4. Van de Raad ontvangen verdragsteksten: zie notulen
5. Debatten over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (bekendmaking van de ingediende ontwerpresoluties): zie notulen
De Voorzitter. - Aan de orde is de verklaring van de Commissie over de EHEC-uitbraak in de EU-lidstaten.
John Dalli, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u allen bedanken voor deze gelegenheid om u te informeren over de ontwikkelingen met betrekking tot de E. coli-uitbraak.
Ik maak me grote zorgen over het grote aantal doden en zieken die deze door voedsel veroorzaakte ziekte binnen de Europese bevolking teweeg heeft gebracht, en ik wil deze gelegenheid benutten om nogmaals mijn medeleven te uiten met degenen die slachtoffer zijn geworden van deze epidemie.
In dit verband moet ik opmerken dat de situatie zich nog steeds uitbreidt. Er zijn nu meer dan 1 672 gevallen van shigatoxine producerende E. coli, en minstens 661 mensen hebben ernstige complicaties. Volgens de meest recente informatie is deze uitbraak verantwoordelijk voor 21 doden in Duitsland en één in Zweden. Er zijn geïsoleerde gevallen gemeld in elf andere lidstaten. Zwitserland heeft ook vijftien gevallen gemeld, en de Verenigde Staten vier gevallen. Het epicentrum van de ziekte is nog steeds het gebied rond Hamburg in Noord-Duitsland. Het merendeel van de gevallen dat buiten Duitsland is gemeld, betreft hetzij Duitse onderdanen die op reis zijn, of mensen die dit deel van Duitsland hebben bezocht. Dus wat doet de Europese Commissie om de uitbraak aan te pakken?
Op de eerste plaats hebben we onmiddellijk al onze netwerken geactiveerd die verantwoordelijk zijn voor het beheersen van crises. De netwerken hebben dagelijks contact en maken het mogelijk om snel informatie uit te wisselen en zo de basis te leggen voor snelle actie. De Commissie houdt bijna dagelijks bijeenkomsten met uw autoriteiten voor de volksgezondheid en voor voedselveiligheid om de ontwikkeling van de uitbraak, de genomen gezondheidsmaatregelen om infectie te voorkomen en de behandeling van de getroffen mensen te bespreken. Het alarm- en reactienetwerk (Early Warning and Response System) en het systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders (RASFF, Rapid Alert System for Food and Feed) bieden een solide basis voor informatie-uitwisseling.
Op de tweede plaats hebben we het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC, European Centre for Disease Prevention and Control) gevraagd om een wetenschappelijke risicobeoordeling uit te voeren, die regelmatig wordt geactualiseerd, terwijl de situatie zich ontwikkelt. We hebben nu een EU-gevalsdefinitie die de lidstaten in staat stelt om dezelfde aanpak van het onderzoek van de uitbraak te delen. Het ECDC verzamelt en vergelijkt patiëntenvragenlijsten voor het onderzoeken van de uitbraak. Het ECDC heeft ook samen met de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA, European Food Safety Authority) een advies opgesteld met betrekking tot preventieve maatregelen gericht op het publiek. Dit advies is nu op de website van de Commissie beschikbaar in alle officiële talen.
We hebben het ECDC gevraagd om snel een platform op te zetten voor de uitwisseling van beste praktijken op het gebied van de behandeling, waarbij zowel de lidstaten als beroepsorganisaties betrokken zijn. Ons Europees referentielaboratorium voor voedselveiligheid in Rome heeft in recordtijd een methode ontwikkeld die de benodigde tijd om de E. coli-bacterie in voedsel te detecteren verlaagt van circa zes dagen naar 48 uur.
Tot slot wil ik benadrukken dat de perceptie van het publiek heel belangrijk is. In dit verband stelt de Commissie dagelijkse updates op, die worden gedeeld met het communicatienetwerk van het Comité voor de beveiliging van de gezondheid en met autoriteiten voor voedselveiligheid. De Commissie houdt daarnaast haar website actueel die is gewijd aan deze uitbraak.
Ik wil de leden van het Europees Parlement dringend verzoeken om deze wetenschappelijk onderbouwde mededelingen aan het publiek te steunen, teneinde onnodige zorgen zo veel mogelijk te voorkomen en onze gemeenschappelijke inspanningen te versterken. Ik kan u verzekeren dat de Commissie, samen met deze agentschappen, heel hard samenwerkt met de nationale ministeries voor volksgezondheid en voedselveiligheid, om hen te steunen bij het beheersen van deze uitbraak.
Daartoe moeten we het onderzoek naar de bron van de besmetting intensief voortzetten; dat werk wordt op dit moment gedaan. Gisteren heb ik Duitsland tijdens de Raad Volksgezondheid verzocht het toezicht, de uitbraakcontroles en maatregelen op te voeren, om de bron van de uitbraak te identificeren en de verspreiding van de infectie tot staan te brengen. Ik heb ook gevraagd om de oorzaken van de besmetting snel aan te pakken. De Duitse autoriteiten hebben het voorstel van de Commissie geaccepteerd om deskundigen van de Commissie, het ECDC en de EFSA op het gebied van de epidemiologie van door voedsel veroorzaakte ziekten naar Duitsland te sturen.
Op zondag 5 juni zijn de deskundigen begonnen met hun missie om de Duitse autoriteiten bij te staan bij de lopende epidemiologie, de resultaten te verifiëren en bij te dragen aan het lopende onderzoek om de bron te identificeren. Zoals we allemaal weten, is het aanvankelijke vermoeden van de Duitse autoriteiten dat komkommers uit Spanje de oorzaak waren, door geen enkel beschikbaar testresultaat bevestigd.
Op zondag 5 juni hebben de Duitse autoriteiten de Europese Commissie medegedeeld dat zij op basis van de epidemiologische onderzoeken denken dat taugé de mogelijke bron is van de E. coli-uitbraak die hoofdzakelijk het noordelijke deel van Duitsland treft. De informatie is terstond via het systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders aan alle lidstaten doorgegeven.
De Commissie volgt alle nieuwe ontwikkelingen op de voet en zal besluiten nemen over de aangewezen handelswijze, zodra laboratoriumtesten een bepaalde epidemiologische bevinding bevestigen. We hebben tot nu toe nog geen resultaten.
Ik moet hier benadrukken dat het cruciaal is dat de nationale autoriteiten niet overhaast informatie geven over een eventuele infectiebron die nog niet is aangetoond door een bacteriologische analyse, aangezien dit leidt tot onterechte angsten onder de bevolking in heel Europa en tevens leidt tot problemen voor onze voedselproducenten die producten verkopen in de EU en daarbuiten.
Terwijl deze intensieve onderzoeken lopen, moeten we oppassen dat we geen overhaaste conclusies trekken. In dit verband wil ik de nieuwste informatie noemen die uit Duitsland komt over het vermoeden dat kiemgroente mogelijk de bron van de besmetting is; daarin werd opgemerkt dat de laboratoriumtests nog niet zijn afgerond en dat overhaaste conclusies derhalve moeten worden vermeden.
Dit illustreert dat het voor de lidstaten belangrijk is om in het RASFF waarschuwingen in te voeren die zijn gebaseerd op zorgvuldig bevestigd, wetenschappelijk bewijs, en het RASFF te activeren wanneer de lidstaten overtuigd zijn van het wetenschappelijk bewijs dat de waarschuwingskennisgeving onderbouwt.
We zullen snel en doortastend moeten handelen om de interne markt te beschermen. Als we daarin slagen, kunnen we lessen trekken uit deze crisis en onze systemen voortdurend verbeteren. Ik herhaal het steeds: ons systeem werkt. We moeten lessen trekken, terwijl we voortgaan. Ik denk dat dit onze verantwoordelijkheid is: flexibel zijn en onze processen en procedures snel aanpassen om te kunnen reageren op dit type incidenten.
Coördinatie en duidelijke informatie- en communicatielijnen blijven de kern van ons vermogen om in dit soort situaties effectief te zijn. We moeten op dit vlak lessen trekken.
Voordat ik afsluit, wil ik nog kort twee andere punten naar voren brengen. Het eerste betreft verwijzingen naar verboden op bepaalde producten. Ik wil nogmaals benadrukken dat de uitbraak geografisch beperkt is tot een gebied rondom de stad Hamburg, dus er is op dit moment geen reden om op Europees niveau zulke maatregelen te nemen. Daarom, en gezien de stappen die worden genomen om de bron te identificeren, zijn wij van mening dat een verbod op producten onevenredig is.
Tot slot heb ik ook oog voor de financiële gevolgen die deze crisis heeft voor boeren, in het bijzonder groentetelers. Ik werk daarom nauw samen met mijn collega, commissaris Cioloş, om iets te doen aan de problemen waarmee deze groep burgers, die ook wordt getroffen door de uitbraak, wordt geconfronteerd. De ministers van Landbouw houden vandaag zelfs een buitengewone zitting van de Raad om de E. coli-uitbraak te bespreken. Wanneer ik hier afsluit, ga ik terug naar Brussel om me te voegen bij mijn collega Cioloş in deze buitengewone zitting van de Raad van ministers van Landbouw.
We hebben bovendien voortdurend contact met derde landen, in het bijzonder met Rusland, om hen te vragen hun verbod op te heffen, dat we onevenredig vinden. De Commissie werkt hand in hand met de lidstaten met één gemeenschappelijk doel: zo snel mogelijk een einde maken aan deze uitbraak. Ik houdt tegenover alle betrokkenen vol dat we, in situaties zoals deze, geen lokaal probleem hebben, maar een Europees probleem.
(Applaus)
Peter Liese, namens de PPE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, ik zou commissaris Dalli willen bedanken, omdat hij allereerst is ingegaan op de patiënten. Dat zou ik ook willen doen. Honderden patiënten zijn ernstig ziek, en het medisch personeel in Noord-Duitsland levert werkelijk bovenmenselijke inspanningen. Er zijn al 22 mensen overleden. In de Raad heeft een vertegenwoordiger van een andere lidstaat, Luxemburg, gezegd dat financiële schade kan worden goedgemaakt, maar dat een mensenleven definitief verloren is. Daarom hoop ik dat u er begrip voor heeft dat we een waarschuwing laten horen, ook al weten we niet honderd procent zeker wat de bron is. Ook al is het slechts een verdenking, we publiceren die informatie toch.
Desondanks moeten we natuurlijk de bron vinden. Ik heb vastgesteld dat veel medewerkers van de overheidsdiensten, ook met de steun van de EFSA, daar werkelijk koortsachtig aan werken, en ik zou de Europese instellingen en commissaris Dalli hartelijk willen bedanken voor de steun van de Europese Unie. Desondanks kan ik hier niet zeggen dat alles goed verloopt, al ben ik een Duitse volksvertegenwoordiger, er zijn wat problemen ontstaan bij het crisismanagement.
De wethouder voor gezondheidszorg in Hamburg heeft bijvoorbeeld een persconferentie gehouden, en dat was terecht, hoewel we niet honderd procent zeker wisten dat Spaanse komkommers de bron waren. De Spaanse komkommers waren besmet met de EHEC-kiem, en dat is niet normaal. Dat weten de Spaanse collega's waarschijnlijk ook wel. De pers heeft de informatie echter eerst gekregen, en pas veel later, uren later, een halve dag later, hebben de Europese Commissie en de Spaanse overheid die informatie gekregen. Dat was niet correct, en we moeten in Duitsland zelf nadenken over hoe we dat kunnen verbeteren. We moeten ons er echter allemaal van bewust zijn dat niet Spanje of Duitsland de boosdoener is, maar de kiem, die we moeten vinden en bestrijden.
Tot slot wil ik er nog op wijzen dat we tijdens de vorige vergadering een resolutie hebben aangenomen over resistentie tegen antibiotica. We moeten deze kiem weliswaar niet primair met antibiotica bestrijden, maar het is toch een probleem dat hij tegen veel van de gebruikelijke antibiotica resistent is. Dat blijft een probleem, en we moeten dat nu nog sneller aanpakken. Het is namelijk denkbaar dat we de kiem de volgende keer met antibiotica moeten behandelen, maar dat dit dan niet mogelijk is, omdat hij resistent is. Daar moeten we iets aan doen.
Linda McAvan, namens de S&D-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, u hebt gelijk dat dit een volksgezondheidskwestie is, en een hele ernstige ook, en onze aandacht moet nu gaan naar zorg voor de zieken en naar de identificatie van de bron, maar daarna moeten we ook naar de lange termijn kijken en naar manieren om te voorkomen dat zoiets nog een keer gebeurt.
Een paar weken geleden heb ik een vertegenwoordigster van de Amerikaanse Inspectie van voedings- en geneesmiddelen (FDA, Food and Drug Administration) ontmoet. Zij vertelde me over de problemen met E. coli in fruit en groenten in de Verenigde Staten, en we hebben het erover gehad dat dit niet veel voorkwam in de Europese Unie. Nu hebben we deze uitbraak, dus we moeten onszelf een paar vragen stellen. Gaat het om onze teeltmethoden, zoals Peter Liese zojuist zei? Gaat het om intensieve landbouw, het in kassen telen van groente en fruit? Gaat het om een overmatig gebruik van antibiotica bij vee? Gaat het om de verspreiding van mest? Zou een nauwkeurigere etikettering van voedingsmiddelen ons hebben geholpen om de bron van de besmetting sneller te identificeren? Ik constateer dat de Raad hier vandaag niet aanwezig is, maar de Raad verzet zich tegen een goede vermelding van het land van herkomst op de etiketten van onze voedingsmiddelen. Ik hoop dat ze in de toekomst naar dit debat zullen luisteren.
Commissaris, we moeten op de langere termijn dus grondig onderzoek verrichten en we moeten lessen trekken en deze integreren in ons beleid. Maar al te vaak horen we deze Commissie en velen in dit Parlement spreken over zelfregulering, maar net als bij de banken, begin ik me af te vragen of we niet de neiging hebben om de behoeften van de markt en toeleveringsketens vóór die van de bescherming van het publiek en de consument te stellen. ‘Business as usual’ zal niet volstaan. Het is niet normaal dat mensen in Europa ergens buitenshuis een salade eten en daardoor vervolgens komen te overlijden, en we hebben een beleidswijziging nodig om hier iets aan te doen.
Corinne Lepage, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik wil u bedanken omdat u allereerst gesproken hebt over de slachtoffers en de mensen die ziek zijn geworden. Het spreekt vanzelf dat onze eerste gedachten naar hen moeten uitgaan, evenals naar de boeren die zich in een heel moeilijke positie bevinden, waarvoor wij alle begrip kunnen opbrengen.
Ik wil drie punten aan de orde stellen. Ten eerste staan wij achter het voorzorgsbeginsel. Dat is in dit geval toegepast, dus wij mogen niet klagen, en uiteraard moeten wij daarvan de gevolgen onder ogen zien. Zoals de heer Liese zojuist al zei, gaan mensen natuurlijk vóór economische kwesties, die altijd nog kunnen worden aangepakt. De dood is, helaas, definitief.
Ten tweede ben ik het volkomen eens met wat mevrouw McAvan zojuist over het belang van traceerbaarheid zei. Wij voeren momenteel besprekingen over etikettering. Het is absoluut van fundamenteel belang dat deze etikettering compleet is en dat wij producten kunnen traceren om te weten waar ze vandaan kwamen.
Ten derde, als het gaat om het absoluut cruciale vraagstuk met betrekking tot de kern van het probleem, moeten wij toegeven dat wij niet alles weten, dat er lacunes in onze wetenschappelijke kennis zijn en, inderdaad, dat wij soms volledig in het duister tasten. Wij kunnen niet alles weten. Wij kunnen degenen die besluiten hebben genomen niet tegenspreken en tegelijkertijd van mening zijn dat we zouden moeten wachten. In dit geval moet het voorzorgsbeginsel prevaleren.
James Nicholson, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ook ik mijn medeleven betuigen aan degenen die zijn getroffen. Wat betreft degenen die hun leven hebben verloren: je kunt iemand niet meer tot leven brengen. We kunnen de onderliggende situatie waarschijnlijk op lange termijn wel rechtzetten, maar het laat wel zien hoe verkeerd het is om al in een heel vroeg stadium conclusies te rekken. Ik begrijp de woede – als er woede is, en ik ben er zeker van dat die er is – van de Spaanse kant en van degenen die hun omzet kwijt zijn geraakt. We kunnen waarschijnlijk iets doen om dat te compenseren, maar je kunt een leven niet meer terughalen.
We moeten hiervan leren en ervoor zorgen dat we in de toekomst een solide basis hebben voor een reactie, zoals de commissaris zei. We moeten zo snel mogelijk een oplossing vinden voor de huidige situatie, en op de lange termijn moeten we onze reactiemechanismen voor dit type situaties verbeteren.
Ik denk dat het heel gemakkelijk is om achteraf te praten over wat had kunnen worden gedaan of had moeten worden gedaan, of wat we niet hebben gedaan, maar we zouden nu, met de wijsheid achteraf, mechanismen kunnen invoeren om te waarborgen dat dit nooit meer gebeurt. De commissaris heeft gelijk. We moeten lessen trekken uit deze situatie. Je moet altijd leren van je fouten. Als er fouten zijn gemaakt, laten we deze dan rechtzetten en ervoor zorgen dat ze nooit meer plaatsvinden.
Rebecca Harms, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, u heeft gelijk: door deze EHEC-kiem zijn te veel mensen ziek geworden of overleden, en ik ben van mening dat deze situatie ook aantoont dat Duitsland noch de Europese Unie voorbereid is op deze EHEC-epidemie.
Wanneer we onze aanpak even vergelijken met wat andere landen doen, wordt wel duidelijk dat we heel wat kunnen verbeteren. Ik wil nog eens ingaan op het voorbeeld van de VS. Sinds de jaren tachtig wordt daar heel veel onderzoek verricht, alle gevallen moeten worden gemeld, er bestaat een centrale overheidsdienst voor besmettelijke ziekten in Atlanta, die vergaande bevoegdheden heeft om direct in te grijpen bij een dergelijke epidemie. In Duitsland zijn echter twee nationale ministeries bevoegd, en blijkbaar kunnen die het niet eens worden over de vraag wie de verantwoordelijkheid draagt. Bovendien hebben ook de deelstaten ministeries, die de verantwoordelijkheid willen en moeten dragen, maar daartoe blijkbaar niet in staat zijn. We hebben problemen met de communicatie tussen de laboratoria en de politici. Daardoor is volkomen onduidelijk wanneer de wetenschap het initiatief moet nemen, wanneer we de epidemie moeten bestrijden, en wanneer de politiek aan zet is.
Wanneer een minister te horen krijgt dat het aan de komkommers ligt, heb ik er begrip voor dat ze de burgers waarschuwt, maar de details moeten worden gecoördineerd, en dat gebeurt niet. Wie moet de besluiten nemen? Ik heb de indruk, en ik zeg dat heel voorzichtig, dat men bij de kiemen, net als bij de komkommers, te snel gereageerd heeft. De coördinatie tussen wetenschappelijke resultaten en politieke reacties is gebrekkig.
Ik wil nog even terugkomen op wat we moeten doen: er moet in heel Europa een meldplicht komen, we moeten centrale laboratoria aanduiden, en een centrale instantie in de Europese Unie in het leven roepen, die bij een dergelijke epidemie bevoegd is voor de besluitvorming. Dat lijkt me de juiste aanpak.
Ik ben de heer Liese bijzonder dankbaar voor het feit dat hij is ingegaan op het probleem van de antibiotica. Ook dat probleem kennen we eigenlijk al. We schrikken echter terug voor een conflict met de medische sector, met de farmaceutische industrie en met de intensieve veehouderij – daarover valt van alles te zeggen. Daarom treden we niet hard genoeg op in de strijd tegen de resistentie tegen antibiotica. EHEC en de resistentie tegen antibiotica – dat zijn twee grote problemen.
Sabine Wils, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de EHEC-epidemie toont aan wat de structurele problemen zijn van de industriële productie van levensmiddelen op de geliberaliseerde interne markt van de EU. Wanneer het winstbejag voorrang krijgt op de bescherming van de volksgezondheid, gaat dat ten koste van de kwaliteit en de veiligheid van de levensmiddelen. Tot nu toe zijn in Duitsland ten minste 22 personen overleden na een besmetting met de EHEC-kiem, en meer 1 500 personen zijn besmet geraakt. Bij meer dan 600 patiënten is het gevaarlijke HUS-syndroom vastgesteld, dat ook tot neurologische storingen kan leiden.
Nu, na meer dan twee weken, is nog steeds niet duidelijk wat de bron van de besmetting is van deze levensgevaarlijke epidemie. Wanneer we de levensmiddelen regionaal zouden produceren, zou het makkelijker zijn om vast te stellen wat de bron van de besmetting is, en de gevolgen van de epidemie zouden minder ernstig zijn. Omdat de levensmiddelen over lange afstanden worden vervoerd, en niet bekend is onder welke omstandigheden ze geproduceerd zijn, is het heel moeilijk om vast te stellen waar ze vandaan komen. De traceerbaarheid van levensmiddelen is echter een absolute voorwaarde voor de voedselveiligheid. De consumenten hebben het recht om te weten hoe hun levensmiddelen geproduceerd worden, en waar ze vandaan komen.
De Duitse regering heeft bij de EHEC-epidemie volledig gefaald. De samenwerking tussen de deelstaten en de nationale overheid was chaotisch, en het crisisbeheer heeft daaronder geleden. De toezichthoudende instanties waren niet voorbereid op deze situatie.
Het roer moet om in het landbouwbeleid. Levensmiddelen moeten veilig zijn, maar ook de producenten in de landbouwsector moeten worden beschermd tegen financiële risico's met een onbekende omvang. We moeten in ons beleid voor de ondersteuning van de landbouw en van het platteland consequent de nadruk leggen op het decentraliseren van de structuren voor de productie en de verkoop van levensmiddelen.
Francisco Sosa Wagner (NI). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik zou drie zaken aan de orde willen stellen over de situatie met betrekking tot de komkommers.
Ik ben de kleinzoon van een Duitser en ik draag Duitsland een warm hart toe, maar het is duidelijk dat de Duitse overheden in dit geval overhaast en onvoorzichtig te werk zijn gegaan.
Als we kijken naar de Europese instellingen dan blijkt dat de Europese Autoriteit voor de voedselveiligheid en de Commissie slap en onhandig gereageerd hebben. Ze zijn niet in staat geweest om een coördinerende, leidinggevende rol te spelen.
Ten derde hebben de gedupeerden recht op snelle financiële schadevergoeding. Vooralsnog stel ik dit Parlement echter voor dat wij in Brussel, of hier in Straatsburg, een grote voedselbeurs over de Europese gastronomie organiseren waarop de komkommer een centrale plaats inneemt.
We moeten de verloren eer opeisen – om een favoriete uitdrukking van de Duitse schrijver Heinrich Böll te gebruiken – van de komkommerproducenten. Europa is hiervoor de geëigende plaats.
Esther Herranz García (PPE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, we kunnen niet anders dan onze droefenis uitspreken over de drieëntwintig dodelijke slachtoffers van dit drama: tweeëntwintig in Duitsland en één in Zweden. Deze crisis toont duidelijk aan dat de Europese Unie nog een lange weg te gaan heeft om haar waarschuwingssysteem voor de voedselveiligheid en de interne coördinatie op dit punt te verbeteren.
De betrokken lidstaten hebben hier traag, ondoeltreffend en slap op gereageerd, en nu, drieëntwintig sterfgevallen later, weten we nog steeds niet waar het probleem vandaan komt.
De Commissie dient zich ernstig te bezinnen op de problemen die zij veroorzaakt door haar onverantwoordelijke acties of haar gebrek aan optreden in tijden van een crisis als deze. Gevolgen hiervan zijn faillissementen, de vernietiging van voorheen stabiele arbeidsplaatsen, werkloosheid en rechteloosheid, en uiteraard een enorm riskante crisis van de volksgezondheid. Terwijl u in de Commissie uw oren liet hangen naar de onverantwoordelijke verklaringen die regionale autoriteiten in Duitsland verspreid hadden – verklaringen die volkomen verkeerd geïnterpreteerd en tamelijk onverantwoordelijk waren – en waarin Spaanse landbouwbedrijven met naam en toenaam genoemd werden, was de bevolking nog steeds, en zonder dat te weten, aan de bewuste bacterie blootgesteld. Omdat de mensen dachten dat ze het contact met die bacterie vermeden, liepen ze juist meer risico om mogelijk schadelijk voedsel te eten..
Op de Landbouwraad die vandaag om twee uur vanmiddag in Luxemburg gehouden wordt, zou de Commissie moeten voorstellen om een deel van de 2 500 miljoen euro overschot van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid te gebruiken. Die 2 500 miljoen euro zouden gebruikt moeten worden om de schade zo veel mogelijk te herstellen. Daartoe zal er een geschikte wettelijke oplossing gevonden moeten worden, naar het voorbeeld van andere gevallen, zoals die van de “gekke koeien” of die van de dioxine. Een dergelijke oplossing moet ook nu worden gevonden.
Commissarissen, ministers, uw optreden vandaag in Luxemburg dient evenredig te zijn aan het kaliber van uw functie.
Verder zouden de Duitse autoriteiten gezien hun roekeloze beschuldigingen zonder enige twijfel deze financiële oplossing moeten steunen vanaf het begin, en eigen fondsen moeten gebruiken om voorlichtingscampagnes te financieren teneinde het vertrouwen van de consument in de groente- en fruitproductie te herstellen, dat nu in gruzelementen is.
Luis Manuel Capoulas Santos (S&D). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, de EHEC-uitbraak in Duitsland plaatst ons voor een van de moeilijkste situaties ooit in verband met het crisisbeheer van de volksgezondheid. De Commissie en met name Duitsland zijn tot nu toe niet op de beste manier met die crisis omgegaan. We hebben te maken met een enorme menselijke tragedie waarbij ook vele mensenlevens verloren zijn gegaan en het leven van duizenden andere mensen in gevaar wordt gebracht. Het is een crisis waarbij het consumentenvertrouwen in basislevensmiddelen in het geding is met economische en sociale gevolgen die nauwelijks zijn te overzien.
De samenleving verwacht van de nationale en communautaire autoriteiten een snel en doeltreffend antwoord waarmee duidelijkheid gecreëerd wordt over de oorzaken van deze crisis. Het is echter ook noodzakelijk de schadelijke gevolgen voor een andere groep onschuldige slachtoffers zo klein mogelijk te houden. Ik doel hiermee op de reeds genoemde tuinders die op een overhaaste en onrechtvaardige wijze verantwoordelijk zijn gesteld voor deze crisis. Zij hebben inkomsten gederfd en hun toekomst wordt serieus bedreigd.
Het is tevens urgent preventieve maatregelen te nemen om herhaling van soortgelijke situaties in de toekomst te voorkomen. Het vergroten van de doeltreffendheid van de mechanismen voor toezicht en controle op het gebruik van antibiotica bij dieren zou deel moeten uitmaken van die maatregelen. Ik heb daar al op gewezen tijdens een debat dat we minder dan een maand geleden hier hebben gehouden. Een ander belangrijk element van die maatregelen vormt de opzet van het nieuwe en hervormde gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het is van fundamenteel belang dat de stimuli en prikkels in de toekomst gericht zullen zijn op op kwaliteit gebaseerde duurzame productiemethoden, zoals de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement nadrukkelijk eist.
Frédérique Ries (ALDE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, de situatie is nog verder verslechterd: er zijn 23 mensen overleden en meer dan 2 200 mensen ziek geworden in Europa. Natuurlijk gaan onze gedachten vanmorgen in het bijzonder naar hen uit. De Duitse autoriteiten zijn er nog altijd niet in geslaagd om de oorzaak van deze epidemie officieel vast te stellen. Ondertussen wil niemand meer Europese groenten kopen en is deze gezondheidscrisis uitgegroeid tot een sociale crisis en, uiteraard, ook tot een economische crisis. De tuinbouwsector eist terecht compensatie, en zoals de commissaris al vertelde, hebben de betrokken ministers en commissarissen hierover vanmiddag een vergadering in Luxemburg.
Los van wat er al is gezegd over het voorzorgsbeginsel en over de noodzakelijke traceerbaarheid – het eerste punt –, moeten wij er ook achter komen hoe deze algemene waarschuwing, waarin de Spaanse komkommer als de boosdoener werd aangewezen, kon worden verspreid, zonder dat daar enig bewijs voor was. Welke dringende lessen is de Commissie van plan uit deze ernstige crisis te trekken, mijnheer de commissaris, opdat ons waarschuwingssysteem voor levensmiddelen meer dan ooit gebaseerd zal zijn op ´sound and well sustained scientific evidence´, zoals u het zelf omschreef, mijnheer de commissaris?
Janusz Wojciechowski (ECR). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ook ik ben zeer bedroefd over het feit dat er dodelijke slachtoffers zijn gevallen en ik wil iedereen die ziek is veel beterschap wensen. Er dienen tal van kwesties opgehelderd te worden. Wij moeten niet alleen vaststellen wat de bron en de oorzaak van de EHEC-uitbraak zijn, maar moeten ook achterhalen wat de bron en de oorzaak zijn van de onjuiste berichtgeving over de infectie die in Europa en in de rest van de wereld is verspreid. Het gaat immers om foutieve en negatieve informatie die ontzettend veel schade heeft aangericht. Wij moeten goed kijken naar de oorzaken van de EHEC-uitbraak en dienen onze aandacht met name te richten op de industriële veeteelt waar massaal antibiotica worden gebruikt. Ik sluit me aan bij de sprekers die dit punt eerder hebben aangehaald. Als er op zo grote schaal gebruik wordt gemaakt van antibiotica, is het niet verbazingwekkend dat er bacteriënstammen opduiken die niet meer reageren op antibiotica. Ik ben van oordeel dat intensieve landbouw waarbij gebruik wordt gemaakt van antibiotica in de Europese Unie sterk aan banden dient te worden gelegd en misschien zelfs moet worden verboden. Daarnaast zou de geleden schade moeten worden vergoed door diegenen die ze hebben veroorzaakt.
Martin Häusling (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, EHEC is geen nieuw probleem, maar we stellen helaas vast dat Europa nog steeds onvoldoende voorbereid is op een dergelijke crisis. Het duurt te lang voordat er duidelijke richtlijnen worden uitgevaardigd. Drie weken, dat is veel te lang.
We zijn het er wel over eens dat de consumentenbescherming altijd voorrang heeft op financiële belangen. We moeten echter ook duidelijk regelen wie er waarschuwt, en wanneer, wie dan achteraf de verantwoordelijkheid voor die waarschuwingen op zich neemt, en wanneer de Europese Commissie op het toneel komt. In Duitsland zijn zestien deelstaten en twee ministeries verantwoordelijk, dat is te kleinschalig voor een Europese crisis. Dit moet in een vroegere fase ook op het Europese niveau getild worden. Ik denk dat we de lessen uit de crises in de jaren negentig niet hebben geleerd, en het is de hoogste tijd dat we dat alsnog doen.
We moeten garanderen dat onze levensmiddelen transparant en traceerbaar geproduceerd worden. We moeten zorgen voor een duidelijke oorsprongsetikettering. We moeten echter ook een Europees mobiel team in het leven roepen om het wetenschappelijke en medische werk te coördineren, en plannen voor de controle op te stellen.
(Applaus)
João Ferreira (GUE/NGL). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, gezien de stroom van tegenstrijdige berichten over de oorsprong van deze uitbraak is het noodzakelijk stil te staan bij een aantal zaken. Op de eerste plaats wil ik erop wijzen dat het meer dan veertien dagen na de melding van de eerste gevallen en meer dan een maand na de eerste besmettingen nog niet gelukt is om middels de Europese snelle waarschuwingssystemen de echte bron van besmetting te bepalen, met alle schadelijke gevolgen die hier al genoemd zijn. Op de tweede plaats wil ik eraan herinneren dat dit een ernstig geval van gebrek aan voedselveiligheid in de Europese Unie is, dat trouwens niet op zichzelf staat. Ik hoef maar te wijzen op het recente debat over het dioxineprobleem.
Deze gevallen zijn onlosmakelijk verbonden met een gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) dat intensieveproductiemodellen bevordert die gericht zijn op de export en de productie en consumptie van lokale producten onmogelijk maken. Die productie zou juist gestimuleerd moeten worden aangezien daarmee de traceerbaarheid van die producten veel doeltreffender gegarandeerd kan worden en de kwaliteit en voedselveiligheid ervan groter zijn.
Tot slot moeten de Europese producenten in het gebied van de EHEC-uitbraak en daarbuiten gecompenseerd worden voor de geleden schade. Dat moet gebeuren op basis van communautaire maatregelen daar het GLB gemeenschappelijk is. Als de producenten alleen op grond van nationale maatregelen schadeloos worden gesteld zou dat immers tot ongelijkheid leiden.
Nick Griffin (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, eerst waren het komkommers, gisteren was het taugé. Vandaag is het geen taugé. De waarheid is dat de deskundigen het gewoon niet weten, maar elke keer dat zulke beschuldigingen worden geuit, vernietigen ze middelen van bestaan in de economieën van landen. Wat we wel weten, is dat er iets heel vreemds is aan deze uitbraak. Er is sprake van een onnatuurlijke combinatie van stammen en DNA in het virus. Het treft ongebruikelijke groepen mensen op een manier die doorgaans niet met E. coli-uitbraken wordt geassocieerd. Het heeft al veel meer mensen getroffen en op veel meer plaatsen toegeslagen dan bij een normale uitbraak, en anders dan bij normale uitbraken, is de bron niet snel teruggevoerd naar een of twee leveranciers van voedingsmiddelen.
Moet er, gezien al deze onverklaarbare factoren en het feit dat er in het verleden berichten zijn geweest dat verschillende landen – met inbegrip van het Verenigd Koninkrijk, de VS, Irak en Israël – experimenteren met genetisch gemanipuleerde E. coli als een biologisch wapen, niet dringend onderzoek worden gedaan naar de mogelijkheid dat deze uitbraak eigenlijk een geval is van, of misschien een proef voor, biologisch terrorisme?
Françoise Grossetête (PPE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, de situatie is ernstig, zeer ernstig zelfs, aangezien deze EHEC-uitbraak een compleet mysterie is. Ik kan mij de angst voorstellen van degenen die ziek zijn geworden, en wij kunnen de sterfgevallen die zich hebben voorgedaan, alleen maar diep betreuren.
Deze hele kwestie moet ons ertoe aanzetten om bij problemen voor de Europese volksgezondheid voor een zeer strenge aanpak te kiezen, en doet ons inzien dat het van essentieel belang is om samen te werken met onderzoekers en met de farmaceutische industrie teneinde effectief te kunnen inspelen op een dergelijke situatie, en ook om onszelf uit te rusten met de middelen om dit te doen.
De bacterie kost levens, te veel levens. Daarnaast kost de bacterie onze boeren veel geld en tast zij het vertrouwen van de consument in onze landbouwproducten en agrolevensmiddelenindustrie ernstig aan, terwijl deze beslist het veiligst en strengst gecontroleerd ter wereld zijn.
Na eerder al komkommers, tomaten, sla en taugé is het de vraag welk product het volgende slachtoffer van deze gezondheidshysterie zal zijn. Dit heeft ernstige economische gevolgen voor de boeren. Feit is dat het waarschuwingssysteem prima functioneerde. Het probleem is dat de Europese Commissie noch de middelen noch de mogelijkheid heeft om te controleren of informatie die door een lidstaat wordt verschaft, wel of niet klopt.
Tegenwoordig verspreiden bacteriën zich sneller dan vroeger het geval was. Er moeten lessen worden getrokken, in termen van communicatie, uit de wijze waarop deze gezondheidscrisis is beheerd. Er moet feedback worden gegeven. Er moet beslist worden voorzien in extra controles alvorens de conclusies van een nationale of regionale gezondheidsinstantie voor zoete koek te slikken.
Tot slot toont deze crisis aan dat een wezenlijke verbetering van de traceerbaarheid van levensmiddelen volkomen gerechtvaardigd is. De verplichting om het land van herkomst of de plaats van oorsprong te vermelden geldt nu helaas alleen in een beperkt aantal gevallen. Dit zou moeten worden uitgebreid tot een groter aantal levensmiddelen. In geval van een gezondheidscrisis zou dan sneller kunnen worden vastgesteld wat de besmettingsbronnen zijn en zouden de betrokken consumenten sneller kunnen worden gewaarschuwd.
Jo Leinen (S&D). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, we kunnen boeren compensatie betalen, maar een mensenleven is definitief verloren. We treuren natuurlijk over alle doden, en leven mee met alle patiënten in de ziekenhuizen. Deze situatie is dramatisch en onaanvaardbaar. Het is onaanvaardbaar dat we drie weken na het uitbreken van deze crisis nog steeds niet precies weten wat de oorzaak is. Dat zou in Europa eigenlijk niet mogen gebeuren.
We moeten hieruit meerdere lessen trekken. Ten eerste moeten we de bron vinden, en vaststellen of er nog steeds verkeerde methodes worden gebruikt voor de productie of de verkoop van levensmiddelen. Onze wetgeving bestaat al twintig jaar, en de normen van de Europese Unie zijn tamelijk streng, maar toch stellen we vast dat we nog steeds kwetsbaar zijn bij onze voeding, bij onze levensmiddelen. Het lijkt erop dat er nog steeds lacunes en tekortkomingen bestaan, en we moeten hier lering uit trekken.
Ik ben ook van mening dat de communicatie in deze zaak verkeerd en zelfs chaotisch verlopen is. We hebben meer Europa nodig, dat is wel duidelijk. Dat hebben een aantal collega's al gezegd. Wanneer iedere regionale of nationale overheid een waarschuwing voor heel Europa afgeeft, moet dat wel mislopen. Het ECDC heeft volgens mij goed werk geleverd, voor zover ik dat kan beoordelen, maar we moeten een beter en moderner systeem voor de verplichte meldingen uitwerken, om vast te stellen wat de oorzaken zijn, en een beter systeem voor de informatie van de burgers.
Antonyia Parvanova (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Duitse en Europese autoriteiten proberen nog steeds de bron van de E. coli-uitbraak op te sporen. Momenteel hebben we nog steeds geen concreet bewijs van de oorzaak van deze verspreiding, en alle scenario's moeten worden overwogen, met inbegrip van potentiële nalatigheid of onbedoelde toegang van de bacterie tot de voedselketen. Hoe de bacterie daadwerkelijk is ontstaan, is een ander verhaal; er zijn dringend onderzoek en bevindingen nodig. Ik wil echter ook een speciale opmerking maken over de manier waarop de huidige gebeurtenissen door de Duitse en Europese autoriteiten aan het grote publiek worden bekendgemaakt, met de bekende ernstige gevolgen voor de fruit- en groentesector, niet alleen in Spanje, maar in onze hele Unie.
Dit is niet de eerste keer dat we een probleem hebben met de voedselveiligheid in Duitsland. Ik stel voor dat de Commissie de Duitse autoriteiten helpt om de traceerbaarheid en controle van de Duitse procedures te verbeteren, en er moeten vergelijkbare maatregelen worden genomen met betrekking tot de procedures in de andere lidstaten.
Om het consumentenvertrouwen te behouden, is transparantie nodig. Alle informatie moet beschikbaar zijn, maar deze informatie mag niet zo worden gecommuniceerd dat meerdere waarschuwingen worden afgegeven en de angsten van consumenten worden aangewakkerd, terwijl er nog geen bewijs is gevonden. Ik wijs ook op de verantwoordelijkheid van de media.
Marina Yannakoudakis (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, geruchten kunnen gevaarlijk zijn. Is deze uitbraak begonnen in Duitsland of in een andere lidstaat? Geruchten kunnen destructief zijn en kunnen een uitbraak zelfs helpen verspreiden. Er zijn nog veel onbeantwoorde vragen rond deze uitbraak. Het enige dat zeker is, is dat de meeste lidstaten gevallen van de bacterie hebben gemeld. Tot nu toe hebben we 22 sterfgevallen in de EU.
Deze uitbraak toont het belang aan van grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van de preventieve gezondheidszorg. Zij benadrukt ook het belang van een Europees agentschap zoals het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) om toezicht te houden, samen te werken en de lidstaten te informeren. We hebben in het Verenigd Koninkrijk relatief geluk dat we tot nu toe slechts drie meldingen hebben, maar dat is de situatie van vandaag: morgen kan de situatie veranderen, en we moeten waakzaam zijn. We moeten niet alleen de oorzaak van de uitbraak vinden, maar ook het publiek op de hoogte en dus beschermd houden. Het ECDC publiceert dagelijks actuele informatie.
Door samen te werken, kunnen we deze uitbraak onder controle krijgen. Als onze burgers geïnformeerd zijn, hebben ze een grotere kans om besmetting te voorkomen. We moeten bovenal kalm en zorgvuldig zijn in onze reactie.
Nikolaos Chountis (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, voor de tweede keer in zes maanden wordt Europa geconfronteerd met een voedselcrisis die ernstige gezondheidsproblemen heeft veroorzaakt bij vele mensen, maar ook medemensen van ons het leven heeft gekost. Hier gaat iets niet goed, mijnheer de commissaris.
In januari speelde het dioxineprobleem in Duitsland; nu hebben we het probleem met de bacterie, weer in Duitsland. Het eerste geval werd verzwegen, terwijl het al sinds maanden bekend was; in het tweede geval werd voor het gemak de schuld aan Spaanse komkommers gegeven.
Het gaat hier om een probleem van herkenbaarheid, van traceerbaarheid en ontoereikende controle op EU-niveau. In het eerste geval, in januari, heeft u ons gezegd, mijnheer Dalli, terwijl u het over dioxines had, dat u alle nodige maatregelen zou treffen om de wetgeving over het controlesysteem voor voedsel aan te scherpen. Enkele dagen geleden heeft u gezegd dat het niet om een probleem van herkenbaarheid gaat, maar om iets anders. De houding van de Commissie wordt gekenmerkt door verwarring, verhulling en paniek, met als gevolg dat wij nu een verlies aan levens en ziektegevallen te betreuren hebben, met negatieve gevolgen voor de landbouwproductie.
Elisabetta Gardini (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, we bespreken hier een zeer ernstige situatie, maar ik denk dat we in bepaalde gevallen nog steeds zeer verschillende niveaus door elkaar halen.
Het verlies van mensenlevens is uiteraard van een geheel andere orde dan economische problemen, en zo zien wij dat ook. Ik wil echter benadrukken dat we het probleem niet kunnen oplossen door oorzaken aan te wijzen die vervolgens de oorzaken niet blijken te zijn.
Als er een onschuldig persoon voor moord achter de tralies wordt gezet, zal dat geen genoegdoening of gerechtigheid vormen met betrekking tot de moord. Toch is dat precies wat wij doen: in een zeer ernstige situatie, waarin er sprake is van een volksgezondheidscrisis en waarin de voedselveiligheid op het spel staat, beschuldigen wij personen die vervolgens niet schuldig blijken te zijn, waardoor er nog meer mensen slachtoffer worden.
De Spaanse landbouwers zijn de straat al op gegaan en vandaag, over ongeveer veertig minuten, zullen ook de Italiaanse zelfstandige landbouwers gaan demonstreren. In de straten van Milaan en de provincie Latina zullen ze consumenten verse komkommers en andere groenten en vruchten aanbieden om aan te tonen dat dit gezonde voedingsmiddelen zijn, die belangrijk zijn in een gezond, uitgebalanceerd dieet. We willen de Duitse consumenten niet extra hard treffen door ze voedingmiddelen te onthouden die absoluut onmisbaar zijn in hun dieet en voor hun gezondheid.
Ik wil tevens wijzen op enkele cijfers waarmee met name de betrokken autoriteiten ernstig rekening zouden moeten houden bij het naar buiten brengen van bepaalde informatie die aanleiding kan geven tot onrust, angst en paniek. Uit cijfers die zijn aangeleverd door Eurobarometer en verzameld door Coldiretti in Italië, blijkt bijvoorbeeld dat 43 procent van de Italianen, in geval van een voedselcrisis, de voedingsmiddelen waarover iets is gezegd tijdelijk vermijdt, en 13 procent van hen eet deze voedingsmiddelen nooit meer. We moeten ons daarom proberen te realiseren wat we zeggen en hoe we de eetgewoonten van mensen beïnvloeden.
Daarom wil ik de Commissie vragen of zij het niet toepasselijk vindt een beroep te doen op de Europese urgentieclausule en de discussie over financiële compensatie naar voren te schuiven.
Dagmar Roth-Behrendt (S&D). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Dalli, u en uw collega's in het directoraat-generaal Gezondheid hebben alles goed aangepakt. Dat kunnen we niet zeggen over de Duitse overheidsdiensten. Het minste wat we kunnen zeggen is dat de communicatie chaotisch verloopt, en dat is nog heel voorzichtig uitgedrukt. Het feit dat de Duitse minister voor Volksgezondheid het gisteren niet nodig vond om naar Luxemburg te komen, waar de Raad van ministers voor Volksgezondheid hoofdzakelijk over deze ernstige epidemie wilden spreken, maakt wel duidelijk dat hij geen flauw benul heeft van wat er in Europa werkelijk op het spel staat, dat hij de problemen niet onder ogen ziet, of nog steeds verstrikt is in een interne partijpolitieke crisis.
