijke zaken in aanmerking genomen, geloof ik dat onze economische betrekkingen hun volledige potentieel zullen behalen dankzij de steun hiervoor aan weerszijden. Ons Parlement moet dit ook aanmoedigen.
Jörg Leichtfried (S&D). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het was eigenlijk mijn bedoeling om in mijn voordracht meerdere punten aan te roeren. Ik ga dat nu niet doen omdat ik iets anders wil zeggen.
Ik begrijp de Commissie simpelweg niet. Zij wordt geacht de hoedster van het Europees recht te zijn, met inbegrip van de wetgeving die wij hebben aangenomen, maar als het gaat om een handelsakkoord met Canada, dan zegt zij dat het enerzijds wel belangrijk is dat bepaalde mensen veel geld kunnen verdienen, maar dat het anderzijds niet belangrijk is dat het Europees recht ook echt het recht blijft. Ik begrijp niet dat de Commissie zegt dat wij in dit verband niet hoeven te debatteren over het invoerverbod op zeehondenproducten. Wij hebben het hier over partners en partners hebben wederzijds respect voor elkaar waarden, opvattingen en belangen, en slepen de andere partner niet voor een WTO-rechtbank vanwege de waarden van die partner. Wat mij betreft is dat niet waar het handelspartners om moet gaan. Het is duidelijk dat als er geen sprake is van wederzijds respect en als de partijen elkaars opvattingen niet delen, deze partijen niet goed kunnen samenwerken op het gebied van handel. Als Canada zijn actie tegen het invoerverbod op zeehondenproducten niet stopzet voordat dit akkoord wordt gesloten, dan moeten wij naar mijn oordeel niet instemmen met een dusdanig handelsakkoord. Zoals ik al zei, goede handelspartners slepen elkaar niet voor een WTO-rechtbank vanwege hun overtuigingen. Goede partners werken samen.
Elie Hoarau (GUE/NGL). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, tijdens de onderhandelingen over de overeenkomsten van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO), met name met Canada, had de delegatieleider van de Europese Unie toegezegd de vissers van Saint-Pierre-et-Miquelon het Franse visquotum voor kabeljauw terug te geven. Deze belofte is niet nagekomen en vandaag de dag ondervinden de vissers en de economie van Saint-Pierre-et-Miquelon daar de gevolgen van.
Tijdens de onderhandelingen die momenteel plaatsvinden voor een economische en handelsovereenkomst tussen Canada en de Europese Unie mag er niet weer worden toegegeven op wat er nog over is van de economie van Saint-Pierre-et-Miquelon. Daarom heb ik een amendement hierover ingediend.
Ik vraag de Commissie erop toe te zien dat de strategische handelsbelangen van Saint-Pierre-et-Miquelon te allen tijde beschermd worden tijdens de onderhandelingen. Commissaris, kunt u dat garanderen?
Gianluca Susta (S&D). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, ik moet constateren dat bij een aantal collega's in deze vergaderruimte een gevoel van angst en drang om het Europese belang te verdedigen overheersen; zij voelen zich kortom in het defensief gedrongen.
Ik ben daarentegen van mening dat deze overeenkomst met een land waarmee we oude vriendschapsbanden onderhouden belangrijk is op voorwaarde dat de overeenkomst gestoeld is op de juiste uitgangspunten. Ik denk daarbij aan reële wederkerigheid, evenwichtigheid en ambitieuze doelstellingen. De overeenkomst mag mijns inziens niet beperkt zijn tot het slechten van tarifaire en non-tarifaire barrières maar moet als een kans worden gezien een kwalitatieve sprong voorwaarts te maken door geschillen op het vlak van milieu en gezondheid bij te leggen. Ik denk daarbij in het bijzonder aan problemen in de landbouw, de bescherming van diersoorten die met uitsterven worden bedreigd, de economische exploitatie van bepaalde grondstoffen met veel schadelijke effecten voor het milieu – ik doel op asbest en oliehoudende teerzanden – en maatregelen waardoor de armste landen moeilijk toegang hebben tot geneesmiddelen.