(Applaus)
Ik moet ook vaststellen – en dat heeft de heer Dalli ook gezegd – dat de Duitse instanties blijkbaar van mening waren dat ze het wel zonder de deskundigen van de Europese Unie aankonden; ze waren arrogant en uit de hoogte, en dachten dat ze die hulp niet nodig hadden. Het is ook een schandaal dat deze deskundigen pas drie dagen in Duitsland zijn, en dat bekritiseren wij. Tegelijkertijd moeten we echter ook erkennen dat het in de Europese Unie onze taak is om de consumenten te waarschuwen wanneer er gevaarlijke levensmiddelen op de markt zijn.
Een ding is duidelijk: wanneer patiënten niet overlijden na het eten van komkommers of sla, terwijl er gewaarschuwd was dat ze besmet zijn met gevaarlijke bacteriën, dan is dat misschien goed nieuws, maar volgens mij geen reden om compensatie te claimen. Het is nu eenmaal een feit dat komkommers uit Spanje en uit andere landen besmet waren met EHEC-bacteriën. Het waren weliswaar niet de bacteriën die deze epidemie veroorzaakt hebben, maar het duurt even om daar achter te komen.
Dat is voor mij echter niet het belangrijkste punt. Iedereen die vertrouwd is met de Europese Unie, en met het alarmsysteem, weet hoe dat systeem functioneert. U weet dat daarin bepaald is dat het product moet worden genoemd, en ook de naam van de producent. Dat kunt u gewoon nalezen in de wetstekst. De vraag is volgens mij echter: wat gebeurt er in de toekomst? In de toekomst moeten we overwegen of we nog gier mogen gebruiken, of we mogen blijven werken met onaanvaardbare productiemethodes. Wie controleert in de Europese Unie eigenlijk wat, wanneer en met welk resultaat, wie moet dat documenteren, en hoe?
(Applaus)
George Lyon (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit is een echte crisis. Er zijn 23 mensen overleden, meer dan tweeduizend mensen zijn ziek geworden, de groentemarkten zijn in een staat van beroering, met prijzen die een dieptepunt hebben bereikt, en er wordt geschat dat producenten een verlies lijden van 300 miljoen euro per dag. De betrekkingen tussen Duitsland en Spanje zijn, op zijn best, gespannen, en toch hebben we drie weken na het begin van deze crisis nog steeds geen idee waar de bron van deze besmetting vandaan komt.
Commissaris Dalli, ik wil hier vandaag van u de geruststelling dat absoluut alles wordt gedaan om te achterhalen waar de bron van deze E. coli-uitbraak vandaan komt, want we kunnen niet beginnen met het herstellen van het consumentenvertrouwen, zolang we de bron niet hebben gevonden. Op de tweede plaats wil ik graag dat u nauwkeurig omschrijft welke maatregelen u voornemens bent te nemen, wanneer we eenmaal weer uit deze crisis zijn, om de markt te stabiliseren en het consumentenvertrouwen weer op te bouwen.
Op de derde plaats moeten we van u horen wat de Commissie van plan is te doen om boeren te compenseren die, buiten hun schuld, hun afzetmarkt vernietigd hebben zien worden en hun producten niet meer kunnen verkopen. Op de vierde plaats wil ik van de Commissie de garantie dat er een transparant, onafhankelijk onderzoek wordt opgezet om feitelijk vast te stellen wat er verkeerd is gegaan. Pas wanneer we de feiten hebben, kunnen we actie ondernemen om de hiaten in de wetgeving inzake voedselveiligheid te vullen.
Elisabeth Köstinger (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, deze crisis, die is veroorzaakt door de EHEC-kiem, heeft werkelijk tragische gevolgen voor de slachtoffers. De situatie is ernstig. We moeten de slachtoffers zo snel mogelijk helpen, en alle mogelijke maatregelen nemen om te verhinderen dat nog meer personen besmet raken. We moeten de onderzoeksinstituten en ziekenhuizen de daarvoor nodige middelen ter beschikking stellen.
Toen de kiem de kop opstak, moesten we snel reageren. De reactie was echter niet bijzonder professioneel, er was geen uniform crisisbeheer in heel Europa, en ook geen gezamenlijke communicatie naar buiten toe. Er is op een ziekelijke manier gezocht naar de bron van de besmetting, en dat heeft tot voorbarige wederzijdse beschuldigingen geleid. Al die conflicten hebben dagen lang tot negatieve krantenkoppen geleid, en de consumenten volledig verward.
Voor de betrokken producenten heeft dit tot een drastische daling van hun omzet geleid, die hun overleven in gevaar heeft gebracht. Zelfs producten uit de regio, waar helemaal niets op aan te merken was, bleven in de schappen liggen. Alleen al in Oostenrijk is de afzet van verse groente met maar liefst 75 procent gedaald. Dit is het hoogtepunt van het oogstseizoen, en dit raakt de tuinbouwers in hun portemonnee. De ongecoördineerde informatie van de consumenten over deze crisis is een aanleiding om onze eis te herhalen: we willen voor alle gewassen en voor alle sectoren een oorsprongsetikettering, en een efficiënte controle, volgens het motto: 'van a tot z geëtiketteerd en gecontroleerd'.
De consument heeft het recht om te weten waar de producten vandaan komen. Dat geldt voor de schappen in de supermarkt, maar evenzeer voor de horeca en voor kantines.
Nu is het de taak van alle overheidsdiensten om snel een einde te maken aan de vooroordelen over verse groente, de afzet van verse groente weer op gang te brengen en de handel met derde landen te bevorderen. Onze tuinbouwers zijn door het optreden van de EHEC-kiem plotseling en zonder enige schuld in een existentiële crisis terecht gekomen. De Commissie moet nadenken over een eventuele compensatie, via een Europees landbouwfonds, via het Europees crisisfonds of door maatregelen om de afzet te bevorderen.
Ik ben het helemaal met Peter Liese eens dat een mensenleven nooit meer terugkomt, en dat ieder slachtoffer één slachtoffer te veel is. We mogen onze producenten echter niet in de steek laten, die zonder enige schuld in deze situatie terecht zijn gekomen, en die hun broodwinning zouden kunnen verliezen.
Iratxe García Pérez (S&D). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, we willen allemaal dat de Duitse voedselcrisis zo snel mogelijk is afgelopen. We moeten de slachtoffers herdenken, en ik hoop dat het, als de aanvankelijke fouten eenmaal hersteld zijn, mogelijk zal zijn om de besmettingshaard vast te stellen, voor ons aller gemoedsrust.
Los van het gezondheidsaspect van deze crisis, wil ik de economische gevolgen ervan aan de orde stellen. De Spaanse groente- en fruitbranche heeft de economische verliezen als gevolg van de ons nu bekende, fatale communicatiefouten geschat op 200 miljoen euro per week. Ik zou hier de verantwoordelijke houding van deze branche willen benadrukken, en haar volledige samenwerking met de autoriteiten van mijn land.
Commissaris, het traceren van de oorsprong heeft gewerkt, maar hoeveel tijd is niet verloren gegaan met het focussen op de oorsprong, die gezocht werd in de landbouwproductie, terwijl andere vormen van besmetting werden uitgesloten, zoals de behandeling of distributie op het punt van bestemming? Waarom herhaalde de Commissie de overhaaste informatie uit Duitsland?
Er is een gebrek aan coördinatie geweest, commissaris, en het eenzijdig afsluiten van de grenzen voor Spaanse producten bewijst dat het niet gelukt is om de crisis onder controle te krijgen in de Europese Unie.
Ik zou de Commissie willen verzoeken om ogenblikkelijk alle mechanismen te activeren die nodig zijn voor het compenseren van de schade die de Spaanse en de Europese sector geleden hebben, zowel financieel als ten aanzien van het imago voor de consument. Op langere termijn moet echter nog bekeken worden welke andere maatregelen er in dit verband moeten worden genomen.
Ongegronde beschuldigingen, geïmproviseerd beleid, gebrek aan coördinatie, miljoenenverliezen, aanvallen op de eer en geloofwaardigheid van een hele branche: is dat niet voldoende aanleiding om te vragen dat iemand de verantwoordelijkheid neemt?
Mairead McGuinness (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Dalli bedanken voor zijn zorgvuldige opmerkingen aan het begin van het debat. Er zijn in het Parlement enkele minder zorgvuldige opmerkingen gemaakt, vanwege de gevolgen voor de levens van mensen, en ook de bijkomende gevolgen voor producenten en het consumentenvertrouwen. Dit is een heel ernstige voedselcrisis, en de heer Dalli heeft dat ook erkend. We weten dat de crisis geregionaliseerd is tot een bepaald deel van de Europese Unie, maar het is niet uitsluitend een Duits probleem, maar een Europees probleem.
Het systeem om de oorzaak te vinden en om te gaan met de gevolgen bestaat, maat ik ben bang dat niet alle delen van het systeem doeltreffend zijn ingevoerd, en ik heb enkele vragen met betrekking tot de timing. Ik begrijp dat de snelle waarschuwing is afgegeven op 22 mei 2011: ik maak me zorgen dat de Europese deskundigen pas op zondag 5 juni naar Duitsland zijn gegaan. Waarom heeft men zo ongelooflijk lang gewacht? Ik vind dat hiernaar moet worden gekeken.
Volgens artikel 55 van Verordening 178/2002 hebben we de mogelijkheid om een crisiseenheid op te richten. Iedereen die heeft gesproken, heeft gezegd dat dit een crisis is, en de heer Dalli erkent dat het een crisis is. Het is een crisis die eerder in omvang toeneemt dan afneemt, en ik zou in overweging willen geven dat het nu tijd is dat de EU deze verordening inroept en zo'n crisiseenheid opricht.
Het meest verontrustende is de feitelijke ‘naming and shaming’ van groenten die dan vervolgens weer onschuldig worden verklaard. Dit heeft het consumentenvertrouwen kapotgemaakt, niet alleen het vertrouwen in verse groente en fruit, maar in ons systeem voor voedselveiligheid en controle. Commissaris Dalli, ik weet dat u instemmend knikt, en ik verwelkom dat, maar ik denk dat dit het moment is om de crisiseenheid op te richten, en ik zou graag zien dat u hierop ingaat in uw afsluitende opmerkingen.
Ulrike Rodust (S&D). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik kom uit de streek waar de EHEC-kiem het meest tekeergaat. We kunnen deze agressieve kiem blijkbaar niet stoppen. Van midden mei tot gistermiddag zijn 1 733 mensen besmet geraakt, 23 patiënten zijn na een zware doodsstrijd gestorven. De situatie in de klinieken is zeer gespannen. De bedden op de afdeling intensive care zijn bijna allemaal bezet, we hebben dringend bloedplasma nodig. En het eind is niet in zicht. De burgers in mijn kiesdistrict zijn iedere dag bang dat er weer besmettingen bij komen.
Het is voor mij een bewijs van verantwoordelijkheid en moed wanneer we de consument waarschuwen voor alle mogelijke producten die met deze kiem besmet kunnen zijn. We hebben allerlei levensmiddelen geanalyseerd, maar we hebben de bron nog niet gevonden. Hoogwaardige levensmiddelen zijn voor mij producten die gezond zijn, en die gecontroleerd worden voor ze in de handel terecht komen. Ik denk dat er in dat verband ernstige fouten zijn gemaakt, en eens te meer stellen we vast dat er lacunes bestaan. Wie in deze situatie beweert dat hij weet welk product de bron is, zonder dat in een laboratorium te hebben onderzocht, gedraagt zich echter buitengewoon nonchalant. Ik begrijp wel dat er paniek heerst, maar er mag geen heksenjacht op touw worden gezet, want veel tuinbouwers in heel Europa, die hun werk heel serieus nemen, worden daardoor geruïneerd. Daarom moet iedereen zich ervan bewust zijn dat we in de Europese Unie solidair met elkaar moeten zijn, en elkaar in noodsituaties moeten steunen. Dat betekent dat alle medische deskundigen met elkaar moeten samenwerken, en dat we diegenen financieel moeten ondersteunen die zonder eigen schuld in een financiële noodsituatie terecht zijn gekomen.
Pilar Ayuso (PPE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik mijn condoleances overbrengen aan de gezinsleden van de mensen die als gevolg van deze crisis om het leven zijn gekomen.
Commissaris, het publiek informeren over gezondheidsrisico’s is een moeilijke en hachelijke taak, en moet geschieden op basis van adequate en aantoonbare bronnen. Het gaat er niet om schuldigen aan te wijzen, maar er zijn in deze zaak aanzienlijke fouten gemaakt, om te beginnen met de roekeloze en overhaaste veronderstellingen van een regionale beleidsmanager die nog maar kort in functie was, en die grote sociale onrust en een ernstige en onherstelbare economische crisis ontketend heeft.
Verder lijkt het er niet op dat de Commissie de aanpak van deze crisis goed gecoördineerd heeft. Ik vraag me af wanneer het eerste geval van besmetting zich voordeed en of artikel 3 van de Verordening betreffende het systeem voor snelle waarschuwing is nageleefd - dat de lidstaten ertoe verplicht een risico meteen en in een termijn van 48 uur te melden - en of artikel 8 van die verordening is nageleefd, die de Commissie ertoe verplicht na te gaan of de informatie volledig, betrouwbaar en duidelijk is en voldoende rechtsgrondslag heeft.
Zeker is in elk geval dat de ernstige tekortkomingen van deze verordening aan het licht zijn gekomen en dat het huidige rechtskader moet worden herzien om onder andere precies te definiëren wat de procedures voor crisisbeheersing zijn die gebruikt worden door de bevoegde autoriteiten, om de fouten of omissies bij de veroorzaker in de voedingsketen te leggen (daarvoor wordt traceerbaarheid gebruikt), om te voorkomen dat er achter de bescherming van de gezondheid geen handelsbarrières schuilgaan, en om compensatieregelingen overeen te komen voor schade aan handelsbelangen en gederfde winst.
Commissaris, komkommers of soja zijn hiervan niet de oorzaak. Zoals de heer Liese zei, is de oorzaak een ziektekiem. De oorzaak is serotype O104:H4 van de bacterie Escherichia coli, die al vaker beschreven is in wetenschappelijke literatuur en die in verband wordt gebracht met vleesproducten.
Hoe het echter ook zij, commissaris, we moeten wetenschappers in staat stellen hun werk te doen: ze moeten onderzoek doen naar de hele traceerbaarheid, in de hele voedingsketen, met inbegrip van de behandeling en distributie van de levensmiddelen.
Andrés Perelló Rodríguez (S&D). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, niets van wat wij hier of in de Europese Unie doen, zal de overledenen weer tot leven brengen, maar ik hoop dat wat er nu wordt gedaan zal voorkomen dat er nog meer doden vallen en dat het de keten zal doorbreken van mensen die ziek zijn en lijden zonder dat ze ook maar iets gedaan hebben wat deze problemen heeft veroorzaakt.
Inderdaad, we weten niet wat de oorzaken zijn, maar we weten wel dat een aantal dingen bij hun naam moeten worden genoemd: er is sprake geweest van onachtzaamheid in het politieke optreden en er is sprake geweest van onachtzaamheid bij de Duitse federale regering; die niet mag optreden alsof Hamburg een stadstaat op een ander continent was.
Als mevrouw Merkel en haar minister van gezondheid de arrogantie waarmee zij andere staten vaak aanspreken hadden omgezet in zorgvuldigheid en efficiëntie, dan zouden sommige dingen niet gebeurd zijn. Die onachtzaamheid heeft misdadige gevolgen gehad voor een andere lidstaat, te weten Spanje, en voor de belangrijkste sector van dat land: de landbouw. Duizenden mensen en kleine ondernemers zijn hierdoor geruïneerd, en de reputatie van onze economie is hierdoor voor lange tijd geschaad.
Ik verzoek u om vandaag naar de Raad te gaan en om volledige schadevergoeding te vragen voor degenen die gedupeerd zijn, want we kunnen niet vragen de overledenen weer tot leven te brengen. Ik verzoek u ook de controlestelsels te herzien. Mevrouw Merkel verzoek ik om haar verantwoordelijkheid te nemen. Ik vraag haar om minder arrogantie en meer zorgvuldigheid. Ze moet verantwoordelijk worden gesteld voor de schade die ze veroorzaakt heeft. Ze kan niet ontkennen dat Hamburg in haar land ligt. Ze kan haar verantwoordelijkheden niet ontkennen. Ze kan de schuld niet in de schoenen schuiven van een gedecentraliseerde en federale staat als zijzelf verantwoordelijk moet worden gehouden voor de schade die is aangericht.
Wat meer nederigheid, een wat beter beleid en wat minder conservatisme zouden al een stuk geholpen hebben om te voorkomen dat deze crisis hun tussen de vingers geglipt is, en dat Spanje en andere landbouwers in het zuiden daarvan de pijnlijke gevolgen hebben moeten ondervinden.
Herzie de controles, herzie de waarschuwingsstelsels, en laat mensen hun verantwoordelijkheid nemen, want juist dat, commissaris, is wat wij in Spanje vragen, van u, van de Raad en van Duitsland.
Esther de Lange (PPE). - Voorzitter, ik wil de commissaris bedanken voor zijn aanwezigheid hier, maar ik had liever gehad dat hij ergens anders was. Op het vliegtuig naar Rusland bijvoorbeeld, om er op het hoogste niveau voor te pleiten dat het verbod dat Rusland nu heeft ingevoerd, wordt ingetrokken omdat het volledig overtrokken is. Ik dank de commissaris dat hij nu met ons wil communiceren, maar de communicatie, ook van de zijde van de Europese Commissie, heeft tot nu toe schandalig gefaald. Pas dagen nadat de crisis was uitgebroken kwam de commissaris met een persconferentie. Maar toen was de geest al lang uit de fles en circuleerden er in de media al de meest wilde verhalen. De commissaris sprak over een mogelijke bron op Nederlandse komkommers, terwijl dagen eerder al uit meer dan 200 tests was gebleken dat daar niets aan de hand was.
Ik ben het met u eens: de technische kant van het verhaal, die werkt. Rapid alert, tracking and tracing, dat functioneert allemaal. Maar er is ook nog de communicatiekant van deze hele kwestie en die is belabberd. Allereerst natuurlijk in Duitsland, waar zoveel verschillende instituten, overheden en zelfs meerdere ministers allemaal verschillende signalen afgeven. Een landbouwminister, die een onzinnige opmerking maakt over 'helemaal geen rauwkost meer eten', terwijl zij niet eens ter zake bevoegd is! Ik neem aan dat u Duitsland hierop aanspreekt, want er zal een grondig onderzoek moeten gebeuren naar hoe dit allemaal zo slordig is kunnen verlopen.
Verder hoop ik dat u straks bij de landbouwministers zult pleiten voor een noodfonds, te financieren via de marge die nog beschikbaar is in het landbouwbudget. Net zoals we dat gedaan hebben bij de zuivel, toen daar een diepe crisis uitbrak, moet ook nu die marge aangesproken worden. Alleen al in mijn land lijdt de sector 80 miljoen euro schade per week, terwijl de bron daar niet te vinden is en waardoor nu gezonde bedrijven op omvallen staan. Dat kan niet de bedoeling zijn in deze Europese Unie. Ik neem aan dat u dit sterke signaal vanuit dit Huis zal meenemen naar de vergadering van de landbouwministers.
Anna Záborská (PPE). – (SK) Mijnheer de Voorzitter, Commissaris, ik ben blij met dit debat. We benaderen dit probleem vanuit verschillende invalshoeken, we kijken naar de bron van de infectie, naar de identificatie van de ziekteverwekker en naar de mogelijke behandelingen. Ik wacht nu alleen nog tot een farmaceutisch bedrijf met de mededeling komt dat het een geneesmiddel heeft tegen deze ziekte en er opnieuw paniek uitbreekt.
Ik zie nog de meeste ruimte voor verbetering in de bewustmaking van de burgers. Het is naar mijn mening niet afdoende en onverantwoord om de burgers op een bepaalde dag te vertellen welke levensmiddelen ze niet moeten kopen of welk voedsel verdacht is.
We moeten burgers informeren over hoe ze zich in hun dagelijks leven zouden moeten gedragen en er zou een informatiecampagne moeten komen op zowel Europees als nationaal niveau. Als de burgers zich houden aan de elementaire regels voor de hygiëne, zorgen voor hun persoonlijke hygiëne en levensmiddelen wassen of verhitten is dat voldoende om infectie te voorkomen. Een dergelijke campagne is niet veeleisend, maar ik denk dat epidemieën en verschillende ziekten hier zijn geweest en in de toekomst ook zullen blijven, en dat wat burgers heeft beschermd hun eigen gedrag is geweest.
Ik ben er stellig van overtuigd dat een dergelijke campagne zal helpen in de preventie tegen deze ziekte en tegelijkertijd de groentetelers zal helpen.
Czesław Adam Siekierski (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het is belangrijk dat wij hier vandaag debatteren over het gevaar voor patiënten, voedselproducenten en consumenten dat is veroorzaakt door de verspreiding van een gevaarlijke bacteriënstam waarvan de bron tot dusver nog niet kon worden achterhaald. Wij zeggen dat we over een goed systeem beschikken om de voedselkwaliteit te controleren en om onze strikte normen te handhaven. Desalniettemin komen we telkens opnieuw in zwaar weer terecht, zoals ook nu het geval is. Het is derhalve essentieel dat we ons monitoring- en controlesysteem herzien en verbeteren. We moeten voorbereid zijn op situaties die nog gevaarlijker kunnen zijn. We mogen in geen geval informatie verspreiden over de mogelijke bronnen van een uitbraak wanneer deze informatie niet betrouwbaar is. Een dergelijke gang van zaken zorgt voor vertraging bij de verdere zoektocht naar de bron en heeft enorme morele en economische schade tot gevolg.
Wij betuigen uiteraard ons medeleven aan de familieleden van de slachtoffers en aan iedereen die ziek is, maar mogen evenmin vergeten om de schade te vergoeden die de landbouwers in een aantal landen hebben geleden. Wij debatteren over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en over onderwerpen als veiligheid met betrekking tot de toegang tot voedsel en de voedselkwaliteit. Misschien gaan we door deze moeilijke situatie eindelijk beseffen hoe belangrijk dergelijke vraagstukken en problemen zijn. Ze houden immers niet alleen verband met wat onze burgers eten, maar ook met hun gezondheid.
Josefa Andrés Barea (S&D). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, we hebben te maken met een probleem van de volksgezondheid, met een epidemie, om de woorden van de commissaris te gebruiken, en naar aanleiding daarvan is naar schuldigen gezocht, niet naar de oorzaak.
Die aanpak heeft niet gewerkt: de teller staat op 22 doden en 1 600 patiënten, en drie weken later weten kennen nog altijd niet wat de oorzaak is, en op basis van het beginsel van voorzorg wordt de schuld bij Spanje gelegd, zonder dat dit wetenschappelijk onderbouwd is.
Dames en heren, de Spaanse komkommers waren niet besmet. Ze waren niet besmet! Ik herhaal dit omdat hier een aantal tegenovergestelde verhalen de ronde hebben gedaan. Om u te zeggen waartoe deze woorden geleid hebben: 300 000 banen zouden hierdoor op het spel kunnen komen te staan, het vertrouwen is geschaad.
Een epidemie kent geen grenzen. U heeft gelijk, commissaris, die kent geen grenzen!
Wij vragen om verantwoordelijkheid voor wat er niet gedaan is, voor wat we nu meteen moeten doen, want in Duitsland bestaat het gevaar van verdere besmetting – het heeft het hoogste aantal besmette mensen – maar Spanje treft geen schuld. Wij vragen om schadevergoeding.
Isabelle Durant (Verts/ALE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, zoals u al zei is het probleem niet lokaal, ook al wordt het gelokaliseerd. Ik zou willen dat u dit nog luider en duidelijker zei, want wij hebben ernstig behoefte aan meer instrumenten en Europese coördinatie in deze kwesties.
De boodschap was uiterst verwarrend en had ernstige gevolgen, ook voor de Spaanse producenten, maar niet alleen voor hen, aangezien ook anderen getroffen zijn. Dit punt is zojuist al een aantal keren aan de orde gesteld.
Het is weliswaar moeilijk om de juiste balans te vinden tussen vroegtijdig waarschuwen enerzijds en transparantie anderzijds. Maar voorzorg of het voorzorgsbeginsel betekent niet dat wij in het wilde weg en veel te snel moeten communiceren. Er moeten dan ook zaken worden rechtgezet, en degenen die verantwoordelijk zijn voor een vroegtijdige waarschuwing, moeten ook degenen zijn die een schadeloosstelling betalen. Dat is wat u vanmiddag gaat bespreken. Dat is wat belangrijk is, hoewel mijn gedachten natuurlijk, net als bij iedereen, in de eerste plaats naar de slachtoffers uitgaan. Niettemin zijn de boeren in afwachting van de compensatie waar zij recht op hebben.
Voor het overige blijven antibioticaresistentie en traceerbaarheid kernvraagstukken die wij verder moeten onderzoeken.
Diane Dodds (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, met 22 mensen die in de EU zijn overleden en meer dan tweeduizend mensen die in het ziekenhuis zijn opgenomen voor behandeling als gevolg van de heersende E. coli-uitbraak in heel Europa, is het gepast dat dit Parlement zijn medeleven betuigt met degenen die een dierbare hebben verloren, en anderen een spoedig herstel toewenst.
Consumenten eisen voedsel dat van goede kwaliteit, veilig en traceerbaar is. Het feit dat de bron van deze uitbraak nog steeds onbekend is en dat de zoektocht naar antwoorden op sommige momenten lukraak leek, betekent dat het consumentenvertrouwen snel wegebt. Economisch gezien zijn het boeren die te lijden hebben, zolang dit duurt – boeren waarvan het voedsel volkomen veilig is.
We moeten ook aandringen op kalmte in deze situatie. Nationale regeringen hebben snel schuldigen aangewezen. In het verleden hebben we in het Verenigd Koninkrijk te lijden gehad van zulke bangmakerij met betrekking tot onze producten, en er moet een einde komen aan dit speculatieve schuldspelletje. Ik wil ook opmerken dat dit Parlement zich voortdurend haast om wetgeving in te voeren. Voordat we dit nu opnieuw doen, moeten we een volledig en gedegen onderzoek naar de feiten hebben.
Teresa Jiménez-Becerril Barrio (PPE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, het belangrijkste hier, en dat wat ons vandaag verenigt, zijn de slachtoffers, want niemand zou zich zo onbeschermd moeten voelen als wij, Europese consumenten, ons nu voelen. Verder zijn duidelijkheid en verantwoordelijkheid geboden, uit eerbied voor de slachtoffers.
Mijn verantwoordelijkheid is het om de Duitse autoriteiten te veroordelen, die onterecht en overhaast de schuld hebben gelegd bij de Spaanse komkommers en met name bij de coöperaties in Málaga en Almeria, die modelbedrijven waren en die de gevolgen van deze beschuldigingen niet te boven zullen komen.
Duizenden gezinnen zonder werk vragen zich af waarom – en zij hebben een antwoord nodig – en zij willen vooral weten hoe de toekomst er nu voor hen uitziet, niet alleen in Andalusië, maar overal in de landbouw in Europa.
In de hoop dat deskundigen de oplossing snel zullen vinden, verzoek ik de Commissie dan ook met klem om er vandaag in haar gesprek met de Raad op aan te dringen dat er nu meteen immateriële en economische regelingen getroffen worden voor alle producenten uit Andalusië en heel Europa, die verontwaardigd maar ook hoopvol hun blik op ons gericht houden.
Antonio Masip Hidalgo (S&D). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, in plaats van voorrang te geven aan onderzoek en Europese samenwerking hebben de Duitse autoriteiten komkommerproducenten en anderen belasterd en schade berokkend. Nog steeds is er niemand in Duitsland die zijn functie heeft neergelegd of die vergoedingen heeft aangeboden voor de schade die is aangericht. Het is Duitsland dat met een ernstig geloofwaardigheidsprobleem zit. De manier waarop mevrouw Merkel de landen in het zuiden behandelt, zowel ten aanzien van de landbouw als in financieel opzicht, is onaanvaardbaar.
Iemand heeft gezegd dat Merkel een volgeling is van Adenauer en van Kohl. Daar klopt niets van: zij heeft onvoldoende moreel gezag.
Bart Staes (Verts/ALE). - Voorzitter, commissaris, we moeten natuurlijk leren uit de fouten die gemaakt zijn. Er is het coördinatieprobleem, er is het coördinatieprobleem in Duitsland - dat is ook gezegd door verschillende Duitse collega's, zowel vanuit de meerderheid als de oppositie, - de twee Bondsministeries, de zestien Länder, het gebrek aan coördinatie.
Er moet een streng nationaal controlesysteem komen en er moet worden nagegaan hoe dat loopt, in Duitsland, maar vooral ook in de 26 andere lidstaten. Want nu wijzen we met de vinger naar Duitsland, maar misschien mogen we straks naar onze eigen lidstaat wijzen. Dus die vraag moet worden gesteld: zijn de interne controlesystemen in alle nationale lidstaten voldoende sterk? De Europese systemen – mevrouw Roth-Behrendt heeft het terecht gezegd – die zijn er, die werken. Er is misschien een gebrek aan coördinatie. Er is in elk geval een gebrek geweest aan communicatie. Dus daar moeten we voor gaan.
Aan de commissaris wil ik ten eerste vragen of u ingaat op de vraag van onder meer meneer Leinen en mevrouw Roth-Behrendt om met een echt Europese oplossing te komen. En ten tweede, kunt u aangeven wat u op de landbouwtop wil doen en hoe u de landbouwers die schade hebben geleden, kunt vergoeden?
Gabriel Mato Adrover (PPE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, juist in crisissituaties kun je zien hoe doeltreffend en betrouwbaar instellingen zijn. In dit geval hebben ze veel te wensen overgelaten.
De commissaris heeft letterlijk gezegd dat de verdenkingen jegens de komkommer niet bevestigd zijn. Nee commissaris, wat bevestigd is, is dat de vermoedens ongegrond en onverantwoord waren en niet op objectieve gegevens berustten; wat bevestigd is, is dat er 22 doden zijn en dat de Spaanse groente- en fruitsector enorme schade geleden heeft.
Wat ook bevestigd is, is dat de Commissie moet doen wat ze tot nog toe niet gedaan heeft, namelijk met overtuiging optreden op verschillende fronten: de uitbraak de kop indrukken; voorkomen dat ongegronde verdenkingen een schijn van geloofwaardigheid krijgen, en daardoor buitengewoon schadelijk zijn voor een bepaalde lidstaat – in dit geval Spanje -, door de maatregelen te nemen die nodig zijn om dat te bereiken; de gedupeerden onmiddellijk schadeloos stellen, en de reputatie van de merknaam Spanje herstellen als producent van veilige en hoogwaardige voedingsmiddelen.
Judith A. Merkies (S&D). - Voorzitter, commissaris, we zitten midden in een crisis en eerlijk gezegd hebben we zinniger zaken te doen op dit moment dan met de vinger gaan wijzen en schuld toewijzen. Als je midden in een crisis zit, zit er niets anders op dan op je kiezen te bijten en eerst de crisis op te lossen. Alle andere zaken kunnen we dan wel daarna bespreken. De eerste prioriteit is voor de patiënten een behandeling te vinden tegen deze antibioticaresistente bacterie en de bron op te sporen. Daarnaast moeten we vooral heel goed communiceren om de dunne lijn te lopen tussen de informatie aan de patiënten, aan de consumenten en aan de producenten en iedereen recht te doen.
De vraag daarna is: hoe staat het eigenlijk met ons crisismanagement? Het is vast niet de laatste crisis. Wie heeft de regie? Teveel autoriteiten zijn hierbij betrokken en iemand moet de leiding nemen. Daar moet het gesprek vanmiddag met u, met de Raad over gaan. Hoe gaat het met de regie in de toekomst en wie gaat die in handen nemen? Het antibioticagebruik is inderdaad een doorn in het oog, met dieren en mensen. Er zijn te grote verschillen tussen landen. En last but not least, de schade moet worden vergoed. Duidelijkheid en daadkracht.
Angelika Werthmann (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, EHEC is de afkorting van de afgelopen week. We leven natuurlijk zeer mee met de slachtoffers. De overheid heeft de plicht om de burgers op de hoogte te brengen van risico's voor de volksgezondheid. Het welzijn van de burgers geniet de hoogste prioriteit.
In de VS bestaat daarvoor een alarmsysteem. Het is een feit dat meer dan twee duizend patiënten besmet zijn, en dat meer dan twintig personen om het leven gekomen zijn. Het is onze plicht om te vertellen welke producten met die kiem besmet zijn. Het waren de Spaanse komkommers, en daar hoort die kiem zeer zeker niet thuis, een fecale kiem heeft absoluut niets te zoeken op of in levensmiddelen.
De veroorzaker moet de financiële compensatie betalen, en niemand anders. Tot slot wil ik er nog even op wijzen dat de Raad bij de hele discussie over deze kwestie niet aanwezig was.
Bogusław Sonik (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u allereerst bedanken omdat u mij de gelegenheid geeft om het woord te nemen tijdens dit belangrijke debat. De burgers van de Europese Unie verwachten dat de EU-instellingen op diverse terreinen efficiënt optreden, onder meer bij het tegengaan van de verspreiding van welke ziekte dan ook in elk deel van de Europese Unie. Dat is begrijpelijk. Desalniettemin zouden agentschappen die zich bezighouden met preventie op het gebied van gezondheid en voedselveiligheid over de nodige instrumenten moeten beschikken om paniek te voorkomen. Deze instanties zouden volledig onafhankelijk moeten zijn van de overheden van de lidstaten van de Europese Unie en zouden zelfs uitvoeringsbevoegdheden moeten krijgen, zodat ze kunnen optreden in het geval van een crisis.
We zijn er deze keer niet in geslaagd om paniek te voorkomen. Daardoor is er voor miljoenen euro schade ontstaan. Ook de Poolse boeren zijn hiervan het slachtoffer. De groenteprijzen op de Poolse markt zijn in een week tijd met tweederde gedaald. Onze Poolse groentetelers leiden dagelijks verliezen die oplopen tot 2 miljoen zloty. Een aantal maanden geleden hebben we de noodklok geluid over de Mexicaanse griep. De EU-instellingen bleken toen niet opgewassen tegen hun taak en zijn er niet in geslaagd om te verhinderen dat er in de hele Europese Unie paniek uitbrak. Dat is vandaag niet anders.
Marc Tarabella (S&D). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, solidariteit moet vooropstaan: dat is een van de grondbeginselen van de Europese Unie, maar solidariteit moet geen excuus zijn voor de diverse actoren om zich te onttrekken aan hun verantwoordelijkheid.
Het is niet juist dat de Duitse autoriteiten, van het begin af aan, hebben nagelaten de zaak over te dragen aan de Europese Unie, terwijl er meteen aan het einde van hun eerste persconferentie, toen zij ten onrechte de schuld bij de Spaanse komkommer legden, al sprake was van een tragedie die hun grenzen overschreed. Het is niet juist om ongefundeerde beschuldigingen te uiten, om twijfelachtige informatie naar buiten te brengen en om een dergelijke verwarring te zaaien. Het is niet juist dat alle beginselen op het gebied van crisiscommunicatie op deze manier met voeten zijn getreden. Hierdoor is de crisis uitgegroeid tot hysterie. Deze geruchten en heksenjachten die door deze zelfde autoriteiten werden gevoed, hebben enorm veel schade aangericht, hetgeen duidt op een gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel. De vertrouwensrelatie tussen consumenten en producenten heeft eens te meer een deuk opgelopen.
Laten wij ervoor zorgen dat deze tragedie niet ook nog een vreselijke verspilling wordt, door er belangrijke lessen uit te leren: wij moeten bepalen wat de beste manieren zijn om een betrouwbaar, grensoverschrijdend traceerbaarheidssysteem te implementeren en om een Europese eenheid voor communicatie en een eenheid voor crisismanagement op te richten. Als wij niet snel lering trekken uit dit fiasco, dan zijn er 23 mensen voor niets gestorven.
John Dalli, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u en ook alle afgevaardigden die aan dit debat hebben bijgedragen, bedanken. Ik heb geen tijd om te reageren op elke interessante opmerking die is gemaakt, maar ik kan u verzekeren dat we kennis hebben genomen van het gevoel dat in dit Parlement is verwoord. Zoals ik heb gezegd, zal ik vandaag de Raad van ministers van Landbouw bijwonen. Morgen zal ik in Berlijn zijn om deel te nemen aan een coördinerende vergadering van de voedselveiligheidssector en de volksgezondheidssector, tezamen met de deskundigen die we daar ter plaatse hebben.
Mijn belangrijkste zorg is een einde te maken aan de ziekenhuisopnamen: dat is mijn belangrijkste doelstelling. Ik concentreer me op mobilisering en op het versnellen van de identificatie van de oorzaak van de uitbraak. We hebben op 30 mei 2011 de crisiseenheid opgericht, en op het niveau van de Commissie waren we op dat moment volledig gemobiliseerd. Mijn afdeling Volksgezondheid heeft het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) gemobiliseerd, en het ECDC heeft zijn crisismodus geactiveerd om zo snel mogelijk wetenschappelijke beoordelingen te kunnen maken.
De Commissie heeft het ECDC onmiddellijk verzocht om een wetenschappelijke beoordeling uit te voeren. In haar dagelijkse bijeenkomsten met deskundigen uit de lidstaten heeft de Commissie beoordelingsmaatregelen gecoördineerd: de vaststelling van gemeenschappelijke gevalsdefinities, de melding van gevallen, patiëntenvragenlijsten, het delen van perspectieven op behandeling, en advies voor het publiek met betrekking tot hygiëne zijn enkele van de dingen die we in heel korte tijd hebben bereikt.
We moeten heel voorzichtig zijn en we moeten alles in perspectief blijven zien. Het is voor ons allemaal gemakkelijk om met wijsheid achteraf te oordelen en uitspraken te doen, in plaats van in het oog van de storm te verkeren, wanneer zich een crisis voordoet. We moeten voorzichtig zijn in onze uitspraken en kritiek, want ook al eisen we – zoals ik doe – dat besluiten worden genomen op basis van zorgvuldig bevestigde aanwijzingen, we mogen degenen op wie een beroep wordt gedaan om gedurfde besluiten te nemen, soms in zeer moeilijke omstandigheden, niet de angst aanjagen dat ze achteraf in de beklaagdenbank worden gezet en iedereen een oordeel zal uitspreken over hun besluiten. Ik denk dat dit aspect van crisisbeheersing heel belangrijk is.
Hetzelfde geldt voor het controleren en beheersen van de informatie die circuleert. We hebben in Europa een systeem dat snelle communicatie mogelijk maakt, en om snelle communicatie te hebben, passen we het subsidiariteitsbeginsel toe – we kijken naar het laagst mogelijke niveau als de plaats waar de communicatie moet beginnen. We moeten oppassen, want als we allerlei controles op elkaar gaan stapelen om de informatie die circuleert, te verifiëren, dwarsbomen we het doel van snelheid, en snelheid is van het grootste belang in situaties waarin het om gezondheid gaat, en waarin het soms een kwestie van leven en dood is.
Wat betreft de informatievoorziening, we verstrekken voortdurend informatie, zodra we deze ontvangen. In dit opzicht zijn we het er bij de Commissie over eens dat gecoördineerde en snelle communicatie een essentieel element is van risicobeheersing. U herinnert zich wellicht dat we in 2009-2010 naar aanleiding van onze H1N1-ervaringen een systeem hebben opgezet om voorlichting met betrekking tot de volksgezondheid te coördineren, en ons Europees Comité voor de beveiliging van de gezondheid heeft een communicatienetwerk. We zullen regionale actoren en de Wereldgezondheidsorganisatie doeltreffender bij dit proces moeten betrekken. Gisteren heb ik aan de telefoon nog met Margaret Chan, de directeur-generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie, gesproken over dit aspect van het coördineren van informatie en het waarborgen van volledige coördinatie, voordat enige communicatie plaatsvindt.
We zullen bestuderen wat er is gebeurd, en nadere onderzoekingen en analyses uitvoeren. Zodra we ervan overtuigd zijn dat de besmetting een halt is toegeroepen, zullen we ons concentreren op wat er is gebeurd in de informatiesector, op het punt van de onderzoeksprotocollen en in termen van de coördinatie over de hele linie toen de crisis zich voordeed, en we zullen ons dan bezinnen op de vraag of we meer hulpmiddelen en nauwere Europese coördinatie nodig hebben. Dat is mogelijk een deel van het antwoord, maar dat zal, zoals u zegt, nog heel wat discussie betekenen, zowel hier in het Parlement als op het niveau van de lidstaten.
Wat betreft de kwestie van compensatie, deze zal vanmiddag worden besproken in de Landbouwraad, en ik ben er zeker van dat mijn collega commissaris Cioloş zijn uiterste best doet om wegen en manieren te vinden en uit te werken om onze boeren die lijden onder dit probleem, te compenseren.
VOORZITTER: ALEJO VIDAL-QUADRAS Ondervoorzitter
De Voorzitter. - Het debat is gesloten.
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
János Áder (PPE), schriftelijk. – (HU) Het meest recente voedselveiligheidsschandaal in Duitsland heeft onze aandacht wederom op de tekortkomingen van bevredigende officiële controle gevestigd. Opnieuw heeft het vertrouwen van de consument in de zorgvuldigheid van de producenten van levensmiddelen en niet in de laatste plaats in het vakkundig functioneren van de controleautoriteiten een forse deuk opgelopen. In een goed functionerende rechtsstaat mogen consumenten met reden aannemen dat de levensmiddelen die bij hen op tafel komen en die ze aan hun kinderen geven veilig kunnen worden geconsumeerd. Helaas is dit vertrouwen niet voor het eerst geschaad. We hoeven maar te denken aan het schandaal uit mei rond vergiftigde tomaten in Hongarije, maar we zouden ook het schandaal uit januari rond dioxinevarkens in Duitsland kunnen vermelden. Al deze droevige gebeurtenissen wijzen ons er steeds weer op dat de staat officiële controles moet versterken en zo strikt mogelijk moet optreden tegen alle tekortkomingen of vormen van misbruik. Er kan ten slotte onmogelijk van burgers verwacht worden dat ze dit werk in plaats van de staat moeten doen. We kunnen ons niet laten opleiden tot voedselwetenschapper en geen laboratoria voor voedselinspectie in onze woning inrichten. In plaats daarvan bestaat de juiste oplossing erin de hardste sancties op te leggen jegens overtreders en zelfs niet terug te schrikken voor het sluiten van bedrijven.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Op de eerste plaats wil ik mijn solidariteit betuigen met de familieleden van de slachtoffers. De inspanningen van de EU en de lidstaten moeten nu meteen gericht zijn op het ontdekken van de oorsprong van de besmetting om een eind te maken aan de uitbraak en de doden die erdoor gevallen zijn en het vertrouwen van de consument in de voedselketen te kunnen herstellen. Zonder dat vertrouwen kunnen we onmogelijk de wanhopige situatie waar onze boeren zich in bevinden beëindigen. Om die doelen te bereiken moeten de Europese voedselveiligheidsautoriteiten en de ministeries van Volksgezondheid van de lidstaten gezamenlijk optreden. Die gezamenlijke actie is laat op gang gekomen ten gevolge van het rampzalig beheer van de crisis door Duitsland. In deze situatie mag de EU haar landbouwers niet vergeten. Er is een mechanisme nodig waarmee de enorme negatieve gevolgen van deze crisis snel gecompenseerd kunnen worden. Door de crisis zijn veel bedrijven al in hun voortbestaan bedreigd. De bescherming van de consument heeft absolute prioriteit, maar we dienen de procedures daarvoor bij te stellen. Het is van fundamenteel belang vast te leggen wie alarm slaat en wanneer en hoe dat gedaan wordt om chaotische toestanden bij het verstrekken van informatie, zoals we nu meegemaakt hebben, te voorkomen. Die chaos heeft rampzalige gevolgen gehad zonder dat de oorsprong van het probleem is geïdentificeerd. We hebben ook duidelijke actie nodig van pan-Europese instanties.
Ivo Belet (PPE), schriftlelijk. – Commissaris, collegae, onze bekommernis gaat eerst en vooral uit naar de slachtoffers van deze epidemie en hun nabestaanden. Deze rampzalige situatie mag zich niet herhalen; we moeten er snel lessen uit trekken om in de toekomst sneller te kunnen detecteren waar de oorzaak zit, en efficiënter en gecoördineerder communiceren. Want dat is toch wel jammerlijk mank gelopen, de communicatie en het gebrekkige overleg daarover tussen de lidstaten. Er is heel veel economische schade aangericht, die perfect vermeden had kunnen worden, als zorgvuldiger met crisiscommunicatie was omgesprongen. De getroffen ondernemers hebben recht op schadevergoeding. Daarom pleiten we voor de oprichting van een Europees noodfonds. Extra nationale steunmaatregelen zijn in dezen een doekje voor het bloeden, en getuigen bovendien niet van grote Europese solidariteit. Zoals Commissaris Dalli hier vanmorgen zei: 'Dit is geen nationaal, Duits probleem. Dit is een Europees probleem.' Laten we het daarom ook in Europees verband aanpakken. Deze crisis is ook een kans om aan de Europese burger duidelijk te maken dat Europa de slachtoffers van een dergelijke ramp inzake de volksgezondheid niet in de steek laat.
Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. – (IT) Het blijkt moeilijk vast te stellen wat de bron van de EHEC-uitbraak is. Er werd aangenomen dat taugé de infectiebron was en de oorzaak was van twintig sterfgevallen in Europa en van nog eens ongeveer driehonderd ernstige gevallen die alleen al in Duitsland werden vastgesteld. De uitslagen van de meest recente tests van taugémonsters waren echter negatief. Het directe gevolg van de uitbraak was een duidelijke daling van de groente- en fruitconsumptie in heel Europa. Op dit moment zijn er nog geen exacte cijfers bekend over de omvang van de verliezen die de Europese groente- en fruitsector heeft geleden als gevolg van de EHEC-crisis, maar het is duidelijk dat de financiële schade die deze sector is berokkend, niet te verwaarlozen zal zijn. Aangezien ik al een parlementaire vraag heb gesteld over deze kwestie, maak ik hier, in dit parlement, van de gelegenheid gebruik om te benadrukken dat het noodzakelijk is dat de EU zich inzet om de Europese producenten in deze sector te steunen met instrumenten die passen bij de ernst van deze crisis. Ik wil de Commissie er tevens op wijzen dat zij moet overwegen maatregelen in te voeren die erop gericht zijn de conservering van groente en fruit te verbeteren en de controles op de verpakking ervan te verscherpen.
Spyros Danellis (S&D) schriftelijk. – (EL) Wanneer de voedselveiligheid in de EU voor de tweede keer binnen zes maanden wordt getroffen, en nog wel met zoveel doden, dan spreken we niet meer van een voedselschandaal, maar van een voedselcrisis. Wanneer wij na twee weken zelfs niet de oorzaak gevonden hebben, maar ons wel haasten om met de beschuldigende vinger te wijzen, dan hebben wij een vertrouwensprobleem geschapen.
Wij hebben producenten aan de rand van de afgrond gebracht die, hoewel zij goed werk verrichtten, in de positie van zondebok zijn terechtgekomen en daar nu nog steeds voor moeten boeten. Wij hebben het vertrouwen van Europese en niet-Europese consumenten ondergraven. We hebben een breuk in onze handelsrelaties en in de interne cohesie veroorzaakt. Deze crisis zet het Europese landbouwmodel zelf op losse schroeven en stelt het functioneren van de interne markt zwaar op de proef. Het is niet voldoende om te zeggen aan wie of wat wij de schuld geven. De Commissie moet permanente verbeteringsmaatregelen treffen, waaronder traceerbaarheid, die een hoge prioriteit moet krijgen.
Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Er zijn verscheidene belangrijke punten die aan de orde zouden moeten worden gesteld in verband met de kwestie die wij bespreken, en ik geef hier uiting aan de zorgen van mijn medeburgers.
Ten eerste moeten Europese consumenten kunnen weten wat zij op hun bord hebben. Daarom is het van essentieel belang om een volledige traceerbaarheid van landbouwproducten op Europees niveau te waarborgen.
Ten tweede moeten wij Duitsland oproepen om er alles aan te doen om de oorsprong van de bacterie te vinden. In dit opzicht ben ik blij met het besluit van de Commissie om deskundigen naar Duitsland te sturen. De Commissie moet haar werk echter ook op een bredere schaal doen en nagaan of men zich wel terdege aan alle controle-, analyse- en onderzoeksystemen heeft gehouden, want wij moeten onze waarschuwingsmechanismen voor de voedselveiligheid verbeteren en versterken.
Ten derde moeten er in heel Europa audits worden uitgevoerd om te waarborgen dat de monitoringsystemen doeltreffend zijn.
Ten vierde, tot slot, mogen wij de boeren die benadeeld zijn niet vergeten: zij werden ten onrechte verdacht, zonder dat ze ook maar iets gedaan hadden! En er zullen nog veel meer boeren zijn die schade ondervinden van het wantrouwen onder de consumenten. Europa moet zich dan ook solidair tonen en zich vóór concrete compensatiemaatregelen uitspreken.
Elżbieta Katarzyna Łukacijewska (PPE), schriftelijk. – (PL) In het kader van het debat over de EHEC-uitbraak in de lidstaten van de Unie zou ik erop willen wijzen dat als gevolg van de besluiten van EU-landen en niet-EU-landen grenzen zijn gesloten om de markt te beschermen tegen de massale invoer van groenten uit landen waar de vermeende bron van de infectie zich bevindt. Wij krijgen verontrustende berichten van groentetelers. Groenteverkopers stellen vast dat de consumenten niet langer komkommers, tomaten of andere groenten willen kopen. Dit leidt tot grote financiële verliezen, aangezien de verkopers gedwongen zijn om hele leveringen weg te gooien of om de producten van de hand te doen voor een prijs die aanzienlijk lager ligt dan de inkoopprijs die ze zelf hebben betaald. Producenten stoppen met het telen van groenten en schakelen over op een andere vorm van productie, hetgeen op zijn beurt tot het ontslag van werknemers leidt. Indien de vooruitzichten zo zorgwekkend blijven en als we de bron van de infectie niet vinden, zullen bedrijven niet anders kunnen dan hun deuren sluiten wegens een gebrek aan liquiditeit. Ik denk dat de Unie over de administratieve instrumenten beschikt die haar in staat stellen om snel te reageren in dit soort situaties. We moeten ons daarom afvragen hoe we het systeem kunnen verbeteren en efficiënter kunnen maken. Aangezien we over deze instrumenten beschikken, moeten we in staat zijn om de bron van de infectie zo snel mogelijk te vinden, teneinde te verhinderen dat groentetelers nog meer schade leiden.
Katarína Neveďalová (S&D), schriftelijk. – (SK) De maatschappij moet er langzamerhand aan wennen dat zich elk jaar wel een epidemie voordoet. Eerst was het de vogelgriep, toen de varkensgriep en nu een bacterie in verse groenten.
Ook deze epidemie heeft slachtoffers gemaakt en enorme financiële schade opgeleverd. Het belangrijkste verschil ten opzichte van de voorgaande epidemieën is naar mijn mening dat we er nog steeds niet in zijn geslaagd de bron van de infectie met zekerheid vast te stellen. Eerst waren het (Spaanse) komkommers, nu is het (Duitse) taugé.
Tegelijkertijd worden er vragen gesteld over fouten die door de lidstaten zijn gemaakt. Ik doel daarmee op het in gebreke blijven van Duitsland, dat hulp van de Commissie van de hand heeft gewezen en heeft geprobeerd deze crisis zelf op te lossen. Valse beschuldigingen hebben de Spaanse landbouw enorme financiële verliezen opgeleverd, en niet alleen hun maar waarschijnlijk de hele landbouwsector.
De Europese Commissie heeft gisteren een schadevergoeding van 150 miljoen euro voorgesteld voor de groentetelers die verliezen hebben geleden als gevolg van de darminfectie in Duitsland. Ik vind het heel belangrijk dat er wordt onderhandeld over schadevergoeding voor de gemaakte fouten, zoals in het geval van Spanje. Volgens de laatste ontwikkeling lijkt het alsof de enige schade die is geleden de financiële schade van Europese landbouwers is. We mogen echter niet vergeten dat de hoogste prijs die we voor deze epidemie betaald hebben bestaat uit de tientallen slachtoffers die zijn gevallen in verschillende lidstaten van de Europese Unie. Het is onze plicht ervoor te zorgen dat dergelijke fouten en uitbraken niet ontstaan.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Een eerste verduidelijking die zich opdringt, aangezien daarover in het Parlement een opmerking is gemaakt, is dat bij een dergelijke crisis het landbouwbeleid niet het probleem is, maar de oplossing. De Europese consument is gewend om de voedingsmiddelen in de winkel te vertrouwen, juist omdat de Europese producenten zich aan de meest strenge normen ter wereld moeten houden. Deze crisis heeft echter laten zien dat het Europese systeem niet onfeilbaar is en dat we zeer kwetsbaar zijn. We moeten nu inderdaad in de eerste plaats aan de slachtoffers denken. Wat er gebeurd is, is een tragedie. Maar we moeten ook denken aan de nodige steunmaatregelen om verlies van duizenden arbeidsplaatsen in de landbouw te voorkomen of erger nog, de verwoesting van een hele bedrijfstak.
Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het nieuwe voedselschandaal met de hypertoxische bacterie, dat reeds tientallen sterfgevallen en ernstige gezondheidsproblemen bij duizenden werkenden heeft veroorzaakt, kan worden toegevoegd aan de lange, schijnbaar eindeloze lijst van voedselschandalen in de EU. Het gaat in werkelijkheid om misdrijven van internationale bedrijven die de voedselketen vergiftigen en het leven van mensen en de gezondheid van het volk opofferen om hun winsten te vergroten. Deze nieuwe voedselepidemie toont aan dat de EU het leven van mensen en de volksgezondheid noch wil noch kan beschermen, want als transnationale unie der monopolies heeft zij zich ten doel gesteld de winsten van het kapitaal te dienen en te verdedigen en niet het leven van arbeiders. De ongegronde beschuldigingen – waarvoor geen wetenschappelijke basis bestaat – van de Duitse autoriteiten tegen kleine en middelgrote landbouwproducenten van Zuid-Europa, die de EU prompt heeft overgenomen en waarmee zij de boeren in deze landen ernstige schade heeft toegebracht, hadden als enige doel om het antivolkse en gevaarlijke karakter van het GLB te maskeren en te verbergen, evenals de verantwoordelijkheden van de EU, van de burgerlijke regeringen en de monopolistische consortia, die niet aarzelen om de werkenden op het meest giftige en voor hun gezondheid gevaarlijke voedsel te trakteren, als de winsten van het kapitaal maar gemaximaliseerd worden.
Kathleen Van Brempt (S&D), schriftelijk. – De manier waarop er gereageerd wordt op de uitbraak van EHEC-besmetting in het noorden van Duitsland, doet belangrijke vragen rijzen. Vooreerst moeten we ons bezinnen over de oorzaken van deze besmetting en de elementen die de bestrijding hinderen. Zitten er te veel antibiotica in het veevoer? Speelt een te intensieve landbouw ons parten? In welke mate hebben we betere etikettering en tracering nodig? Dit zijn belangrijke vragen, zeker nu de herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid eraan komt.
Daarnaast is ook duidelijk geworden dat er nog substantiële pijnpunten zitten in het Europese crisismanagementsysteem voor voedselcrisissen. Zeker in een dergelijke situatie, waar er naast de federale overheid ook nog eens twee bevoegde ministeries per regio zijn, is er te veel versnippering en onduidelijkheid in de aanpak van en communicatie over de crisis. In dergelijke crisissen is het van cruciaal belang, zowel voor de consumenten als voor de voedselproducenten, dat er zo snel mogelijk een Europese coördinatiecel wordt opgericht die zowel voor de communicatie zorgt als de coördinatie van het wetenschappelijk onderzoek doet. Op die manier kan er veel sneller en efficiënter gezocht worden naar de oorzaken van de besmetting door ook de expertise van andere Europese onderzoekers en laboratoria ten volle te benutten.
De Voorzitter. - Aan de orde is de aanbeveling voor de tweede lezing over het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de vaststelling van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen [2008/0147(COD)] - Commissie vervoer en toerisme. Rapporteur: Saïd El Khadraoui (A7-0171/201).
Saïd El Khadraoui, rapporteur. − Voorzitter, commissaris, als straks hopelijk de plenaire met een grote meerderheid het akkoord goedkeurt dat we onderhandeld hebben tussen de instellingen, dan zullen we een belangrijk moment meemaken voor de transportsector in Europa, een mijlpaal die richtinggevend kan zijn voor het beleid de komende tientallen jaren. De onmiddellijke concrete impact op het terrein zal natuurlijk afhangen van de politieke wil van de lidstaten om al dan niet gebruik te maken van de nieuwe mogelijkheden. Wij leggen niets op. We maken alleen dingen mogelijk en met name de toepassing van een principe waar we als Parlement al een aantal jaren voor pleiten, namelijk 'de vervuiler betaalt', de internalisering van de externe kosten.
Een aantal oud-strijders onder ons weten dat we daar al sinds 2006, toen collega Wortmann-Kool de vorige herziening leidde, hard voor gevochten hebben. In 2008 volgde een voorstel van de Commissie, waar we ondertussen drie jaar mee bezig zijn geweest. Degenen die het dossier van dichtbij gevolgd hebben, weten hoe moeizaam het allemaal verlopen is om dit resultaat te bereiken. Het is een compromis, een compromis tussen de instellingen, maar ook een compromis binnen de instellingen, dat bijvoorbeeld gesteund wordt door de kleinst mogelijke meerderheid in de Raad, maar dat ook hier in het Parlement tegenstanders heeft. De enen vinden dat het niet ambitieus genoeg is en anderen vinden dat het allemaal veel te ver gaat. Het is de verdienste van het onderhandelingsteam en met name van de schaduwrapporteurs die, samen met mezelf, mensen van de Raad en de Commissie, tot dit broos evenwicht zijn gekomen.
Ik vraag ieder van jullie om het pakket dat we bereikt hebben, te steunen als een stap in de goede richting. Het geeft de lidstaten voor het eerst de mogelijkheid om bovenop de reeds bestaande infrastructuurheffingen, die overigens niet overal op dit ogenblik consequent worden aangerekend, ook lawaai en luchtvervuiling aan te rekenen, en wel op zo'n manier dat bijvoorbeeld een vlootvernieuwing gestimuleerd wordt. Tegelijkertijd geeft het de lidstaten de mogelijkheid om meer variatie in de heffing te realiseren, afhankelijk van het tijdstip van de dag waarop de vrachtwagen gebruik maakt van de weg. Op die manier krijgen de overheden sturingsmogelijkheden om de mobiliteit te verbeteren.
Tegelijkertijd is er ook een sterk engagement, het sterkst mogelijke engagement, van de lidstaten om de inkomsten te herinvesteren in het transportsysteem teneinde dit duurzamer te maken en minstens 15 procent van de inkomsten te herinvesteren in het trans-Europees transportnetwerk. Tegelijkertijd – en dat was een belangrijke vraag ook van het Europees Parlement – is er duidelijkheid over de transparantievereiste. Lidstaten moeten uitleggen hoe hoog de inkomsten zijn uit die heffingen, wat ze daarmee zullen doen om te komen tot een beter transportsysteem.
Het pakket zal ook toegepast worden op een groter deel van de vloot, met name alle voertuigen vanaf 3,5 ton. Dat is het principe, dat is de norm, dat zijn de afspraken. Het zal ook toegepast worden op het hele snelwegennet. We hebben sterk de nadruk gelegd op het belang van de interoperabiliteit van het systeem. Eén doosje per vrachtwagen om heel Europa te doorkruisen en niet 25 of 26. Dat is gebetonneerd in de wetgeving.
Ten slotte nog één punt, de concordantietabellen. We hebben daar nogal wat discussie over gehad. De oplossing die we gevonden hebben in de vorm van een aantal verklaringen van de drie instellingen, blijkt voldoende om geen precedentwaarde te kennen.
Tot slot, het Eurovignet is geen wonderoplossing. We gaan hiermee het mobiliteitsprobleem niet volledig oplossen, uiteraard niet. Het is wel een belangrijk onderdeel van een oplossing om te komen tot een meer duurzaam transportsysteem. Prijsprikkels zullen daar een belangrijk element van uitmaken maar we zullen nog veel meer moeten doen dan dat. Het is echter een stap in de goede richting en daarvoor vragen ik en de collega's uw steun.
Enikő Győri, fungerend voorzitter van de Raad. – (HU) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer El Khadraoui, dames en heren, we hebben aan het begin van het Hongaarse voorzitterschap beloofd voor een sterk Europa te zullen werken, voor een Europa waarin de mens centraal staat. Het doet me groot genoegen dat we nu op het punt staan om een richtlijn aan te nemen die de levenskwaliteit van de Europese burger duidelijk zal verbeteren. Zodoende stel ik met groot genoegen vast dat we een overeenkomst met het Europees Parlement hebben kunnen bereiken inzake de Eurovignetrichtlijn. Het voorstel betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen heeft tot doel om te komen tot een correcte vaststelling van de vervoersprijs, zodat die de reële kosten van het gebruik van zware vrachtvoertuigen, in termen van luchtverontreiniging, geluidhinder, congestie en klimaatverandering, beter weerspiegelt.
Feit is dat het commercieel wegvervoer een van de cruciale economische sectoren van de moderne samenleving is. Feit is ook dat verkeersproblemen zoals luchtverontreiniging, geluidhinder en congestie steeds ernstiger worden. Daarom spelen innovatieve en vakkundige beleidsmaatregelen, zoals stimulering van het gebruik van "groene" voertuigen of de ontwikkeling van reisplanners, een steeds grotere rol. Dankzij maatregelen voor internalisering van de externe kosten zal de economische efficiëntie naar verwachting toenemen en zullen de negatieve gevolgen voor het milieu afnemen. Het in de Eurovignetrichtlijn voorgestelde rechtvaardige tolheffingssysteem zal ons in staat stellen om onze schaarse middelen op duurzamere wijze te benutten. Deze maatregel is ook van grote betekenis in verband met het onlangs door de Commissie gepubliceerde Witboek "Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte – werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem".
De maatregel is de eerste stap op weg naar internalisering van de externe kosten van alle vervoerswijzen. De Raad is van mening dat dit voorstel een van de belangrijkste maatregelen op vervoersgebied is. We weten dat het Parlement het daarover met ons eens is. We hebben samen hard gewerkt om het compromis te bereiken. Daarom wil het Hongaarse voorzitterschap de rapporteur, de heer El Khadraoui, graag apart bedanken voor het feit dat hij bereid is geweest om constructief met de Raad samen te werken en vastbesloten is geweest om succes te bereiken. Het laatste onopgeloste punt van de onderhandelingen hield verband met concordantietabellen. Het voorzitterschap was ingenomen met de oplossing die ter zake is gevonden, en ik zou de desbetreffende verklaring van het Hongaarse voorzitterschap willen voorlezen, die gesteund wordt door de toekomstige Poolse, Deense en Cypriotische voorzitterschappen.
(EN) Om verkeerde interpretaties of misverstanden te voorkomen, zal ik u de tekst in het Engels voorlezen: "It is hereby declared that the agreement reached between the Council and the European Parliament in the trialogue of 23 May 2011 concerning the directive of the European Parliament and of the Council amending Directive 1999/62/EC on the charging of heavy goods vehicles for the use of certain infrastructures, Eurovignette, does not prejudge the outcome of interinstitutional negotiations on correlation tables." Of in het Nederlands: "Hierbij wordt verklaard dat de in de trialoog van 23 mei 2011 bereikte overeenkomst tussen de Raad en het Europees Parlement over de Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen, Eurovignette, niet vooruitloopt op de uitkomst van interinstitutionele onderhandelingen over concordantietabellen."
(HU) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dit is een uitermate belangrijke kwestie, een kwestie die het dagelijks leven van onze burgers onmiskenbaar zal beïnvloeden. Derhalve zijn we ingenomen met de overeenkomst die tussen deze twee instellingen is bereikt. Ik ben van mening dat dit een van de belangrijkste resultaten is die we tijdens het Hongaarse voorzitterschap hebben bereikt op het gebied van verkeersbeleid, en we zien de stemming van morgen vol vertrouwen tegemoet, en hopen dat het merendeel van de afgevaardigden deze richtlijn zal steunen. Nogmaals mijn dank aan iedereen die een bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van dit compromis, niet alleen aan de rapporteur, maar ook aan de schaduwrapporteurs en onze juridische deskundigen, voor het feit dat ze zelfs voor de zeer moeilijke kwestie van de concordantietabellen een oplossing hebben kunnen vinden.
Siim Kallas, vicevoorzitter van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, na drie jaar van onderhandelingen zijn we nu dicht bij de aanneming van de gewijzigde richtlijn betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen, de zogenoemde Eurovignet-richtlijn.
Deze richtlijn maakt deel uit van een bredere strategie om de externe kosten van vervoer in alle vervoerswijzen te internaliseren om de prijzen van vervoer kloppend te maken. Ik wil het Belgische voorzitterschap bedanken voor het opheffen van de blokkade van dit dossier in de Raad. Het Hongaarse voorzitterschap heeft vaardig onderhandeld, met een zeer smalle meerderheid in de Raad.
Ik wil in het bijzonder de rapporteur, de heer El Khadraoui, bedanken. Samen met de schaduwrapporteurs en de leden van de Commissie vervoer en toerisme is hij erin geslaagd om de tekst in tweede lezing aanzienlijk te verbeteren. Ik kijk om twee belangrijke redenen uit naar de aanneming van deze richtlijn door het Parlement.
Op de eerste plaats, om onze doelen te verwezenlijken van een duurzamer groen vervoersysteem en daarmee het beginsel ‘de vervuiler betaalt’ ten uitvoer te leggen. De richtlijn zal de lidstaten machtigen om tolheffingen toe te passen op vrachtvoertuigen, niet alleen voor infrastructurele kosten, zoals nu het geval is, maar ook voor geluidhinder en luchtverontreiniging. Hij zal het ook mogelijk maken om heffingen doeltreffender te variëren om de congestie tijdens piekuren te verminderen.
Op de tweede plaats zal het in rekening brengen van externe kosten, waarin de nieuwe richtlijn voorziet, in een tijd van schaarse overheidsfinanciering, inkomsten genereren en nieuwe financiële middelen voor de vervoersinfrastructuur beschikbaar maken. De Commissie steunt dit akkoord.
Ik heb kennis genomen van uw verklaring over de concordantietabel. Ik sympathiseer volledig met u op dit punt. Namens de Commissie zal ik ook een formele verklaring afleggen:
"De Commissie herinnert eraan ervoor te zullen blijven zorgen dat de lidstaten – in het belang van de burgers, ter verbetering van de regelgeving, ter wille van de transparantie van de wetgeving, alsook ter ondersteuning van het onderzoek naar de conformiteit van nationale voorschriften met uniale bepalingen – concordantietabellen vaststellen waarin het verband tussen hun omzettingsmaatregelen en de richtlijn van de EU tot uiting komt, en die tabellen in het kader van de omzetting van de Uniewetgeving aan de Commissie meedelen.
De Commissie betreurt het dat de bepaling uit haar voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen, op grond waarvan de opstelling van concordantietabellen verplicht zou worden gesteld, onvoldoende steun heeft gekregen.
In een geest van compromis kan de Commissie, om de onmiddellijke aanneming van dat voorstel mogelijk te maken, ermee instemmen dat de dwingende bepaling over de concordantietabellen in de tekst wordt vervangen door een overweging waarin een aansporing tot de lidstaten is vervat. Zij zal het Parlement binnen twaalf maanden na de aanneming van dit akkoord in de plenaire vergadering informeren en aan het einde van de omzettingsperiode een verslag presenteren over de praktijk in de lidstaten, zodat zij voor zichzelf – en in het belang van de Unie – hun eigen tabellen kunnen opstellen waarin zij zo veel mogelijk het verband tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen illustreren, en deze openbaar kunnen maken.
Het standpunt van de Commissie in dit dossier kan echter niet als precedent gelden. De Commissie zal zich blijven beijveren om, samen met het Europees Parlement en de Raad, een geschikte oplossing voor dit horizontale institutionele vraagstuk te vinden."
Corien Wortmann-Kool, namens de PPE-Fractie. – Voorzitter, de Eurovignetrichtlijn is belangrijk omdat ze de Europese spelregels vastlegt voor een kilometerheffing en daarmee ook het gelijke speelveld in de Europese Unie voor het wegvervoer zeker stelt. Ik wil echter niet verhullen dat onze fractie grote problemen had met het oorspronkelijke commissievoorstel en ook met het standpunt dat de rapporteur innam in eerste lezing. Gelukkig heeft de rapporteur forse stappen gezet in onze richting en het is zeker ook te danken aan de Raad en het Hongaars Voorzitterschap, die erin geslaagd zijn om uiteindelijk niet alleen een solide meerderheid in de Raad te realiseren, maar ook dit Parlement achter dit standpunt te krijgen.
De meerderheid van mijn fractie zal dit akkoord ook steunen, want hiermee zijn de eerste stappen gezet om het principe van 'de vervuiler betaalt' ook in te voeren, maar dan wel op een verstandige manier. Voorop staat dat er prikkels moeten komen om duurzaamheid te stimuleren, niet zomaar lasten verhogen. Extra heffing in de spitsuren, gecompenseerd tijdens de daluren, dat is nu veel beter uitgewerkt dan in het standpunt van de Raad. Daarmee zal de totale tolheffing gelijk blijven. Ook de uitzonderingen voor EURO V en EURO VI vormen een positief punt en tevens het feit dat de lidstaten zich opnieuw verbonden hebben om de interoperabiliteit van de tolsystemen te regelen, want het is ons een doorn in het oog dat dat nog steeds niet het geval is.
Belangrijk voor het Parlement is ook de oormerking. We hadden meer gewild. Maar het is zeker een belangrijke stap, niet alleen het percentage dat nu geoormerkt wordt, maar ook de rapportageverplichting voor de lidstaten. Hopelijk is dat een opmaat naar verdere oormerking van deze gelden.
Ismail Ertug, namens de S&D-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, na langdurige onderhandelingen zijn mijn collega Said El Khadraoui en de vertegenwoordigers van de Raad en de Commissie er in geslaagd om een verbeterd pakket met maatregelen voor de belasting op zware vrachtvoertuigen in Europa samen te stellen. Ik ben alle betrokken personen, en vooral onze rapporteur, daarvoor heel dankbaar.
Het principe van het internaliseren van de externe kosten wordt nu erkend, de opbrengst wordt ten dele geoormerkt voor de vervoersinfrastructuur, en we hebben een impuls gegeven voor het vernieuwen van de vloot. Op die manier zijn we er in geslaagd om belangrijke doelstellingen van het Witboek over vervoer te bereiken. We mogen volgens mij ook niet vergeten dat nu ook de Raad tot transparantie verplicht is.
Persoonlijk betreur ik ten zeerste dat bepaalde lidstaten zelfs na de afsluiting van de onderhandelingen tijdens de trialoog hebben geprobeerd om via de zogenaamde concordantietabellen een stok in de wielen te steken, om deze richtlijn te blokkeren. Desondanks zou ik tot slot alle collega's willen vragen om in te stemmen met dit compromis, en de resultaten van de lange en moeizame onderhandelingen niet in gevaar te brengen, want daarvan profiteren alleen onze tegenstanders. Ik dank u voor uw steun voor dit compromis.
Dirk Sterckx, namens de ALDE-Fractie. – Voorzitter, we gaan geen schoonheidsprijs winnen met wat nu op tafel ligt, ondanks de volgehouden en taaie inspanningen van de rapporteur, die ik daar trouwens voor gelukwens.
Het belangrijkste en het moeilijkste punt vond ik earmarking. Waarvoor gebruiken lidstaten de opbrengst van deze heffing? Zullen ze daarmee hun transporteconomie efficiënter maken? Verplichten wij hen daartoe om dat te doen? Dat is ons niet gelukt. We hebben dus niet wat we willen op dit punt. Het is een beetje pervers dat lidstaten de weg willen open houden om inkomsten te behouden, ook als de externe kosten behouden worden. Je moet eigenlijk met die heffing de externe kosten zoveel mogelijk beperken en liefst naar nul terugbrengen. Dus betere infrastructuur, research voor schonere vrachtwagens, enzovoort, dat is eigenlijk waarvoor het geld moet worden gebruikt.
Een punt dat nog altijd op mijn maag ligt is: als je een variabele heffing hebt tijdens spitsuren, hoe bestrijd je files als je niet alle veroorzakers van die files op dezelfde manier behandelt? Dit is een vraag die wij in eerste lezing op papier hadden staan, iets waar de Raad niet wilde van weten. De efficiëntie van sommige dingen die we doen, is dus niet echt 100 procent. Wat we wel hebben – en collega Ertug heeft er al naar verwezen – is meer openheid. Lidstaten moeten een rapport maken waarin ze zeggen hoeveel die heffingen opbrengen en wat ze gedaan hebben om het systeem te verbeteren. Dus ik hoop dat er een discussie ontstaat tussen de betaler, de vrachtwagensector, en de overheid over het gebruik van dit geld, over de efficiëntie.
Dat is een van de goede zaken. Ik ben niet enthousiast maar ik heb dit wel verdedigd in mijn fractie omdat we een belangrijk principe, namelijk internalisering van externe kosten, voor het eerst in Europese wetgeving schrijven. Dat betekent dat we aan het proces kunnen beginnen om voor alle transportmodi voor alle externe kosten de berekening te maken zodat uw economie verbetert, en ook uw duurzaamheid verbetert. In het kader van het Witboek heeft de commissaris een aantal maatregelen ingeschreven waarvoor deze stap noodzakelijk is. Als we dit niet goedkeuren, dan zitten we met het Witboek op een aantal punten ook vast. Het is toch wel raar dat het in de Raad – en mevrouw de voorzitter, ik verwijt het Hongaarse Voorzitterschap niets, u heeft uw best gedaan – telkens zo moeilijk is om een akkoord te bereiken. Dit is een belangrijke, een essentiële eerste stap in een lang proces.
Roberts Zīle, namens de ECR-Fractie. – (LV) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik de Raad en de Commissie bedanken dat zij dit compromis hebben gesloten, maar mijn bijzondere dank gaat uit naar Saïd El Khadraoui voor de goede manier waarop hij de onderhandelingen heeft gevoerd, zonder het doel ervan uit het oog te verliezen. De Fractie van Europese Conservatieven en Hervormers (ECR) zal de compromisovereenkomst steunen, omdat er tal van goede oplossingen zijn uitgewerkt. Wat de Raad betreft was de totstandkoming van dit compromis zeer wankel, en het is begrijpelijk dat sommige punten, zoals het toepassingsgebied van de richtlijn of de heffing van de gelden en de toewijzing ervan aan de lidstaten, tot aan het einde van de gesprekken gevoelig lagen. Ik geloof dat verdere compromisgesprekken een slechter resultaat of helemaal geen resultaat zouden opleveren. Het belangrijkste op dit moment is dat we verdere vorderingen maken, dat bij de tolheffingen het beginsel 'de vervuiler betaalt' in de praktijk wordt gebracht. De schade die aan het milieu wordt berokkend, moet worden gecompenseerd, en de infrastructuur moet worden verbeterd. Zoals mijnheer Sterckx reeds heeft verklaard, wordt dit beginsel voor het eerst in Europese wetgeving opgenomen. Dit beginsel en de heffingen moeten in alle lidstaten worden toegepast. Helaas hebben tal van landen de infrastructuurheffingen (Eurovignet 1) nog niet ingevoerd, en deze landen zullen hoogstwaarschijnlijk ook vertraging oplopen bij de invoering van het Eurovignet 2. Hierdoor wordt de markt voor vrachtvervoer verstoord en vervoerbedrijven uit derde landen profiteren van het feit dat de wegen worden onderhouden met middelen van de belastingbetalers in deze lidstaten en de belastingbetalers van de Europese Unie, terwijl de infrastructuur onvoldoende ontwikkeld wordt en de externe kosten niet worden verhaald. Laten we op de goede wil van de lidstaten hopen. Ik dank u voor uw aandacht.
Eva Lichtenberger, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het Eurovignet en het resultaat van de onderhandelingen zijn een voorbeeld van de pogingen van de Raad op dit moment om alle voorstellen van het Parlement, met name over het vervoersbeleid, af te zwakken en uit te hollen. Het beleid van de ministers van Vervoer van de lidstaten komt er op neer dat ze iedere zondag van de Europese Unie eisen dat die een duurzaam vervoersbeleid voert, en door de week alles in het werk stellen om dit te verhinderen.
Een ding is wel duidelijk: lawaai en uitlaatgassen zijn een belasting voor de mens en voor de natuur. Ze leiden tot kosten, en daarvoor draait op dit moment de belastingbetaler op, niet de gebruiker. Het voorstel van het EP was toch al heel bescheiden, het was een moeizaam compromis tussen de landen in het centrum van Europa en in de periferie, maar ook dit voorstel is nog verder uitgehold.
De internalisering van de externe kosten is bijvoorbeeld vrijwillig, die wordt niet voorgeschreven. De kosten worden ook niet voor alle schadelijke effecten berekend, maar slechts voor een paar factoren. Uiteindelijk kost deze vorm van internalisering voor een compleet transittraject niet veel meer dan een paar worstjes en een pilsje. Dat is niet veel. De regeling geldt slechts onder bepaalde voorwaarden voor voertuigen met een gewicht van meer dan 3,5 ton. Duitsland heeft in dit verband zijn zin gekregen met zijn voorstel voor 12 ton, en in berggebieden vallen alleen vrachtwagens onder deze belasting die daar toch niet meer rijden, omdat de wegen daar te steil zijn.
Tot slot wilde Italië het hele voorstel nog ten val brengen vanwege een bureaucratisch detail. Dat is uiteindelijk een klassiek voorbeeld van het gebrek aan respect voor het vervoersbeleid, dat helaas nog steeds bestaat. Wij als Groenen zullen desondanks instemmen met dit voorstel, want we willen deel uitmaken van een meerderheid die tenminste het principe van het internaliseren van externe kosten wil redden voor de toekomst, en misschien krijgen we in de lidstaten ooit redelijkere ministers van Vervoer.
Jaromír Kohlíček, namens de GUE/NGL-Fractie. – (CS) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de rapporteur willen bedanken voor het voltooien van een zeer veeleisende opdracht.
“Eurovignette” is een van de richtlijnen die het vervoer over de weg en het vervoer per spoor geleidelijk op hetzelfde niveau moet brengen. Het vervoer per spoor bevindt zich in de lidstaten van de Europese Unie al jaren in een nadelige positie, omdat de gebruiker van de vervoersroutes voor het gebruik ervan moet betalen. In het geval van het wegennet zijn de vergoedingen voor het gebruik van de infrastructuur tot nu toe niet meer dan symbolisch geweest.
Als we zuiver technisch naar de zaak kijken en daarbij alle andere factoren buiten beschouwing laten, dan komen we tot de conclusie dat de wegen van de hoogste klasse, dat wil zeggen autosnelwegen, autowegen, rijkswegen, het best op het verkeer van zware vrachtvoertuigen zijn voorbereid. Deze richtlijn gaat niet zover dat de hierboven gevolgde logica wordt gevolgd en de hoogste heffingen worden ingesteld bij wegen van lagere klassen zoals lokale wegen. Integendeel, de richtlijn is slechts gericht op het heffen van enkele externe kosten op basis van het principe 'de vervuiler betaalt' en dan slechts bij wegen van de hoogste klasse, dat wil zeggen autowegen, snelwegen, rijkswegen en parallelwegen.
De vergoedingen zouden indien mogelijk zo min mogelijk uitzonderingen moeten bevatten en zouden alleen van toepassing moeten zijn op zogenaamde externe kosten van het wegvervoer, zoals in verband met geluidhinder en vooral emissies. Ik ben oprecht benieuwd hoe de afzonderlijke staten hun terughoudendheid om vergoedingen in te voeren rechtvaardigen, tenminste volgens tabel nr. 1, die een zwak aftreksel voorstelt van wat echte milieuactivisten willen.
Ondanks de eerder aangegeven tegenstrijdigheden tussen de logica en de tekst van de hier besproken aanbeveling ondersteunt de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links het standpunt van de rapporteur.
(Spreker verklaart zich bereid een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden)
Jörg Leichtfried (S&D). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik kan me voorstellen dat ik de heer Kohlíček verkeerd begrepen heb. Ik wilde iets duidelijk maken: het is toch wel vrij duidelijk dat dit compromis heel zwak is, dat de vrachtwagens op de weg hun voordeel behouden, en dat de heffing al met al veel te laag is. U heeft in het begin echter gezegd dat deze richtlijn misschien leidt tot gelijke behandeling van de weg en het spoor. Dat zie ik anders. Misschien heb ik u echter verkeerd begrepen, en ik zou u willen vragen om dat nog eens toe te lichten.
Jaromír Kohlíček (GUE/NGL). - (CS) Naar mijn mening is dit slechts de eerste stap op weg naar een gelijke situatie, omdat als ik op het spoor veel voor de infrastructuur betaal... (Spreker gaat voort in het Duits)
(DE) Dit is de eerste stap op weg naar gelijke voorwaarden voor het spoor en de weg. Tot nu toe betalen we namelijk wel voor een spoortraject, maar slechts heel weinig voor de weg. Dit is een kleine stap op weg naar gelijkere voorwaarden voor het spoor en de weg.
Juozas Imbrasas, namens de EFD-Fractie. – (LT) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ik de rapporteur willen bedanken voor het uitvoeren van dit grote en uiterst belangrijke werk. Het is bekend dat de vervoersector van cruciaal belang is voor de sociaaleconomische ontwikkeling van en de mobiliteit binnen de EU en optimalisering van de vervoersinfrastructuur moet een antwoord bieden op de problemen rond economische groei en duurzame ontwikkeling. Iedereen maakt zich grote zorgen over de gevolgen van de klimaatverandering, over het milieu en over alle gezondheids- en welzijnsaspecten in verband met een rationeel gebruik van vervoer. Ik vind dat het beginsel van 'de vervuiler betaalt' en de bescherming van het algemeen belang moeten resulteren in maatregelen ter vermindering van milieuverontreiniging, geluidsoverlast, landschapsvervuiling, sociale kosten op het gebied van bijvoorbeeld gezondheid, indirecte kosten van ongevallen, congestie en opstoppingen, enzovoort, die aanzienlijke economische kosten opleveren die door de samenleving en dus de Europese burger worden gedragen. Het is een goede zaak dat we in het wegvervoer eindelijk het beginsel van 'de vervuiler betaalt' willen invoeren. Ik twijfel er niet aan dat het de lidstaten extra mogelijkheden biedt om hun nationale tolsystemen efficiënter te maken, m.a.w. tot een beter instrument voor het beheer van de vraag op transportgebied te maken. Toch ben ik van mening dat de maatregelen die we hier vandaag bespreken en binnenkort zullen aannemen, niet zo doeltreffend zijn, ze zijn enkel economisch voordelig voor centraal gelegen doorvoerstaten van de Europese Unie en veel minder gunstig voor een groot deel van de Europese staten aan de buitengrenzen van de Europese Unie. Zonder afbreuk te willen doen aan het project, denk ik dat we dit aspect nog eens grondig moeten evalueren en afwegen alvorens de maatregelen aan te nemen.
Mike Nattrass (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter: de EU probeert dus Europese inkomsten te genereren door belasting te heffen op vrachtvoertuigen? Welnu, als ik Britse kiezers vraag wat zij vinden van de EU, is het gebruikelijke antwoord: "Ik vind dat we niet mee moeten doen."
Het Verenigd Koninkrijk is in politieke zin overgenomen. De Britse wetgeving wordt gemaakt in Straatsburg, een monsterfabriek van bureaucratie sluit de industrie, en nu hebben we belastingen, maar omdat het niet over voetbal gaat, worden de mensen niet geïnformeerd. De Britse media vermijden de Europese realiteit, mensen krijgen op televisie soapseries voorgeschoteld en verslaggevers zeggen dat de EU niet van invloed is op lokale aangelegenheden. De EU is geen nieuws.
In dit verslag wordt een belasting voorgesteld via tolheffingen op vrachtvoertuigen, waarmee het trans-Europese TEN-T-project gedeeltelijk wordt gefinancierd, dat het op elkaar laten aansluiten van Europese hogesnelheidstreinen omvat. Wanneer de EU dus belastingen heft in het Verenigd Koninkrijk, zullen de mensen dan reageren door de EU een klap toe te brengen in de stembus? Nee, want ze worden niet geïnformeerd. De stiekeme overname door de uiteindelijke Europese superstaat zal de belastingbetalers als in een slaapwandeling Europa binnenvoeren. Men heeft de dekkingen laten zakken, de pers kan het niet schelen en het Verenigd Koninkrijk slaapt, dus zorg dat die onfortuinlijke vrachtwagenchauffeurs belasting moeten betalen.
Mathieu Grosch (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ik de rapporteur en alle collega's willen bedanken voor hun werk, en ze feliciteren. Het was niet makkelijk om dit compromis tot stand te brengen. Dat houdt ook verband met het feit dat veel belanghebbenden, en ook veel leden, natuurlijk niet voor de volle honderd procent achter het resultaat staan. Sommigen waren er voor, anderen waren er tegen. Ik zou u echter willen waarschuwen, het zou absurd zijn wanneer degenen die meer verwachten met degenen die niets verwachten een pact sluiten, en het hele project torpederen. Daarom hoop ik dat degenen die voorstander zijn van het internaliseren van de externe kosten, en dit zelfs als een stapje in de juiste richting beschouwen, hoe klein het ook moge zijn, voor dit compromis zullen stemmen.
Dat is de houding van een groot deel van de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement, al zien niet alle delegaties dit zo. Wij zijn voor het internaliseren van de interne kosten bij alle vervoersmiddelen, en we vinden ook dat we de beschikbare middelen moeten gebruiken om de mobiliteit te bevorderen. Dat was voor ons een van de belangrijkste punten. Er is net gezegd dat we het vervoer duurder willen maken, maar dat is niet waar. Duurder vervoer leidt niet tot efficiënter vervoer. We willen een correcte compensatie tot stand brengen, we willen dat de inkomsten uit heffingen op vervoer ten dele weer in deze sector geïnvesteerd worden.
Een ander belangrijk punt voor ons is de interoperabiliteit. We willen niet dat er in Europa verschillende technische systemen komen voor de heffing. Het zou onaanvaardbaar zijn als er 27 verschillende systemen zouden komen. Ik kom uit een grensgebied, waar je zes verschillende heffingen moet betalen wanneer je een half uur rondrijdt. Dat is onwerkbaar. In dat opzicht moet de Raad nog wat flexibeler worden. We hechten ook veel waarde aan milieuvriendelijke vrachtwagens, ook in dat verband moeten wij de toon aangeven. Er is trouwens al gezegd dat deze regeling niet bindend is. Dat betekent dat degenen die voorstander zijn van het internaliseren van de externe kosten zeker niet tevreden zijn. Ik had persoonlijk ook gehoopt dat dit in alle landen zou worden voorgeschreven.
We hebben dit debat hier al zo vaak gevoerd. Wat willen we voor de toekomst? Willen we 27 verschillende systemen voor de heffing, of willen we dat alle landen zich aan dezelfde regels houden? Moeten we soms op de volgende crisis wachten, zodat iedereen weer een initiatief van Europa verwacht? Ook bij het Eurovignet is een ding voor mij duidelijk: de oplossing kan alleen maar van Europa komen. Verschillende heffingen in verschillende landen zijn geen oplossing.
(Applaus)
Jörg Leichtfried (S&D). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, bij dit hele dossier heeft één persoon een groot succes geboekt, en dat is de rapporteur. Ik ben werkelijk van mening dat hij ongelofelijk veel weerstand heeft moeten overwinnen, en dat hij het onderste uit de kan heeft gehaald.
Het is waar dat er in dit Parlement niet werkelijk een meerderheid bestaat voor het ecologiseren van het vervoer. Daar moeten we nog voor strijden. Het is ook glashelder dat de meeste leden van de Raad van ministers van Vervoer op dit moment niet veel waarde hechten aan de milieubescherming, dat de meeste leden van de Raad de belangen van de burgers die langs die wegen wonen aan hun laars lappen, dat de meeste leden van de Raad vinden dat de consumenten maar rommel moeten kopen die van ver weg komt, in plaats van kwalitatief hoogwaardige producten uit de regio. Gezien die feiten hebben we volgens mij een optimaal resultaat in de wacht gesleept.
We werken voor het eerst met het principe van de externe kosten. Dat is een grote stap, en dat was niet makkelijk, gezien al dat verzet. We kunnen voor het eerst een heffing op uitlaatgassen innen, we kunnen een heffing op lawaai innen. Het is echter veel te weinig. Wanneer we naar de tabellen kijken, zien we dat dit werkelijk maar een druppel op de gloeiende plaat is. We zijn er weliswaar in geslaagd om de corridors in zekere zin uit te breiden, maar we zijn er niet in geslaagd om een heffing op de emissie van bijvoorbeeld CO2 in te voeren. Dat valt niet uit te leggen. Het vervoer is een van de belangrijkste oorzaken van de emissie van CO2 in Europa, en er komt geen heffing op. Daarmee ben ik werkelijk niet tevreden.
Net als een aantal collega's die al het woord hebben gevoerd ben ook ik echter van mening dat we er nu voor moeten stemmen, omdat alles anders de mist in gaat. Ik stem met pijn in het hart voor dit voorstel. Ik denk dat het goed is dat we zo ver gekomen zijn, maar we hebben nog een lange weg voor de boeg.