Wij dienen ons net als bij Japan echter positief en niet defensief op te stellen.
Daarom wijs ik op de noodzaak de wederkerigheid bij de bescherming van de intellectuele eigendom, waaronder merken en geografische benamingen, en bij de bevordering van bilaterale investeringen te verbeteren. Daarbij denk ik in het bijzonder aan investeringen die gericht zijn op innovatie en technologie. Het uitgangspunt daarvoor dienen de standpunten te vormen die het Europees Parlement op dit vlak al eerder heeft ingenomen.
Mevrouw de Voorzitter, de talrijke bestaande bilaterale overeenkomsten tussen Canada en de lidstaten vormen mijns inziens het beste uitgangspunt voor een stevig fundament voor een vrijhandelovereenkomst. De vriendschap met Canada, die daarvoor de basis vormt, hebben we al kunnen ervaren bij de Verenigde Naties, de G8, de NAVO en de internationale troepenmacht voor bijstand en veiligheid in Afghanistan (ISAF). Die vriendschap is gestoeld op de idealen van democratie en vrijheid die kenmerkend zijn voor Canada en de Europese Unie.
Kriton Arsenis (S&D). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, ook ik zou de kwestie van de teerzanden aan de orde willen stellen, een belangrijke kwestie, omdat zij de reden is waarom een soortgelijke overeenkomst die wij al met Canada hebben, een internationale overeenkomst over de verplichtingen van het Kyoto-protocol, niet wordt gerespecteerd. Wij hopen dat Canada zich anders opstelt tegenover de overeenkomst waarover wij vandaag debatteren.
In elk geval vecht Canada ervoor om zich door middel van deze overeenkomst te verzekeren van vrije handel en een geliberaliseerd systeem van investeringen voor de winning van olie uit teerzand. De milieueffectbeoordeling voor de evaluatie van deze overeenkomst, die wij hebben betaald, bevat geen inschatting van de gevolgen die deze liberalisering zal hebben voor teerzand. Met andere woorden, we hebben een handelsovereenkomst die concrete maatregelen noemt voor de handel in olie uit teerzand en we hebben een effectbeoordeling van deze overeenkomst die geen evaluatie bevat van de gevolgen van deze specifieke activiteit.
Dit maakt het voor dit Parlement heel moeilijk om onverschillig welke overeenkomst uiteindelijk tot stand komt goed te keuren. Want wij hebben het over de boreale bossen, over een kwart van de maagdelijke bossen op aarde, en door deze winningsactiviteiten worden ook deze bossen bedreigd, evenals de plaatselijke biodiversiteit en de oorspronkelijke bevolking.
Elena Băsescu (PPE). - (RO) Mevrouw de Voorzitter, ik ben van mening dat de handelsrelaties tussen de EU en Canada zich op een kruispunt bevinden. Er wordt nog onderhandeld over ondertekening van de handelsovereenkomst en de prioriteiten van beide partijen moeten in het uiteindelijke document worden opgenomen.
In dit verband wijs ik op de uiteenlopende regels op het gebied van volksgezondheid. Een consensus hierin zou voorkomen dat er een negatief effect ontstaat op de Europese landbouwsector. Sterker nog, de overeenkomst moet rekening houden met de resultaten van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het is belangrijk om meer duidelijkheid te krijgen in het hoofdstuk over duurzame ontwikkeling. De EU heeft milieunormen opgesteld volgens de eisen van de lidstaten. Voor een goede werking van de uiteindelijke overeenkomst is het essentieel dat de Canadese voorstellen worden gecontroleerd op overeenstemming met die eisen. Ik ben van mening dat de invloed van de winning van en het onderzoek naar teerzand op de onderhandelingen nauwkeurig moet worden geanalyseerd. Zodoende moet de Commissie opheldering geven over de positie van de richtlijn brandstofkwaliteit ten opzichte van dit document.
Seán Kelly (PPE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, in tegenstelling tot de vorige discussie waarin praktisch iedereen het met elkaar eens was, is nu precies het tegenovergestelde het geval. Velen zijn erg bezorgd over dit voorstel voor een vrijhandelsovereenkomst. Nu zijn vrijhandelsovereenkomsten, bilaterale overeenkomsten, momenteel de norm, en ik denk dat wij veel meer overeenkomsten met Canada hebben dan verschillen. Zij zijn een democratie. Zij eerbiedigen de mensenrechten. Zij spreken hoofdzakelijk Engels en Frans, Europese talen, en zij zijn bereid veel mensen, ook uit mijn eigen land, die in Ierland geen baan kunnen vinden, op te nemen.
Er zijn problemen, voornamelijk op het gebied van zeehonden en teerzanden. Die zijn uiteraard belangrijk. Maar uiteindelijk denk ik dat sommige van de hier genoemde argumenten door de Canadezen zouden worden weersproken. Als lid van de Delegatie voor de betrekkingen met Canada weet ik dat deze zaken aan de orde zijn geweest en dat zij er heel anders tegenaan kijken. Daarom is het van groot belang dat wij over deze kwesties met hen blijven onderhandelen. Het belangrijkste is echter – en behalve de commissaris heeft niemand dit genoemd – dat er hier 20 miljard euro voordeel te behalen is voor beide economieën als wij erin slagen een vrijhandelsovereenkomst op te stellen. Het is de moeite waard om dat te proberen.
(GA) Dank u, mevrouw de Voorzitter.
Paul Rübig (PPE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik zou de Commissie willen feliciteren met het feit dat zij deze onderhandelingen zo intensief heeft gevoerd. Al met al gaat het hier om handelsbetrekkingen, en naar mijn oordeel moeten milieu- en sociale vraagstukken worden geregeld in andere overeenkomsten. Kyoto is hier een goed voorbeeld van, waarbij het de intentie was om de standaarden op internationaal niveau te verbeteren. Daarom moeten wij meer specifiek zijn ten aanzien van onze onderhandelingen op dit vlak.
Net zoals energiebeleid en het opwekken van energie een aangelegenheid voor de lidstaten in Europa is, moeten wij ook toestaan dat het de Canadezen en de Canadese democratie zijn die bepalen hoe energie daar wordt geproduceerd en met welke milieueffecten daar uiteindelijk rekening wordt gehouden. Wij zouden ernaar moeten streven dat er in dit opzicht een onderzoeksprogramma wordt opgezet op basis waarvan wij ervoor kunnen zorgen dat deze hulpbronnen worden gebruikt op een zo milieuvriendelijk en duurzaam mogelijke manier. Commissaris Geoghegan-Quinn, misschien kunt u ons wat impulsen geven zodat er naast dit handelsakkoord ook een onderzoeksprogramma naar bitumineus zand wordt ingesteld.
Zuzana Roithová (PPE). - (CS) Mevrouw de commissaris, in hoofdlijnen deel ik de bezwaren van mijn collega's van de Commissie internationale handel (INTA) en het is de vraag of dit verdrag deze bezwaren kan wegnemen of dat er, zoals de heer Rübig opmerkt, andere verdragen voor nodig zijn. Ik wil hier echter wijzen op een belangrijk probleem en dat is de ratificatie van dit verdrag. Het parlement van de Tsjechische Republiek heeft bijvoorbeeld de ratificatie van het transportverdrag al geblokkeerd. De reden hiervoor is het voortdurende conflict met Canada over het opheffen van de visumplicht voor Tsjechische burgers. Dit is een zeer ernstig probleem en zolang de Commissie hier geen adequate oplossing voor kan vinden, blijft het risico aanwezig dat de ratificatie van dit verdrag ook zal worden geblokkeerd. Ik vraag u dit probleem serieus te nemen.