Gesine Meissner (ALDE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, commissaris Kallas beschrijft in het Witboek zijn ideeën over de toekomst van het vervoer. Hij beschrijft dat er impulsen moeten worden gegeven om het vervoer milieuvriendelijker te maken, maar hij zegt ook dat er nieuwe geldbronnen moeten worden aangeboord, ook om het principe 'de gebruiker betaalt' toe te kunnen passen. De richtlijn inzake het Eurovignet, die we vandaag bespreken, is een manier om beide doelstellingen te bereiken.
Dit was een Belgische krachttoer, dat mogen we wel zeggen, we hadden het Belgische voorzitterschap van de Raad, en drie van de hoofdrolspelers waren Belgen. Met name de rapporteur is er in geslaagd om de deur open te zetten voor nieuwe oplossingen. Ik had echter gehoopt dat deze Belgische krachttour meer had opgeleverd.
Dit is werkelijk een klein en bescheiden compromis. Er ontstaat nu inderdaad een oormerking, al maar die is heel bescheiden: 15 procent van de opbrengsten van de infrastructuurheffing en van de externekostenheffing moet worden besteed aan TEN-T-projecten. Dat is werkelijk veel te weinig. Alle politici die zich op het nationale niveau bezig houden met het vervoersbeleid zeggen dat we aanzienlijke bedragen nodig hebben om onze infrastructuurnetwerken in stand te houden. Het moet natuurlijk mogelijk zijn om de middelen die we daar innen ook weer in deze sector te investeren. In zoverre kan niemand tevreden zijn met dit resultaat. Toch is dit een stap in de juiste richting, en er kunnen meer stappen volgen. Daarom zullen wij instemmen met dit compromis.
Er is dus flink geworsteld. Dit had heel goed tot geen enkel resultaat kunnen leiden, omdat sommige lidstaten het liefst helemaal niets willen. Daarom is dit een succes, en wij zullen er vandaag voor stemmen.
(Applaus)
Oldřich Vlasák (ECR). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie stelt in de hier besproken richtlijn de mogelijkheid voor om externe kosten te heffen, zoals voor luchtvervuiling, geluidhinder, files, waarbij uitgegaan wordt van een poging om de externe kosten te internaliseren volgens het principe 'de vervuiler betaalt'. Ik steun dit principe omdat ik het belangrijk vind vanuit het perspectief van de gevolgen voor het milieu en de volksgezondheid, evenals voor het gebruik van meer soorten vervoersmiddelen op staats-, regionaal en lokaal niveau. Dit is overigens ook in het belang van gemeenten die vaak de negatieve gevolgen ondervinden, en dan vooral van transitverkeer.
Gelet op de aanhoudende economische crisis en de steeds hoger wordende financiële druk op vervoerders ben ik ervan overtuigd dat lidstaten de mogelijkheid geboden moet worden om het invoeren van heffingen voor externe kosten over enige tijd en op basis van afzonderlijke soorten te spreiden. Het nieuwe systeem moet er tevens voor zorgen dat het oude wagenpark wordt vervangen door lagere tarieven voor externe kosten te hanteren als er geïnvesteerd wordt in milieuvriendelijke voertuigen.
Isabelle Durant (Verts/ALE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, er is vandaag geen reden tot blijdschap: een groen vervoerssysteem is nog ver weg, zoals al is gezegd. Wat staat er in deze tekst? Wat zegt de tekst? Het komt er simpelweg op neer dat de tekst de lidstaten toestaat om, op vrijwillige basis, een 'de vervuiler betaalt'-systeem toe te passen. Bovendien is het systeem zo ingeperkt en begrensd, dat de kosten uiteindelijk slechts met drie à vier cent zullen toenemen. Hoe kunnen mensen denken dat een prijsstijging van drie of vier cent daadwerkelijk invloed zal hebben op de modal shift? Met andere woorden: vanuit milieuoogpunt bezien is het geen groot succes. Dit is wat er van het fameuze beginsel van de internalisering van externe kosten terecht is gekomen, nadat het onder handen is genomen door de Raad – het spijt mij, mevrouw Győri –, na zo veel weerstand, en ondanks de aanzienlijke inspanningen van de rapporteur.
Desondanks zullen wij vóór dit beginsel stemmen, omdat het een belangrijk beginsel is. Het is een beginsel als andere – eerder hebben wij het gehad over het voorzorgsbeginsel, dat zijn sporen verdiend heeft in de Europese richtlijnen. Wij zullen vóór dit beginsel stemmen. Het is slechts een beginsel; er moet nog een hele strijd worden gevoerd, en wij zullen die blijven voeren om een echte modal shift en een groener vervoerssysteem te bewerkstelligen, dat beter voor de volksgezondheid en effectiever in de strijd tegen klimaatverandering is.
Laurence J.A.J. Stassen (NI). - Voorzitter, het huidige voorstel voor het eurovignet komt erop neer dat het efficiënte Europese wegvervoer inefficiënte spoorlijnen subsidieert. Het meest zorgwekkende is nog wel dat dit Parlement het huidige voorstel slechts beschouwt als een eerste stap. Deze eerste stap, let wel, in de verkeerde richting, betekent dat het huidig recht van de lidstaten om deze wetgeving te implementeren straks een verplichting wordt, dat de belasting per kilometer alleen maar zal stijgen en vooral ook dat de automobilist straks aan de beurt is.
Dit Parlement spreekt over één systeem tussen de lidstaten. Invoering van dit voorstel betekent echter dat transportbedrijven zich kunnen voorbereiden op een nieuw kastje in de cabine van hun truck, uiteraard met bijbehorende nieuwe belastingen. Het is duidelijk dat het Europees Parlement met dit voorstel het wegvervoer omwille van de klimaathysterie de nek omdraait. De transportsector heeft het al zwaar genoeg en zit niet te wachten op nog meer belastingen, opgedrongen door Europa.
Antonio Cancian (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Győri, mijnheer Kallas, ten eerste wil ik mijn dank en waardering uitspreken voor het werk van de rapporteur, de heer El Khadraoui, die zijn uiterste best heeft gedaan bij het zoeken naar een mogelijk compromis.
Juist daarom vind ik dat we de gebruikelijke procedure moeten doorlopen. Dit dossier zou eigenlijk tot bemiddeling moeten hebben geleid, aangezien de concordantietabellen niet zijn opgenomen in het uiteindelijke akkoord. Dat was een ideale gelegenheid geweest om tot een alomvattend akkoord te komen. Helaas is dat, zoals reeds werd aangegeven, slechts een detail.
'De vervuiler betaalt' is een juist, gerechtvaardigd en overeengekomen beginsel en, om twijfels te voorkomen: ik ben een voorstander van het milieuvriendelijker maken van vervoer. Maar dit instrument, het eurovignet, is te onvolledig en ondoeltreffend en tevens oneerlijk. In deze tijd van enorme economische problemen is het genereren van geld het enige doel van het besluit om een economische sector te treffen die de ruggengraat vormt van onze markt, ook al wordt van dit geld vervolgens bijna niets gebruikt voor de vervoersinfrastructuur.
Naar mijn mening wordt er een mechanisme geïntroduceerd dat heel ingewikkeld is, ook wat betreft de berekening van het te heffen bedrag. Ik sta daarom kritisch tegenover dit dossier, omdat ik denk dat de manier waarop de lidstaten die geografisch gezien meer in de periferie liggen erdoor worden gestraft, onacceptabel is in dit Europa van economische en territoriale cohesie.
Het is niet bewezen dat dit instrument doeltreffend is, en de differentiatie van vervoersstromen levert problemen op voor de huidige en toekomstige financiële planning, aangezien de heffingen voortdurend verschuiven en veranderen. Wat dit betreft heb ik gehoord dat de lidstaten vrij zijn om deze extra heffingen wel of niet toe te passen. In het geval van grensoverschrijdend transport zijn we echter ook afhankelijk van de besluiten van anderen en dus moeten we tot een akkoord komen. Daarom ben ik ervan overtuigd dat een akkoord dat tegen elke prijs en ten koste van de transportsector wordt bereikt, niet als een succes kan worden beschouwd. Ik denk dat we echt nog een lange weg te gaan hebben, zeker wat eerlijke heffingen betreft.
Inés Ayala Sender (S&D). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats zou ik de vasthoudendheid van de rapporteur, de heer El Khadraoui, willen erkennen, ofschoon ik ook moet zeggen dat ik van het begin af aan gewezen heb op de speciale casuïstiek van de perifere landen met het schandalige gebrek aan alternatieven voor de snelweg – kijk maar naar de continue obstakels in de Pyreneeën, tussen Spanje en Frankrijk, om gewone grensoverschrijdende spoorwegen aan te leggen. Ik maak gebruik van het feit dat de heer Kallas hier is om aan te geven dat de Commissie nu zelfs twijfels heeft over de toekomstige centrale doorgang in de Pyreneeën in het toekomstige kernnetwerk.
Anders gezegd, met deze problemen van een spoorweg-alternatief is het een feit dat er als gevolg van het akkoord over het Eurovignet nu nog zwaardere belastingen worden geheven op het vervoer van producten over de weg, die in de perifere landen, met name in het zuiden en oosten van de Unie, producten zijn met weinig of een beperkte toegevoegde waarde. Door hier op dit moment – als gerucht zogezegd – het probleem in het leven te roepen van een paar cent meer - voor mevrouw Durant lijken die vier cent helemaal niets – juist nu, nu we net de crisis van de komkommer achter de rug hebben, of daar nog middenin zitten, en als gevolg van die onverantwoordelijke en ongegronde beschuldigingen, hebben zij een zware slag toegebracht aan duizenden Spaanse gezinnen, niet alleen boeren maar ook vervoerders, want juist die paar cent zullen, over de duizenden kilometers en voor producten zoals de Spaanse komkommer, tot een nog groter probleem leiden om die producten naar de centrale markt te vervoeren, precies de plek waar die beschuldigingen vandaan komen.
Nee mijnheer El Khadraoui, in het begin verschenen er een aantal eerste berekeningen waaruit duidelijk bleek dat er een toename was door de problemen van de belastingheffingen, en daarna waren ze gewoon verdwenen. Ik heb steeds gevraagd waarom die studies verdwenen waren, maar de waarheid is dat die verontrustend waren, dat is wat we steeds te horen kregen.
Dan nog zou ik - net als de vervoerders – bereid zijn om me een opoffering te getroosten als daarmee de problemen werden opgelost, belangrijke problemen zoals de congestie. Gezegd moet echter dat in het huidige akkoord de particuliere voertuigen niet lijken te zijn meegeteld in de congestie. Ik heb het over grotere problemen, zoals de staat van de infrastructuur en het feit dat dingen verbeteren, ook ten aanzien van de beperking van de geluidsoverlast of andere vormen van vervuiling. We weten nu zelfs dat dit niet mogelijk zal zijn omdat we hiervoor helemaal geen alternatieven hebben.
De Spaanse delegatie in de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement zich dan ook gedwongen om tegen dit akkoord te stemmen.
Nathalie Griesbeck (ALDE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, de algemene toon van onze werkzaamheden en de stemming in het Parlement kunnen in twee termen worden samengevat: 'eindelijk' en aan de keerzijde 'een beetje jammer'.
'Eindelijk', omdat wij na zeer langdurige onderhandelingen een compromis hebben bereikt en het 'de vervuiler betaalt'-beginsel nu daadwerkelijk vorm begint te krijgen in dit dossier.
'Een beetje jammer', omdat wij, ondanks de gecompliceerde situatie van de overheidsfinanciën in de lidstaten, al het mogelijke hadden moeten doen om de opbrengsten te herinvesteren in, bijvoorbeeld, prioritaire projecten van de trans-Europese vervoersnetwerken (TEN-T). Mijnheer Kallas, het zal de taak van de Commissie zijn om nauwlettend controle uit te oefenen. 'Jammer', ook, omdat ik het persoonlijk betreur dat deze overeenkomst minimaal is als het gaat om de bereidheid de congestie te verminderen: in de voorgestelde overeenkomst wordt het daluren-concept weliswaar gehandhaafd, maar de methoden waarmee de lidstaten dit moeten implementeren zijn ´slap´. Ook op dit punt moet de Commissie een impuls geven.
Ten derde, hoewel in de huidige richtlijn is bepaald dat zware vrachtvoertuigen van 3,5 ton vanaf 2012 moeten worden belast, bieden wij in de overeenkomst de mogelijkheid om ze vrij te stellen. Dat is een schadelijke concessie. Ook hier, mijnheer Kallas, is een sleutelrol weggelegd voor de Commissie. Kortom, het is weliswaar een bescheiden compromis en een kleine stap, maar het is toch een stap. Daarom zullen wij vóór stemmen.
Ryszard Czarnecki (ECR). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Lichtenberger heeft hier vandaag gezegd dat er in de lidstaten van de Europese Unie enkele verstandige ministers zijn. Ik zou de collega dankbaar zijn indien ze mij de namen van deze ministers zou kunnen geven, hoewel ik besef dat het lijstje bijzonder kort zou zijn. Ik zou de rapporteur willen danken voor het grondige werk dat hij heeft geleverd. Desalniettemin is het een goede zaak dat we een debat houden over dit verslag, aangezien de tekst een aantal uiterst controversiële elementen bevat. Vrachtwagens – dus in feite de eigenaren van vervoersondernemingen – zullen in de toekomst meer moeten betalen. Het staat als een paal boven water dat dit voor bedrijven problematisch is in tijden van crisis. Dat valt niet te ontkennen. In dit verband rijst de volgende vraag: hoe zal het geld worden besteed? Hier is sprake van een heus dilemma, want als dit geld opnieuw voor idiote projecten van marginale groepen wordt gebruikt, is dat een slechte zaak. Dit geld zou naar de vervoersector en naar de ontwikkeling van vervoersinfrastructuur moeten gaan. In dat geval kunnen we begrijpen waarom de heffingen stijgen. In het andere geval gaat het om een vorm van afzetterij die wordt bekrachtigd door de Europese Unie en die de goedkeuring krijgt van het Europees Parlement. Ik blijf erbij dat deze kwestie uiterst omstreden is.
Michael Cramer (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het vervoer in Europa is te goedkoop. Alleen het milieuvriendelijke vervoer is te duur. Dat is allemaal een gevolg van politieke keuzes, en daaraan verandert deze richtlijn ook niets. De mededinging is niet fair. De belastingprivileges voor vrachtwagens worden niet beperkt. Iedere vrachtwagen veroorzaakt 60 000 keer meer schade dan een personenwagen, maar betaalt natuurlijk niet 60 000 keer.
In de Europese Unie bestaat al sinds tientallen jaren een verplichte heffing voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur. Voor iedere kilometer spoor moet iedere locomotief – van een personen- of een goederentrein, das speelt geen rol - een heffing betalen. Op de weg is de tol vrijwillig, en geplafonneerd. Die tol geld meestal alleen maar op autosnelwegen, en alleen voor voertuigen van meer dan twaalf ton. Op het spoor is die heffing onbeperkt. Dat is niet fair, en het is een nadeel voor de milieuvriendelijke spoorwegen, ten gunste van de milieuonvriendelijke weg.
We weten dat we een andere vorm van mobiliteit nodig hebben om het klimaat te beschermen. Wij Groenen willen het klimaat beschermen, en de mobiliteit op de lange termijn garanderen. Daarom moeten we faire regels voor de mededinging vastleggen. Dit Eurovignet is maar een piepklein stapje op weg naar dat doel.
John Bufton (EFD). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, vervoer door vrachtvoertuigen maakt een wezenlijk deel uit van het toeleveringsproces, dat essentieel is voor een goed economie. Als in heel Europa extra heffingen worden geheven, zullen de extra kosten uiteindelijk worden doorberekend aan de consument.
De Britse regering kijkt naar heffingen voor vrachtvoertuigen om ons voor 2015 op één lijn te brengen met Europa. We hebben geen netwerk van tolwegen en evenmin leggen we aanvullende heffingen op voor vrachtvoertuigen waarvoor al wegenbelasting is betaald. We hebben te maken met oneerlijke concurrentie van een toenemend aantal buitenlandse vrachtwagens die meer dan hun deel aan grensoverschrijdend vrachtvervoer pakken. Buitenlandse vervoerders betalen niets voor het gebruik van onze wegen, maar de heffing op diesel is in het Verenigd Koninkrijk wel 23 penny's per liter hoger, wat concurrenten een voordeel van 15 procent oplevert. Volgens de Europese wetgeving mag het Verenigd Koninkrijk echter geen heffing invoeren die uitsluitend voor buitenlandse voertuigen geldt.
Als deze richtlijn haar mogelijkheden vergroot, zal elke stap van de Britse regering om heffingen voor vrachtvoertuigen in te voeren worden overschaduwd door een ongewenste directe belasting, waarvoor de Commissie zich ook nog eens het recht voorbehoud om deze in 2013 verplicht te stellen. Aangezien de voorstellen betrekking hebben op belastingheffing, zou unanimiteit op het niveau van de Raad nodig zijn, maar de wetgeving wordt binnengebracht via de vervoersbepaling van Lissabon. Het is een onderhandse manier om indirecte belastingheffing in te voeren, en niemand die ook maar één democratisch bot in zijn of haar lijf heeft, zou vóór mogen stemmen.
Christine De Veyrac (PPE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, in haar Europa 2020-strategie heeft de Europese Unie zich ten doel gesteld om onze economie groener en ons vervoer moderner te maken. Alle Europese instellingen, inclusief de meerderheid van ons Parlement, hebben deze doelstelling breed gesteund, en dat geldt ook voor vrijwel alle lidstaten.
In deze context is het dan ook betreurenswaardig dat verscheidene lidstaten zich, sinds 2008, veel moeite hebben getroost om het voorstel voor een nieuwe Eurovignet-richtlijn van zijn inhoud te ontdoen en dit dossier te blokkeren.
Vandaag hebben wij evenwel, dankzij de vasthoudendheid van onze rapporteur – en ik zou hier eer willen betonen aan de heer El Khadraoui – en van de schaduwrapporteurs in hun onderhandelingen met de Raad, eindelijk een compromis voor ons. Deze tekst is weliswaar veel minder ambitieus dan het oorspronkelijke voorstel, maar zal ons voor het eerst in staat stellen om het 'de vervuiler betaalt'-beginsel in de praktijk te brengen en om externe kosten van het vervoer, zoals geluidhinder en CO2-emissies te internaliseren.
Om ervoor te zorgen dat dit eurovignet niet alleen een heffing is, maar daadwerkelijk een bijdrage levert aan de verbetering van het vervoer in Europa, worden de lidstaten tevens aangemoedigd het geld dat zij innen te herinvesteren in de modernisering van de vervoerswijzen. Het Parlement heeft ook weten te bereiken dat er concrete vooruitgang is geboekt met de interoperabiliteit van de tolsystemen en dat er krachtigere stimuleringsmaatregelen komen voor het gebruik van minder vervuilende vrachtwagens.
Teneinde consistent te blijven met de beleidsdoelstellingen die onze instelling zich heeft gesteld, hoop ik oprecht dat wij dit compromis dat ons in tweede lezing wordt voorgelegd, kunnen steunen en op die manier de weg vrijmaken voor een duurzamer vervoersbeleid.
Gilles Pargneaux (S&D). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Győri, mijnheer de commissaris, dames en heren, eindelijk hebben wij iets om tevreden over te zijn: in de tolheffing voor het wegvervoer, die door deze nieuwe Eurovignet-richtlijn aan een maximum wordt gebonden, kunnen, in de toekomst, de kosten van geluidhinder en luchtverontreiniging worden opgenomen.
Een andere reden voor tevredenheid is dat wij met dit verslag van de heer El Khadraoui – en ik feliciteer hem met zijn vasthoudendheid – duidelijk onze wens uitspreken dat het 'de vervuiler betaalt'-beginsel in de kosten van het wegvervoer wordt geïntegreerd. Wij moeten echter waakzaam blijven: na drie jaar van interinstitutionele onderhandelingen moeten wij bepaalde lidstaten ervan overtuigen dat een beleid om het milieu echt te beschermen én een economisch beleid om het Europese spoorwegnet effectief te ontwikkelen, beide haalbaar zijn dankzij de balans die in deze trialoog is bereikt. Wij moeten er eveneens op toezien dat een deel van de inkomsten daadwerkelijk wordt aangewend voor infrastructuur en voor projecten van de trans-Europese vervoersnetwerken, zoals is aangegeven.
Ik wil nog graag opmerken hoezeer ik het betreur dat het bindende karakter van het 'de vervuiler betaalt'-beginsel niet heeft standgehouden in dit compromis. Los van de vasthoudendheid van onze rapporteur, de heer El Khadraoui, waarmee ik hem heb gefeliciteerd, mijnheer de commissaris, heeft de Europese Commissie eens te meer het gevecht tegen bepaalde nationalistische standpunten en gevoelens verloren.
Olle Schmidt (ALDE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur hartelijk bedanken voor zijn uitstekende werk in een buitengewoon moeilijke kwestie. Zoals velen al hebben aangegeven, bevat de nieuwe regelgeving slechts het verzoek aan de lidstaten om de inkomsten die zij ontvangen te gebruiken om het milieu te verbeteren en het is daarom belangrijk, zoals mijnheer Sterckx al zei, dat wij hier in het Europees Parlement onze regeringen voortdurend op het belang van het opvolgen van deze aanbevelingen wijzen.
Het is vanzelfsprekend niet de bedoeling dat onze bestuurders en vervoerders moeten betalen voor het lawaai en de invloed op het milieu, als wij niet tegelijkertijd maatregelen introduceren die erop gericht zijn de problemen op te lossen, zoals het behandelen van de weg en andere geluiddempende maatregelen. Het is uitermate belangrijk dat we voorkomen dat deze heffingen slechts een nieuwe belasting op zware vrachtvoertuigen worden, zoals enkele leden van het Parlement hier al hebben aangegeven. We moeten doorgaan met onze inspanningen om het milieu in Europa te verbeteren en het kooldioxidegehalte te verlagen en het is daarom van cruciaal belang dat we ervoor zorgen dat milieuheffingen ook echt worden gebruikt om de milieuproblemen die zich voordoen te verminderen en uit de weg te ruimen.
(Applaus)
Peter van Dalen (ECR). - Voorzitter, met het besluit over het eurovignet zet Europa de juiste stap om het principe 'de gebruiker betaalt' in het wegvervoer te kunnen toepassen. Eindelijk hebben we nu het akkoord om de kosten voor het gebruik van infrastructuur, geluid en luchtvervuiling door te berekenen aan de vervoerder. Ik hoop dat veel Europese lidstaten dit systeem gaan toepassen, ook Nederland. Het kabinet Rutten doet er verstandig aan de plannen voor 'anders betalen voor mobiliteit' uit de kast te halen. Die plannen sluiten goed aan bij het huidige akkoord.
Ik hoop dat de Europese Commissie met voorstellen komt om die kosten gefaseerd ook bij andere vervoerwijzen door te berekenen. Uiteraard moet daarbij rekening worden gehouden met de specifieke eigenschappen per sector. Zo is de binnenvaart niet de enige gebruiker van het rivierwater; dat zien we dezer dagen bij die extreme droogte heel duidelijk. De landbouw immers heeft nu de sproeiers wijd open staan. Maar we hebben nu een belangrijke stap gezet en we moeten nu verder.
Luis de Grandes Pascual (PPE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, het is niet geen toeval dat Spanje, Italië, Griekenland, Ierland, Portugal en andere landen terughoudend zijn om het zogenaamde Eurovignet in te voeren.
Deze gemeenschappelijke kritische houding komt voort uit onze positie van perifere landen, want per slot van rekening zijn wij het die deze uitzonderlijke heffing zullen betalen en zijn het de landen in het geografische centrum van de Europese Unie die hem zullen innen.
De redenering die ten grondslag ligt aan het Eurovignet, bevat grote tegenstrijdigheden, en het betoog dat het vignet ondersteunt, wordt met de dag minder overtuigend. Ook al ben je het ermee eens dat de rationaliteit van het internaliseren van de externe kosten een steekhoudend uitgangspunt is, dan nog is het uiteindelijk onhoudbaar om alleen grote vrachtwagens en niet personenauto’s te laten betalen voor het terugdringen van de congestie, net zoals de oude slogan 'de vervuiler betaalt' duidelijk op discriminerende wijze wordt toegepast.
Daarbij komt, dames en heren, dat uiteindelijk maar 15 procent van de fondsen die geïnd worden met het Eurovignet, dat bedacht is als financieringsbron voor infrastructuren, zal worden bestemd voor het financieren van trans-Europese netwerken, en niet op verplichte basis maar gewoon als aanbeveling. De ministers van belastingen zullen de opbrengst dus besteden aan doelen die ze het meest geschikt achten voor de belangen van hun land, binnen het omvangrijke gebied van de infrastructuren. Het eindresultaat zal weer een tegenslag zijn voor het wegvervoer dat, zoals de zaken er op het ogenblijk bijstaan, de enige vervoerswijze is die het mogelijk maakt dat de interne markt functioneert.
Dat is de realiteit, dames en heren, een realiteit die nog veel erger is in de context van een economische crisis. Als we willen dat Europese producten concurrerend zijn op de globale markten, dan kunnen we ons geen experimenten veroorloven die de reeds zwakke Europese economie nog meer achterop kunnen helpen door nog meer extra lasten op te leggen.
Ten slotte heeft de voedselcrisis, waarvan de schuld zonder blikken of blozen bij Spaanse producten gelegd is, onrechtvaardige gevolgen gehad en tot gigantische verliezen geleid bij degenen die ook door het Eurovignet benadeeld worden: vrachtvervoerders en landbouwers van hoogwaardige producten.
Om die redenen, dames en heren, zal de Spaanse delegatie in de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) tegen deze ontwerprichtlijn stemmen.
Spyros Danellis (S&D). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, het algemene beginsel dat met de richtlijn voor het goederenvervoer wordt ingevoerd, dat wil zeggen de internalisering van de externe kosten, is van bijzondere feitelijke en symbolische betekenis. Het is een modern en tegelijkertijd flexibel toepassingskader van het beginsel 'de vervuiler betaalt', maar ook een instrument om de verkeersopstoppingen op de grote nationale verkeersaders te verminderen.
Dat is precies de reden waarom de – soms gerechtvaardigde – ongerustheid waarvan vele sprekers blijk hebben gegeven over de ongelijke spreiding van de consequenties van de toepassing ervan over de Europese regio's en de wegvervoersector moet worden weggenomen. Deze compromistekst, die voor een groot deel toe te schrijven is aan onze collega, de heer El Khadraoui, heeft trouwens als doel de geleidelijke invoering van de betreffende heffingen zodat deze samengaat met een geleidelijke vernieuwing van het Europese wagenpark.
Datgene echter dat de bezwaren zal wegnemen en een voorwaarde zal vormen voor de acceptatie, maar ook de doelmatigheid van het kader van het Eurovignet is enerzijds dat de richtlijn op strikte, transparante en snelle wijze wordt uitgevoerd in alle lidstaten, anderzijds dat de totale opbrengsten als bijdragen in de vervoersinfrastructuur vloeien en niet gebruikt worden om de bekende zwarte gaten te vullen.
Hubert Pirker (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, deze richtlijn is een compromis, dat weten we allemaal, maar ongetwijfeld een goed compromis, want er wordt, tenminste tot op zekere hoogte, rekening gehouden met beide partijen: met de vervoerders, maar ook met de burgers, die lijden onder lawaai en uitlaatgassen. Wat zijn de voordelen van deze richtlijn? Ik zie er drie.
Het eerste voordeel is dat de inkomsten uit de tolheffing kunnen worden geoormerkt voor investeringen in de vervoersinfrastructuur. Dat is economisch aantrekkelijk, dat verhoogt de veiligheid, en leidt tot betere wegen. Het tweede is dat de inning zo wordt gestandaardiseerd. Dat leidt tot lagere kosten en minder files. Het derde voordeel, en dat is heel belangrijk, is dat de lidstaten de mogelijkheid en het recht krijgen om bepaalde kosten, zoals lawaai, en de emissie van schadelijke stoffen, op te nemen in de tolheffing. Dat zijn dan sturingsmechanismen.
Wie spitsuren en files vermijdt, betaalt minder, en wie schone en stille vrachtwagens heeft, verlaagt zijn kosten. Ik hoop dat deze impulsen ertoe leiden dat we de files kunnen bestrijden, en de vloot kunnen vernieuwen. We weten allemaal dat tijdens onderhandelingen niet met alle wensen rekening kon worden gehouden, maar wat het Parlement er tijdens de onderhandelingen dankzij zijn vastberadenheid door heeft weten te krijgen, zou de gewenste positieve gevolgen moeten hebben.
Ik hoop ook dat er bij de omzetting niet te veel bureaucratie ontstaat, want dat zou het hele pakket weer afzwakken.
Silvia-Adriana Ţicău (S&D). - (RO) Mijnheer de Voorzitter, het toevoegen van een heffing op basis van externe kosten aan de tolheffingen stelt de lidstaten in staat om deze belasting te introduceren voor gebruik van het trans-Europese vervoersnetwerk of gedeelten daarvan en voor gedeelten van de nationale snelwegnetwerken, die geen deel uitmaken van het trans-Europese netwerk.
Wij geven geen steun aan een vrijwillige introductie van tariefbarrières, waardoor de kosten van vervoersbedrijven uit de perifere lidstaten zullen stijgen en daarmee de kosten van de producten die worden vervoerd. Hoewel de richtlijn geen discriminatie zou moeten toestaan op basis van de nationaliteit van de vervoerder, staat artikel 7k de lidstaten toe een tolsysteem te introduceren met passende compensatie voor deze heffing, hetgeen de concurrentie kan verstoren.
Ik ben van mening dat de inkomsten uit de infrastructuurheffing en de op externe kosten gebaseerde heffing gebruikt moeten worden ter ondersteuning van het trans-Europese vervoersnetwerk, verbetering van de verkeersveiligheid en beschikbaarstelling van veilige parkeerplaatsen, hetgeen absoluut noodzakelijk is voor het respecteren van de van toepassing zijnde sociale wetgeving.
Carlo Fidanza (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, we zijn het er allemaal over eens dat goederenvervoer duurzamer moet worden gemaakt, maar dat resultaat wordt voornamelijk bereikt door investeringen in infrastructuur en geleidelijke vernieuwing van de bestaande vloot.
In werkelijkheid schuilt er achter het milieubewuste karakter van het Eurovignet en het ‘de vervuiler betaalt’-beginsel een enorm concurrentienadeel voor bepaalde landen, in vergelijking met andere landen, dat niet alleen een enorme weerslag heeft op hun deel van de transportsector, dat voornamelijk bestaat uit kleine en middelgrote ondernemingen, maar ook op hun nationale systemen. Dit staat te gebeuren als er niet wordt overgegaan tot een onvermijdelijke en passende herverdeling van middelen ter verbetering van de vervoersinfrastructuur en de doeltreffendheid en milieuprestaties van de transportsector, wat een noodzakelijk resultaat van deze richtlijn zou moeten zijn.
De onderhandelingen hebben geleid tot een aantal minder belangrijke positieve resultaten, ik denk daarbij aan interoperabiliteit en het mini-earmarking in berggebieden, maar over het algemeen stemt de uitkomst niet tot tevredenheid. Ik denk dat een eventuele bemiddelingsprocedure de beste manier is om de nog steeds aanwezige scherpe kantjes van deze kwestie af te halen.
Andrew Henry William Brons (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de voorgestelde richtlijn zou wel eens de laatste druppel kunnen zijn die de emmer van de Britse wegvervoersector doet overlopen. De sector is het afgelopen decennium gestaag gekrompen. Het aantal chauffeurs met een exploitatievergunning is in de afgelopen drie jaar met 8 procent gedaald. Buitenlandse vrachtauto's hebben nu 80 procent van het vervoer in handen dat Het Kanaal oversteekt. In het afgelopen decennium is 20 procent van het binnenlandse vervoer verloren aan buitenlandse vervoerders. Er is een grote en toenemende groep buitenlandse vervoerders met verblijfsvergunning voor het Verenigd Koninkrijk die gebruikmaken van buitenlandse voertuigen en alleen de bescheiden voertuigheffingen betalen die in hun eigen land worden geheven, en zij nemen een steeds groter deel van het binnenlandse vervoer over.
Je zou kunnen denken dat Britse vervoerders gewoon omzet verliezen als gevolg van mededinging, een populair woord in het EU-lexicon. Deze mededinging is echter geen eerlijke mededinging. De Britse wegenbelastingkaart is veel duurder en de accijns op brandstof overstijgt die van andere landen. Buitenlandse vervoerders werken in het Verenigd Koninkrijk op brandstof die zij meebrengen in tanks van duizend liter. Hoewel de voorgestelde heffingen van toepassing zullen zijn op alle voertuigen, zal de last voor de Britse sector wel eens fataal kunnen zijn. Deze richtlijn moet worden tegengehouden.
Herbert Dorfmann (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, het lijdt geen twijfel dat de interne markt een van de grote verworvenheden van onze Unie is, en dat een efficiënte vervoersinfrastructuur daar bij hoort. Ik woon zelf echter aan een traject waar ieder jaar vijftig miljoen ton goederen wordt vervoerd, en ik denk dat we niet alleen moeten denken aan het recht van de burgers op efficiënt vervoer, maar dat we ook aandacht moeten besteden aan het recht van de aanwonenden om te worden beschermd tegen de gevolgen en de nadelen van dit vervoer. Daarom is dit voorstel ongetwijfeld een stapje in de juiste richting, wanneer we het gebruiken om te investeren in een betere geluidswering, in modernere vrachtwagens, en vooral in een modern spoorwegennet en modern rollend materieel.
Ik ben ook blij met het feit dat de heffing in bergachtige gebieden hoger mag zijn. Ik vind het echter heel onfortuinlijk dat dit gebaseerd is op vrijwilligheid, dat betekent dat de lidstaten die dit Eurovignet niet willen invoeren, dat ook niet hoeven te doen, dat blijft zo. Dat leidt niet alleen tot discriminatie in Europa, het heeft ook zeer kwalijke gevolgen voor de burgers.
Seán Kelly (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de algemene trend van dit voorstel is positief, want we leven in een tijdperk waarin we de klimaatverandering enzovoort op elk mogelijk gebied moeten bestrijden; alle methoden die tot vervuiling leiden, moeten worden aangepakt. De aandacht voor vrachtvoertuigen, wat betreft het gebruik van tolheffingen enzovoort, is zeker verstandig.
Het enige punt waar we echt nader naar moeten kijken, is dat we technologie moeten kunnen ontwikkelen die motoren oplevert die steeds minder brandstof nodig hebben, in andere woorden die steeds meer kilometers rijden op een liter brandstof. Dat is zeker een van de gebieden waarop veel onderzoek moet worden gedaan; er zouden veel efficiencyverbeteringen kunnen worden doorgevoerd, niet alleen voor vrachtvoertuigen, maar ook voor alle andere voertuigen. Dat is iets dat onvoldoende wordt genoemd, bevorderd en onderzocht.
Jacky Hénin (GUE/NGL). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het feit dat belastingheffing op het vrachtvervoer over de weg en het eurovignet eindelijk aan de orde zijn gesteld, is op zich goed nieuws voor alle Europeanen. Dit gezegd hebbende, hebben wij nog een lange weg te gaan voordat het goederenvervoer over de weg een redelijk deel van de kosten op zich neemt die het voor onze samenlevingen met zich meebrengt: slijtage van de infrastructuur, vervuiling, volksgezondheid en ongevallen. Aangezien ik in een stad woon waar jaarlijks miljoenen vrachtwagens doorheen rijden, kan ik bevestigen dat er zelden rekening wordt gehouden met het leed van de bevolking.
Dan zijn er nog de kwesties die niemand in dit Parlement aan de orde wil stellen: de zeer lage lonen van de bestuurders, de vreselijke arbeidsomstandigheden en de onaanvaardbare rijtijden die een gevaar vormen voor de veiligheid van iedereen. Het is niet overdreven om van vervoersslaven te spreken.
Dus ja, er moet een maximale heffing worden ingesteld ter bevordering van korte trajecten, gecombineerd weg-railvervoer, zeevervoer en binnenvaart, en er moet in de hele Unie en haar omgeving worden gestreefd naar optimale sociale voorwaarden. Het is echter belangrijk dat er sprake is van een intelligente heffing, zodat het niet de kleine en middelgrote vervoersondernemingen, de bestuurders en nog minder de consumenten zijn die ervoor opdraaien, maar de grote bevrachters en grote klanten, zoals grootwinkelbedrijven.
Siim Kallas, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de geachte afgevaardigden van harte bedanken voor hun opmerkingen en ik wil ook zelf graag enkele opmerkingen maken.
Op de eerste plaats is het Eurovignet geen Europese belasting. Dit moet heel goed duidelijk worden gemaakt. In die zin is het een slechte naam. Dit is juist een richtlijn die nationale heffingen beperkt en reguleert. We hebben 22 landen met verschillende tolsystemen en heffingen voor verschillende typen voertuigen – vrachtvoertuigen en personenauto's. Alle gebruikers uit verschillende landen betalen deze tolheffingen, als zij op dit netwerk verschijnen.
Op de tweede plaats vraag ik u het compromis te accepteren. Dit is veel groter en ingewikkelder dan het lijkt. Hier zitten twee fundamentele, doorlopende gevechten achter.
Het eerste is een principieel gevecht: wie moet er betalen voor het gebruik van infrastructuurvoorzieningen, en waarvoor moeten ze precies betalen? Het gaat dus in de juiste richting. De beginselen ‘de gebruiker betaalt’ en ‘de vervuiler betaalt’ zullen onvermijdelijk toegepast blijven worden. Dit is de richting waarin de zaken gaan.
Het tweede gevecht is veel chronischer en groter. Het is een conflict met aan de ene kant de landen met veel transitoverkeer, die natuurlijk meer flexibiliteit willen om problemen met hun infrastructuur aan te pakken en de lasten voor het gebruik van de infrastructuur natuurlijk willen verdelen tussen hun belastingbetalers en alle gebruikers – ik benadruk hier alle gebruikers: er mag niet worden gediscrimineerd.
Natuurlijk is er ook een groep landen die er fel op tegen is. Dit was ook heel duidelijk merkbaar in het debat hier. Ik moet u eraan herinneren dat de Raad op 15 oktober overeenstemming heeft bereikt over het politieke compromis. Het scheelde maar een haartje of er was een blokkerende minderheid geweest, en het gevecht gaat nu hier verder.
De heer El Khadraoui heeft geweldig werk verricht om tot een goed compromis te komen en een goed voorstel op te stellen voor dit compromis. Ik vraag u oprecht om dit compromis te steunen. Het blijkt veel details te bevatten die in verschillende delen en voor verschillende mensen niet bevredigend zijn, maar het is echt een grote stap. Er wordt al jaren over deze kwestie gesproken. Nu zetten we een stap voorwaarts.
Enikő Győri, fungerend voorzitter van de Raad. – (HU) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, allereerst wil ik u bedanken voor dit waardevolle debat, waarbij heel wat voor- en tegenargumenten zijn ingebracht. Zoals de commissaris al heeft gezegd, blijkt ook daaruit dat er een compromis tot stand is gekomen, weliswaar ten koste van grote moeilijkheden, problemen en strubbelingen, maar ik ben ervan overtuigd dat dit een Europees succes is, zoals de heer Leichtfried al heeft gezegd. Ik dank u ook hartelijk voor de erkenning die u aan het Hongaarse voorzitterschap heeft betuigd.
Ook dit compromis is het resultaat van moeizaam schipperen. We hebben een evenwicht moeten vinden tussen milieubehoud en economische duurzaamheid. Ik verwerp het standpunt dat milieubescherming niet belangrijk is geweest voor de Raad. Was ze niet belangrijk geweest, dan zou deze richtlijn niet bestaan. We hebben tevens een evenwicht moeten vinden - en dat zou ik ook tegen de heer De Grandes Pascual willen zeggen - tussen centrum en periferie. Er zijn in de Raad inderdaad verhitte discussies gevoerd over de beste manieren om te voorkomen dat de landen van de periferie zich buitengesloten voelen, en uiteindelijk is er een gekwalificeerde meerderheid in de Raad gevormd, en naar ik hoop - en ik geloof dat dat ook uit het debat is gebleken - ook in het Parlement.
We zouden kunnen zeggen dat dit slechts een druppel in de zee is, maar ik ben van mening - en ik ben blij dat dit bij het debat door velen is erkend - dat we een uitermate belangrijke eerste stap hebben gezet op weg naar internalisering van de kosten en herinvestering van de inkomsten in de sector, zelfs als dit - net als elk ander compromis - niet het meest perfect is, en ik weet zeker dat we in de komende jaren verdere stappen zullen kunnen nemen.
Ik zou drie specifieke zaken willen vermelden waarop een aantal vragen was gericht. De eerste betreft het gebruik van de inkomsten, en ik zou willen terugkomen op de opmerkingen van de heer Sterckx. De overeenkomst bevat juist met betrekking tot het gebruik van de inkomsten een gedetailleerde aanbeveling voor lidstaten, en stelt onder andere dat minstens 15 procent van de gegenereerde inkomsten - en dit benadruk ik voor mevrouw Meissner - aan de financiering van trans-Europese vervoersprojecten moet worden besteed. Ik wil er ook aan toevoegen dat dit het resultaat van een aanvaardbaar compromis is, en, zoals ook door de heer Dirk Sterckx is aangegeven, een goede en juiste, zij het misschien nog maar eerste stap in de juiste richting.
De tweede specifieke vraag werd eveneens door de heer Sterckx gesteld en betreft de opname van de kosten van files en congestie. Welnu, de overeenkomst die met het Europees Parlement is bereikt strekt zich ook tot deze problematiek uit, aangezien ze de lidstaten ruimte laat om tolheffingen volgens plaats en tijd te variëren. Zoals u allemaal weet, krijgen lidstaten de mogelijkheid om tijdens de piekuren hogere infrastructuurheffingen toe te passen. Deze ruimere differentiëring van de infrastructuurheffingen biedt ons een alternatief voor de bestrijding van congestie, en zelfs als alleen luchtverontreiniging en geluidhinder in aanmerking worden genomen bij de berekening van de externe kosten, kan het in de richtlijn ingevoerde differentiatiemechanisme nog altijd een doeltreffende bijdrage leveren aan vermindering van de files die kenmerkend zijn voor Europese wegen.
Tot slot wil ik graag uw derde vraag beantwoorden, in het bijzonder de vraag van mevrouw Lichtenberger betreffende de externe kosten. Zoals u weet, heeft de Raad al op 14 februari jongstleden zijn standpunt in eerste lezing aangenomen, en vervolgens hebben we op verzoek van het Parlement een bepaling in de richtlijn opgenomen om een politiek signaal naar burgers te sturen met betrekking tot de milieukenmerken van zware vrachtvoertuigen. Daarom hebben we voorzien in de mogelijkheid om in het geval van EURO 0-, 1-, 2- en 3-voertuigen een heffing voor externe kosten toe te voegen aan de toeslag die in bergachtige gebieden wordt toegepast. Aangezien EURO 3-voertuigen minder vervuilend zijn dan de andere meest vervuilende voertuigen in de EURO-emissieklassen, is het systeem voor dubbele kostenaanrekening voor hen pas met ingang van een later tijdstip van toepassing, maar voor de rest reeds met ingang van de inwerkingtreding van de richtlijn. Bovendien voorziet de met het Europees Parlement bereikte overeenkomst ook in prikkels ten aanzien van de minst vervuilende voertuigen, dat wil zeggen EURO 5- en 6-voertuigen, ter bevordering van de vernieuwing van het voertuigenpark.
Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, vandaag is uit ons debat duidelijk naar voren gekomen dat we met de Eurovignetrichtlijn een heel belangrijke stap vooruit hebben gezet ten behoeve van de vervoersector. Het specifieke voorstel betreffende zware vrachtvoertuigen is niet alleen op zich belangrijk, maar heeft ook een symbolische betekenis. Voor het eerst - en ik ben blij dat u dat in uw bijdragen heeft bevestigd - wordt het beginsel 'de vervuiler betaalt' toegepast, en dat brengt een lang denk- en implementatieproces op gang dat tot internalisering van de externe kosten van alle vervoerswijzen leidt.
Mijnheer de Voorzitter, het doet het Hongaarse voorzitterschap groot genoegen dat deze overeenkomst met het Europees Parlement tot stand is gekomen, en ik weet zeker dat de nu besproken maatregel die nog door het Parlement moet worden goedgekeurd kan leiden tot een toename van de economische efficiëntie en tot een afname van de negatieve gevolgen voor het milieu in de vervoersector, en dat burgers van de Europese Unie daarom de winnaars van deze richtlijn zullen zijn.
Saïd El Khadraoui, rapporteur. − Voorzitter, ik bedank iedereen voor de steunbetuigingen en de commentaren, ook de tegenstanders trouwens. De transportsector is belangrijk voor onze economie. Hij veroorzaakt echter ook kosten, kosten aan infrastructuur, maar ook andere kosten zoals fijn stof in de lucht, lawaai, files, enzovoort.