Silvia-Adriana Ţicău (S&D). - (RO) Mevrouw de Voorzitter, Canada is momenteel voor de EU de elfde belangrijkste handelspartner. De handel tussen de Europese Unie en Canada vormde ongeveer 1,6 procent van de totale buitenlandse handel van de EU in 2010.
26 procent van de import uit Canada in de EU en 37 procent van de export naar Canada in 2010 bestond uit auto's en vervoersmiddelen. Ik wil graag weten wat het effect is van deze overeenkomst op de strategie van de Europese Unie met betrekking tot het EU-industriebeleid en op de EU-strategie met betrekking tot de handel in grondstoffen en zeldzame aardmetalen. Voor wat de liberalisatie van diensten betreft, die hier is genoemd, wil ik u vragen, mevrouw de commissaris, wat het verband is tussen deze overeenkomst en de overeenkomst betreffende de veiligheid van de burgerluchtvaart en de overeenkomst betreffende luchtvervoer tussen de Europese Unie en Canada. Beide overeenkomsten richten zich op het concurrentievermogen van de Europese en Canadese markt op dit gebied en zijn van groot belang voor het luchtvervoer. Zodoende wilde ik vragen wat het effect is van de handelsovereenkomst op andere, al getekende overeenkomsten tussen de Europese Unie en Canada.
George Sabin Cutaş (S&D). - (RO) Mevrouw de Voorzitter, ik wil benadrukken hoe belangrijk het is de onderhandelingen over de economische en handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Canada af te ronden. Deze overeenkomst zou de nu al omvangrijke economische en handelsrelaties versterken en een positief effect hebben. In het kader van de onderhandelingen moet de Europese Commissie echter een ambitieuze handelsovereenkomst nastreven, die eerlijke handel ondersteunt en elementen bevat van wettelijk verplichte sociale en milieubescherming.
De overeenkomst moet geen belemmering vormen voor de bevoegdheid van de EU om de richtlijn brandstofkwaliteit te herzien en de import van olie uit teerzand tegen te houden. De exploitatie daarvan produceert meer CO2 dan conventionele oliewinning en heeft aanzienlijke negatieve milieueffecten. Door deze soort olie tegen te houden, blijft de Europese Unie geloofwaardig voor wat betreft haar wens om het milieu te beschermen en aan de doelstellingen van het Kyoto-protocol te voldoen.
Ioan Enciu (S&D). - (RO) Mevrouw de Voorzitter, de uitgebreide economische en handelsovereenkomst (CETA) is een zeer belangrijke stap richting een productieve toekomst voor de EU en voor Canada. Ik steun dit project en ben zeer tevreden met de tot nu toe geboekte vooruitgang. Ik ben van mening dat we op de goede weg zijn richting afronding van de onderhandelingen dit jaar. Ik wil echter onderstrepen dat twee van de besproken punten echt moeten worden opgelost om geen problemen te krijgen met ratificatie door een aantal lidstaten. Het gaat om exploitatie van olie uit teerzand, dat een gevaar voor het milieu en voor de lokale gemeenschappen kan betekenen en het gebrek aan wederkerigheid bij de visumplicht voor Bulgaren, Roemenen en Tsjechen.
João Ferreira (GUE/NGL). - (PT) Mevrouw de Voorzitter, dit is weer een steen voor het bouwwerk van het handelsbeleid van de Europese Unie. Dat bouwwerk groeit zienderogen, wat, op uiteenlopende wijze, voor de verschillende lidstaten grote gevolgen heeft. De overeenkomsten die de concrete uitdrukking zijn van dat beleid zijn hoofdzakelijk gebaseerd op vrijhandel. De doelstellingen en de effecten van die vrijhandel komen heel duidelijk tot uiting in de retoriek die ermee gepaard gaat. In die retoriek gaat het om offensieve belangen, alsof het hier om een oorlog zou gaan. Die overeenkomsten ontberen steeds meer democratische legitimiteit daar er bijna altijd met uiterste geheimhouding, zonder dat de burgers er kennis van kunnen nemen, over wordt onderhandeld. Daarbij wordt geprobeerd de economische, sociale en milieugevolgen van die overeenkomsten te verbergen en worden debatten waarmee informatie en verduidelijking kunnen worden gegeven uit de weg gegaan. Ook bij deze overeenkomst is dat weer het geval.