Met deze herziene richtlijn scheppen we eindelijk een Europees kader dat de lidstaten de mogelijkheid geeft om die kosten voor een stuk te laten terugbetalen door diegene die ze ook heeft veroorzaakt. Tegelijk kunnen de lidstaten hiermee ook middelen generen om te herinvesteren in het transportsysteem om het duurzamer te maken opdat die externe kosten ook daadwerkelijk verminderen. Zo kunnen ze de leefbaarheid van onze samenleving verbeteren, de efficiëntie in de sector vergroten en ook bijdragen tot een meer gelijk speelveld tussen de transportmodi, om op die manier ook spoor en binnenvaart extra kansen te geven.
Ik heb al benadrukt in mijn inleiding hoe moeilijk het was om dit te bereiken. De Commissie streeft trouwens in haar Witboek naar een verplichte internalisering van externe kosten tegen 2020. Dat belooft hevige discussies de komende jaren.
In afwachting daarvan hoop ik ten eerste dat er voldoende steun komt vanuit deze plenaire zodat we vooruit kunnen en we kunnen aantonen dat Europa ook beslissingen kan nemen die goed zijn voor onze burgers. Ten tweede hoop ik dat een aantal landen nu echt werk maken van de toepassing van de nieuwe mogelijkheden en met goede resultaten ook andere landen over de streep kunnen trekken. Op die manier kunnen we een breder draagvlak tot stand brengen om ook verder te gaan. De Europese Commissie heeft alvast in deze richtlijn heel veel huiswerk meegekregen om te onderzoeken. De komende jaren moet onderzocht worden of we niet andere externe kosten moeten internaliseren, of we het niet verplicht moeten maken, of niet andere soorten voertuigen moeten worden opgenomen. Dat is iets voor de komende jaren. Eerst deze eerste stap vooruit.
De Voorzitter. - Het debat is gesloten.
De stemming vindt vandaag om 12.00 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz (PPE), schriftelijk. – (PL) Ik denk dat het zeer belangrijk is om de werkzaamheden in verband met de richtlijn betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen – kortweg de Eurovignetrichtlijn – vandaag in tweede lezing af te ronden. De belangrijkste kwestie, die tevens aan de basis ligt van dit document, is de bepaling aangaande het 'de vervuiler betaalt'-beginsel. Dit houdt in dat zware vrachtvoertuigen die meer vervuiling en lawaai veroorzaken dan vrachtvoertuigen die zijn uitgerust met motoren die aan de Euro 5- en 6-normen voldoen, een heffing zullen moeten betalen voor het gebruik van de weginfrastructuur. Daarnaast is in de mogelijkheid voorzien om de heffingen in zekere mate te laten afhangen van de intensiteit van het verkeer (congestie) tijdens de piekuren, zij het gedurende maximaal vijf uur per dag. Mijns inziens zal deze oplossing een doeltreffende stimulans zijn om het gebruik van bepaalde trajecten tijdens piekuren te ontmoedigen. Daarenboven zullen de lidstaten zelf kunnen bepalen waarvoor de door de heffing gegenereerde opbrengsten worden gebruikt, op voorwaarde dat ten minste 15 procent van de opbrengsten wordt besteed aan de financiële ondersteuning van TEN-T-projecten ter verbetering van de duurzaamheid van het vervoer.
Vilja Savisaar-Toomast (ALDE), schriftelijk. – (ET) Ik ben dolblij dat de Eurovignet-richtlijn eindelijk door de tweede lezing heen is. In dit verslag wordt de cruciale formule 'de vervuiler betaalt' geïntroduceerd, wat inhoudt dat we door de wijziging van de regels inzake wegvervoerheffingen de reële kosten van luchtvervuiling en lawaaioverlast door vrachtwagens kunnen optellen bij de belastingen en heffingen die worden toegepast op het weggebruik door zware vrachtwagens. Daarnaast wordt in de richtlijn bepaald dat de op die manier geheven bedragen moeten worden gebruikt om doeltreffende en milieuvriendelijke vervoersystemen te financieren. Hierbij moet 15 procent van de heffingen worden geïnvesteerd in pan-Europese vervoersnetwerken: niet alleen in wegvervoer, maar ook in spoorwegen en de binnenvaart.
De richtlijn zal van toepassing zijn op alle voertuigen met een gewicht van meer dan 3,5 ton, maar ik vind dat deze bepaling te ver gaat, aangezien dergelijke voertuigen vooral in het kader van regionaal vervoer worden ingezet, dat niet op Europees niveau behoort te worden gereglementeerd. Tegelijkertijd hebben de lidstaten de mogelijkheid om voertuigen met een gewicht van minder dan 12 ton vrij te stellen van de heffingen. Ik hoop dat Estland van deze optie gebruik zal maken.
Wat Estland betreft, verwacht ik dat deze richtlijn een eind zal maken aan de huidige situatie, waarin onze vrachtwagens tol moeten betalen in andere landen, terwijl voertuigen uit andere landen niet hoeven te betalen voor het gebruik van onze wegen. Ik hoop dat de regering deze ongelijke behandeling uit de wereld zal helpen en voor iedereen gelijke voorwaarden zal scheppen. De richtlijn biedt ook een stimulans voor de vernieuwing van het wagenpark: hoe nieuwe en schoner het voertuig, des te minder belasting hoeft ervoor te worden betaald. Hiervoor zijn grote investeringen door de vervoerbedrijven nodig, die relatief snel baten opleveren, zowel in termen van lagere tolheffingen als in termen van lager brandstofverbruik.
Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk. – (FR) De herziening van de Eurovignet-richtlijn is van cruciaal belang om de vervuilingskosten die door het wegvervoer worden gegenereerd, beter te integreren, iets wat van nu af aan mogelijk wordt, aangezien de lidstaten rekening mogen houden met luchtverontreiniging en geluidhinder, evenals met congestie van bepaalde wegen, bij het vaststellen van toltarieven voor zware vrachtvoertuigen.
In regio's als de mijne, waar internationale vrachtvoertuigen de Alpenwegen verstoppen, is dit een maatregel waar lang naar werd uitgezien.
Deze herziening is ook een eerste stap op weg naar het opnieuw instellen van een eerlijke concurrentie tussen de Europese wegvervoerders, aangezien sommige lidstaten, zoals Frankrijk en Duitsland, het 'de vervuiler betaalt'-beginsel al toepassen en willen dat de EU dit naar alle andere lidstaten uitbreidt.
Waar het nu op aankomt, is dat de opbrengsten van het eurovignet daadwerkelijk naar projecten gaan die gericht zijn op het verbeteren van de infrastructuur, het terugdringen van verontreiniging en het beschermen van het milieu.
Daarom ben ik ingenomen met de toezegging van de lidstaten om een deel van deze inkomsten te bestemmen voor het trans-Europese vervoersnetwerk, een belangrijk project dat is opgezet om de territoriale cohesie in Europa te waarborgen en om regio's als de Alpen te ontsluiten, waar de infrastructuur ontoereikend is om een modal shift van wegvervoer naar andere vervoerswijzen te bewerkstelligen.
Artur Zasada (PPE), schriftelijk. – (PL) Ik ben er stellig van overtuigd dat de Europese Unie behoefte heeft aan geharmoniseerde richtsnoeren die de lidstaten in staat stellen om heffingen te innen ter compensatie van de externe kosten die door het wegvervoer worden veroorzaakt. We mogen echter niet vergeten dat vervoersondernemingen het zich, zeker in tijden van crisis, niet kunnen veroorloven om hun vloot snel te vernieuwen en om voertuigen aan te kopen die in overeenstemming zijn met de Euro 5- en 6-normen. We mogen vervoerders dus niet straffen voor externe factoren waarop zij geen invloed hebben. Ik vind dat we moeten streven naar een maximale verlenging van de periode waarin aan de schoonste voertuigen voordelen worden toegekend. Vervoersondernemingen die in emissiearme technologieën investeren, moeten erop kunnen rekenen dat hun investeringen gedurende een passende periode worden gewaarborgd, waarbij zij de laagste heffingen betalen of zelfs volledig van betaling worden vrijgesteld.
Tot slot wordt in dit Parlement heel vaak benadrukt dat de mens het allerbelangrijkste is. Laat ons bijgevolg niet uit het oog verliezen dat de vervoersector in de Europese Unie niet alleen synoniem is met geluidsoverlast en CO2-emissies, maar dat deze sector ook en vooral garant staat voor honderdduizenden banen en een belangrijk gedeelte van het bbp in een groot aantal lidstaten vertegenwoordigt.
(Uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen)
8.1. Benoeming van een lid van de Europese Rekenkamer (H.G.Wessberg-SV) (A7-0190/2011 – Inés Ayala Sender) (stemming)
8.2. Verzoek om opheffing van de parlementaire immuniteit van Ágnes Hankiss (A7-0196/2011 - Diana Wallis) (stemming)
8.3. Bewijsstukken inzake de oorsprong van bepaalde textielproducten (A7-0156/2011 - Jan Zahradil) (stemming)
Vóór de stemming
Jan Zahradil, rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, even heel kort, het was mij een eer om rapporteur te zijn, toen we de kans kregen om een stuk wetgeving in te trekken, in plaats van aan te nemen. Dit is een overbodig stuk wetgeving. Ik denk dat het uitstekend past bij onze langetermijndoelstelling betere wetgeving te maken en beter te reguleren, dus ik kan u allen alleen maar aanraden om deze intrekking te steunen. Ik wil u daarvoor bij voorbaat bedanken.
8.4. Deelneming van Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (A7-0186/2011 – Debora Serracchiani) (stemming)
8.5. Uitbreiding van het toepassingsgebied van de verordening betreffende professioneel grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg tussen de lidstaten van de eurozone (A7-0077/2011 - Sophie Auconie) (stemming)
Vóór de stemming
Sophie Auconie, rapporteur. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in mijn hoedanigheid van rapporteur en namens de fracties die het hiermee eens zijn, verzoek ik om uitstel van de stemming over de twee verslagen over het transport van geld. Ik doel op het verslag dat wij nu behandelen en op verslag A7-0076/2011, dat vijf punten verder ter stemming voorligt.
Dit uitstel is gerechtvaardigd om procedurele redenen en heeft tot doel een optimale samenwerking met de Commissie en de Raad te waarborgen. Ik verzoek u daarom allen te stemmen vóór uitstel van de stemming over dit verslag en over het verslag dat vijf punten verder volgt.
De Voorzitter. - Ik zal nu vragen om twee verklaringen. Ik verzoek één persoon die het voorstel wil steunen het woord te voeren. Mevrouw Bowles, het woord is aan u.
Sharon Bowles, voorzitter van de Commissie economische en monetaire zaken. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag duidelijk maken dat de commissie heeft gevraagd de stemming uit te stellen, omdat we slachtoffer zijn van een tekortkoning in de procedure. Een overweging waarover overeenstemming was bereikt in een schriftelijke trialoogprocedure – en waarover daarom geen misverstand kan bestaan – is verwijderd uit de tekst van Coreper (het Comité van permanente vertegenwoordigers). Er is ons ook verteld dat de Juridische Diensten van de Commissie niet zullen instemmen met een tekst die niet volledig in overeenstemming is met de gemeenschappelijke overeenstemming, ook al is de gemeenschappelijke overeenstemming juridisch niet bindend.
We kunnen deze eenzijdige wijziging op geen enkele wijze als een precedent accepteren, en we zullen daarom niet stemmen, zolang deze zaak niet is opgelost. We kunnen niet toestaan dat de interinstitutionele overeenkomsten, de gemeenschappelijke overeenstemmingen of wat dan ook, de macht beperken die door het Verdrag aan dit Parlement is verleend, en daarom kunnen we niet toestaan dat deze tekst verder wordt behandeld. Voordat we verdergaan, moeten we ook duidelijke overeenstemming hebben dat dit niet nog eens mag gebeuren.
Francesco Enrico Speroni (EFD). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik ben niet tegen het voorstel als zodanig, maar aangezien we de ontwerpagenda voor de hele week op maandagmiddag aannemen, vraag ik me af waarom dit voorstel tot uitstel niet gisteren is gedaan, in plaats van nu pas, vlak voor we gaan stemmen.
(Het Parlement willigt het verzoek om uitstel van de stemming over de twee verslagen in)
8.6. Transporttoepassingen van de globale navigatiesatellietsystemen (A7-0084/2011 – Silvia-Adriana Ţicău) (stemming)
8.7. Internationale luchtvaartovereenkomsten in het kader van het Verdrag van Lissabon (A7-0079/2011 – Brian Simpson) (stemming)
8.8. Belasting op zware vrachtvoertuigen (A7-0171/2011 - Saïd El Khadraoui) (stemming)
8.9. Europese economische milieurekeningen (A7-0330/2010 – Jo Leinen) (stemming)
8.10. Zevende kaderprogramma van de Europese Unie voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (A7-0160/2011 - Jean-Pierre Audy) (stemming)
Vóór de stemming over paragraaf 47:
Paweł Robert Kowal (ECR). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb het secretariaat ervan op de hoogte gebracht dat ik een mondeling amendement wil indienen dat tot doel heeft artikel 27 te schrappen, omdat dit artikel onjuiste informatie bevat over een belangrijk wetenschappelijk project, INDECT. Ik zou aan het Parlement willen meedelen dat dit project werd goedgekeurd in het kader van een ethische evaluatie. Aan deze evaluatie, die op 15 maart 2011 in Brussel heeft plaatsgevonden, hebben deskundigen uit Oostenrijk, Frankrijk, Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk meegewerkt. Het resultaat van de ethische audit van het werk dat in het kader van dit project wordt verricht, was positief. Dat is nu ook officieel bevestigd. Er zijn geen problemen vastgesteld in verband met de ethische aspecten van dit project. De Europese Commissie heeft overigens van meet af aan voortdurend toezicht gehouden op de ethische aspecten van het verslag. Dat wil ik met klem benadrukken. Ik zou het Parlement willen vragen om erop toe te zien dat er in ons verslag geen informatie wordt opgenomen die niet met feiten kan worden gestaafd. Het gaat om een zeer belangrijk wetenschappelijk onderzoeksproject dat wordt uitgevoerd door de Academie voor mijnbouw en staalindustrie in Krakau, in samenwerking met een aantal Europese onderzoekscentra en instellingen voor hoger onderwijs.
(Het mondeling amendement wordt verworpen)
De stemmingen worden om 12.15 uur onderbroken wegens een evacuatieoefening.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) De voorgedragen kandidaat beschikt vooral over politieke ervaring. Daarnaast heeft hij ook ervaring op het gebied van auditing en financiën ofschoon die ervaring misschien niet zo groot is als gewenst. Ik heb voor deze kandidaat gestemd maar ik denk dat we ons moeten blijven buigen over de vereiste kwalificaties voor de leden van de Rekenkamer.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb de benoeming van Hans Gustaf Wessberg als lid van de Rekenkamer gesteund, omdat hij meer dan 30 jaar beroepservaring bezit op het gebied van management op hoog niveau zowel in overheidsinstellingen als in particuliere bedrijven in Zweden. Een groot deel van zijn carrière heeft hij besteed aan het verbeteren van de omstandigheden voor particuliere bedrijven in Zweden, als leider van organisaties die de belangen van het bedrijfsleven in het openbare leven behartigen. Hij beschikt ook over ruime ervaring in overheidsdienst, als politicus en als ambtenaar. Hij heeft de functie vervuld van directeur-generaal van het Zweeds registratiebureau voor ondernemingen, een onafhankelijk overheidsbureau, en van staatssecretaris onder verscheidene ministers. Daarom ben ik ervan overtuigd dat hij de vereiste kwaliteiten heeft voor deze functie.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. – (IT) Uit het curriculum vitae dat de heer H.G. Wessberg heeft gepresenteerd omwille van zijn benoeming tot lid van de Rekenkamer, blijkt dat hij beschikt over vaardigheden en ervaring waarmee hij zonder enige twijfel voldoet aan de technische en wetenschappelijke vereisten voor het uitvoeren van deze taak. De betrokkenheid van de heer Wessberg bij de particuliere bedrijfssector maakt dat deze kandidaat uitermate goed in staat zal zijn te zorgen voor evenwicht tussen de EU-regelgeving en de specifieke eisen van zowel de markt als de Europese burgers. Daarom heb ik vóór dit ontwerpbesluit van het Europees Parlement gestemd.
Nessa Childers (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb gestemd voor de voordracht door Zweden van H.G. Wessberg voor benoeming tot lid van de Europese Rekenkamer en ter vervanging van Lars Heikensten. Toen de Commissie begrotingscontrole op 24 mei 2011 de heer Wessberg hoorde, hebben leden van het Europees Parlement zijn eerdere prestaties in zowel de private als publieke sector geprezen. Wanneer hij eenmaal is benoemd, zal H.G. Wessberg dienen tot het einde van het mandaat van Zweden, dat is, tot maart 2012, en hij zou dan opnieuw kunnen worden gekozen voor een termijn van nog eens zes jaar. Ik wens hem veel succes in zijn nieuwe functie.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik wens de heer Wessberg alle succes bij de uitoefening van het belangrijke ambt waarvoor hij is voorgedragen. Ik ben ervan overtuigd dat hij de functie waarin hij nu benoemd is met volledige toewijding en bekwaamheid zal uitoefenen.
Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. − (SK) Zoals verwacht verliep de auditie van de Zweedse kandidaat voor de functie van lid van de Europese Rekenkamer probleemloos. Later bleek dat de kandidaat bij de stemming een lichte meerderheid had behaald. Hij heeft ervaring als minister, evenals werkervaring in de particuliere sector. Hij is ook werkzaam geweest op het gebied van defensie, heeft zich beziggehouden met financiën en begrotingen op een hoog niveau en was voorstander van het Zweedse lidmaatschap van de Europese Unie.
David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb gestemd voor de voordracht door Zweden van H.G. Wessberg voor benoeming tot lid van de Europese Rekenkamer. De heer Wessberg zal Lars Heikensten opvolgen, die is vertrokken om uitvoerend directeur van de Nobelstichting te worden. De heer Wessberg zal zijn taken oppakken na zijn formele benoeming door de Raad van ministers, die is gepland voor vrijdag 10 juni 2011.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De Rekenkamer is een instelling die toezicht uitoefent en de wetmatigheid en regelmatigheid van de ontvangsten en uitgaven van de Europese Unie controleert, evenals het goede financiële beheer. De Rekenkamer werkt op basis van volledige onafhankelijkheid. Tegen die achtergrond moet de benoeming van de leden van de Rekenkamer gestoeld zijn op criteria van bekwaamheid en onafhankelijkheid. De heer Wessberg uit Zweden heeft zijn curriculum vitae ingediend, antwoord gegeven op een lijst met schriftelijke vragen en is gehoord door de Commissie begrotingscontrole. Hij heeft voldoende argumenten aangedragen om zijn benoeming tot lid van de Rekenkamer te rechtvaardigen en erop te kunnen vertrouwen dat hij zijn ambt op een bekwame en onafhankelijke wijze zal uitoefenen.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (EN) Het Europees Parlement,
gezien artikel 286, lid 2, van het WEU-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C7-0103/2011), gezien het feit dat de Commissie begrotingscontrole op haar vergadering van 24 mei 2011 de kandidaat die de Raad heeft voorgedragen voor benoeming tot lid van de Rekenkamer heeft gehoord, gezien artikel 108 van zijn Reglement, gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0190/2011),
overwegende dat H.G. Wessberg voldoet aan de in artikel 286, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gestelde voorwaarden,
brengt positief advies uit over de voordracht van de Raad voor de benoeming van H.G. Wessberg tot lid van de Rekenkamer; verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de Raad en, ter informatie, aan de Rekenkamer, alsmеde aan de overige instellingen van de Europese Unie en de controle-instellingen van de lidstaten.
Ik heb tegen gestemd, omdat ik denk dat het mogelijk is iemand te vinden die, vanuit professioneel gezichtspunt, geschikter is voor de vacante functie.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag gestemd over de voordracht van de heer Wessberg voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer. Alle gegevens die ons zijn voorgelegd in verband met deze voordracht, met inbegrip van de antwoorden op de vragenlijst voor de kandidaat-leden van de Rekenkamer in de bijlage van het verslag, sterken mij in mijn opvatting dat voldaan is aan de voorwaarden in artikel 286, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan de vereiste volledige onafhankelijkheid van de leden van de Rekenkamer. Ik ben dan ook verheugd over de benoeming van de heer Wessberg.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb vóór dit verslag gestemd omdat ik denk dat de Rekenkamer kan profiteren van de ervaring van de heer Wessberg op het gebied van financieel beheer van instellingen. De kandidaat voldoet aan de voorwaarden die worden gesteld in artikel 286, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en uit zijn curriculum vitae blijkt dat hij een aantal hoge posities heeft bekleed op het gebied van financieel beheer en begrotingscontrole, zowel binnen de overheid als binnen het bedrijfsleven. Uit de antwoorden van de kandidaat op de vragen in de vragenlijst blijkt dat hij serieus en zeer gemotiveerd is.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb met genoegen de Zweedse kandidaat voor de Rekenkamer gesteund.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Aangezien de beschuldigingen betrekking hebben op feiten uit het jaar 2004, dat wil zeggen voordat het van smaad verdachte lid in het Europees Parlement werd verkozen, heb ik voor de opheffing van de parlementaire immuniteit van mevrouw Hankiss gestemd.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. – (IT) Ik steun de aanbeveling van de rapporteur om de parlementaire immuniteit van mevrouw Hankiss in dit geval op te heffen. De rechtszaak die tegen haar loopt komt voort uit een voorval dat begin 2004 plaatsvond, toen zij nog geen lid van het Europees Parlement was. Het is daarom duidelijk dat het Reglement inzake parlementaire immuniteit en voorrechten niet kan worden toegepast, en daarom is het opheffen van haar immuniteit in overeenstemming met de regels die gelden voor de institutionele en juridische zaken van dit parlement.
Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. − (SK) Het kantongerecht te Boeda, Boedapest, heeft het Europees Parlement verzocht om de immuniteit van het lid Ágnes Hankiss op te heffen in verband met de hervatting van een strafproces. Ágnes Hankiss is door een particuliere aanklager beschuldigd van het strafbare feit van belediging, om precies te zijn de belediging van de nagedachtenis van een overleden persoon, de vader van de aanklager. Op grond van genoemde feiten en in overeenstemming met het Reglement van de Commissie juridische zaken ben ik van mening dat het gepast is aan te bevelen de parlementaire immuniteit in dit geval op te heffen.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Mevrouw Wallis beweert dat het Europees Parlement altijd dezelfde beginselen hanteert als het om het opheffen van de immuniteit van zijn leden gaat. Dat is een cynische leugen. In een zaak die mijzelf betreft, oordeelde het Hof van Justitie in 2010 dat het Parlement mijn rechten als Europarlementariërs had geschonden – en het heeft ze afgelopen maand opnieuw geschonden, op precies dezelfde gronden!
Haar bewering dat de immuniteit van een Europarlementariër moet worden opgeheven wanneer de opmerking waarvoor hij of zij wordt bekritiseerd niet binnen de reikwijdte van zijn of haar parlementaire activiteiten valt, is vanuit juridisch oogpunt volstrekte onzin. Als dat het geval was geweest, zou gerechtelijk optreden niet mogelijk zijn geweest! Dit is de grondslag van het huidige artikel 8. Artikel 9 is per definitie van toepassing op activiteiten buiten de reikwijdte van dit Parlement! Nu handhaaft het Parlement de immuniteit, of heft het deze op, naar gelang zijn luimen: in het ene geval heft het de immuniteit op vanwege politieke opvattingen, maar in het andere geval behoudt het deze bij een verdenking van belastingontduiking omdat het meent dat er sprake is van fumus persecutionis. Aangezien ik sterker hecht aan de vrijheid van meningsuiting dan aan de pseudodemocraten in dit Parlement, zal ik stelselmatig weigeren de immuniteit van een van mijn medeleden, van welke fractie ook, op te heffen vanwege de mening die hij of zij heeft geuit, hoezeer deze van de mijne moge verschillen.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) De bevoegde commissie beveelt aan de parlementaire immuniteit op te heffen (unaniem), daar het kantongerecht van Boeda, Boedapest, het Europees Parlement heeft verzocht de immuniteit van Ágnes Hankiss, lid van het Europees Parlement, op te heffen in verband met een nieuw strafproces waartoe het hooggerechtshof van de Republiek Hongarije op 12 november 2009 bevel heeft gegeven. Tegen Ágnes Hankiss is door een particulier een klacht ingediend wegens vermeende aantasting van de eer en goede naam in het openbaar (artikel 179 van het Hongaars wetboek van strafrecht) en met name wegens smaad jegens een overledene, te weten de vader van klaagster, uit hoofde van artikel 181 van het Hongaars wetboek van strafrecht, naar aanleiding van een verklaring die zij op 23 januari 2004 in het televisieprogramma ‘Péntek 8 mondatvadász’ had afgelegd. Op 12 november 2009 overwoog het hooggerechtshof dat er inderdaad sprake was van een schending van materiële strafrechtelijke bepalingen en gelastte daarop een nieuw proces voor het kantongerecht van Boeda. Dit proces moest worden gevoerd in het licht van de overwegingen zoals die in het besluit van het hooggerechtshof zijn vermeld. Het nieuwe proces werd op 31 maart 2010 voor het kantongerecht van Boeda geopend. Tegelijkertijd werd dit proces opgeschort omdat Ágnes Hankiss als lid van het Europees Parlement immuniteit geniet. Op 6 juli diende het kantongerecht een verzoek in om haar immuniteit op te heffen.
David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb gestemd voor opheffing van de parlementaire immuniteit van Ágnes Hankiss, die wordt beschuldigd van belediging. De immuniteit van mevrouw Hankiss werd opgeheven omdat de gebeurtenissen in kwestie plaatsvonden in 2004, voordat zij tot lid van het Europees Parlement werd gekozen (in juli 2009), en omdat de zaak geen verband houdt met haar politieke activiteiten als lid van het Europees Parlement.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Parlementaire immuniteit is niet van toepassing op gewone strafzaken. Ágnes Hankiss kan worden berecht zonder dat haar parlementaire activiteiten in het geding komen. Ik heb voor opheffing van haar immuniteit gestemd.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (EN) Aangezien Ágnes Hankiss wordt beschuldigd van belediging ex artikel 181 van het Hongaars wetboek van strafrecht, op grond van een verklaring die zij op 23 januari 2004 tijdens een televisieprogramma heeft afgelegd, heb ik vóór gestemd.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Op de vergadering van 6 september 2010 deelde de Voorzitter overeenkomstig artikel 6, lid 2, van het Reglement mede dat hij op 6 juli 2010 een brief van de rechtbank van Boedapest had ontvangen, waarin werd verzocht om opheffing van de parlementaire immuniteit van mevrouw Hankiss. De Voorzitter verwees dit verzoek overeenkomstig hetzelfde artikel naar de Commissie juridische zaken. In het verslag van de Commissie juridische zaken, dat met eenparigheid van stemmen is goedgekeurd, wordt de conclusie getrokken dat in de onderhavige zaak het betrokken feit geen verband houdt met de politieke activiteiten van mevrouw Hankiss als lid van het Europees Parlement. Het gaat namelijk om een verklaring die in 2004 is afgelegd, lang voordat mevrouw Hankiss tot lid van het Europees Parlement werd verkozen. De rapporteur heeft ook geen aanwijzingen gevonden van fumus persecutionis, dat wil zeggen een voldoende ernstig en precies vermoeden dat de zaak aanhangig is gemaakt met de bedoeling het lid politieke schade toe te brengen. Daarom ben ik het eens met het voorstel van de Commissie juridische zaken en heb ik voor de opheffing van de parlementaire immuniteit van mevrouw Hankiss gestemd.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. – (IT) Op 6 juli 2010 heeft het kantongerecht van Boeda een verzoek ingediend om de immuniteit van Ágnes Hankiss op te heffen in verband met het aanspannen van een nieuw strafproces, zoals in 2009 in een vonnis van het hooggerechtshof van de republiek Hongarije was bevolen. Op 23 januari 2004 werd mevrouw Hankiss, naar aanleiding van een verklaring die zij deed tijdens een televisieprogramma, beschuldigd van vermeende aantasting van de eer en goede naam in het openbaar en met name van smaad jegens een overledene.
De rechtbank van Boedapest heeft op 25 maart 2009 uitspraak gedaan in een beroepszaak en hierbij mevrouw Hankiss vrijgesproken van de beschuldigingen. Op 12 november 2009 heeft het hooggerechtshof van Hongarije de zaak echter terugverwezen naar het kantongerecht van Boeda voor een nieuw proces. Het nieuwe proces werd op 31 maart 2010 gestart en nog dezelfde dag opgeschort omdat mevrouw Hankiss parlementaire immuniteit geniet. Om deze redenen en omdat het betreffende feit geen verband houdt met de politieke activiteiten van Ágnes Hankiss als lid van het Europees Parlement, aangezien het gaat om een verklaring die is gedaan lang voordat zij tot lid van het Europees Parlement werd verkozen, stem ik vóór het opheffen van haar parlementaire immuniteit.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik heb vóór gestemd. De zaak betreft vermeende aantasting van de eer die geen verband houdt met de politieke activiteiten van mevrouw Hankiss als lid van het Europees Parlement, maar met een verklaring die in 2004 is afgelegd, lang voordat zij tot lid van het Europees Parlement werd verkozen. De rapporteur heeft ook geen aanwijzingen gevonden van fumus persecutionis.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd daar ik het eens ben met de doelstellingen van de Commissie de geldende wetgeving te vereenvoudigen met het oog op een beter en duidelijker wetgevingsklimaat voor bedrijven, met name met betrekking tot de vereenvoudiging van de douaneformaliteiten waaraan de importeurs van textielproducten moeten voldoen.
Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. – (IT) Verordening (EG) nr. 1541/98 en Verordening (EEG) nr. 3030/93, die aanvankelijk zijn aangenomen om handelspolitieke maatregelen in de textielindustrie in te voeren, zijn op dit moment verworden tot twee achterhaalde instrumenten die de vrije markt beperken en slecht aansluiten op de wijzigingen in het nieuwe regelgevend kader.
Tot voor kort golden er kwantitatieve beperkingen ten aanzien van de invoer uit landen die lid zijn van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en bijzondere vrijwaringsbepalingen voor textielproducten uit de Volksrepubliek China. Bij het aflopen van de WTO-overeenkomst in 2005, kwamen deze beperkingen te vervallen en in 2008 liepen ook de vrijwaringsbepalingen voor de Volksrepubliek China af. De enige doeltreffende manier om verstoring van de markt te voorkomen en tegelijkertijd door te gaan met het controleren van ingevoerde textielproducten, blijft daarom het onderwerpen van deze textielproducten aan douanecontroles waarvoor een vermelding van het land van oorsprong wordt vereist. Deze vermelding is overigens opgenomen in het voorstel voor een verordening inzake de aanduiding van het land van oorsprong (‘made in’), dat op 21 oktober 2010 werd goedgekeurd door het Parlement. Met dit voorstel wordt een controlemechanisme geïntroduceerd en het voorstel is gericht op het eenvoudiger maken van de geldende wetgeving met het oog op de totstandkoming van een beter en duidelijker wetgevingsklimaat voor bedrijven en ter bescherming van de consument.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb gestemd vóór dit document tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1541/98 van de Raad betreffende de bewijsstukken inzake de oorsprong van bepaalde, in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebrachte textielproducten van afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur en betreffende de voorwaarden waaronder die bewijsstukken kunnen worden aanvaard en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen. De Wereldhandelsorganisatie heeft in 2005 de beperkingen ten aanzien van de invoer uit lidstaten in 2005 ingetrokken, en de Europese Unie moet ook de geldende wetgeving vereenvoudigen met het oog op een beter en duidelijker wetgevingsklimaat voor bedrijven, met name met betrekking tot de vereenvoudiging van de douaneformaliteiten bij invoer van bepaalde, in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebrachte textielproducten. Mijns inziens zullen de minimale wijzigingen de uniformiteit van de regelgeving op het gebied van invoer garanderen en de regelgeving op het gebied van de invoer van textielproducten afstemmen op die van andere industrieproducten, waardoor de algemene samenhang van het wetgevingsklimaat op dit gebied zou moeten verbeteren.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Ik heb voor het verslag van mijnheer Zahradil gestemd omdat ik van mening ben dat Verordening (EG) nr. 1541/98 van de Raad betreffende de bewijsstukken inzake de oorsprong van bepaalde textielproducten overbodig is geworden. Bij de verordening van de Raad van 1998 zijn instrumenten geïntroduceerd om toezicht te houden op de invoer van textielproducten in het kader van de tenuitvoerlegging van de WTO-overeenkomst. Met het verstrijken van de WTO-overeenkomst in 2005 en van de bijzondere vrijwaringsmaatregelen in 2008 is de verordening van de Raad overbodig geworden. De invoerbeperkende maatregelen die bij de verordening waren vastgesteld, kunnen inmiddels met behulp van andere instrumenten worden toegepast.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. – (IT) Hoewel het intrekken van deze verordeningen enerzijds wellicht een positieve en wenselijke stap lijkt vanuit het oogpunt van de vereenvoudiging van wetgeving, zou het anderzijds betekenen dat wij onze textielindustrie de nog steeds waardevolle vormen van bescherming tegen oneerlijke concurrentie van landen zoals China, ontnemen.
De beargumentering van de rapporteur dat toekomstige wetgeving inzake de aanduiding van het land van oorsprong (‘made in’) en nieuwe overeenkomsten met de Wereldhandelsorganisatie op korte termijn voldoende uitkomst zullen bieden om onze industrie te beschermen, lijkt niet op te gaan: wij wachten inzake ‘made in’ nog steeds op een antwoord van de Raad, die niet van plan lijkt te zijn om goedkeuring te verlenen aan wetgeving die het afgelopen najaar met een overgrote meerderheid van stemmen in het Parlement is goedgekeurd. Het lijkt zonder twijfel verstandiger om te wachten tot er een duidelijk regelgevend kader is waarmee in de toekomst de invoer van bepaalde textielproducten uit Azië kan worden geregeld, alvorens over te gaan tot het intrekken van de oude wetgeving. Ik heb daarom tegen het verslag gestemd.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb vóór dit verslag gestemd, daar het als grondliggende doelstelling de huidige EU-regeling wil intrekken dat bijkomende eisen stelt om de oorsprong van in de EU in te voeren textielproducten te vermelden en zo de geldende wetgeving te vereenvoudigen en een beter en duidelijker wetgevingsklimaat voor bedrijven te creëren. Voordat de Wereldhandelsorganisatie (WHO) in 2008 de beperkingen voor de invoer van textielproducten uit China introk, had de EU echt een juridisch instrument nodig waarmee ze de handel met derde landen kon regelen en zo de EU-binnenmarkt en haar producenten kon beschermen. Dergelijke ingewikkelde administratieve procedures zijn tegenwoordig echter buiten proportie, daar een andere EU-reglement stelt dat in douanedocumenten het oorsprongsland van een product moet worden vermeld vooraleer het vrij op de EU-markt mag circuleren, en door een verhoging van de beschikbare informatie voor consumenten wordt ook de consumentenbescherming in de EU versterkt.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik stem in met de intrekking van Verordening (EG) nr. 1541/98 van de Raad betreffende de bewijsstukken inzake de oorsprong van textielproducten, daar ik van mening ben dat met het oog op een duidelijker wetgevingskader voor bedrijven inspanningen vereist zijn om de geldende wetgeving te vereenvoudigen. Ik moet er evenwel aan toevoegen dat ik het belangrijk vind alternatieve controlemechanismen voor de invoer van die producten in de EU te handhaven teneinde te voorkomen dat door stijging van de invoer de markt wordt verstoord.
Mário David (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben van nature voor maatregelen die leiden tot minder bureaucratie en voor vereenvoudiging van administratieve regels. Als het gaat om het rechtzetten van een anachronistische situatie ben ik nog enthousiaster! En hier gaat het om zo’n situatie. Onnodige administratieve lasten, zoals het presenteren van bewijsstukken inzake de oorsprong van bepaalde textielproducten in geval er geen kwantitatieve beperkingen bestaan voor de invoer van die producten in de Europese ruimte of in geval er een invoervergunning moet worden voorgelegd, leidt alleen maar tot meer zand in het raderwerk van de internationale handel dat we juist gesmeerd willen laten lopen. Dit gezegd zijnde wil ik ingaan op een zaak die niet direct met deze maatregel is verbonden. Het is volgens mij belangrijk dat de status-quo van de huidige regels van de Wereldhandelsorganisatie wordt gehandhaafd. Ik doel dan in het bijzonder op de mondiale markt voor textiel en kleding en de wijziging van de regels voor de invoer van textiel en kleding in de Europese Unie op een moment dat de economie in verscheidene lidstaten sterk krimpt.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, daar ik van mening ben dat het voorstel van de Europese Commissie een bijdrage levert aan het reduceren van buitensporige bijkomende administratieve lasten en kosten voor bedrijven door het versterken van de uniformiteit van de regelgeving voor de invoer van bepaalde textielproducten.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Met de intrekking van Verordening (EG) nr. 1541/98 van de Raad wordt beoogd de importeurs te ontheffen van de taak bewijsstukken te presenteren voor de oorsprong van bepaalde producten. Daar de producten vrij kunnen worden ingevoerd is het blijkbaar overbodig de oorsprong ervan te controleren, maar er bestaan twijfels of deze vereenvoudigingsmaatregel de juiste is. Ik moet erop wijzen dat het noodzakelijk is de kwaliteit van de in de Europese ruimte verkochte producten te verzekeren en de veiligheid van de gebruikers van die producten te waarborgen. Eerder dan het kennen van de oorsprong van textielproducten van buiten de Unie is het essentieel dat er voldaan wordt aan Europese regelgeving en niet toe te staan dat grondstoffen en verwerkte producten worden ingevoerd en verkocht in de Unie zonder dat ze aan de daarvoor geldende minimumvoorwaarden voldoen. Naast informatie over het soort producten dat gebruikt is bij het vervaardigen van de textielproducten is het mijns inziens nog belangrijker te weten of de producten zijn vervaardigd met inachtneming van de mededingingsregels en de waardigheid en de rechten van de werknemers. Er is namelijk sprake van een toenemende schending van die regels en rechten, wat ontoelaatbare gevolgen heeft voor de desbetreffende werknemers en voor de overlevingskansen van de Europese textielsector, met name in Portugal, die gedwongen is te concurreren met bedrijven die systematisch die regels en rechten schenden.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit verslag betreft een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1541/98 van de Raad betreffende de bewijsstukken inzake de oorsprong van bepaalde textielproducten en betreffende de voorwaarden waaronder die bewijsstukken kunnen worden aanvaard en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen. Deze wijzigingen in de wetgeving maken het mogelijk betere maatregelen te nemen op het vlak van het handelsbeleid, met name na de stijging van de invoer van producten uit de Volksrepubliek China, door controle-instrumenten in te voeren voor de invoer van textielproducten uit derde landen. Ik heb vóór dit verslag gestemd daar met dit voorstel de informatie voor de consument aanzienlijk wordt verbeterd. Voortaan kunnen alle burgers van de lidstaten een bewuste en verantwoorde keuze maken en kunnen ze producten kopen die “made in EU” zijn.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Met dit verslag wordt het voorstel van de Commissie goedgekeurd. Het voorstel beoogt de douaneformaliteiten bij de invoer van bepaalde, in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebrachte textielproducten te vereenvoudigen. Met het oog daarop wordt voorgesteld het rechtsinstrument betreffende de voorwaarden waarop oorsprongsbewijzen voor bepaalde textielproducten uit derde landen kunnen worden aanvaard in te trekken. De lijst van producten waarvoor dit voorstel geldt is zeer lang en omvat onder meer: zijde; wol; katoen; andere plantaardige textielvezels; synthetische filamenten; vilt en gebonden textielvlies; tapijten; speciale weefsels; kant; tapisserieën; borduurwerk; brei- en haakwerk aan het stuk; en kleding en kledingtoebehoren. In landen als Portugal zijn de gevolgen van de liberalisering van de internationale textielhandel door de afschaffing van de kwantitatieve invoerbeperkingen en de speciale vrijwaringsmaatregelen maar al te bekend.
Dit voorstel heeft evenals de voorgaande maatregelen tot doel het leven van de grote Europese importeurs nog gemakkelijker te maken. Die grote importeurs hebben het meeste baat bij dit voorstel en krijgen op deze wijze tegen geringe kosten toegang tot grondstoffen en eindproducten ten koste van de nationale textielindustrieën en duizenden arbeidsplaatsen. Een oude eis van de sector en de consumenten, die meerdere keren in resoluties van dit Parlement is geformuleerd (de laatste keer in 2010), is weer op de lange baan geschoven: het vermelden van het land van oorsprong en het beschikbaarstellen van informatie over de oorsprong van de verschillende producten.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Met dit verslag wordt het voorstel van de Europese Commissie goedgekeurd. Het voorstel beoogt de douaneformaliteiten bij de invoer van bepaalde, in de Europese Unie in het vrije verkeer gebrachte textielproducten te vereenvoudigen.
Met het oog daarop wordt voorgesteld het rechtsinstrument betreffende de voorwaarden waarop oorsprongsbewijzen voor bepaalde textielproducten uit derde landen kunnen worden aanvaard in te trekken. De lijst van producten waarvoor dit voorstel geldt is zeer lang en omvat onder meer: zijde; wol; katoen; andere plantaardige textielvezels; synthetische filamenten; vilt en gebonden textielvlies; tapijten; speciale weefsels; kant; tapisserieën; borduurwerk; brei- en haakwerk aan het stuk; kleding en kledingtoebehoren.
In landen als Portugal zijn de gevolgen van de liberalisering van de internationale textielhandel door de afschaffing van de kwantitatieve invoerbeperkingen en de speciale vrijwaringsmaatregelen maar al te bekend.
Dit voorstel heeft evenals de voorgaande maatregelen tot doel het leven van de grote Europese importeurs nog gemakkelijker te maken. Die grote importeurs hebben het meeste baat bij dit voorstel en krijgen op deze wijze tegen geringe kosten toegang tot grondstoffen en eindproducten ten koste van de nationale textielindustrieën en duizenden arbeidsplaatsen.
Een oude eis van de sector en de consumenten, die meerdere keren in resoluties van dit Parlement is geformuleerd (de laatste keer in 2010), is weer op de lange baan geschoven: het vermelden van het land van oorsprong en het beschikbaarstellen van informatie over de oorsprong van de verschillende producten. Wij betreuren dat.
Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. − (SK) De Commissie stelt zich onder meer tot doel de uniformiteit van de regelgeving op het gebied van de invoer te versterken door de regelgeving op het gebied van de invoer van textielproducten af te stemmen op die van andere industrieproducten, waardoor de algemene samenhang van het wetgevingsklimaat op dit gebied zou moeten verbeteren. Het rechtsinstrument dat moet worden ingetrokken heeft betrekking op de voorwaarden waarop oorsprongsbewijzen kunnen worden aanvaard voor bepaalde textielproducten uit derde landen. Ik ben van mening dat ons doel zou moeten zijn handelsmaatregelen te nemen die helpen verstoring van de markt te voorkomen als gevolg van de sterke groei van de import uit derde landen, zoals China.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik steun dit document daar het voorstel van de Commissie om Verordening (EG) nr. 1541/98http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?type=REPORT&reference=A7-2011-0156&language=NL" \l "_part2_def1" van de Raad in te trekken en Verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad te wijzigen, wordt ingegeven door de beleidsdoelstelling van de Europese Unie om de geldende wetgeving te vereenvoudigen met het oog op een beter en duidelijker wetgevingsklimaat voor bedrijven, met name met betrekking tot de vereenvoudiging van de douaneformaliteiten bij invoer van bepaalde, in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebrachte textielproducten van afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur. Bovendien is het doel van de Commissie om de uniformiteit van de regelgeving op het gebied van invoer te versterken door de regelgeving op het gebied van de invoer van textielproducten af te stemmen op die van andere industrieproducten, waardoor de algemene samenhang van het wetgevingsklimaat op dit gebied zou moeten verbeteren. Volgens de Commissie kunnen de zeer beperkte handelspolitieke maatregelen van de Unie in de textielsector worden beheerd zonder de buitensporige last van het overleggen van oorsprongsbewijzen voor alle ingevoerde producten. Dit draagt er ook toe bij dat wordt voorkomen dat de markt wordt verstoord door een stijging van de invoer van bepaalde textielproducten op de EU-markt, als de toegestane quota niet worden gerespecteerd.
David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, dat is ingegeven door de beleidsdoelstelling van de Europese Unie om de geldende wetgeving te vereenvoudigen met het oog op een beter en duidelijker wetgevingsklimaat voor bedrijven, met name met betrekking tot de vereenvoudiging van de douaneformaliteiten bij invoer van bepaalde, in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebrachte textielproducten.
Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. – (IT) Met het oog op de beleidsdoelstelling van de EU om de geldende wetgeving te vereenvoudigen, hebben wij dit verslag van harte gesteund. Wij proberen een beter en duidelijker wetgevingsklimaat voor bedrijven te creëren. Europese handelspolitieke maatregelen in de textielsector kunnen worden beheerd zonder de buitensporige last van het overleggen van oorsprongsbewijzen voor alle ingevoerde producten. Om de ingevoerde textielproducten waarvoor nog steeds kwantitatieve beperkingen gelden en die afkomstig zijn uit landen die nog geen lid zijn van de Wereldhandelsorganisatie, te blijven controleren, zal de EU een systeem van invoervergunningen hanteren. Tegelijkertijd zal ten aanzien van de productcategorieën die onder afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur vallen en waarvoor geen kwantitatieve beperkingen gelden en die worden vrijgegeven voor het vrije verkeer in de EU, een systeem van statistische controle ex post worden toegepast om hun impact op de EU-markt nauwlettend te volgen. Wij willen erop wijzen dat, naast de bovengenoemde controlemechanismen voor de invoer, het sinds 2010 verplicht is het land van oorsprong van bepaalde producten uit derde landen te vermelden ten behoeve van het beter informeren van consumenten over de herkomst van ingevoerde producten. Wij zouden ons nu moeten bezighouden met het versterken van de uniformiteit van de regelgeving op het gebied van invoer, door de regelgeving op het gebied van de invoer van textielproducten af te stemmen op die van andere industrieproducten, waardoor de algemene samenhang van het wetgevingsklimaat op dit gebied zou moeten verbeteren.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb mijn stem uitgebracht in de overtuiging dat de vermelding “made in” essentieel is voor de transparantie van de markten en de vereiste informatie voor de consumenten over de oorsprong van de producten die zij verbruiken. De economie van de Gemeenschap dient versterkt te worden door de concurrentiepositie van de EU in de mondiale economie te verbeteren. We zullen er alleen in slagen eerlijke mededinging te realiseren indien de concurrentie gestoeld is op duidelijke regels voor producenten, exporteurs en importeurs. Daarbij moet ook gelet worden op gemeenschappelijke uitgangspunten op sociaal en milieuvlak. Het doel van dit voorstel is de codificatie van reeds bestaande wetgeving inzake aanduidingen en merken waardoor het mogelijk is de partij te bepalen waartoe een voedingsmiddel behoort. Het valt evenwel te betreuren dat het nog niet mogelijk is het traject van het product vanaf de oorsprong te volgen.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (EN) Aangezien het verslag gaat over een voorstel van de Commissie om de geldende wetgeving te vereenvoudigen met het oog op een beter en duidelijker wetgevingsklimaat voor bedrijven, met name met betrekking tot de vereenvoudiging van de douaneformaliteiten bij invoer van bepaalde textielproducten, heb ik vóór gestemd.
Claudio Morganti (EFD), schriftelijk. – (IT) Ik heb tegen dit verslag gestemd, omdat het gebaseerd is op ongegronde vooronderstellingen en onduidelijke aannamen over de toekomst.
Enerzijds wordt beweerd dat de bewijsstukken inzake de oorsprong zinloos zijn, aangezien in het verslag wordt gesteld dat de Europese Unie zichzelf kan beschermen op basis van een systeem van statistische controle ex post. In het verslag wordt echter niet gerept over het feit dat bijvoorbeeld het ‘bijgewerkte communautair douanewetboek’ nog lang niet volledig bruikbaar is en dat het nog steeds duidelijke tekortkomingen kent, met name wat betreft de volledige en noodzakelijke automatisering van het systeem.
Tegelijkertijd wordt in het verslag uitdrukkelijk gesteld dat de tenuitvoerlegging van het verslag-Muscardini betreffende de aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten uit derde landen, dat wij overigens van harte hebben gesteund, zal helpen om de oorsprongsaanduiding te beschermen. Ik ben blij dat de rapporteur zo zeker is van zijn zaak, maar op dit moment bestaat de verordening betreffende de aanduiding van het land van oorsprong nog niet en weten we nog niet of, wanneer en hoe deze verordening zal worden aangenomen.
In wezen denk ik dus dat dit verslag een gevaarlijke sprong in het duister is, met, zoals gewoonlijk, ernstige gevolgen voor de textielindustrie, die door de Europese Unie aanhoudend lastig gevallen wordt, zonder dat iemand zich daar iets van aantrekt.
Cristiana Muscardini (PPE), schriftelijk. – (IT) De goedkeuring van het voorstel van de heer Zahradil heeft opnieuw het debat aangewakkerd over het belang van de aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten uit derde landen als maatregel om handelsbeleid in te voeren waarmee marktverstoringen die het gevolg zijn van een toename van de invoer uit het buitenland, kunnen worden voorkomen, en om de ingewikkelde situatie op het gebied van wetgeving, die op dit moment de ontwikkeling van kmo’s in de weg staat, op te lossen.
Ik ben daarom voorstander van een verordening waarmee de regelgeving op het gebied van de invoer van textielproducten in Europa wordt geüniformeerd door deze af te stemmen op die van andere industrieproducten. We mogen echter niet vergeten dat de Europese Unie, ook al proberen we de impact op de EU-markt van de invoer uit derde landen nauwlettend te volgen met behulp van ex ante en ex post controlesystemen, nog niet in staat is geweest een controlesysteem in te voeren dat gebaseerd is op eerlijke en belangrijke informatie voor consumenten, zoals de aanduiding van het land van oorsprong. Ik hoop dat ook de Raad spoedig een positief oordeel zal vellen over de besluitvaardige stappen die dit parlement heeft gezet richting het waarborgen van traceerbaarheid en adequate informatie op producten. Deze maatregelen zullen ervoor zorgen dat burgers beschikken over juiste en betrouwbare informatie over de producten op de markt en dat zij het unieke karakter van Europees fabricaat naar waarde weten te schatten.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1541/98 van de Raad betreffende de bewijsstukken inzake de oorsprong van bepaalde, in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebrachte textielproducten van afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur en betreffende de voorwaarden waaronder die bewijsstukken kunnen worden aanvaard en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen. Ik heb mijn stem met de nodige reserves uitgebracht Toch heb ik voorgestemd daar het voorstel over het geheel genomen positief is en ik het eens ben met de beleidsdoelstelling van de Europese Unie om de geldende wetgeving te vereenvoudigen met het oog op een beter en duidelijker wetgevingsklimaat voor bedrijven, met name met betrekking tot de vereenvoudiging van douaneformaliteiten bij de invoer van bepaalde, in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebrachte textielproducten. Bovendien heeft het voorstel tot doel de uniformiteit van de regelgeving op het gebied van invoer te versterken door de regels voor textielproducten af te stemmen op die van industrieproducten, waardoor de algemene samenhang van het wetgevingskader beter zou moeten worden.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. – (IT) Het voorstel van de Commissie om Verordening (EG) nr. 1541/98 van de Raad betreffende de bewijsstukken inzake de oorsprong van bepaalde textielproducten, in te trekken en Verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen, te wijzigen, heeft als doel de geldende wetgeving te vereenvoudigen met het oog op een beter en duidelijker wetgevingsklimaat voor bedrijven, met name met betrekking tot de vereenvoudiging van de douaneformaliteiten bij invoer van bepaalde, in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebrachte textielproducten.
De verplichting om oorsprongsbewijzen voor textielproducten te overleggen werd ingevoerd om te waarborgen dat de invoerbeperkingen op een juiste wijze werden nageleefd en om zodoende marktverstoringen als gevolg van invoer uit de Volksrepubliek China te voorkomen. De Europese Unie heeft in de afgelopen jaren geleidelijk aan minder invoerbeperkende maatregelen voor deze producten getroffen en ook de impact van deze maatregelen is de laatste jaren geleidelijk afgenomen. Feitelijk zijn er bijzondere vrijwaringbepalingen gecreëerd voor de invoer van textielproducten en kleding afkomstig uit de Volksrepubliek China en de kwantitatieve beperkingen ten aanzien van de invoer uit landen die lid zijn van de Wereldhandelsorganisatie zijn komen te vervallen. Om bovenstaande redenen heb ik vóór het verslag gestemd.
Phil Prendergast (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb eerder over dit onderwerp gesproken en ik stem voor dit verslag, want ik vind dat Europese burgers het recht hebben om de samenstelling te kennen van de kleding die zijn kopen. Met deze verordening kunnen consumenten vermijden dat zij producten kopen die niet-textiele onderdelen van dierlijke oorsprong bevatten, om gezondheids-, ethische of andere redenen. Volgens deze verordening zal bijvoorbeeld passementwerk op kragen duidelijk en apart van de rest van het kledingstuk moeten worden geëtiketteerd, zodat consumenten een geïnformeerde keuze kunnen maken over de kledingstukken die zij kopen. Met name mensen die lijden aan een allergie, zullen baat hebben bij dit voorstel, aangezien bont gevaarlijk kan zijn voor hun gezondheid en zij, zonder goede etikettering, zonder het beseffen een product zouden kunnen kopen dat deze stoffen bevat.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Verordening (EG) nr. 1541/98 had tot doel de bewijsstukken te regelen inzake de oorsprong van textielproducten uit derde landen waarvoor kwantitatieve invoerbeperkingen gelden. Door de veranderingen die sinds 1998 zijn opgetreden, met name ten gevolge van de overeenkomst inzake textiel en kleding van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), lijkt het me gerechtvaardigd de regeling voor de genoemde bewijsstukken af te schaffen. Om die reden heb ik mij uitgesproken voor het intrekken van genoemde verordening. Over het algemeen is het doel de verplichtingen bij de invoer van producten in de Europese ruimte te verminderen, zonder uiteindelijk de belangen van de kopers op te offeren. In die zin is het belangrijk alternatieve controlemechanismen voor de invoer van die producten in de EU te handhaven.
Crescenzio Rivellini (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik feliciteer de heer Zahradil met het uitstekende werk dat hij heeft geleverd. De zeer beperkte handelspolitieke maatregelen van de Unie in de textielsector kunnen worden beheerd zonder de buitensporige last van het overleggen van oorsprongsbewijzen voor alle ingevoerde producten. De huidige controlemaatregelen voor de invoer van textielproducten moeten echter van kracht blijven. Om toezicht te blijven houden op de ingevoerde textielproducten waarvoor nog steeds kwantitatieve beperkingen gelden en die afkomstig zijn uit Wit-Rusland en Noord-Korea, die nog geen lid zijn van de WTO, hanteert de EU een systeem van invoervergunningen. Dit helpt marktverstoringen te voorkomen die veroorzaakt worden door een toename van de invoer van bepaalde textielproducten naar de interne markt, die ontstaat als men zich niet houdt aan de toegestane quota.
Bovendien wordt er voor productcategorieën waarvoor geen kwantitatieve beperkingen gelden en die worden vrijgegeven voor het vrije verkeer in de EU, een systeem van statistische controle ex post toegepast om hun impact op de EU-markt nauwlettend te volgen. Verder wil ik eraan herinneren dat het Europees Parlement in 2010 in eerste lezing zijn goedkeuring heeft gehecht aan het verslag van mevrouw Muscardini betreffende de aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten uit derde landen (made in), dat ook betrekking heeft op textielproducten en kleding.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik heb vóór gestemd. In het kader van het streven betere wetgeving te maken, stelt de Commissie voor om een verordening van de Raad uit 1998 in te trekken volgens welke importeurs voor Europese douaneregelingen bewijsstukken inzake de oorsprong van textiel en kleding moeten verstrekken. De verordening had waarde, zolang er kwantitatieve beperkingen bestonden voor textiel en kleding via de multivezelregeling van de Wereldhandelsorganisatie. De regeling liep af in 2005. Eind 2008 waren ook de Overeenkomst inzake textiel en kleding tussen de EU en China en alle andere controlesystemen voor de invoer van textiel en kleding vanuit China afgelopen. Voor ingevoerde textiel en kleding die afkomstig zijn uit Wit-Rusland en Noord-Korea, die nog geen lid zijn van de Wereldhandelsorganisatie, gelden nog kwantitatieve beperkingen. Het systeem van invoervergunningen blijft van kracht om deze invoer te controleren, die echter geen probleem vormt voor het functioneren van de Europese markt.
Dit systeem wordt voldoende geacht. In het algemeen pleit het Parlement voor een nieuwe ‘made in’-etiketteringsregeling, die momenteel, na de afronding van de eerste lezing in 2010, een Schone Slaapster is. Zo'n regeling zou veel betere controlemogelijkheden – en ook consumenteninformatie – bieden dan de oude ‘bewijs van oorsprong’-verordeningen.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik mij kan vinden in de geest ervan: het vereenvoudigen en standaardiseren van de EU-wetgeving inzake de invoer van textielproducten om de handel met derde landen te vergemakkelijken. Ik ben van mening dat de beperkte handelspolitieke maatregelen van de Unie in de textielsector volledig kunnen worden beheerd zonder de buitensporige last van het overleggen van oorsprongsbewijzen voor alle ingevoerde producten. Evenwel wordt de invoer naar de EU al doeltreffend gecontroleerd aan de hand van de invoervergunningen, het systeem van statistische controle ex post en de vereisten aangaande het enig document. Om het plaatje compleet te maken, kijk ik uit naar het moment dat het verslag van mevrouw Muscardini volledig ten uitvoer wordt gelegd, omdat de Europese consumenten hiermee beter geïnformeerd worden over de oorsprong van producten, waaronder textielproducten uit derde landen.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Het rechtsinstrument dat wordt ingetrokken heeft betrekking op de voorwaarden waarop verplichte oorsprongsbewijzen kunnen worden aanvaard voor bepaalde textielproducten uit derde landen waarvoor kwantitatieve beperkingen gelden. De rapporteur deelt het standpunt van de Commissie dat de handelspolitieke maatregelen van de Unie in de textielsector kunnen worden beheerd zonder de buitensporige last van het overleggen van oorsprongsbewijzen voor alle ingevoerde producten. Naar onze mening is het in het belang van de consumenten en van het bedrijfsleven om ervoor te zorgen dat de lasten die aan importeurs van goederen uit derde landen worden opgelegd, ten goede komen aan het controleren en beperken van deze invoer.
Het baart ons vooral zorgen dat we regelgeving intrekken die nuttig is voor de controle aan de grens, terwijl er op dit moment geen vooruitgang wordt geboekt op het gebied van de verordening betreffende oorsprongsetikettering: dit dossier ligt stil in de Commissie omdat de Raad dwarsligt. Ik wijs u er voorts op dat de Raad voor wat betreft de ad hoc textielmaatregel zijn veto heeft uitgesproken over de oorsprongsvermelding, en dat de Raad dat ook probeert te doen met betrekking tot de plicht om de oorsprong van levensmiddelen op het etiket te vermelden.
Wij hebben tegen het verslag gestemd.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. – (EN) Dit voorstel van de Commissie vereenvoudigt de geldende wetgeving inzake het overleggen van oorsprongsbewijzen voor bepaalde textielproducten.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. − (PT) In 1998 heeft de Europese Unie importeurs verplicht bewijsstukken voor te leggen inzake de oorsprong van in derde landen geproduceerde producten van afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur, zoals genoemd in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad. Ik wil erop wijzen dat in 2005 de kwantitatieve beperkingen ten aanzien van de invoer van textiel en kleding uit landen die lid zijn van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) zijn vervallen en dat eind 2008 de bepalingen voor dezelfde producten uit de Volksrepubliek China zijn afgelopen.
Daarom heb ik voor dit verslag gestemd omdat ik het een positieve zaak vind een duidelijker en eenvoudiger wetgevingsklimaat te creëren voor Europese bedrijven die textielproducten en schoeisel invoeren uit derde landen, terwijl er aan de andere kant kwantitatieve beperkingen blijven bestaan voor de landen die geen lid zijn van de WTO. Voorts ben ik van mening dat invoervergunningen daadwerkelijk bijdragen aan een efficiënt toezicht op de invoer van dit soort producten, waardoor de effecten voor de economie van de EU, en derhalve van alle lidstaten, op doeltreffende wijze gecontroleerd kunnen worden.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb ingestemd met het verslag over de bewijsstukken inzake de oorsprong van bepaalde textielproducten. De nieuwe voorschriften in dit verband zijn gericht op een eenvoudiger en meer uniform wetgevend kader, inclusief de administratieve formaliteiten. Tegelijkertijd bevat het de nodige instrumenten voor de implementatie van de maatregelen om marktverstoringen te voorkomen die veroorzaakt worden door de snel stijgende invoer uit derde landen. Tot slot wordt in de nieuwe verordening ook rekening gehouden met de eisen die het Parlement al lang stelt in verband met betere informatie voor de consumenten.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de deelneming van de Republiek Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving gestemd, daar het centrum openstaat voor deelneming door derde landen en vooral omdat Kroatië een doorvoerland is waarlangs illegale drugs vanuit producerende naar afnemende landen worden gesmokkeld. Daarom is het belangrijk dat Kroatië nu al bij de werkzaamheden van het centrum wordt betrokken.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Met het verzoek deel te nemen aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD), heeft de Republiek Kroatië getoond dat het deelt in het belang dat de EU en haar lidstaten stellen in de doelen en het werk van het Centrum, dat als taak heeft gegevens over drugs en drugsverslaving te verzamelen, teneinde op Europees niveau informatie op te stellen en te publiceren die objectief, betrouwbaar en met andere informatie te vergelijken is. Daarom heb ik mijn steun gegeven aan het verslag van ons medelid mevrouw Serracchiani ten aanzien van de sluiting van de overeenkomst tussen de Republiek Kroatië en de Europese Unie betreffende de deelneming van de Republiek Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb vóór dit document gestemd. Het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving speelt een belangrijke rol in het verzamelen van gegevens over drugs en drugsverslaving om op Europees niveau objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie te verstrekken. Deze gegevens dienen als basis voor onderzoek naar de vraag naar drugs, de mogelijkheden om deze te doen afnemen en naar de drugsmarkt in het algemeen. De Republiek Kroatië heeft in 2005 gevraagd om te mogen deelnemen aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving. De Republiek Kroatië is een doorvoerland waarlangs illegale drugs vanuit producerende naar afnemende landen worden gesmokkeld. Significante inbeslagneming op grote schaal van cocaïne gebeurt in Kroatië meestal bij transport van drugs over zee. Ik heb deze overeenkomst en de deelname van de Republiek Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving ondersteund. Dit laat toe dat Kroatië op Europees niveau feitelijke en objectieve informatie verstrekt over drugs, drugsverslaving en de gevolgen ervan. Tegelijk zal Kroatië geïnformeerd worden over de beste praktijken om de aard van de nationale drugsproblemen te begrijpen en ze beter te kunnen aanpakken.
Regina Bastos (PPE), schriftelijk. − (PT) Drugs vormen tegenwoordig een van de grootste plagen waar onze samenleving mee te kampen heeft. Het is cultureel gezien een complex en dynamisch sociaal probleem. Het probleem is voortdurend aan vele veranderingen onderhevig en verkrijgt telkens weer andere contouren. Zo komen er steeds nieuwe drugs en groepen van gebruikers bij. Het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) is in 1993 opgericht en heeft als belangrijkste taak het verzamelen van gegevens over drugs en drugsverslaving en het verstrekken en publiceren van objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie op Europees niveau. Die informatie is erg belangrijk daar zij als basis dient voor het doen van onderzoek naar de vraag naar drugs en de mogelijkheden om deze vraag te doen afnemen, en in het algemeen naar verschijnselen die verband houden met de drugsmarkt.
Kroatië is een doorvoerland waarlangs illegale drugs vanuit producerende naar afnemende landen worden gesmokkeld. Daarom is het erg belangrijk dat Kroatië objectieve informatie verschaft over drugs, drugsverslaving en de gevolgen ervan. Tegelijkertijd zal Kroatië geïnformeerd worden over de beste praktijken. Daarom heb ik de onderhavige aanbeveling gesteund.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Ik ben voor het ontwerpbesluit van de Raad over de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië betreffende de deelneming van de Republiek Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving omdat het aantal doden door drugs in vergelijking tot vorig jaar voor alle drugs behalve heroïne is gedaald en omdat over de hele linie vooruitgang wordt geboekt bij de bestrijding van drugsgebruik. De Republiek Kroatië zal door de overeenkomst informatie ontvangen over goede praktijken en zo meer inzicht in de drugsproblemen in het land krijgen en die problemen beter kunnen aanpakken.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) Ik heb gestemd voor de aanbeveling van mevrouw Serracchiani over het ontwerp van besluit van de Raad over de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië betreffende de deelneming van de Republiek Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, omdat ik van mening ben dat deze overeenkomst leidt tot een zeer vruchtbare uitwisseling tussen de twee partijen. Enerzijds is Kroatië een van de belangrijkste doorvoerlanden van drugs die voor de EU bestemd zijn, waardoor de deelneming van het land aan het waarnemingscentrum concrete en belangrijke informatie oplevert die de bestrijding van de illegale drugshandel ten goede komt; anderzijds kan Kroatië profiteren van de beste Europese praktijken op het gebied van drugsbestrijding.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb vóór dit verslag gestemd, want ik ben het ermee eens dat de deelneming van Kroatië aan het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving erg belangrijk is voor een effectievere strijd tegen illegaal drugsgebruik en -handel zowel in Kroatië zelf als in de hele EU. Als kuststaat aan de EU-buitengrenzen wordt Kroatië als doorvoerland voor de internationale verspreiding van drugs gebruikt. Net daarom is het uiterst belangrijk dat de EU met alle nodige hulp de nationale instellingen van dat land ondersteunt in zijn strijd tegen dit verschijnsel dat erg bedreigend is voor de volksgezondheid en de stabiliteit van de samenleving. In overeenstemming met deze overeenkomst zal Kroatië deelnemen aan het werkprogramma van het centrum, zal het voldoen aan de in EU-voorschriften vastgelegde verplichtingen en zal het gegevens verstrekken aan het EWDD waarbij het de gegevensbeschermingsvoorschriften van de Unie in acht zal nemen.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. − (RO) De Republiek Kroatië is een belangrijk doorvoerland waarlangs illegale drugs vanuit producerende naar afnemende landen worden gesmokkeld. Significante inbeslagneming op grote schaal van cocaïne gebeurt in Kroatië meestal bij transport van drugs over zee. Volgens het EWDD werd er in Kroatië nog geen algemeen bevolkingsonderzoek over illegale drugs gevoerd. In de afgelopen tien jaar is het aantal dodelijke slachtoffers in Kroatië geleidelijk toegenomen. De meest recente gegevens over drugsdoden hebben betrekking op 2008. In dat jaar werden in totaal 87 gevallen geregistreerd. De hoeveelheid in beslag genomen drugs is steeds toegenomen. Politieagenten werden verder opgeleid en er wordt verder gezorgd voor de nodige uitrusting. De resultaten inzake onderzoek en vervolging van drugsmisdrijven moeten echter aanzienlijk worden verbeterd.
Kroatië bevindt zich nog steeds op één van de belangrijkste routes naar de EU voor drugshandel. Deelname van de Republiek Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving is zodoende een positieve zaak voor de gehele Unie. Deelname van Kroatië aan het werkprogramma van het centrum betekent aansluiting op het Europees Netwerk voor informatie over drugs en drugsverslaving (Reitox) en gegevensuitwisseling met het EWDD.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik wil het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving te feliciteren met het belangrijke werk dat het verzet om de hoeveelheid drugs en de met drugs verbonden verschijnselen in de Europese ruimte terug te dringen. Ik bevestig mijn instemming met de deelneming van Kroatië aan de werkzaamheden van het waarnemingscentrum. Daar dit land gezien zijn strategische ligging onderdeel is van een doorvoerroute voor illegale drugs, meen ik dat de goedkeuring van het Europese programma zal leiden tot verbetering van de volksgezondheid en de sociale vrede, niet alleen op Europees maar ook op mondiaal niveau.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) Het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) speelt een essentiële rol bij het verzamelen van gegevens over drugs en drugsverslaving om objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie te verstrekken en te publiceren op Europees niveau. Die informatie dient als basis voor het doen van onderzoek naar de vraag naar drugs en de mogelijkheden om deze te doen afnemen, en in het algemeen naar verschijnselen die verband houden met de drugsmarkt. Het EWDD staat open voor de deelname van derde landen die de belangen van de Unie en haar lidstaten bij de doelstellingen en het werk van het centrum delen. Kroatië heeft in 2005 gevraagd te mogen deelnemen aan het EWDD en de onderhandelingen over dat verzoek zijn in 2009 met succes afgesloten. Het is belangrijk deze overeenkomst goed te keuren aangezien Kroatië een van de belangrijkste routes voor de aanvoer van illegale drugs naar de EU is. Daarom is het van fundamenteel belang dit land zo snel mogelijk bij de werkzaamheden van het EWDD te betrekken, met name gezien de verwachte toetreding van Kroatië tot de EU eind 2012 of begin 2013. Kroatië moet worden aangesloten op het Europees Netwerk voor informatie over drugs en drugsverslaving (Reitox) en gegevens delen met het EWDD, waarbij de gegevensbeschermingsvoorschriften van de Unie en de lidstaten volledig in acht zullen moeten worden genomen.
Mário David (PPE), schriftelijk. − (PT) Drugsverslaving en met name de markten voor drugs vormen een mondiale bedreiging en een verschrikkelijk obstakel. Het verschijnsel valt moeilijk te bestrijden gezien de voortdurende verplaatsingen en veranderingen. De werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) zijn in dit verband zeer belangrijk daar met de inbreng van verschillende landen een internationaal bestand aan kennis en informatie kan worden opgebouwd. Die informatie is cruciaal voor onderzoek en het maken van strategieën om drugsmarkten en drugsverslaving te bestrijden en terug te dringen. In 2005 heeft Kroatië de wens geuit te participeren in deze belangrijke strijd en nu wordt het tijd dat verzoek te honoreren door het land te laten deelnemen aan de werkzaamheden van het EWDD dat in Lissabon is gevestigd. Het voorstel in het verslag van de rapporteur is zeer positief wat betreft het nakomen van de verplichtingen van Kroatië tegenover het EWDD en de EU. Ik heb voor dit verslag gestemd, daar ik meen dat deze band tussen Kroatië en de EU niet alleen zal bijdragen tot een efficiëntere bestrijding van drugs en drugsverslaving maar ook tot het tot stand brengen van meer solidariteit tussen de EU en Kroatië, dat kandidaat is voor toetreding en binnenkort volwaardig lid zal zijn van de EU... althans dat hoop ik!
Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) De belangrijkste taak van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) is om gegevens over drugs en drugsverslaving te verzamelen teneinde op Europees niveau informatie op te stellen en te publiceren die objectief, betrouwbaar en met andere informatie te vergelijken is. In de praktijk staat het EWDD open voor deelname van elk derde land dat de belangen van de EU deelt. Kroatië heeft sinds 2005 gevraagd hieraan te mogen deelnemen. Het zal nu ook deel uitmaken van het Europees Netwerk voor informatie over drugs en drugsverslaving.
In mijn ogen wordt met dit verslag ook de behoefte getoond aan betere informatie-uitwisseling tussen de lidstaten en de Europese agentschappen, en bovenal aan een rustiger voorbereiding van de mogelijke toetreding van Kroatië dan ten tijde van de ‘reuze-uitbreiding’ in 2004 en 2007, toen de Centraal- en Oost-Europese landen deel gingen uitmaken van de EU.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag over de deelneming van de Republiek Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving gestemd. Ik vind het namelijk een positief voorstel daar Kroatië binnenkort tot de Europese Unie zal toetreden en vooral omdat drugsgebruik en drugshandel mondiale verschijnselen zijn met ernstige gevolgen op sociaaleconomisch en gezondheidsvlak.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) heeft tot doel gegevens te verzamelen over drugs en drugsverslaving voor onderzoek naar het drugsgebruik onder de bevolking en naar beleid en acties om het gebruik terug te dringen. Daar het EWDD openstaat voor de deelneming van landen die geen lid zijn van de EU, Kroatië in 2005 heeft gevraagd te mogen deelnemen aan het EWDD, Kroatië een land is voor de doorvoer van illegale drugs van productie- naar consumptielanden, in Kroatië grote partijen drugs, met name cocaïne, in beslag zijn genomen vind ik de deelname van Kroatië aan het EWDD een positieve zaak. Daarom heb ik voor de sluiting gestemd van een overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië die de deelneming van Kroatië tot doel heeft.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Deze aanbeveling van mevrouw Serracchiani heeft als uitgangspunt het ontwerp van besluit over de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië naar aanleiding van de belangstelling die Kroatië heeft getoond om deel te nemen aan het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD). Daar Kroatië één van de belangrijkste routes naar de EU voor drugshandel is, in Kroatië belangrijke hoeveelheden illegale hallucinogene middelen (cannabis, heroïne, cocaïne, ecstasy en amfetamine) in beslag zijn genomen, de Kroatische overheid een nationaal programma voor drugspreventie bij jongeren heeft goedgekeurd en Kroatië het lidmaatschap van de EU heeft aangevraagd en naar verwachting in 2013 zal toetreden, steun ik de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië zodat dit land kan deelnemen aan het EWDD dat gevestigd is in Lissabon.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De situatie in de wereld met betrekking tot de productie, de handel en het gebruik van drugs is zorgwekkend. Het verslag over 2009 van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving bevestigt de negatieve ontwikkeling voor drugs als cocaïne, heroïne en nieuwe synthetische drugs. De consumptie van die drugs blijft hoog en er valt zelfs een stijgende tendens waar te nemen. Bij die ontwikkeling spelen talloze factoren een rol en de verergering van de crisis van het kapitalisme en de sociale effecten ervan in talloze landen zijn er niet vreemd aan. In dit verslag wordt steun uitgesproken voor de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië betreffende de deelneming van dat land aan de werkzaamheden van het EWDD.
Los van het verloop en de ontknoping van het toetredingsproces wordt voorgesteld Kroatië aan het EWDD te laten deelnemen gezien de inspanningen van Kroatië inzake onderzoek en vervolging van drugsmisdrijven. Toch dienen deze inspanningen aanzienlijk te worden verbeterd, daar Kroatië nog steeds aan één van de belangrijkste routes naar de EU voor drugshandel ligt. Wij steunen de deelneming van Kroatië aan het EWDD en hopen dat daarmee een bijdrage kan worden geleverd aan het verbeteren van de bestrijding van de drugshandel.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Met de goedkeuring van dit verslag heeft het Europees Parlement zijn steun gegeven aan de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië betreffende de deelneming van de Republiek Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD).
De rapporteur wijst er in haar verslag op dat de toetreding van Kroatië tot de Europese Unie voorzien is voor de tweede helft van 2012 of voor begin 2013. Toch kunnen we akkoord gaan met de deelneming van Kroatië aan het EWDD daar dit land inspanningen verricht inzake onderzoek en vervolging van drugsmisdrijven. Die inspanningen dienen echter dienen echter aanzienlijk te worden verbeterd aangezien Kroatië nog steeds aan één van de belangrijkste routes naar de EU voor drugshandel ligt.
De mondiale situatie op het vlak van de productie, de handel en het gebruik van drugs is zoals bekend zorgwekkend. Het verslag over 2009 van het EWDD laat negatieve ontwikkelingen zien voor cocaïne, heroïne en nieuwe synthetische drugs. Het gebruik van die drugs blijft hoog en vertoont zelfs een stijgende tendens.
Laten we hopen dat dit besluit een bijdrage zal leveren aan een betere bestrijding van de drugshandel.
Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. − (SK) Kroatië bevindt zich op een doorgangsroute waarlangs illegaal drugs worden gesmokkeld uit de landen waar ze worden geproduceerd naar de landen waar ze worden gebruikt. De aanzienlijke en grootschalige inbeslagnemingen van cocaïne in Kroatië worden meestal verbonden met zeetransport. Het gebruiken en smokkelen van illegale drugs zijn wereldwijde verschijnselen die een gevaar vormen voor de volksgezondheid en de sociale stabiliteit. Daarom, vooral voor de bewustwording op dit gebied en de preventie van het gebruik van drugs en andere verdovende middelen, ben ik blij met de deelname van Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving.
Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. − (IT) Aangezien Kroatië een belangrijke partner van de Europese Unie zal worden voor wat betreft de toekomstige betrekkingen met de landen die uit het voormalige Joegoslavië zijn voortgekomen, en aangezien Kroatië een belangrijk doorvoerland is voor de drugssmokkel, juichen wij toe dat deze kandidaat-lidstaat zal deelnemen aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving. Het is voor ons van wezenlijk belang om de Kroatische drugsdeskundigen te leren kennen en met hen samen te werken in de strijd tegen dit trieste verschijnsel. Daarom steun ik het voorstel.
Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) Als schaduwrapporteur in deze kwestie heb ik zonder aarzeling gestemd voor deze resolutie en deze overeenkomst waardoor Kroatië kan deelnemen aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving en van het Europees Netwerk voor informatie over drugs en drugverslaving (REITOX). Ik steun derhalve ten volle de deelneming van Kroatië, zodat het een actieve rol kan spelen in de bestrijding van dit probleem, waarvan de schaal en de verwoestende effecten in Europa gevaarlijk toenemen. Volgens door het centrum verzamelde statistische gegevens hebben al 75 miljoen Europeanen cannabis gebruikt en hebben 14 miljoen Europeanen ten minste één keer cocaïne gebruikt. Ook moet er op worden gewezen dat één van de belangrijkste smokkelroutes voor drugs naar de EU nog steeds door Kroatië loopt. Deze overeenkomst zal er daarom niet alleen voor zorgen dat er feitelijke en objectieve informatie op het gebied van drugs en drugverslaving van de kant van Kroatië beschikbaar komt, Kroatië zal door deze uitwisseling van informatie en beste praktijken de aard van dit probleem kunnen begrijpen en er beter op reageren.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik steun dit verslag, want, zoals bekend, is de voornaamste taak van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving het verzamelen van gegevens over drugs en drugsverslaving om objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie te verstrekken en te publiceren op Europees niveau. De informatie dient als basis om onderzoek te voeren naar de vraag naar drugs en de mogelijkheden om deze te doen afnemen, en in het algemeen naar verschijnselen die verband houden met de drugsmarkt. Het is bepaald dat het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) openstaat voor deelneming door derde landen die de belangen van de Unie en haar lidstaten bij de doelstellingen en het werk van het centrum delen. In 2005 heeft de Republiek Kroatië gevraagd om te mogen deelnemen aan de werkzaamheden van het EWDD. De Republiek Kroatië zal deelnemen aan het werkprogramma van het centrum, zal voldoen aan de verplichtingen van de verordening, zal worden aangesloten op het Europees Netwerk voor informatie over drugs en drugsverslaving (Reitox), en zal gegevens delen met het EWDD, waarbij ze de gegevensbeschermingsvoorschriften van de Unie en de lidstaten in acht zal nemen. De Republiek Kroatië zal ook een financiële bijdrage leveren aan de Unie om de kosten van haar deelname te dekken en zal tevens zonder stemrecht zetelen in de raad van bestuur van het centrum, tot zij lid wordt van de Europese Unie. Het EWDD zal de Republiek Kroatië als een bestaande lidstaat behandelen wat betreft de aansluiting op het Reitox en het ter beschikking stellen van personeel.
Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. − (PL) Drugsverslaving is een sociaal probleem, zowel in ontwikkelde als in minder ontwikkelde landen. Kroatië kampt, net als andere landen, met het probleem van drugsverslaving en beschikt over erg strenge wetgeving op dit gebied. Aan preventie wordt voornamelijk aandacht besteed in scholen omdat schoolgaande jongeren de sociale groep vormen die het grootste gevaar loopt om verslaafd te raken aan drugs. Als kandidaat-lidstaat is Kroatië verplicht om zijn rechtsstelsel aan te passen aan het systeem dat in de landen van de Unie van toepassing is. Ik ben van oordeel dat het bijzonder belangrijk is dat Kroatië wordt betrokken bij de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, vooral omdat Kroatië een doorvoerland is waarlangs illegale substanties vanuit producerende naar afnemende landen worden gesmokkeld. Deelneming aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving zal de invoering van het uiterst belangrijke antidrugsbeleid van de Europese Unie in Kroatië vergemakkelijken.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb vandaag voor de aanbeveling betreffende de deelneming van de Republiek Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving gestemd. De Republiek Kroatië zal deelnemen aan het Europees werkprogramma van het centrum op het gebied van drugs- en drugsverslaving. De voornaamste taak van het centrum is het verzamelen van gegevens over drugs en drugsverslaving om objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie te verstrekken en te publiceren op Europees niveau. De deelneming van Kroatië is van wezenlijk belang, omdat het recht op gezondheid hierdoor veel beter beschermd wordt en de bestrijding van drugsgerelateerde criminaliteit erbij gebaat is. Kroatië is voor de georganiseerde misdaad een van de voornaamste doorvoerlanden waarlangs illegale drugs over zee van het land van productie naar het land van consumptie wordt vervoerd. Aangezien Kroatië de eerstvolgende kandidaat-lidstaat is die tot de EU zal toetreden, baart ons dit des te meer zorgen. Daarom hoop ik dat de deelneming van Kroatië aan de werkzaamheden de best mogelijke resultaten oplevert.
Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. − (RO) Dit ontwerp van besluit van de Raad over de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië betreffende de deelneming van de Republiek Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) is belangrijk, omdat Kroatië een van de belangrijkste invoerlanden van drugs naar Europa is.
Voor een efficiënte bestrijding van de drugshandel, die niet slechts Kroatië maar de gehele Europese Unie bedreigt, is het belangrijk dat ook Kroatië is aangesloten op het Europees Netwerk voor informatie over drugs en drugsverslaving (Reitox) en actief en direct betrokken is bij de gegevensuitwisseling met het EWDD. Deze uitwisseling van gegevens draagt bij aan het opzetten van een basis voor analyse van de vraag naar drugs en bijkomende verschijnselen van de drugshandel, die van groot belang is voor het publiceren van objectieve, realistische en vergelijkbare informatie op Europees niveau.
David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik verwelkom deze overeenkomst en de deelneming van de Republiek Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving. Illegaal drugsgebruik en illegale drugshandel zijn wereldwijde verschijnselen die een bedreiging vormen voor de volksgezondheid en de stabiliteit van de samenleving. Uit de statistieken blijkt dat één op drie jonge Europeanen een illegale drug heeft uitgeprobeerd en dat ieder uur ten minste één EU-burger overlijdt aan een overdosis. Op Europees niveau is het ook van belang dat Kroatië feitelijke en objectieve informatie verstrekt over drugs, drugsverslaving en de gevolgen ervan. Tegelijk zal Kroatië geïnformeerd worden over de beste praktijken om de aard van de nationale drugsproblemen te begrijpen en ze beter te kunnen aanpakken.
Jiří Maštálka (GUE/NGL), schriftelijk. – (CS) De drugsproblematiek, waar we nu over spreken, is niet alleen een modern probleem, maar voor een groot gedeelte ook een historisch probleem. De illegale drugshandel overstijgt de grenzen van een enkel land en heeft dat in het verleden ook altijd al gedaan. Ik ben van mening dat er een kwalitatief hoogstaande internationale samenwerking moet worden opgezet in de strijd tegen de illegale drugshandel en dat niet alleen op Europees niveau, maar vooral op mondiaal niveau, om dit soort handel effectiever te kunnen bestrijden.
Als dokter zijnde, zou ik willen melden dat drugsgebruik zeer ernstige en onomkeerbare gevolgen voor de volksgezondheid kan hebben. Ik steun daarom een effectieve, internationale samenwerking in de strijd tegen de illegale drugshandel, of de voorlopers ervan, en tegelijkertijd wil ik de noodzaak van preventie vermelden.
Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. − (IT) Illegaal drugsgebruik en de illegale drugshandel zijn wereldwijde verschijnselen die een bedreiging vormen voor de volksgezondheid en de stabiliteit van de samenleving. De Republiek Kroatië is een doorvoerland waarlangs illegale drugs vanuit producerende naar afnemende landen worden gesmokkeld. Daarnaast is het aantal dodelijke drugsslachtoffers in Kroatië in de afgelopen tien jaar geleidelijk toegenomen. Politieagenten werden verder opgeleid en er wordt verder gezorgd voor de nodige uitrusting. De resultaten inzake onderzoek en vervolging van drugsmisdrijven moeten echter aanzienlijk worden verbeterd. Kroatië bevindt zich nog steeds op één van de belangrijkste routes naar de EU voor drugshandel. Wij steunen zonder meer de bekrachtiging van een nationaal programma voor drugspreventie bij jongeren, met het oog op de herziening van de bestaande programma's. Daarom steunen wij de deelname van de Republiek Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving. Aangezien het een kandidaat-lidstaat betreft die spoedig tot de EU zal toetreden, is het des te belangrijker dat de lidstaten over volledige en objectieve informatie beschikken met betrekking tot de drugshandel, -verslaving en de economische en sociale gevolgen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De drugsplaag blijft de hele EU zorgen baren. Hoe meer landen die plaag bestrijden, des te meer mogelijkheden we hebben succes te boeken. Daarom valt de deelneming van Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving toe te juichen. Kroatië dient echter de strijd tegen de drugshandel in het land te intensiveren daar het land nog steeds één van de belangrijkste routes voor drugshandel in Europa is.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) De belangrijkste taak van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) is om gegevens over drugs en drugsverslaving te verzamelen teneinde informatie op Europees niveau op te stellen en te publiceren die objectief, betrouwbaar en met andere informatie te vergelijken is.
De Republiek Kroatië zal dienovereenkomstig deelnemen aan het werkprogramma van het Centrum, ze zal worden gekoppeld aan het Europees Netwerk voor informatie over drugs en drugsverslaving (REITOX) en gegevens met het EWDD delen. Kroatië is een doorgangsland voor drugs afkomstig uit productielanden. Een van de belangrijkste smokkelroutes voor drugs naar de EU voert er nog steeds doorheen.
Niettemin nam Kroatië in 2010 een programma aan voor de tenuitvoerlegging van het Actieplan ter bestrijding van drugsmisbruik en een Nationaal programma voor drugspreventie onder jongeren. Verder is het land doorgegaan met het opleiden van politiefunctionarissen en de aanschaf van de noodzakelijke apparatuur.
Door deel te nemen aan het EWDD en informatie uit te wisselen, zal Kroatië het probleem kunnen begrijpen en er beter op reageren. De deelname van het land is ook een bemoedigend teken met betrekking tot de toekomstige Kroatische toetreding tot de Europese Unie.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (EN) Zoals bekend, werkt het Waarnemingscentrum in principe met beleidsmakers op het niveau van de Gemeenschap en de lidstaten, die zo een strategie helpen ontwikkelen voor de bestrijding van drugs en het verstrekken van informatie aan het algemene publiek. Momenteel gaat de aandacht vooral uit naar de tenuitvoerlegging van het Europees Actieplan voor 2009-2012, dat tot doel heeft de Europese samenwerking in de strijd tegen de onaanvaardbare gevolgen van drugsverslaving te versterken. Ik zou graag zien dat het Waarnemingscentrum niet alleen werkt aan de gevolgen, maar ook aan de oorzaken van drugsverslaving en zo het probleem in een vroeg stadium oplost. Ik heb voor de aanbeveling gestemd.
Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. − (LT) Mijns inziens moeten we niet alleen in de Europese Unie, maar ook daarbuiten maatregelen nemen, om het gebruik van en de vraag naar drugs te doen afnemen met strenge, preventieve maatregelen in strijd met verschijnselen die verband houden met de drugsmarkt. Gelet hierop is het erg belangrijk de precieze gegevens en informatie te krijgen inzake drugs en drugsverslaving, daar het wereldwijde verschijnselen zijn die een bedreiging vormen voor de volksgezondheid, veiligheid en het welzijn van de samenleving. Ik ondersteun de deelneming van Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving. Kroatië streeft ernaar lid van de Europese Unie te worden. Het dient opgemerkt dat Kroatië een doorvoerland is waardoor grote hoeveelheden drugs naar andere landen wordt vervoerd. Het verheugt me dat Kroatië grote inspanningen levert in de strijd tegen het transport, gebruik en de handel van illegale drugs. Kroatië blijft desalniettemin een van de hoofdroutes voor illegaal drugsvervoer naar de EU. Gelet hierop is het erg belangrijk snel feitelijke en objectieve informatie te krijgen over drugs, drugsverslaving en de gevolgen ervan. Kroatië creëert daarmee een ideaal kader om zich te informeren over de beste praktijken van andere EU-landen om de problemen die verband houden met drugs en drugsverslaving aan te pakken.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben verheugd over de deelneming van de Republiek Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD). De voornaamste taak van het EWDD is het verzamelen van gegevens over drugs en drugsverslaving om objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie te verstrekken en te publiceren op Europees niveau. De informatie dient als basis voor onderzoek naar de vraag naar drugs en de mogelijkheden om deze te doen afnemen, en in het algemeen naar verschijnselen die verband houden met de drugsmarkt. Kroatië is evenals bepaalde andere Europese landen een doorvoerland waarlangs illegale drugs vanuit producerende naar afnemende landen worden gesmokkeld. Significante inbeslagneming op grote schaal van cocaïne gebeurt in Kroatië meestal bij transport van drugs over zee. Na de goedkeuring van dit verslag zal de Republiek Kroatië kunnen deelnemen aan het werkprogramma van het EWDD en gegevens delen met het centrum, waarbij ze de gegevensbeschermingsvoorschriften van de Unie en de lidstaten in acht zal nemen. In de overeenkomst wordt ook bepaald dat Kroatië een financiële bijdrage zal leveren aan de Unie om de kosten van haar deelname te dekken.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) Het in 1993 ingestelde Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) heeft als voornaamste taak het verzamelen van gegevens over drugs en drugsverslaving om objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie te verstrekken en te publiceren op Europees niveau. De informatie die het EWDD verzamelt dient als basis om onderzoek te voeren naar de hoeveelheid drugs die de EU binnenkomt en in het algemeen naar verschijnselen die verband houden met de drugsmarkt met als doel om de bestrijdingsmethoden zo goed mogelijk te evalueren. Het EWDD staat open voor deelneming door derde landen die de belangen van de Unie en haar lidstaten bij de doelstellingen en het werk van het centrum delen. De Republiek Kroatië heeft in 2005 gevraagd om te mogen deelnemen aan de werkzaamheden van het EWDD en in 2006 heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen aan te vatten met de Republiek Kroatië. Deze onderhandelingen werden in juli 2009 positief afgesloten met de parafering van de overeenkomst.