Deze onderhandelingen zouden al in een vergevorderd stadium zijn en voor het einde van 2011 moeten worden afgerond. De effecten van de overeenkomst in al hun omvang per sector en per land moeten echter nog worden besproken. De inhoud van de overeenkomst is echter niet nieuw: opening van markten en liberalisering van diensten. Daaronder vallen ook de openbare diensten die in toenemende mate door multinationals economisch worden geëxploiteerd, waardoor de overheden steeds meer in moeilijkheden komen bij het uitoefenen van hun sociale functie op dat terrein. Ook de gevolgen zijn maar al te bekend: marktdominantie van een klein aantal bedrijven, aantasting van de zwakkere productiestelsels en meer voorwendsels om aanvallen te plegen op rechten en levens- en arbeidsomstandigheden.
Jaroslav Paška (EFD) - (SK) Mevrouw de Voorzitter, de Europese Unie onderhandelt in het kader van haar bevoegdheden over handelsovereenkomsten en economische overeenkomsten met alle invloedrijke landen.
Hoewel Canada sterk vertegenwoordigd is in de internationale handel en een van de oudste handelspartners van de Europese Unie is, moeten we bij de afronding van de uitgebreide economische en handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Canada zeer voorzichtig en constructief te werk gaan. We moeten onze verschillende meningen op gebieden als het geneesmiddelenbeleid, het visserijbeleid en de winning uit oliezand zo weten te formuleren in de overeenkomst dat ze een weerspiegeling zijn van het Europees beleid en we de mening van onze handelspartner tegelijk respecteren. Wederkerigheid is de basis voor evenwichtige economische en handelsbetrekkingen. De uitgebreide economische en handelsovereenkomst zou echter in geen geval de in Europa gangbare en erkende certificatie-eisen moeten verlagen. Ik zou graag geloven dat de Europese Commissie er in deze slotfase in zal slagen de resterende problemen adequaat op te lossen.
Franz Obermayr (NI). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, Canada, zo zou ik voor alles willen stellen, is een geweldig land. Geweldige mensen, geweldige prestaties – een belangrijke partner voor de EU. Maar een goede partner moeten wij ook bepaalde vragen kunnen stellen. Veel van mijn collega's zitten ernaast als zij vandaag de zaak willen terugbrengen tot zand en zeehonden. Het probleem van bitumineus zand is maar een van de voorbeelden van de onvoorstelbare aantasting van het milieu. Iedereen die in Canada is geweest, weet dat het land zich kan meten met Brazilië wat betreft de manier waarop het milieu wordt aangetast.
Deze aantasting van het milieu heeft ook gevolgen voor de inheemse volkeren, de zogezegde First Nations. Het is hun milieu dat wordt aangetast. Iedereen die iets weet van Canada, die in Brits-Columbia is geweest en die weet hoe internationale ondernemingen al hun invloed hebben aangewend om te zorgen dat inheemse volkeren hun voorvaderlijke territoria opgaven, zodat deze grond kon worden opgekocht, kan hier gewoon niet aan voorbijgaan.
Wij spreken veel over heldere taal en over de bescherming van minderheden in landen die grenzen aan de EU. Het is echter ook belangrijk dat wij ons uitspreken ten aanzien van de bescherming van de minderheden die de autochtonen van Canada zijn.
Máire Geoghegan-Quinn, lid van de Commissie. – (GA) Mevrouw de Voorzitter, geachte leden, ik wil in de eerste plaats mijn dank uitspreken aan alle leden die aan dit debat hebben deelgenomen en aan Vital Moreira voor de parlementaire vraag die hij heeft gesteld.