De overeenkomst werd in december 2009 in het kader van de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie herzien. Kroatië is inmiddels aangesloten op het Europees Netwerk voor informatie over drugs en drugsverslaving (Reitox). Gelet op het bovenstaande, en gelet op het belang van een steeds betere samenwerking met derde landen, heb ik voor gestemd.
Fiorello Provera (EFD), schriftelijk. − (IT) Kroatië heeft in 2005 gevraagd om te mogen deelnemen aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving. Aangezien Kroatië zich nog steeds op één van de belangrijkste routes naar de EU voor drugshandel bevindt, is het in mijn ogen van belang dat Kroatië feitelijke en objectieve informatie verstrekt over deze verschijnselen. Daarom kan ik mij volledig vinden in het standpunt van de rapporteur en steun ik deze aanbeveling.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) De Republiek Kroatië heeft verzocht te mogen deelnemen aan het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) dat in 1993 is opgericht en in Lissabon is gevestigd. Kroatië heeft bijzondere belangstelling voor de strijd tegen de handel in drugs. Het land heeft binnenlandse problemen in verband met drugs maar het is ook een route waarlangs drugs de Europese Unie binnenkomen. In het kader van de strijd tegen drugsverslaving en drugshandel heeft de Republiek Kroatië al intern maatregelen genomen, zowel op het vlak van preventie van gebruik als op het vlak van onderzoek naar misbedrijven in verband de handel in drugs. Daarom is er sprake van wederzijds belang bij de toetreding van de Republiek Kroatië tot het EWDD. Daar Kroatië nog geen lidstaat is, is het echter noodzakelijk de status van het land (de rechten op deelneming en de plichten van het land) in de context van het EWDD te bepalen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Wij hebben in 2006 het mandaat van het EWDD gesteund. Wat betreft de specifieke situatie in Kroatië: het is een doorvoerland waarlangs illegale drugs vanuit producerende naar afnemende landen worden gesmokkeld. Significante inbeslagneming op grote schaal van cocaïne gebeurt in Kroatië meestal bij transport van drugs over zee. In de afgelopen tien jaar is het aantal dodelijke slachtoffers in Kroatië geleidelijk toegenomen. In de meerderheid van de gevallen (77,1 procent) hield het overlijden verband met het gebruik van opiaten. In 2008 werden verder in totaal 7 168 drugsmisdrijven geregistreerd. In 2009 werden in totaal 7 934 personen behandeld in de nationale instituten voor drugsverslaving. In vergelijking met het jaar daarvoor is het aantal inbeslagnemingen afgenomen voor alle drugs, behalve voor heroïne, en werd er globaal genomen vooruitgang geboekt in de strijd tegen drugsmisbruik. De anti-drugswetgeving van Kroatië is globaal genomen vergelijkbaar met die van de EU-lidstaten.
Het standpunt van de rapporteur brengt echter naar voren dat elke therapeutische gemeenschap sinds 2010 gegevens over behandelde patiënten moet verstrekken aan het Bureau voor drugs. Het zou goed zijn om meer informatie te verkrijgen over de werkingssfeer van deze verplichting. Desondanks is dit een aangelegenheid voor binnenlandse wetgeving, en niet voor de overeenkomst.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor deze aanbeveling gestemd, omdat ik de bescherming van de gezondheid van de Europese burgers en de sociale stabiliteit als een prioriteit beschouw waarmee rekening gehouden moet worden bij de bestrijding van het illegale drugsgebruik en de illegale drugshandel. Kroatië ligt op een van de belangrijkste doorvoerroutes voor drugs die bestemd zijn voor de EU. Dankzij de deelneming van Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving zal de EU over concrete informatie beschikken met betrekking tot de drugshandel en het drugsgebruik in Kroatië, en zal Kroatië meer te weten komen over de nationale drugsproblematiek, waarbij het land de beste praktijken kan toepassen bij de bestrijding ervan. Daarnaast kent de deelneming een solide rechtsgrondslag in artikel 21 van Verordening (EG) nr. 1920/2006 betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, waarmee het EWDD open is komen te staan voor derde landen die de doelstellingen en belangen van het centrum delen.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik verwelkom dit verslag, dat Kroatië integreert in de strijd tegen drugs in de EU.
Michèle Striffler (PPE), schriftelijk. – (FR) Het doel van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving is om gegevens te vergaren over het drugsprobleem (verkoop, markt, gebruik) en om die in de lidstaten te verspreiden zodat zij het probleem kunnen analyseren en er beter op kunnen reageren. Ik steun daarom ten volle de deelneming van Kroatië aan de werkzaamheden van het Centrum, zodat het een actieve rol kan spelen in de bestrijding van dit probleem, waarvan de schaal en de verwoestende effecten in Europa gevaarlijk toenemen.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) De overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië is voor beide partners een efficiënt instrument om de drugshandel en het drugsgebruik te bestrijden, of zelfs te beëindigen, omdat het voorziet in een uitwisseling van gegevens en ervaringen over drugs en drugsmisbruik. Ieder uur sterft een burger van de EU aan een overdosis. We mogen niet vergeten dat Kroatië in 2012 of 2013 lid van de EU wordt, en vanwege zijn ligging een goede uitvalsbasis voor drugsdealers is.
Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. − (RO) Ik heb voor het verslag van mevrouw Auconie gestemd. Ik verwelkom het voorstel voor uitbreiding van het toepassingsgebied betreffende professioneel grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg. Het grondgebied van de lidstaten die gestart zijn met de procedure om de gezamenlijke munt te introduceren moet worden opgenomen in het stelsel voor transport van contanten. In het kader van de eurozone moet het mogelijk zijn om een contract te sluiten met het vervoersbedrijf dat de beste prijs biedt, zelfs als dit bedrijf in een andere lidstaat is gevestigd. Hierdoor kan het meest efficiënte netwerk voor inzamelen en leveren van contanten en dienstverlening rondom contanten worden gebruikt. In de toekomst zullen transporten van eurocontanten steeds vaker nodig zijn in de aanloop naar de omschakeling naar deze munteenheid. Bovendien heeft een groot aantal lidstaten in de eurozone overeenkomsten afgesloten voor het produceren van bankbiljetten en munten in het buitenland, of willen dit mogelijk doen.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Ik ben voor het verslag over de ontwerpverordening van de Raad betreffende de uitbreiding van het toepassingsgebied van de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende professioneel grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg tussen lidstaten van de eurozone. Dit omdat het een goed idee is om ook landen die op het punt staan de euro in te voeren op te nemen in het toepassingsgebied van het voorstel voor een verordening betreffende professioneel grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg tussen lidstaten van de eurozone, aangezien er in de aanloop naar de invoering van de euro normaal gesproken een grotere behoefte aan transport van eurocontanten over de weg bestaat.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik stem in met de uitbreiding van het toepassingsgebied van de ontwerpverordening betreffende professioneel grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg tussen de lidstaten van de eurozone tot het grondgebied van de lidstaten die op het punt staan de euro in te voeren.
Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Het doel van het huidige voorstel is een verruiming van de werkingssfeer van het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende professioneel grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg tussen lidstaten van de eurozone (het voornaamste voorstel) naar lidstaten die op het punt staan de euro in te voeren, aangezien de behoefte aan transport van eurocontanten meestal toeneemt in de aanloop naar de overgang. Ik verwelkom deze uitbreiding van de werkingssfeer (al moet worden opgemerkt dat de rechtsgrondslag hier artikel 352 VWEU is, wat betekent dat het Parlement hoofdzakelijk instemmingsbevoegdheid heeft).
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor deze aanbeveling gestemd, daar ik het noodzakelijk vind het toepassingsgebied van deze verordening uit te breiden tot het grondgebied van lidstaten die op het punt staan de euro in te voeren. Dit besluit zal bijdragen tot een harmonieuzere overgang naar de euro door adequaat in te spelen op de noodzaak in de aanloop naar de omschakeling meer eurocontanten over de grenzen heen te vervoeren.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben het eens met de rapporteur die als follow-up van haar initiële verslag voorstelt de verordening betreffende professioneel grensoverschrijdend transport van eurocontanten uit te breiden tot het grondgebied van de lidstaten die op het punt staan de euro in te voeren.
Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. − (SK) Dit voorstel heeft tot doel de reguleringsbeperkingen te vereenvoudigen, zodat het transport van eurocontanten tussen de lidstaten makkelijker wordt gemaakt en er tegelijkertijd binnen de eurozone een hoog niveau van professionaliteit en veiligheid kan worden gewaarborgd. Het is zinvol om het toepassingsgebied van dit voorstel voor een verordening uit te breiden, aangezien in de lidstaten die op het punt staan de euro in te voeren in de aanloop naar de omschakeling meer eurocontanten over de grenzen heen moeten worden vervoerd.
David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, dat tot doel heeft het toepassingsgebied van het voorstel voor een verordening betreffende grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg tussen lidstaten van de eurozone (hoofdvoorstel) uit te breiden tot het grondgebied van de lidstaten die op het punt staan de euro in te voeren, omdat in de aanloop naar de omschakeling namelijk meer eurocontanten over de grenzen heen zullen moeten worden vervoerd.
Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. − (LT) Mijn inziens is het nuttig het toepassingsgebied van een verordening betreffende grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg tussen lidstaten van de eurozone en de regeling ervan uit te breiden tot het grondgebied van de lidstaten die op het punt staan de euro in te voeren. Dienaangaande dient erop gewezen dat er in de landen in de aanloop naar de omschakeling een opmerkelijk vraag is naar transportdiensten van eurocontanten. Daarom moet de kwaliteit van transportdiensten worden verbeterd en de geldvervoerders gunstige voorwaarden worden aangeboden om die diensten snel en efficiënt te leveren. Gelet op de aard van de vervoerde goederen en hun waarde is het bovendien erg belangrijk dat het contant geld op een veilige manier de eindontvanger bereikt.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) De euromunten en -biljetten zijn heuse pan-Europese betaalmiddelen, daar op dit moment zestien lidstaten de euro voeren. Vanwege divergerende nationale wetgevingen ondervinden de bedrijven die zich bezighouden met het professioneel grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg tussen lidstaten van de eurozone, meestal grote problemen, waardoor dat transport zeer belemmerd wordt. Als gevolg daarvan is de behoefte aan grensoverschrijdend transport van contanten over de weg aanzienlijk toegenomen.
Met dit nieuwe voorstel voor een verordening wordt beoogd het toepassingsgebied van het voorstel voor een verordening betreffende grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg tussen lidstaten van de eurozone, uit te breiden tot het grondgebied van de lidstaten die op het punt staan de euro in te voeren. Het hoofdvoorstel betreft de uitbreiding van het toepassingsgebied tot het grensoverschrijdend transport tussen de lidstaten van het eurogebied, zonder daarbij uit het oog te verliezen dat er in de periode voorafgaand aan de omschakeling naar de euro als de nationale munt van de nieuwe lidstaten, meer behoefte is aan grensoverschrijdend transport van eurocontanten. Hierom, en teneinde te komen tot duidelijke regelgeving op dit vlak, heb ik voor deze verordening gestemd.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor de aanbeveling gestemd, omdat ik van mening ben dat het toepassingsgebied van het voorstel voor een verordening betreffende grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg tussen lidstaten van de eurozone (hoofdvoorstel), moet worden uitgebreid tot het grondgebied van de lidstaten die op het punt staan de euro in te voeren. In de periode voorafgaand aan de introductie van de euro hebben deze landen doorgaans meer contanten nodig, zodat zij snel en volledig betrokken raken bij de EU-handel en volledig aan de interne markt kunnen deelnemen.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik verwelkom dit verslag, dat bepalingen bevat om een grotere hoeveelheid eurocontanten te laten vervoeren naar landen die op het punt staan de euro in te voeren, teneinde te voorzien in de vraag. Ik heb dit verslag gesteund, omdat het de veiligheid en opleiding van professionals die eurocontanten vervoeren, verbetert.
Niki Tzavela (EFD), schriftelijk. – (EL) Ik heb voor het ontwerpbesluit van de Raad over uitbreiding van het toepassingsgebied van de verordening betreffende professioneel grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg tussen de lidstaten van de eurozone gestemd. Ik heb ervoor gestemd omdat ik van mening ben dat de uitbreiding van het toepassingsgebied van de verordening noodzakelijk is en problemen zal oplossen in verband met de veiligheid van het personeel dat verantwoordelijk is voor het transport.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd daar de verschillende satellietnavigatiesystemen onderling interoperationeel dienen te zijn. Op haar beurt moet de Commissie zorgen voor het juiste financieringsniveau. Ik wil ook nog opmerken dat van de vijftien acties in het Actieplan van de Commissie negen maatregelen onmiddellijk toepassing moeten vinden.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor dit verslag over transporttoepassingen van de globale navigatiesatellietsystemen van ons medelid Mevrouw Ţicău. Ik ben zeker voorstander van de toepassing van GNSS-functies op verscheidene vervoerswijzen en van goed uitgevoerd onderzoek en dito financiering op dit gebied.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb vóór dit verslag gestemd. Op 14 juni 2010 publiceerde de Commissie haar Actieplan voor Wereldwijde Satellietnavigatiesystemen (GNSS), dat 24 specifieke aanbevelingen voor actie omvatte. De algemene achtergrond voor het actieplan is de algemene installatie van wereldwijde satellietnavigatiesystemen, en meer inzonderheid de ontwikkeling en installatie van EGNOS (European Geostationary Navigation Overlay Service). De EU heeft het initiatief genomen tot het EGNOS-project (en tot Galileo) om signalen te verstrekken dat het hier gaat om civiel gebruik en om te verzekeren dat de Europese industrie op alle niveaus de gelegenheid heeft om te concurreren op deze markt, die van toenemend strategisch belang is: Het huidige Europese marktaandeel van 25 procent ligt beneden de verwachtingen. EGNOS zal nog meer mogelijkheden bieden (EGNOS is tien maal nauwkeuriger dan GPS) wanneer Galileo in 2013 operationeel zal worden. De Commissie is het best geplaatst om de uitvoering van het actieplan te coördineren en daarbij dubbel werk op het niveau van de lidstaten te voorkomen en te zorgen voor algemene vooruitgang op de beleidsvelden van de EU die door GNSS toepassingen worden gedekt. Gezien de belangrijke positieve economische effecten die EGNOS voor de Europese economie in ruimere zin kan hebben, indien het systeem op optimale wijze wordt ontwikkeld en geïnstalleerd, moet de Commissie duidelijke prioriteiten vaststellen op dit gebied, waaronder de invloed van EGNOS op het hele EU-grondgebied en passende investeringen op het gebied van verder onderzoek en ontwikkeling.
Adam Bielan (ECR), schriftelijk. − (PL) De dynamische ontwikkeling van navigatiesatellietsystemen die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden, is zowel het gevolg van de technologische vooruitgang als van de marktbehoeften. Navigatiesatellietsystemen worden vandaag overal gebruikt, bij alle vormen van vervoer. Door de constante groei van deze sector wordt ervan uitgegaan dat de waarde van de Europese systemen kan oplopen tot 230 miljard euro in 2025. De Europese projecten Egnos en Galileo kunnen bijdragen tot een versterking van het concurrentievermogen op elk terrein van deze dienstensector, aangezien ze opmerkelijk beter en veel nauwkeuriger zijn dan het bestaande gps-systeem en er tegelijkertijd compatibel mee zijn. Jammer genoeg vallen de landen in het oosten en het zuiden van de Unie nog steeds niet onder het Egnos-systeem. Met het oog op de verdere ontwikkeling van dit systeem lijkt het bijgevolg onontbeerlijk om de reikwijdte van het programma uit te breiden. Voorts is er nog steeds onduidelijkheid over de wijze waarop de kosten voor het in stand houden van het Galileo-systeem zullen worden gefinancierd. Deze worden op ongeveer 800 miljoen euro per jaar geschat. Gelet op het voorgaande heb ik mij onthouden bij de stemming over het verslag.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Ik ben voor het verslag over transporttoepassingen van de globale navigatiesatellietsystemen - EU-beleid op korte en middellange termijn, omdat de markt voor navigatiesystemen enorm groot is. Het voorstel zal er toe bijdragen dubbel werk op het niveau van de lidstaten te voorkomen en ervoor zorgen dat over de hele linie vooruitgang wordt geboekt op de vele beleidsterreinen van de EU die betrekking hebben op deze sector. Over het geheel genomen zal het Europese navigatiesysteem (dat tien keer zo nauwkeurig is als GPS) door de mogelijkheden die het voor tolheffingen biedt in belangrijke mate bijdragen tot de veiligheid en tot milieudoelstellingen in het wegvervoer en tot ongehinderde verkeersstromen.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) Voorzichtigheidshalve heb ik mij onthouden van stemming over het verslag van mevrouw Ţicău, omdat veel essentiële punten niet aan bod komen – hoewel een actieplan betreffende de globale satellietsystemen van strategisch belang kan zijn om uit te dragen dat het hier gaat om civiel gebruik en om te verzekeren dat de Europese industrie kan concurreren op deze markt, die van toenemend strategisch belang is. Het gaat daarbij om de mogelijke gevaren voor de gegevensbescherming en met name om de vraag hoe de jaarlijkse onderhoudskosten van Galileo, die op 800 miljoen euro worden geraamd, zullen worden bekostigd. Het gebrek aan helderheid over de betaalbaarheid van een ambitieus project dat van groot belang is voor de Europese economie, moet op een voorzichtige, objectieve manier worden aangepakt.
Philippe Boulland (PPE), schriftelijk. – (FR) Het doel van de resolutie van het Europees Parlement van 7 juni 2011 is om de Europese Commissie aan te moedigen gerichte actie te ondernemen ter bevordering van de ontwikkeling van wereldwijde navigatiesatellietsystemen. De Europese GNSS- (Global Navigation Satellite System) en Galileo-projecten concurreren rechtstreeks met het GPS van de Verenigde Staten. Deze projecten zullen het dagelijks leven vanaf heden vergemakkelijken. Ze hebben toegevoegde waarde, niet alleen voor de industrie, maar ook voor het vervoer in Europa, wat de reden is dat ik ze volledig steun. Ze zullen tal van sneeuwbaleffecten bewerkstelligen: voor de burgerluchtvaart zullen luchtverkeersleidingssystemen veiliger worden en voor het wegvervoer zal dit systeem tolheffing vergemakkelijken en de veiligheid verbeteren doordat noodoproepen met de satelliet worden gevolgd en door controle op het wegvervoer. Met deze Europese dienst zullen al deze aspecten worden verbeterd. Ik heb voor deze resolutie gestemd teneinde druk uit te oefenen op de Europese en nationale autoriteiten en om een uitstel te voorkomen waarmee Europa dagelijks onbeperkte mogelijkheden worden ontzegd.
Jan Březina (PPE), schriftelijk. – (CS) Het Actieplan inzake toepassingen van het wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS) schetst de noodzakelijke stappen om GNSS over het kritische punt te helpen en het succes van het project te waarborgen. Het is belangrijk dat het plan niet resulteert in versnippering van een groot aantal initiatieven of slechts een eenvoudige raadpleging. Het plan moet bovendien daadwerkelijk in 2013 worden uitgevoerd. Het EGNOS-systeem (European Geostationary Navigation Overlay Service) moet de hele Europese Unie dekken en moet worden uitgebreid naar Noord-, Oost-, en Zuidoost-Europa. Om het meest effectief voor vervoersdoeleinden ingezet te kunnen worden, moet het niet alleen de hele Europese Unie bestrijken, maar ook onze directe buurlanden. Op het gebied van de burgerluchtvaart moet de ontwikkeling van GNSS en het gebruik van de EGNOS-applicatie voor landingsmanoeuvres worden ondersteund. Het gaat hier om een strategische voorwaarde om echt een gemeenschappelijk Europees luchtruim te kunnen creëren. Er ligt ook een duidelijk potentieel voor het gebruik van EGNOS en GNSS op het gebied van veiligheid, het milieu, en een betere doorstroom van het verkeer op snelwegen, aangezien de systemen gebruikt kunnen worden voor het innen van tolgeld.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben het eens met het beleid om de wereldwijde satellietnavigatiesystemen toe te passen op het transport. Gezien de grote omvang van de mondiale markt in deze sector, die de komen jaren zal blijven groeien, wijs ik erop dat het belangrijk is voorwaarden te creëren waardoor de Europese industrie kan concurreren.
Christine De Veyrac (PPE), schriftelijk. – (FR) Volgens huidige schattingen zullen wereldwijde navigatiesatellietsystemen de Europese economie de komende 20 jaar tussen 55 miljard en 63 miljard EUR opleveren. Deze toepassingen, die nu voor een groot deel zijn gebaseerd op het Amerikaanse GPS-systeem, nemen zo’n 6 procent van het totale bbp van de EU voor hun rekening.
In het licht hiervan heb ik voor het initiatiefverslag van mevrouw Ţicău’ gestemd. Daarin wordt de Commissie verzocht voor voldoende financiering te zorgen ten behoeve van de ontwikkeling van toepassingen die gebaseerd zijn op het wereldwijde Europese navigatiesatellietsysteem, EGNOS en Galileo. De toegang van het midden- en kleinbedrijf tot deze fondsen zou met name moeten worden aangemoedigd om innovatie van deze Europese systemen te stimuleren.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd daar ik van mening ben dat de toepassing van het Actieplan voor Wereldwijde Satellietnavigatiesystemen (GNSS) zal bijdragen aan een efficiënter transportsysteem met veiliger, milieuvriendelijker en zuiniger vervoersmiddelen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De wereldwijde satellietnavigatiesystemen maken deel van het dagelijks bestaan in de transportsector en zullen steeds belangrijker worden in een wereld die in toenemende mate als een netwerk functioneert en waarvoor handel en snelle verbindingen van wezenlijk belang zijn. De voordelen en de commerciële waarde van die systemen zijn evident. Het is dan ook begrijpelijk dat Europa er belang aan hecht zelf te beschikken over de beste systemen die onafhankelijk van derden kunnen werken. In het Actieplan van de Commissie worden goede voorstellen gedaan voor de communautaire aanpak van deze kwesties in de toekomst. Het plan biedt de mogelijkheid dit thema een nieuwe impuls te geven op basis van steviger en consequentere uitgangspunten. De systemen zullen op grond van zeer strikte criteria gefinancierd moeten worden om verspilling van geld te voorkomen. Ook is er verbeeldingskracht nodig om steun en partners te kunnen binnenhalen. Ik hoop tevens dat de Unie zich zal kunnen toerusten met zelfstandige wereldwijde navigatiesystemen en haar volledig potentieel zal benutten, zodat de economie van de Unie wordt versterkt, het aantal arbeidsplaatsen stijgt en het vervoer veiliger wordt.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit verslag van mevrouw Ţicău gaat over de toepassing van satellietnavigatiesystemen in het transport in de Europese Unie naar aanleiding van de publicatie op 14 juni 2010 door de Commissie van haar Actieplan voor Wereldwijde Satellietnavigatiesystemen (GNSS). GPS is in 2000 geïntroduceerd en sindsdien is deze sector exponentieel gegroeid. In 2008 was de marktwaarde volgens ramingen 124 miljard euro en dat cijfer zal naar verwachting toenemen tot 230 miljard in 2025. De EU kon natuurlijk niet achterblijven bij deze geavanceerde satellietnavigatietechnologie en heeft een Europees systeem voor geostationaire navigatie ontwikkeld onder de naam EGNOS (European Geostationary Navigation Overlay Service). EGNOS is de voorloper van het systeem Galileo en moet in 2013 operationeel zijn. EGNOS is tien maal nauwkeuriger dan GPS en in de nabije toekomst kan een precisie van 45 centimeter worden bereikt. Ik feliciteer de rapporteur met de aanneming van haar verslag waar ik vóór heb gestemd. Op basis van dit voorstel kan de EU haar marktaandeel vergroten en kunnen gunstige concurrentievoorwaarden voor de industrie worden gecreëerd in deze strategisch markt die een duidelijk groeiproces doormaakt.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De wereldwijde satellietnavigatiesystemen (GNSS) kunnen belangrijke en zeer nuttige toepassingen hebben bij alle vormen van vervoer die dankzij dergelijke systemen onder meer veiliger, milieuvriendelijker en zuiniger kunnen worden. GNSS kan ook een essentiële rol vervullen bij de ondersteuning en bevordering van het gebruik van zogenaamde intelligente transportsystemen. De rapporteur behandelt een aantal van deze aspecten. Zoals bij elke technologie zijn ook de praktische resultaten van de toepassingen van GNSS onlosmakelijk verbonden met de economische en sociale context waarin ze worden geproduceerd en de doelen die ze dienen. Dat geldt in het algemeen, en in het bijzonder ook voor deze sector. Daarom is het niet verbazingwekkend dat wordt voorgesteld dit systeem bijvoorbeeld ook te gebruiken ter ondersteuning van de totstandkoming van het gemeenschappelijk Europees luchtruim. Wij zijn het niet eens met dat voorstel in het verslag. Wij stemmen wel in met een wereldwijd satellietnavigatiesysteem dat de ontwikkeling, de modernisering en de diversifiëring van de openbare diensten kan ondersteunen, met name op vervoersgebied. GNSS moet natuurlijk worden geanalyseerd in het licht van de talloze GNSS-toepassingen. Daarom plaatsen we vraagtekens bij de grenzen die worden gesteld aan het potentiële gebruik van deze programma’s in het kader van de concurrentiestrijd tussen de EU en de VS in verband met de functionaliteit en de efficiëntie van deze systemen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De wereldwijde satellietnavigatiesystemen (GNSS) kunnen belangrijke en zeer nuttige toepassingen hebben bij alle vormen van vervoer die dankzij dergelijke systemen onder meer veiliger, milieuvriendelijker en zuiniger kunnen worden. GNSS kan ook een essentiële rol vervullen bij de ondersteuning en bevordering van het gebruik van zogenaamde intelligente transportsystemen. De rapporteur behandelt een aantal van deze aspecten. Zoals bij elke technologie zijn ook de praktische resultaten van de toepassingen van GNSS onlosmakelijk verbonden met de economische en sociale context waarin ze worden geproduceerd en de doelen die ze dienen. Dat geldt in het algemeen, en in het bijzonder ook voor deze sector. Daarom is het niet verbazingwekkend dat wordt voorgesteld dit systeem bijvoorbeeld ook te gebruiken ter ondersteuning van de totstandkoming van het gemeenschappelijk Europees luchtruim. Wij zijn het niet eens met dat voorstel in het verslag.
Wij stemmen wel in met een wereldwijd satellietnavigatiesysteem dat de ontwikkeling, de modernisering en de diversifiëring van de openbare diensten kan ondersteunen, met name op vervoersgebied.
GNSS moet natuurlijk worden geanalyseerd in het licht van de talloze GNSS-toepassingen. Daarom plaatsen we vraagtekens bij de grenzen die worden gesteld aan het potentiële gebruik van deze programma’s in het kader van de concurrentiestrijd tussen de EU en de VS in verband met de functionaliteit en de efficiëntie van deze systemen.
Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. − (SK) In juni 2010 heeft de Commissie een Actieplan inzake toepassingen van het wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS) gepubliceerd, dat 24 concrete aanbevelingen bevat. Dit actieplan is opgesteld in een periode waarin wereldwijde satellietnavigatiesystemen werden ingevoerd, in het bijzonder het systeem EGNOS (European Geostationary Navigation Overlay Service). De satellietnavigatiesystemen zouden interoperabiliteit tussen verschillende systemen moeten inhouden en zouden toepasbaar moeten zijn in het passagiers- en vrachtvervoer. Ik vind dat de Commissie de nodige stappen zou moeten ondernemen om de tenuitvoerlegging van het actieplan te coördineren en ervoor te zorgen dat er vooruitgang wordt geboekt in de Europese beleidsgebieden die betrekking hebben op de toepassing van GNSS.
Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. − (IT) Hoewel wij ons kunnen vinden in enkele elementen van het voorstel, zijn wij het met veel punten volstrekt oneens: de manier waarop de jaarlijkse onderhoudskosten van Galileo, geschat op 800 miljoen euro, zullen worden bekostigd als Galileo operationeel is geworden; de vragen die bij het gebruik van GNSS-toepassingen en -diensten met betrekking tot de bescherming van de privacy kunnen rijzen, en de dringende behoefte aan aanvullende middelen om de toepassingen op basis van EGNOS en Galileo snel tot een succes te maken. Daarom is dit niet een voorstel om geheel te verwerpen, maar kan het ook niet op mijn volledige steun rekenen.
Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) De goedkeuring van dit verslag is een belangrijke stap voorwaarts, want het legt de basis voor de algemene installatie van wereldwijde satellietnavigatiesystemen, en meer in het bijzonder de ontwikkeling van EGNOS, de dienst die de paden zou moeten effenen voor het systeem Galileo. Ik heb mijn stem ook aan dit verslag gegeven, omdat er hierdoor concrete maatregelen kunnen worden opgesteld die de ontwikkeling van het transport in Europa zullen vergemakkelijken, een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de verwezenlijking van doelstellingen op veiligheids- en milieugebied, alsook de doorstroming van het verkeer in het wegtransport kunnen verbeteren.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik steun dit document daar de Commissie op 14 juni 2010 haar Actieplan publiceerde voor Wereldwijde Satellietnavigatiesystemen (GNSS), dat 24 specifieke aanbevelingen voor actie omvatte. De algemene achtergrond voor het actieplan is de algemene installatie van wereldwijde satellietnavigatiesystemen, en meer inzonderheid de ontwikkeling en installatie van EGNOS (European Geostationary Navigation Overlay Service). EGNOS is de voorloper van het systeem Galileo. GNSS is belangrijk voor de ontwikkeling van Intelligente Vervoerssystemen (ITS), daar ITS efficiëntere, schonere en veiligere vervoersoplossingen kunnen bieden, en voor een correcte toepassing van een aantal ITS-diensten goed functionerende GNSS nodig zijn. EGNOS en Galileo kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het beheer van het wegverkeer en er moet een bewustmakingscampagne in die sector worden gevoerd om beter gebruik te maken van de kansen die dit biedt bij het ophalen van tolgelden, bij eCall, het online boeken van veilige parkeergelegenheden voor vrachtwagens en bij naspeuring in real time, waardoor een bijdrage kan worden geleverd aan een veiliger en milieuvriendelijker wegtransport.
Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. − (RO) Deze ontwerpresolutie van het Europees Parlement is belangrijk, omdat het wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS) toegepast kan worden in alle vormen van transport (te land, ter zee en in de lucht). Het vervoer wordt hierdoor efficiënter, de economische groei wordt gestimuleerd en de vervuiling neemt af. Bovendien is het GNSS een van de centrale doelstellingen van de Europa 2020-strategie op het gebied van innovatie. Voor een correcte en uniforme toepassing van dit wereldwijde navigatiesysteem in alle EU-lidstaten moeten de jaarlijks toegekende middelen worden vergroot.
In deze ontwerpresolutie wordt onder andere voorgesteld om middelen toe te wijzen aan onderzoek en ontwikkeling van nieuwe GNSS-toepassingen die kunnen worden gebruikt voor onder andere: klimaatverandering, landbouw, civiele verdediging, waarschuwingssystemen tegen natuurrampen etc. Niet in de laatste plaats is ontwikkeling van een GNSS in de EU ook een garantie voor onafhankelijkheid van vergelijkbare buitenlandse navigatiesystemen.
David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik ben ingenomen met het actieplan van de Commissie inzake toepassingen van het wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS) (COM(2010)308), dat zich richt op de bevordering van de ontwikkeling van downstreamtoepassingen door middel van certificatie, standaardisatie en coördinatie met het bedrijfsleven en met andere landen, en op voorlichting en bewustmaking, bestuurlijke maatregelen en een intensievere financiering.
Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. − (IT) Met de publicatie van het Actieplan voor Wereldwijde Satellietnavigatiesystemen (GNSS) en de ontwikkeling en installatie van EGNOS (European Geostationary Navigation Overlay Service) heeft de Europese Unie gepoogd aan te geven dat het om civiel gebruik gaat en te verzekeren dat de Europese industrie op alle niveaus de gelegenheid heeft om te concurreren op deze snel groeiende markt, die van toenemend strategisch belang is. Wij zijn het eens met het gerichte actieplan dat de Commissie heeft opgesteld en dat vijftien sectorale acties bevat, waarvan er negen een onmiddellijke en belangrijke toepassing hebben op transportgebied, met name voor wat betreft de bevordering van EGNOS in derde landen. Will EGNOS volledig effectief zijn vanuit transportoogpunt, dan moet de reikwijdte ervan worden uitgebreid tot de gehele Europese Unie en ook nog daarbuiten, tot onze naaste buurlanden. Daarom moet het een prioriteit zijn het systeem uit te breiden tot noordelijk, oostelijk en zuidoostelijk Europa. Op het gebied van de burgerluchtvaart verzoeken wij de lidstaten de prioriteit te geven aan op EGNOS gebaseerde procedures en diensten teneinde een Enkel Europees Luchtruim te verwezenlijken. Het is ook duidelijk dat EGNOS en GNSS in het algemeen een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de verwezenlijking van doelstellingen op veiligheids- en milieugebied. Om deze doelstellingen te halen moet voldoende worden geïnvesteerd in de Europese onderzoeks- en ontwikkelingssector.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit is het moment waarop de Commissie de uitvoering van haar actieplan moet coördineren om dubbel werk op het niveau van de lidstaten te voorkomen en te zorgen voor algemene vooruitgang op de beleidsvelden van de EU die door GNSS-toepassingen worden gedekt. EGNOS (European Geostationary Navigation Overlay Service) moet het hele grondgebied van de Europese Unie dekken en het moet dus een prioriteit zijn het systeem uit te breiden tot zuidelijk, oostelijk en zuidoostelijk Europa. Wil EGNOS volledig effectief zijn vanuit transportoogpunt, dan moet de reikwijdte ervan worden uitgebreid tot de hele Europese Unie en ook nog daarbuiten, tot onze naaste buurlanden. Op het gebied van de burgerluchtvaart moeten de lidstaten de ontwikkeling en toepassing bevorderen van op EGNOS gebaseerde landingsprocedures. Daarom moet hoge prioriteit gegeven aan de certificatie van op EGNOS gebaseerde procedures en diensten voor de burgerluchtvaart. Dat is een strategisch vereiste voor de totstandkoming van een werkelijk gemeenschappelijk Europees luchtruim. Het is ook duidelijk dat EGNOS en GNSS in het algemeen een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de verwezenlijking van doelstellingen op veiligheids- en milieugebied, alsmede aan een betere doorstroming van het verkeer in het wegvervoer, door de mogelijkheden die de systemen bieden voor het in rekening brengen van tolgelden. Er dienen financieringsbronnen te worden gevonden voor dit systeem.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) GNSS-toepassingen vormen een centraal en onmisbaar element in elke vorm van vervoer. De efficiënte en doelmatige toepassing ervan maakt het vervoer veiliger, milieuvriendelijker en zuiniger.
De Europese Unie kan niet voor onbeperkte duur afhankelijk blijven van een basisinfrastructuur voor de werking van GNSS die berust op systemen die aanvankelijk voor andere landen voor andere doeleinden werden ontwikkeld. Gezien de aanzienlijke toegevoegde waarde die het GNSS- en het Galileo-project meebrengen voor het Europese industriebeleid, is het belangrijk het welslagen ervan te waarborgen. Een gericht actieplan is de beste optie om de projecten een nieuwe impuls te geven en een belangrijke bijdrage te kunnen leveren aan de verwezenlijking van doelstellingen op veiligheids- en milieugebied, alsook tot een vrijere doorstroming van het verkeer in het wegtransport.
Daarnaast zouden satellietnavigatiesystemen interoperabiliteit tussen verschillende systemen (waaronder ook conventionele) moeten inhouden. De uitbreiding van de dekking van het EGNOS-systeem moet prioriteit hebben. Het systeem moet vervolgens worden uitgebreid tot het gehele Europese continent, maar ook tot de MEDA-landen en tot het Midden-Oosten en Afrika. Tot slot moet de Commissie voorstellen doen om een toereikend niveau van financiering te garanderen, zonder dat dit ten koste gaat van de andere aan het gemeenschappelijk vervoerbeleid toegekende budgetten.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (EN) Satellietnavigatiesystemen zouden interoperabiliteit tussen verschillende systemen moeten inhouden en zouden daarnaast intermodaal gebruik ten behoeve van zowel passagiers- als vrachtvervoersdiensten moeten omvatten. Ik heb daarom voor dit verslag gestemd.
Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik heb gestemd vóór deze resolutie inzake EU-maatregelen op korte en middellange termijn gericht op transporttoepassingen van de globale navigatiesatellietsystemen eerst en vooral omdat Europawijd veel aandacht moet gaan naar GNSS en Galilea in de transportsector. Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor de Commissie om een regelgevend mechanisme op te starten dat bepaalde bureaucratische en andere obstakels uit de weg zou ruimen en gunstige voorwaarden voor een vrijere en effectievere tenuitvoerlegging van deze projecten zou scheppen. Het is verder erg belangrijk dat deze projecten toepasselijk en toereikend worden gefinancierd uitgaande van criteria als transparantie en proportionaliteit met bijzondere aandacht voor het MKB. We moeten het gebruik van GNSS en Galileo in de burgerluchtvaart bevorderen zodat ze op die manier kunnen bijdragen tot de totstandkoming van SESAR (Single European Sky ATM Research) en gunstige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging ervan zouden kunnen scheppen. Het is van belang dat de Europese satellietnavigatiesystemen het gebruik ten behoeve van multimodale vervoersdiensten zouden moeten omvatten en in heel Europa worden toegepast en niet enkel in bepaalde landen. Een efficiënte tenuitvoerbrenging van de genoemde toepassingen zou de efficiëntie van het vrachtvervoer verhogen en ertoe bijdragen een aantal problemen op transportveiligheids- en milieugebied op te lossen.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor het verslag van mevrouw Ţicău gestemd, omdat ik van mening ben dat nieuwe technologieën, zoals de satellietnavigatiesystemen, die in toenemende mate gebruikt worden en de maatschappij van nut zijn, ook in de transportsector moeten worden toegepast. In de mondiale context waarin wij leven, moet de EU haar beleid aanpassen aan de behoeften van de verschillende sectoren en voorzien in een wereldwijd satellietnavigatiesysteem dat perfect aansluit op het welbekende GPS-systeem en waarmee rechtstreekse, foutloze informatie wordt geleverd. De markt groeit met rasse schreden en de omzet bedraagt in de komende tien jaar naar schatting tweehonderd miljard euro. Daarom moeten er voldoende middelen worden vrijgemaakt om de ontwikkeling van concrete toepassingen op het gebied van satellietnavigatie te ondersteunen.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Op 14 juni 2010 publiceerde de Commissie haar Actieplan voor Wereldwijde Satellietnavigatiesystemen (GNSS), dat 24 specifieke aanbevelingen voor actie omvat. De sector in zijn geheel heeft een enorme expansie doorgemaakt sinds in 200 voor het eerst GPS-diensten werden verleend door middel van Amerikaanse satellietfaciliteiten. De wereldwijde marktwaarde werd in 2008 geraamd op 124 miljard euro, een cijfer dat tegen 2025 vermoedelijk zal toenemen tot 230 miljard euro. Van dit bedrag is 20 procent bestemd voor intelligente transportsystemen (ITS) en 5 procent voor veiligheidstoepassingen, met inbegrip van toepassingen voor de vervoersveiligheid. Met EGNOS (European Geostationary Navigation Overlay Service) kunnen signalen verstrekt worden dat het hier gaat om civiel gebruik en om te verzekeren dat de Europese industrie op alle niveaus de gelegenheid heeft om te concurreren op deze markt, die van toenemend strategisch belang is. Het huidige Europese marktaandeel van 25 procent ligt beneden de verwachtingen. EGNOS is verenigbaar met GPS, maar zal nog grotere mogelijkheden bieden wanneer Galileo in 2013 operationeel zal worden. EGNOS is tien maal nauwkeuriger dan GPS. Vanwege deze feiten en de onmiddellijke en belangrijke effecten voor de vervoerssector, waaronder met name geavanceerde systemen voor assistentie aan de chauffeur, heb ik voor dit verslag gestemd.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) De sector wereldwijde satellietnavigatiesystemen heeft een enorme expansie doorgemaakt sinds deze diensten in 2000 voor het eerst werden toegepast in Amerika. De wereldwijde marktwaarde wordt voor 2025 geraamd op 230 miljard euro, waarvan 20 procent wordt gegenereerd door de Intelligente Transportsystemen (ITS) en 5 procent door veiligheidstoepassingen.
In juni 2010 publiceerde de Commissie haar Actieplan voor Wereldwijde Satellietnavigatiesystemen (GNSS), dat meer inzonderheid betrekking heeft op het Europese EGNOS-systeem. Dit plan omvat daarnaast 24 specifieke aanbevelingen voor actie. Om de ontwikkeling van het EGNOS-systeem te stimuleren moeten de maatregelen die in het actieplan worden voorgesteld, de prioriteit krijgen en moet er absoluut voldoende worden geïnvesteerd en financiering worden vrijgemaakt voor het onderzoek en de ontwikkeling. Het systeem zou door een tekort aan EU-financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen, om deze in het kader van KP7 en KP8 te laten deelnemen aan dit onderzoeksproject, minder aantrekkelijk worden voor handelaren. Om de verdere ontwikkeling van het EGNOS-systeem te ondersteunen en te verzekeren dat het systeem geen gebrek heeft aan Europese financiering, heb ik dit voorstel gesteund.
Phil Prendergast (S&D), schriftelijk. – (EN) Het Actieplan van de Commissie inzake toepassingen van het wereldwijd satellietnavigatiesysteem laat zien dat er veel vraag is in een markt waarvan de waarde wordt geraamd op 230 miljard euro in 2025. Europa slaagt er echter niet in om op mondiaal niveau te concurreren op dit gebied, en ons huidige marktaandeel van 25 procent ligt beneden de verwachtingen. We moeten ervoor zorgen dat we de benodigde stappen zetten om te waarborgen dat deze industrie haar volledige potentieel verwezenlijkt. EGNOS (European Geostationary Navigation Overlay Service) is tien maal nauwkeuriger dan GPS, en in de nabije toekomst kan een nauwkeurigheid van 45 cm worden bereikt. Dit systeem heeft voor de hand liggende toepassingen in het luchtvervoer en het vervoer over zee en kan ook worden gebruikt in het wegvervoer. We moeten echter oppassen dat we niet te veel inbreuk maken op de rechten van Europese burgers, want bij dergelijke technologie rijzen er voor de hand liggende vragen met betrekking tot de privacy. Over het geheel genomen verwelkom ik EGNOS en GNSS, aangezien zij een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de verwezenlijking van de veiligheids- en milieudoelstellingen, maar ik denk dat voldoende investeringen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling onmisbaar zullen zijn. De financieringskloof moet worden gedicht om de voordelen van deze projecten op te strijken.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Naar aanleiding van het Actieplan voor Wereldwijde Satellietnavigatiesystemen (GNSS), dat de Commissie op 14 juni 2010 heeft gepubliceerd met als doel de ontwikkeling van het complementaire Europese systeem voor geostationaire navigatie EGNOS (European Geostationary Navigation Overlay Service), dienen er inspanningen te worden verricht om het navigatiesysteem uit te breiden tot het hele grondgebied van de Europese Unie. De expansie van dit navigatiesysteem kan grote voordelen opleveren op economisch en veiligheidsvlak. Het is echter noodzakelijk meer te investeren in innovatie en ontwikkeling. Alleen op die manier kan het systeem aan de ene kant zijn uiteindelijk doel bereiken en aan de andere kant tot zo’n niveau rijpen dat het zich economisch gezien volledig terugbetaalt. Het gaat hier trouwens om een sector die een enorme ontwikkeling heeft doorgemaakt. Zo wordt bijvoorbeeld verwacht dat in de nabije toekomst bij het geografisch lokaliseren een nauwkeurigheid van 45 centimeter kan worden bereikt. Om die redenen heb ik voor dit verslag gestemd.