(EN) De Commissie heeft met aandacht geluisterd naar uw vragen en ik hoop werkelijk dat de antwoorden uw mogelijke onderliggende zorgen zullen wegnemen.
Zoals u weet, boeken wij met de onderhandelingen goede vooruitgang. De Commissie wil ervoor zorgen dat er een evenwichtige, ambitieuze, kwalitatief hoogwaardige overeenkomst komt en zij wil even ambitieus zijn op het punt van duurzame ontwikkeling. Canada is een hoog ontwikkelde, gelijkgestemde partner met strategische banden die veel verder gaan dan handel en investeringen. De EU en Canada zijn het helemaal eens over de ambitieuze onderhandelingsdoelen die tot ons beider voordeel kunnen worden gerealiseerd en waardoor nieuwe kansen kunnen worden geschapen.
Ik wil graag twee dingen in het bijzonder benadrukken. Wat betreft de kwestie van de teerzanden en uw zorgen met betrekking tot deze onderhandelingen, wil ik zeggen dat, wil de richtlijn brandstofkwaliteit onder de werkingssfeer van de CETA-bepalingen voor samenwerking op regelgevingsgebied vallen, beide partijen het erover eens moeten zijn. De CETA-bepalingen voor samenwerking op regelgevingsgebied stellen het voeren van dergelijke gesprekken niet verplicht. Verder stelt de Commissie niet voor om welke verplichting dan ook aan te gaan die de vrijheid van regelgeving van de EU zou inperken, of het nu gaat om milieuregels zoals brandstofkwaliteit of om welk ander belangrijk beleidsdoel dan ook.
Zoals ik in mijn inleiding al zei, levert deze overeenkomst enorme voordelen op voor onze beide economieën, en niet alleen in materiële zin. In beide landen zullen kansen worden gecreëerd voor bedrijven en voor de industriële sector, doordat praktisch alle invoertarieven zullen verdwijnen en er een betere markttoegang komt voor diensten en investeerders. De consument zal profiteren doordat producten goedkoper worden en de toegang tot hoogwaardige diensten wordt verbeterd. Tegelijkertijd zal de toename van directe buitenlandse investeringen als katalysator werken voor meer banen en hogere lonen.
De CETA gaat ook over belemmeringen op het gebied van de regelgeving, zoals sanitaire en fytosanitaire maatregelen, douaneprocedures en mededingingsregels. De Europese intellectuele-eigendomsrechten zullen beter beschermd worden. De wederzijdse toegang tot elkaars markten voor overheidsopdrachten zal niet alleen besparingen opleveren voor de openbare begrotingen maar zal ook enorme kansen bieden voor bedrijven.
Daarom is de Commissie ervan overtuigd dat dit een goede en evenwichtige overeenkomst wordt. Ons debat van vanavond biedt juist de mogelijkheid om op belangrijke punten toelichting te geven. In dit verband wil ik opmerken dat de Commissie heel goed heeft geluisterd. Zij is ingenomen met de resolutie over de handelsbetrekkingen tussen de EU en Canada die het Parlement zal aannemen en zij is dankbaar voor de brede steun daarvoor.
Mijn collega, commissaris De Gucht, zal u uiteraard op de hoogte houden over nieuwe ontwikkelingen in het CETA-proces.
De Voorzitter. – Tot besluit van het debat is er een ontwerpresolutie ingediend, overeenkomstig artikel 115, lid 5, van het Reglement(1).
Het debat is gesloten.
De stemming vindt woensdag om 12.00 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. – (DE) De Europese Unie en Canada hebben al vele jaren goede en hechte handelsbetrekkingen. Canada is zelfs een van de oudste handelspartners van de EU. Halverwege de jaren zeventig heeft de EU haar eerste economische en handelsovereenkomst met Canada getekend. Daarop volgden nog meer akkoorden inzake vee en inzake wijnen en gedistilleerde dranken. De uitgebreide economische en handelsovereenkomst (CETA) tussen de EU en Canada kan voor beide partners zeer gunstig zijn. Er is echter nog een aantal zaken dat moet worden overwogen en besproken. Het doel van de overeenkomst is duidelijk eerlijke concurrentie. Dit kan alleen worden bereikt als er geen tarifaire barrières meer zijn, al zullen de niet-tarifaire en technische barrières evenzeer moeten worden weggenomen. Het beginsel van wederkerigheid moet worden gerespecteerd, aangezien dit de enige manier is om tot een evenwichtige onderhandelingsresultaat te komen. Dit geldt ook voor aspecten die specifiek zijn voor het land of de cultuur van de afzonderlijke partners. Gesprekken over netelige onderwerpen als winning uit bitumineus zand en het bijbehorende milieueffect, IAO-normen, alsmede de erkenning van technische standaarden en de traceerbaarheid van levensmiddelen, moeten eveneens op gelijke voorwaarden worden voortgezet om tot een consensus te komen. Voor mij zijn de onderhandelingen over de zuivelsector en de toegang tot de Canadese markt van specifiek belang, evenals de oorsprongsaanduiding van Canadees slachtvee. Kan de Commissie meer informatie op deze vlakken verstrekken? Welke resultaten kunnen wij in dit opzicht verwachten?
Maurice Ponga (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik ben blij dat het Parlement zich uitspreekt over de huidige handelsbesprekingen tussen Canada en de Europese Unie en zijn prioriteiten op dit gebied uiteenzet. Canada is een betrouwbare handelspartner van de EU, maar het is noodzakelijk dat wij in het Parlement de zorgen verwoorden van de burgers die zich op het Europees grondgebied bevinden en in gebieden die deel uitmaken van de Europese familie, namelijk de bescherming en verdediging van hun belangen. Met 'Europese familie' bedoel ik de landen en gebieden overzee die, hoewel ze in strikte zin geen deel uitmaken van het Europees grondgebied, een bijzondere band hebben met de Europese Unie, in het bijzonder met de lidstaten waartoe zij behoren. In de handelsbesprekingen die momenteel worden gevoerd, gaat het met name over de archipel Saint-Pierre-et-Miquelon, net voor de kust van Canada. Ik verzoek de Commissie daarom om tijdens de onderhandelingen de belangen te verdedigen en te beschermen van dit overzeese land en gebied in de Noord-Atlantische Oceaan.
Tokia Saïfi (PPE), schriftelijk. – (FR) Canada is een van de oudste handelspartners van Europa. Het is daarom heel normaal om deze relatie te formaliseren met een uitgebreide handelsovereenkomst. Toch heb ik mijn twijfels over de inhoud van een aantal onderhandelingshoofdstukken.
Ten eerste hebben de Europese Unie en Canada verschillende stelsels van oorsprongsregels. Aangezien Canada lid is van de Noord-Amerikaanse Vrijhandelsovereenkomst (NAFTA), moet de Commissie op zoek gaan naar een bevredigende oplossing voor zowel industrieproducten als landbouw- of visserijproducten, opdat Canada geen doorvoerhaven naar Europa wordt voor producten van andere NAFTA-leden.
De Commissie zal ook moeten onderhandelen over een oplossing voor de twee verschillende regelingen inzake geografische aanduidingen: in Canada is 'geografische aanduiding' gewoon een bijvoeglijk naamwoord; in Europa is het een echt handelsmerk. Voor een goede bescherming van de Europese geografische aanduidingen zullen de Canadese autoriteiten het Europese concept moeten erkennen.
Wat betreft het hoofdstuk over overheidsopdrachten moet Canada de Europese Unie dezelfde mogelijkheden bieden als het land aan de Verenigde Staten heeft geboden in het kader van hun handelsovereenkomst; met andere woorden, Europese ondernemingen moeten de mogelijkheid krijgen om in te schrijven op opdrachten van provincies, regio's en bepaalde gemeenten.