Crescenzio Rivellini (PPE), schriftelijk. − (IT) Het Europees Parlement heeft vandaag, tijdens de plenaire vergadering in Straatsburg, gestemd over het verslag betreffende transporttoepassingen van de globale navigatiesatellietsystemen. In 2010 publiceerde de Commissie haar Actieplan voor Wereldwijde Satellietnavigatiesystemen (GNSS). Het actieplan schetst de stappen die nodig zijn om het succes van de satellietnavigatie te waarborgen. De algemene achtergrond van het actieplan is de algemene installatie van wereldwijde satellietnavigatiesystemen, en meer inzonderheid de ontwikkeling en installatie van EGNOS (European Geostationary Navigation Overlay Service).
EGNOS is de voorloper van het systeem Galileo. De EU heeft het initiatief genomen tot het EGNOS-project (en tot Galileo) om signalen te verstrekken dat het hier gaat om civiel gebruik en om te verzekeren dat de Europese industrie op alle niveaus de gelegenheid heeft om te concurreren op deze markt, die van toenemend strategisch belang is. Net als mevrouw Ţicău vind ik het nodig dat er aanvullende middelen worden toegewezen aan het programma Galileo, om een Galileo-reservefonds in de EU-begroting op te nemen waarmee de aanvullende kosten worden gedekt, zodat voorkomen wordt dat deze op de andere programma's verhaald worden.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd. Op 14 juni 2010 publiceerde de Commissie haar Actieplan voor wereldwijde satellietnavigatiesystemen (GNSS), dat 24 specifieke aanbevelingen voor actie omvatte. De achtergrond voor het actieplan is de algemene installatie van wereldwijde satellietnavigatiesystemen, en meer in het bijzonder de ontwikkeling en installatie van EGNOS (European Geostationary navigation overlay service), de voorloper van het systeem Galileo. De sector in zijn geheel heeft een enorme expansie doorgemaakt sinds in 2000 voor het eerst GPS-diensten werden verleend door middel van Amerikaanse satellietfaciliteiten. De wereldwijde marktwaarde wordt voor 2008 geraamd op 124 miljard euro, een cijfer dat tegen 2025 vermoedelijk zal toenemen tot 230 miljard euro. Van dit bedrag is 20 procent bestemd voor Intelligente transportsystemen (ITS) en 5 procent voor veiligheidstoepassingen, met inbegrip van toepassingen voor de transportveiligheid.
De EU heeft het initiatief genomen tot het EGNOS-project (en tot Galileo) om signalen te verstrekken dat het hier gaat om civiel gebruik en om te verzekeren dat de Europese industrie op alle niveaus de gelegenheid heeft om te concurreren op deze markt, die van toenemend strategisch belang is. Het huidige Europese marktaandeel van 25 procent ligt beneden de verwachtingen. EGNOS is compatibel met GPS, maar zal nog grotere mogelijkheden bieden wanneer Galileo in 2013 operationeel zal worden. EGNOS is tien maal nauwkeuriger dan GPS.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Net als de rapporteur stem ik in met het actieplan van de Commissie voor de ontwikkeling van EGNOS en Galileo, dat gestoeld is op negen horizontale acties die onmiddellijk van toepassing zijn op transportgebied. De optimale installatie van EGNOS in de gehele EU en de aangrenzende derde landen zal sterke positieve gevolgen hebben voor de economie van de gehele EU en voor de doelstellingen op veiligheids- en milieugebied, en zal daarnaast tot een vrijere doorstroming van het verkeer in het wegtransport leiden. Om deze doelstellingen te kunnen halen, moet er voldoende worden geïnvesteerd in het onderzoek en de ontwikkeling, wat op dit moment niet het geval is. De EU is het enige handelsblok dat geen rechtstreekse financiële steun verleent aan zijn GNSS-programma.
Vilja Savisaar-Toomast (ALDE), schriftelijk. – (ET) In het verslag over transporttoepassingen van de globale navigatiesatellietsystemen - EU-beleid op korte en middellange termijn wordt de rol en het belang van het desbetreffende actieplan van de Commissie voor de periode 2010-2013 benadrukt en steun uitgesproken voor dit plan. De negen maatregelen van het actieplan hebben rechtstreeks en hoofdzakelijk betrekking op de vervoersector. In het verslag wordt uitgegaan van de toepassing en ontwikkeling van mondiale navigatiesatellietsystemen in alle vormen van transport. Natuurlijk zullen dergelijke systemen een zeer grote rol spelen in het wegvervoer en het luchtverkeer. Twee maatregelen die dienen te worden benadrukt, zijn de bevordering van de totstandbrenging van een Europees luchtruim en de realisering van toepassingen voor intelligente vervoersystemen.
Daarnaast biedt het gebruik van satellieten de mogelijkheid om tal van verschillende toepassingen te ontwikkelen en te gebruiken. Ik hoop van harte dat de in het verslag beschreven systemen, toepassingen en oplossingen volgens plan zullen worden ontwikkeld en in de praktijk gebracht en dat reeds in de komende jaren oplossingen zullen worden toegepast die het leven van bedrijven en burgers gemakkelijker maken en de veiligheid op zee, in de lucht en op de wegen verhogen.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik ben ingenomen met dit verslag, dat gaat over de ontwikkeling en installatie van Europese systemen om Galileo en andere satellietsystemen en hun vervoerstoepassingen te exploiteren.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. − (PT) GNSS (wereldwijde satellietnavigatiesystemen) heeft op dit moment implicaties voor alle beleidsterreinen van de EU en de ontwikkeling en de toepassing ervan zullen een katalyserende effect hebben bij het uitvoeren van de EU 2020-strategie en het opzetten van een strategische en concurrerende Europese industrie. De GNSS-toepassingen in de transportsector vertegenwoordigen 20 procent van alle toepassingen in volume en 44 procent in waarde. De mondiale markt voor deze industrie is een groeimarkt waar Europa voorop moet lopen en een zelfstandige positie in moet nemen. De GNSS-toepassingen en -diensten op transportgebied hebben verschillende implicaties op het vlak van veiligheid, efficiency en economische en milieukosten voor alle vervoersmodaliteiten. Ik vind het ook belangrijk erop te wijzen dat met het oog op een billijke ontwikkeling van het systeem EGNOS alle lidstaten moet dekken en de interoperabiliteit en compatibiliteit met derde landen mogelijk moet maken zodat deze markt concurrerend en dynamisch kan zijn. Tot slot ben ik het met de rapporteur eens dat er voldoende geld moet zijn zowel voor onderzoek en ontwikkeling als voor de toepassing van GNSS. Voorts moeten er mechanismen komen om de toegang tot het systeem voor het midden- en kleinbedrijf te vergemakkelijken, evenals de ontwikkeling en verkoop van GNSS-toepassingen.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb ingestemd met dit verslag. Het marktaandeel van Europa op de groeiende markt voor satellietnavigatiesystemen heeft zich niet volgens de verwachtingen ontwikkeld. Daarom heeft de Commissie in juni vorig jaar een Actieplan voorgelegd inzake de toepassingen van het GNSS. De Commissie heeft terecht gekozen voor een gericht actieplan, en de aanbevelingen daarin gaan niet alleen over het tot stand brengen van het 'Enkel Europees Luchtruim', een prioriteit die de EU al meerdere malen heeft bevestigd. Ook in het vervoer over de weg zal het GNSS een belangrijke bijdrage leveren aan het bereiken van doelstellingen op het gebied van veiligheid en milieubescherming. Met het Actieplan wil de Commissie garanderen dat de Europese producenten het met de concurrenten op kunnen nemen in deze branche, die volgens prognoses zal blijven groeien tot 230 miljard euro omzet wereldwijd in 2025.
Artur Zasada (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik ben er vast van overtuigd dat maatregelen om het gebruik van Egnos en Galileo in de burgerluchtvaart te bevorderen van essentieel belang zijn voor de uitvoering van het SESAR-programma (Single European Sky ATM Research). Zoals de rapporteur in haar document heeft onderlijnd, duiken er bij de invoering van het Galileo-systeem jammer genoeg steeds nieuwe problemen op. Ik sluit me aan bij de oproep aan het adres van de Commissie om te zorgen voor een spoedige certificering van Egnos voor de burgerluchtvaart. Ik heb er al herhaaldelijk op gewezen dat ik een voorstander ben van het concept van een gemeenschappelijk Europees luchtruim en van het SESAR-programma voor uniformisering van het luchtverkeersbeheer in Europa.
Een snelle en volledige totstandkoming van het gemeenschappelijk Europees luchtruim is een uiterst belangrijke strategische stap op weg naar daadwerkelijke integratie van de Unie en de versterking van de interne markt. Zonder Galileo zal er geen sprake zijn van SESAR en zonder dit laatste systeem zal het Gemeenschappelijk Europees luchtruim II nooit het daglicht zien. We moeten in gedachten houden dat we, met name op dit gebied, te maken hebben met een systeem van communicerende vaten, hetgeen betekent dat de aanwezigheid van een zwakke schakel rampzalige gevolgen zal hebben voor alle andere schakels.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik stem in met dit verslag daar het noodzakelijk is een kader vast te stellen voor de evaluatie van luchtvaartovereenkomsten, ofschoon de leden van het Parlement de onderhandelingen op de voet zouden moeten kunnen volgen in plaats van aan het eind ervan slechts voor de keuze te worden gesteld wel of geen goedkeuring te verlenen aan de overeenkomst.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is bij het sluiten van internationale overeenkomsten vaker de goedkeuring van het Parlement vereist. Ook luchtvaartovereenkomsten vallen nu onder deze categorie. Daarom ondersteun ik het verslag van mijn collega Brian Simpson over de tenuitvoerlegging van een aantal criteria om de inhoud van dergelijke overeenkomsten te evalueren. Ik ben eveneens van oordeel dat evenwichtige markttoegang en investeringsmogelijkheden moeten worden gestimuleerd, evenals eerlijke concurrentie, met name met betrekking tot overheidssubsidies en sociale en milieunormen.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) Tot de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, voor overeenkomsten op gebieden waarop de gewone wetgevingsprocedure van toepassing is, is de goedkeuring van het Parlement vereist. Ik heb vóór dit verslag gestemd dat de vaststelling van algemene beginselen voor de evaluatie van luchtvaartovereenkomsten beoogt, zowel qua inhoud als de door de commissie aan te nemen procedures, om te verzekeren dat zij in de loop van de onderhandelingen volledig op de hoogte wordt gehouden en de kans krijgt haar prioriteiten kenbaar te maken ruim voordat zij voor de keus wordt gesteld wel of geen goedkeuring te verlenen. Allesomvattende luchtvaartovereenkomsten met buurlanden of belangrijke partners wereldwijd kunnen aanzienlijke voordelen opleveren voor passagiers, goederenvervoerders en luchtvaartmaatschappijen, zowel op het gebied van markttoegang als de harmonisering van de regelgeving teneinde eerlijke concurrentie te bevorderen, ook met betrekking tot overheidssubsidies en sociale en milieunormen. Ik stem in met de rapporteur dat het Parlement de procedure van het begin af aan moet volgen en actief op de hoogte moet blijven van de laatste ontwikkelingen omtrent de onderhandelingen over de luchtvaartovereenkomsten. De Commissie zou ook op de hoogte moeten zijn van de criteria die het Parlement voor de evaluatie van een overeenkomst zal handhaven, alsook van haar elementen.
Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. − (IT) Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is voor de sluiting van internationale overeenkomsten vaker de goedkeuring van het Parlement vereist. Dit geldt ook voor luchtvaartovereenkomsten. De nieuwe bevoegdheden van het Parlement, zoals in het Verdrag vastgelegd, brengen nieuwe verantwoordelijkheden met zich mee om te garanderen dat het Parlement en de bevoegde commissie adequaat geïnformeerd worden over de voorbereiding van de overeenkomsten waar het Parlement zijn goedkeuring aan moet hechten. Gelet op deze wijziging verwelkom ik de bijbehorende nieuwe verantwoordelijkheid van het Parlement om het verloop van de onderhandelingen intensiever te monitoren. Graag wijs ik erop dat het Parlement, om na afloop van de onderhandelingen zo goed mogelijk een oordeel te kunnen geven, het proces vanaf het begin moet kunnen volgen, en niet enkel na afronding van de onderhandelingen.
Tot slot herhaal ik de oproep aan de Commissie om het Parlement voortdurend te informeren en om regelmatig verslag uit te brengen over de sterke en zwakke punten van de bestaande overeenkomsten. Ik denk dat het Parlement toekomstige overeenkomsten hierdoor beter zal kunnen beoordelen.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) In deze ontwerpresolutie van het Europees Parlement over internationale luchtvaartovereenkomsten in het kader van het Verdrag van Lissabon zijn veel basisprincipes opgenomen die de Lega Nord steunt, waaronder de noodzaak om ervoor te zorgen dat alle luchtvaartmaatschappijen uit alle lidstaten dezelfde rechten op toegang tot de markt hebben en het voorkomen van dumpingpraktijken die rechtstreeks gefinancierd worden vanuit nationaal beleid, wat indruist tegen de communautaire staatssteunregels. Voorts wordt in de ontwerpresolutie bezorgdheid uitgesproken over de veiligheid van de burgers, waarbij wordt onderstreept dat het van fundamenteel belang is om een referentiekader op het gebied van veiligheid uit te werken. Een ander principe dat de Lega Nord steunt en dat in de ontwerpresolutie terugkomt, is dat de activiteiten van de Europese instellingen transparant moeten zijn voor de Europese burgers, wier belangen rechtstreeks behartigd worden door het Parlement. Om dat te bereiken wordt de Commissie in de ontwerpresolutie gehouden aan haar plicht om het Parlement voortdurend op de hoogte te houden over de vorderingen van de onderhandelingen met derde partijen. Om deze redenen heb ik voor de ontwerpresolutie gestemd.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb vóór dit verslag gestemd, daar ik het ermee eens ben dat allesomvattende luchtvaartovereenkomsten met derde landen enkel voordelen kunnen opleveren voor passagiers, goederenvervoerders en luchtvaartmaatschappijen op heel wat gebieden: ondersteuning van veiligheids- en milieunormen en het stimuleren van een gunstig ondernemingsklimaat. Dit verslag heeft als doel het sluiten van luchtvaartovereenkomsten en de besluitvorming inzake dergelijke overeenkomsten te vereenvoudigen en te verduidelijken, waarbij het Europees Parlement de Commissie op voorhand moet informeren, op basis van welke criteria het voorheeft het sluiten van een overeenkomst in naam van de EU wel of niet zijn goedkeuring te verlenen. In het verslag wijst het Parlement de Commissie en de Raad ook op overeenkomsten die zowel de EU als de EU-burgers van voordeel kunnen zijn, maar die de EU om de een of andere reden nog niet heeft gesloten met landen als Rusland, China, Japan en India.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. − (RO) Het Verdrag van Lissabon, dat op 1 december 2009 in werking is getreden, heeft geleid tot een groter aantal situaties waarin het Parlement zijn goedkeuring moet geven aan een internationale overeenkomst. Zodoende ligt het voor de hand dat de Commissie vervoer en toerisme een initiatiefverslag opstelt, om bepaalde algemene principes vast te stellen over de wijze waarop luchtvaartovereenkomsten beoordeeld moeten worden. Allesomvattende luchtvaartovereenkomsten met buurlanden of belangrijke partners wereldwijd kunnen aanzienlijke voordelen opleveren, door passagiers en goederenvervoerders verbeterde diensten te bieden – zowel wat verscheidenheid als de prijs betreft – terwijl luchtvaartmaatschappijen kunnen profiteren van nieuwe kansen en een gunstige concurrentiepositie.
Bovendien kan een harmonisering van de regelgeving zeer gunstig uitpakken voor de bevordering van eerlijke concurrentie, vooral met betrekking tot overheidssubsidies, sociale en milieunormen. Het is betreurenswaardig dat de Raad de Commissie nog een mandaat moet verlenen voor het openen van de onderhandelingen met belangrijke handelspartners in Azië, waaronder de Volksrepubliek China en India, ondanks het feit dat het voorstel uit 2005 dateert. De economische groei van deze regio maakt dergelijke overeenkomsten des te belangrijker.
Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor dit initiatiefverslag gestemd, omdat de steeds belangrijker wordende luchtvaartsector naast veel voordelen ook een aantal nadelen met zich meebrengt voor de Europese economie. Ik vind dat het Parlement, de instelling waar ik lid van ben, meer controlebevoegdheden moet krijgen, zodat het volledig kan beoordelen welke soort overeenkomsten goedkeuring verdienen, en welke niet. De stemming zou dan gebaseerd zijn op een nauwkeurige beoordeling van de uitkomst van de onderhandelingen, waarmee de eerbiediging van het internationaal recht op het gebied van sociale rechten, de volledige erkenning van certificeringspraktijken en -procedures, de uitwisseling van veiligheidsgegevens en gezamenlijke inspecties moeten worden bevorderd. Enkel door onze goedkeuring te hechten aan ambitieuze overeenkomsten waarmee de beginselen van de EU worden geëerbiedigd, kunnen we een zinnige bijdrage leveren aan de activiteiten en de verbetering van de EU.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) De convergentie op het gebied van regelgeving als gevolg van bepaalde internationale luchtvaartovereenkomsten zal mijns inziens leiden tot eerlijke concurrentievoorwaarden. Dat is niet alleen een voordeel voor de industrie van de betrokken landen maar ook een kans om regelgeving op sociaal en milieugebied te harmoniseren en te versterken. Ook de dienstverlening aan passagiers en goederenvervoerders zal aanzienlijk verbeteren. Die verbeteringen zouden veel minder ingrijpend zijn op basis van bilaterale overeenkomsten.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) De sluiting van allesomvattende luchtvaartovereenkomsten met buurlanden of andere belangrijke partners wereldwijd is bijzonder belangrijk met het oog op markttoegang en convergentie van de regelgeving door eerlijke concurrentie, gelijke regelgeving op sociaal en milieugebied, enzovoort te bevorderen. Dat levert voordelen op voor alle betrokkenen: passagiers, goederenvervoerders en luchtvaartmaatschappijen. Ook op het vlak van horizontale overeenkomsten is het belangrijk de bestaande bilaterale overeenkomsten in overeenstemming te brengen met de communautaire wetgeving. Het doel daarvan moet zijn meer rechtszekerheid, grotere transparantie en bijkomende voordelen op het gebied van vereenvoudiging, terwijl tegelijkertijd ervoor moet worden gezorgd dat alle luchtvaartmaatschappijen van de EU dezelfde rechten kunnen genieten. Door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon speelt het Europees Parlement nu een belangrijkere rol op dit terrein. Nu is de goedkeuring van het EP vereist voor de sluiting van deze internationale overeenkomsten. Daarom steun ik dit verslag dat tot doel heeft enkele algemene beginselen en een reeks samenhangende regels voor de evaluatie van deze overeenkomsten vast te stellen. Daarbij moet gegarandeerd zijn dat het Parlement op de hoogte wordt gehouden, het onderhandelingsproces vanaf het begin kan volgen en de kans krijgt zijn zorgen en prioriteiten kenbaar te maken.
Rachida Dati (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb om twee belangrijke redenen voor dit verslag gestemd. Ten eerste wordt er in het verslag voor gepleit het Europees Parlement een belangrijker rol toe te kennen, aangezien er in het Verdrag van Lissabon nieuwe bevoegdheden aan het Parlement zijn toegekend wat betreft het sluiten van internationale overeenkomsten met derde landen. In het verslag wordt in deze context benadrukt dat de dialoog met de Europese Commissie in de verschillende stadia van de onderhandelingen en in het toezicht op de van kracht zijnde overeenkomsten moet worden versterkt. Ten tweede wordt in het verslag onderstreept dat het noodzakelijk is overeenkomsten te sluiten met betrekking tot luchtvaartveiligheid met derde landen die een grote vliegtuigindustrie hebben. Dit is noodzakelijk gezien de rechtmatige eis om steeds hogere veiligheidsnormen te garanderen.
Christine De Veyrac (PPE), schriftelijk. – (FR) Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft het Parlement meer bevoegdheden gekregen om te interveniëren bij het sluiten van internationale overeenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen. Dankzij het verslag van Brian Simpson, dat vandaag is aangenomen, wordt de rol van het Parlement bij internationale onderhandelingen op het gebied van de luchtvaart nog duidelijker.
Ik ben zeer verheugd dat het Parlement met name onderstreept dat de overeenkomsten die met de Europese Unie worden afgesloten, moeten voorzien in een wederzijdse erkenning van veiligheids- en beveiligingsnormen en garanties voor een betere bescherming van de passagiersrechten.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd over internationale luchtvaartovereenkomsten in het kader van het Verdrag van Lissabon aangezien erin benadrukt wordt dat het belangrijk is dat het Parlement “in alle stadia ... onverwijld en ten volle geïnformeerd moet worden” over het verloop van de onderhandelingen over overeenkomsten tussen de Unie en derde landen of internationale organisaties.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Het Verdrag van Lissabon heeft het Europees Parlement nieuwe bevoegdheden gegeven in verband met de goedkeuring van internationale overeenkomsten. Internationale luchtvaartovereenkomsten zijn in dat opzicht bijzonder belangrijk gezien de vele veiligheids- en coördinatievereisten die ermee verbonden zijn. Om een overeenkomst te kunnen beoordelen zijn er strikte criteria nodig voor de behandeling en dient het onderhandelingsproces begeleid te worden. Ik hoop dat de Commissie en het Europees Parlement actief zullen werken aan de verbetering van de kwaliteit en de nauwkeurigheid van dit soort overeenkomsten.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit verslag van de heer Simpson gaat over internationale luchtvaartovereenkomsten in het kader van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Sinds de inwerkingtreding van het VWEU op 1 december 2009 zijn de bevoegdheden van het Europees Parlement (EP) versterkt, waardoor het EP recht van medebeslissing heeft op vele terreinen, met inbegrip van luchtdiensten. Met het oog daarop heeft de Commissie vervoer en toerisme dit verslag gepresenteerd waarin een aantal algemene beginselen worden vastgesteld. Ik ben het eens met die algemene beginselen en ik vind het verslag zeer positief en opportuun. Nu kan het EP het hele onderhandelingsproces vanaf het begin volgen op basis van informatie die de Commissie via haar directoraat-generaal Mobiliteit en Vervoer verstrekt en met kennis van zaken de overeenkomsten – horizontale, allesomvattende en veiligheidsovereenkomsten – beoordelen waar het over moet stemmen.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Internationale luchtvaartovereenkomsten in het kader van het Verdrag van Lissabon zijn supranationale overeenkomsten waarvan men wil dat ze voorrang krijgen boven de door de lidstaten afgesloten bilaterale overeenkomsten. Wij hebben bij alle overeenkomsten die aan het Parlement zijn voorgelegd aangegeven dat wij ons tegen dat principe verzetten en daarbij ook uitgelegd waarom we het met de algemene inhoud van zulke overeenkomsten oneens waren. Deze overeenkomsten wijzen namelijk allemaal – zonder uitzondering – in de richting van de liberalisering en privatisering van de sector. De rapporteur (uit sociaaldemocratische hoek, wat veelbetekenend is) stelt dat dit type luchtvaartovereenkomsten met buurlanden of belangrijke partners wereldwijd aanzienlijke voordelen kunnen opleveren voor passagiers, goederenvervoerders en luchtvaartmaatschappijen.
Net als in andere sectoren waar de liberalisering ver is voortgeschreden (de spoorwegen bijvoorbeeld) geeft de werkelijkheid echter een ander beeld te zien. Als er iemand is die voordeel heeft bij de monopolistische concentratie van de sector luchtvervoer (want dat is waar liberalisering en ‘vrije’ mededinging altijd toe leidt), dan zijn dat niet de passagiers of de werknemers in die sector, en zelfs niet de zogenaamde nationale luchtvaartmaatschappijen, maar de grote Europese concerns in deze sector. Daarom hebben we tegen gestemd.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit verslag gaat over internationale luchtvaartovereenkomsten in het kader van het Verdrag van Lissabon. Dat zijn supranationale overeenkomsten gericht op de harmonisering en vervanging van de bestaande, door de lidstaten afgesloten bilaterale overeenkomsten.
De rapporteur stelt dat luchtvaartovereenkomsten met buurlanden of belangrijke partners wereldwijd aanzienlijke voordelen kunnen opleveren voor passagiers, goederenvervoerders en luchtvaartmaatschappijen, [onder andere] op het gebied van markttoegang.
Uit de praktijk blijkt echter dat deze op EU-niveau gesloten overeenkomsten voornoemde beloften aan passagiers en werknemers niet waarmaken.
De meeste van deze overeenkomsten zijn in werkelijkheid namelijk gericht op het openen van de markt en het liberaliseren van de sector, altijd met een verwijzing naar vrije mededinging of het verhinderen van verstoringen van die mededinging. Het zijn de machtigste luchtvaartmaatschappijen die daarvan profiteren. Verder wordt beweerd dat de we CO2-emissie op die manier terugdringen – door de luchtvaart in de emissiehandel te betrekken. Ook dat is geen oplossing.
Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. − (SK) Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is bij het sluiten van internationale overeenkomsten vaker de goedkeuring van het Parlement vereist. Internationale luchtvaartovereenkomsten vallen op het moment onder deze categorie. Voorheen werd het Parlement slechts geraadpleegd over dergelijke overeenkomsten.. De nieuwe bevoegdheden van het Parlement uit hoofde van het Verdrag van Lissabon brengen ook nieuwe verantwoordelijkheden met zich mee.
Ik ben van mening dat het Parlement in staat moet worden gesteld om het verloop van de onderhandelingen te volgen voordat het wordt geconfronteerd met de mogelijkheid om de definitieve tekst van individuele internationale overeenkomsten goed te keuren of te verwerpen. Bovendien zou tot de relevante criteria voor vliegovereenkomsten met derde landen de mogelijkheid moeten behoren van een evenwichtige toegang tot markten en investeringsmogelijkheden, evenals eerlijke economische concurrentie op het gebied van overheidssubsidies, milieunormen en sociale normen.
Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. − (IT) De nieuwe bevoegdheden die voortvloeien uit het Verdrag van Lissabon geven ons de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op kwesties die het luchtruim betreffen in luchtvaartovereenkomsten. In het verslag wordt de nadruk gelegd op eerlijke concurrentie, en dus op de noodzaak om toe te zien op onder meer staatssteun, wordt ingegaan op milieukwesties en worden hoge normen gesteld op het vlak van de passagiersrechten. Wij zijn voorstander van deze maatregelen, en daarom stem ik voor het verslag.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik steun dit document daar sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 bij het sluiten van internationale overeenkomsten vaker de goedkeuring van het Parlement is vereist. Omdat ze een terrein bestrijken waarop de gewone wetgevingsprocedure van toepassing is, vallen nu ook luchtvaartovereenkomsten onder deze categorie. Gezien deze wijziging heeft de Commissie vervoer en toerisme besloten een initiatiefverslag op te stellen met het oog op de vaststelling van enkele algemene beginselen voor de evaluatie van luchtvaartovereenkomsten, zowel qua inhoud als de door de commissie aan te nemen procedures, om te verzekeren dat zij in de loop van de onderhandelingen volledig op de hoogte wordt gehouden en de kans krijgt haar prioriteiten kenbaar te maken ruim voordat zij voor de keus wordt gesteld wel of geen goedkeuring te verlenen.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb vandaag gestemd voor het verslag van de heer Simpson over internationale luchtvaartovereenkomsten in het kader van het Verdrag van Lissabon. Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag op 1 december 2009 is de goedkeuring van het Parlement vereist voor overeenkomsten op gebieden waarop de gewone wetgevingsprocedure van toepassing is. Dit is een grote verbetering, zeker gelet op de democratische tekortkomingen van de EU, omdat het Parlement – een door de Europese burgers democratisch gekozen orgaan – in het verleden alleen na de sluiting van dergelijke overeenkomsten werd geraadpleegd. Wij verwachten dan ook dat de Commissie gehoor geeft aan ons verzoek om een adequate informatievoorziening in stand te houden en de bevoegde commissie volledig te informeren wanneer zij voornemens is onderhandelingen voor te stellen over de sluiting of wijziging van internationale luchtvaartovereenkomsten, zodat het gehele Parlement volledig op de hoogte is wanneer het advies uitbrengt.
Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. − (RO) Het Verdrag van Lissabon geeft het Parlement nieuwe bevoegdheden, waaronder een grotere beslissingsbevoegdheid. Daarnaast heeft het Parlement de verantwoordelijkheid om te zorgen voor een goede gang van zaken, informatie aan en veiligheid van de burger. Het samenvoegen van de regelgeving van de bevoegde commissies van het Europees Parlement, wederzijdse erkenning van de veiligheids- en beveiligingsnormen en waarborging van de hoogst mogelijke standaard met betrekking tot internationale luchtvaartovereenkomsten brengt vanuit logistiek en economisch oogpunt voordelen voor passagiers en goederenvervoerders en ook voor de luchtvaartmaatschappijen.
David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd, waarin het Europees Parlement van oordeel is dat allesomvattende luchtvaartovereenkomsten met buurlanden of belangrijke partners wereldwijd aanzienlijke voordelen kunnen opleveren voor passagiers, goederenvervoerders en luchtvaartmaatschappijen, zowel op het gebied van markttoegang als de harmonisering van de regelgeving teneinde eerlijke concurrentie te bevorderen, ook met betrekking tot overheidssubsidies en sociale en milieunormen, mits aan bepaalde normen en voorwaarden wordt voldaan.
Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. − (IT) Krachtens het Verdrag van Lissabon is voor luchtvaartovereenkomsten de goedkeuring van het Parlement vereist, aangezien op de luchtvaartsector de gewone wetgevingsprocedure van toepassing is. Wij steunen het voornemen van de Commissie vervoer en toerisme om enkele algemene beginselen vast te stellen voor de inhoudelijke evaluatie van luchtvaartovereenkomsten. Zij dient in de loop van de onderhandelingen volledig op de hoogte te worden gehouden en de kans te krijgen haar prioriteiten kenbaar te maken ruim voordat zij voor de keus wordt gesteld wel of geen goedkeuring te verlenen. Om die reden moet het Parlement de procedure vanaf het begin volgen. Allesomvattende luchtvaartovereenkomsten met buurlanden of belangrijke partners wereldwijd kunnen aanzienlijke voordelen opleveren, doordat de dienstverlening aan de Europese passagiers en goederenvervoerders wordt verbeterd – zowel wat verscheidenheid als de prijs betreft – terwijl luchtvaartmaatschappijen kunnen profiteren van nieuwe winstmogelijkheden. Bovendien kan harmonisering van de regelgeving zeer gunstig uitpakken voor de bevordering van eerlijke concurrentie. Tot slot achten wij het van groot belang dat er onderhandelingen worden geopend met belangrijke Aziatische handelspartners, waaronder de Volksrepubliek China en India, aangezien dergelijke overeenkomsten door de economische groei van deze regio steeds belangrijker worden voor de ontwikkeling van de wereldhandel.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is bij het sluiten van internationale overeenkomsten vaker de goedkeuring van het Parlement vereist. Omdat ze een terrein bestrijken waarop de gewone wetgevingsprocedure van toepassing is, vallen nu ook luchtvaartovereenkomsten onder deze categorie. Daarom heeft de commissie vervoer en toerisme besloten een initiatiefverslag op te stellen met het oog op de vaststelling van enkele algemene beginselen voor de evaluatie van luchtvaartovereenkomsten, zowel qua inhoud als de door de commissie aan te nemen procedures, om te verzekeren dat zij in de loop van de onderhandelingen volledig op de hoogte wordt gehouden en de kans krijgt haar prioriteiten kenbaar te maken ruim voordat zij voor de keus wordt gesteld wel of geen goedkeuring te verlenen.
De nieuwe bevoegdheden van het Parlement uit hoofde van het Verdrag van Lissabon brengen ook nieuwe verantwoordelijkheden met zich mee. Het Parlement en zijn bevoegde commissie moeten goed op de hoogte blijven over de voorbereiding van de overeenkomsten waaraan zij vervolgens gevraagd worden hun goedkeuring te hechten. Dit omvat de bredere verantwoordelijkheid om nauwlettender toe te zien op het verloop van de onderhandelingen. In de toekomst zal bij de onderhandelingen over internationale overeenkomsten met deze punten rekening moeten worden gehouden.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (EN) Het verslag beslaat het kader voor de evaluatie van afzonderlijke luchtvaartovereenkomsten, waarbij rekening wordt gehouden met de veranderingen in het kader van het Verdrag van Lissabon, dat moet worden toegepast bij alle toekomstige onderhandelingen, de sluiting van onderhandelingen en de parlementaire goedkeuring daarvan (middels instemming). Tot de relevante criteria voor luchtvaartovereenkomsten met derde landen behoren evenwichtige markttoegang en investeringsmogelijkheden, evenals eerlijke concurrentie in termen van overheidssubsidies en sociale en milieunormen. Ik heb vóór gestemd.
Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. − (LT) Allesomvattende luchtvaartovereenkomsten met buurlanden of belangrijke partners wereldwijd kunnen zowel voor goederenvervoerders en luchtvaartmaatschappijen voordelig zijn alsook voor passagiers. Eerst en vooral garanderen dergelijke overeenkomsten alle luchtvaartmaatschappijen van de Unie dezelfde rechten. Bovendien zijn strenge vlucht- en luchtveiligheidsnormen van kracht, die voor vliegpassagiers, bemanning en de luchtvaart in het algemeen van cruciaal belang zijn. Inzake de voordelen van de genoemde overeenkomsten, ben ik van mening dat het nuttig is algemene beginselen te hebben bij de evaluatie van luchtvaartovereenkomsten. Het is van belang dat in elke overeenkomst beperkingen ten aanzien van markttoegang en investeringsmogelijkheden worden versoepeld of teniet worden gedaan, dat sociale en milieunormen worden gehandhaafd en verbeterd, dat voor passende waarborgen ten aanzien van gegevensbescherming en de persoonlijke levenssfeer wordt gezorgd, dat veiligheidsnormen wederzijds worden vastgelegd en een hoog niveau van passagiersrechten in stand wordt gehouden. Er moet ook op gewezen worden dat de Commissie dringend maatregelen moet nemen om de kwestie van het vliegen boven Siberië op te lossen en de onderhandelingen inzake internationale luchtvaartovereenkomsten met Japan en Rusland te openen.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is bij het sluiten van internationale overeenkomsten vaker de goedkeuring van het Parlement vereist. Omdat ze een terrein bestrijken waarop de gewone wetgevingsprocedure van toepassing is, vallen nu ook luchtvaartovereenkomsten onder deze categorie. Daarom heeft de commissie vervoer en toerisme besloten een initiatiefverslag op te stellen met het oog op de vaststelling van enkele algemene beginselen voor de evaluatie van luchtvaartovereenkomsten, zowel qua inhoud als de door de commissie aan te nemen procedures, om te verzekeren dat zij in de loop van de onderhandelingen volledig op de hoogte wordt gehouden en de kans krijgt haar prioriteiten kenbaar te maken ruim voordat zij voor de keus wordt gesteld wel of geen goedkeuring te verlenen. De nieuwe bevoegdheden van het Parlement uit hoofde van het Verdrag van Lissabon brengen ook nieuwe verantwoordelijkheden met zich mee. Het Parlement en zijn bevoegde commissie moeten goed op de hoogte blijven over de voorbereiding van de overeenkomsten waaraan zij vervolgens gevraagd worden hun goedkeuring te hechten. Dit omvat de bredere verantwoordelijkheid om nauwlettender toe te zien op het verloop van de onderhandelingen. Ik heb vóór dit verslag gestemd. De in dat verslag geïdentificeerde mogelijkheden kunnen worden gezien als een keuzemenu van onderdelen waarvoor, afhankelijk van de bijzondere omstandigheden van iedere overeenkomst, kan worden gekozen.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon speelt het Parlement een grote rol bij de sluiting van internationale luchtvaartovereenkomsten. De Commissie vervoer en toerisme heeft besloten een initiatiefverslag op te stellen met het oog op de vaststelling van enkele algemene beginselen voor de evaluatie van luchtvaartovereenkomsten, zowel qua inhoud als de door de commissie aan te nemen procedures, om te verzekeren dat zij in de loop van de onderhandelingen volledig op de hoogte wordt gehouden en de kans krijgt haar prioriteiten kenbaar te maken ruim voordat zij voor de keus wordt gesteld wel of geen goedkeuring te verlenen.
Er bestaan drie soorten luchtvaartovereenkomsten: horizontale overeenkomsten, waarmee bestaande bilaterale overeenkomsten in overeenstemming worden gebracht met het EU-recht; allesomvattende overeenkomsten, die gericht zijn op de waarborging van eerlijke concurrentie, en veiligheidsovereenkomsten, die bedoeld zijn om een hoog niveau van veiligheid te garanderen voor de burgerluchtvaart. Daarnaast worden in het rapport enkele criteria voorgesteld voor de beoordeling van de inhoud van de overeenkomsten, waaronder een evenwichtige toegang tot de markten en tot investeringsmogelijkheden, en eerlijke concurrentie met betrekking tot overheidssubsidies en sociale en milieunormen. Ik heb voor gestemd, opdat er een adequate informatievoorziening in stand wordt gehouden en de zwakke en sterke kanten van lopende overeenkomsten beter worden geëvalueerd.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Het Verdrag van Lissabon heeft de bevoegdheden van het Europees Parlement bij het afsluiten van internationale verdragen uitgebreid. Daarom zullen we nu bij het herdefiniëren van onze parlementaire status nieuwe juridische kaders voor ons werk moeten ontwerpen. Dat is wat er bij dit verslag speelt. Het Parlement is voortaan ook bevoegd inzake luchtvaartovereenkomsten. We moeten er dan voor zorgen dat we tijdens de onderhandelingsfase alle nodige informatie ontvangen. De participatie van het Parlement mag immers niet alleen betrekking hebben op het eindresultaat van de onderhandelingsprocedure. Dan zouden onze inbreng beperkt blijven tot het goed- of afkeuren van dat eindresultaat. Zo zouden we geen goed onderbouwd standpunt kunnen innemen op basis van een hele reeks belangrijke indicatoren. Het Parlement moet dus in alle fasen van het proces kunnen interveniëren. We moeten daarom aangeven (in algemene zin) op welke momenten we informatie wensen te ontvangen, alsook in welke vorm die informatie dient te worden aangereikt.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik heb vóór gestemd. Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is bij het sluiten van internationale overeenkomsten vaker de goedkeuring van het Parlement vereist. Omdat ze een terrein bestrijken waarop de gewone wetgevingsprocedure van toepassing is, vallen nu ook luchtvaartovereenkomsten onder deze categorie. Voorheen werd het Parlement slechts geraadpleegd over dergelijke overeenkomsten. Gezien deze wijziging heeft de Commissie vervoer en toerisme besloten een initiatiefverslag op te stellen met het oog op de vaststelling van enkele algemene beginselen voor de evaluatie van luchtvaartovereenkomsten, zowel qua inhoud als de door de Commissie aan te nemen procedures, om te verzekeren dat zij in de loop van de onderhandelingen volledig op de hoogte wordt gehouden en de kans krijgt haar prioriteiten kenbaar te maken ruim voordat zij voor de keus wordt gesteld wel of geen goedkeuring te verlenen.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) In het verslag zijn algemene beginselen opgenomen voor goede communicatie tussen het Parlement en de Commissie bij de goedkeuring van internationale luchtvaartovereenkomsten en voor de vaststelling van gemeenschappelijke bepalingen bij de evaluatie van luchtvaartovereenkomsten. Dankzij het Verdrag van Lissabon heeft het Parlement meer bevoegdheden en bijbehorende verantwoordelijkheden gekregen, en moet het nauwer toezicht houden op het verloop van de onderhandelingen over en de sluiting van luchtvaartovereenkomsten. Gelet op het belang van deze overeenkomsten, vooral voor wat betreft het waarborgen van betere dienstverlening voor de passagiers en het creëren van nieuwe mogelijkheden voor luchtvaartmaatschappijen, zou het goed zijn als het Parlement de Commissie in de beginfase op de hoogte stelt van zijn zorgen en van de evaluatiecriteria die het Parlement hanteert, en niet wacht tot de onderhandelingen afgerond zijn.
Vilja Savisaar-Toomast (ALDE), schriftelijk. – (ET) Bij het Verdrag van Lissabon zijn het Parlement meer rechten verleend. Zo is onder meer de goedkeuring van het Parlement vereist om internationale overeenkomsten te kunnen sluiten. De Commissie vervoer en toerisme moet regelmatig luchtvaartovereenkomsten beoordelen en behandelen. Ik ben van mening dat dit verslag het werk van de Commissie vervoer en toerisme in grote mate zal vergemakkelijken en vereenvoudigen, aangezien daarin de beginselen worden beschreven op grond waarvan we luchtvaartovereenkomsten zowel inhoudelijk als in termen van maatregelen dienen te beoordelen.
Bovendien draagt dit verslag ertoe bij de uiteenlopende luchtvaartovereenkomsten beter te begrijpen en zo efficiënt mogelijk te behandelen, terwijl daarin ook wordt gespecificeerd met welke criteria we rekening moeten houden en op welke de aspecten we moeten letten. Daarnaast bevat het verslag wenken over hoe we vooruitgang kunnen boeken bij deze luchtvaartovereenkomsten en wat de vereisten zijn in de verschillende stadia van de behandeling ervan door de instellingen. Volgens mij is dit een cruciaal verslag, en daarom heb ik voor aanneming ervan gestemd.
Brian Simpson (S&D), schriftelijk. – (EN) Dit verslag voorziet in een kader dat moet worden vastgesteld zodat het Parlement haar verplichtingen op grond van het Verdrag van Lissabon kan nakomen met betrekking tot internationale luchtvaartovereenkomsten. De Commissie vervoer en toerisme hechtte er groot belang aan dat het Parlement bij afzonderlijke overeenkomsten met afzonderlijke soevereine staten dezelfde procedures en richtlijnen hanteert waarmee de rapporteurs kunnen werken, om ons een consistente aanpak te bieden en de gelegenheid te geven naar belangrijke aspecten te kijken, waaronder relevante veiligheidsvoorschriften en sociale voorwaarden. Ik ga vóór stemmen en hoop dat het Parlement mijn verslag kan steunen, zodat het voorgestelde kader operationeel kan worden gemaakt.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is bij het sluiten van internationale overeenkomsten vaker de officiële goedkeuring van het Parlement vereist. Omdat ze een terrein bestrijken waarop de gewone wetgevingsprocedure van toepassing is, vallen nu ook luchtvaartovereenkomsten onder deze categorie. Dat betekent dat het EP regelmatig informatie dient te ontvangen, teneinde een afgewogen oordeel over de gehele onderhandelingsprocedure te kunnen vormen en zijn eigen mening en prioriteiten uit te kunnen dragen.
Dit verslag bevat een aantal richtsnoeren voor de analyse van luchtvaartovereenkomsten (zowel op procedureel als op inhoudelijk vlak). Het onderscheid drie typen overeenkomst: horizontale overeenkomsten, allesomvattende overeenkomsten en veiligheidsovereenkomsten.
Ik heb vóór deze overeenkomst gestemd. Net als de rapporteur vindt ook ik het van fundamenteel belang dat de Europese Commissie erkent dat het EP de onderhandelingsprocedure via informatie-uitwisseling steeds moet kunnen volgen. De Commissie moet om de drie jaar een beoordeling geven van de voor- en nadelen van de reeds bestaande overeenkomsten. De goedkeuring van overeenkomsten moet geschieden binnen het kader van soepel verlopende interinstitutionele betrekkingen, die alle Europese instellingen in staat stelt bij die goedkeuring een actieve rol te spelen.
Niki Tzavela (EFD), schriftelijk. – (EL) Ik heb voor het verslag van Brian Simpson over internationale luchtvaartovereenkomsten in het kader van het Verdrag van Lissabon gestemd gezien het feit dat het Parlement inmiddels meer verantwoordelijkheid heeft bij onderhandelingen over internationale verdragen. Hier komt bij dat verdragen over luchttransport met derde landen bevorderlijk zijn voor de ontwikkeling van het internationale luchttransport en rechtszekerheid waarborgen.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Het Verdrag van Lissabon heeft tot nieuwe bevoegdheden geleid, en dat betekent dat internationale luchtvaartovereenkomsten vaker ter beoordeling en goedkeuring aan het Europees Parlement zullen worden voorgelegd. Daarom stelt de rapporteur voor om algemene principes uit te werken om die beoordeling te vereenvoudigen, maar ook te verbeteren. De rapporteur erkent dat dergelijke overeenkomsten principieel voordelen met zich meebrengen, maar hij kiest voor een genuanceerde aanpak, en pleit in meerdere passages voor een constructieve dialoog tussen de Commissie en het Parlement.
Artur Zasada (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik ben ingenomen met het resultaat van de stemming van vandaag, vooral omdat ik als rapporteur het document over de luchtvervoersovereenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten heb opgesteld. Dat was een uiterst belangrijk document. De luchtvaartmarkten van de Europese Unie en de Verenigde Staten zijn samen goed voor ongeveer 60 procent van het luchtverkeer wereldwijd. De toekomstige openstelling op niet-discriminerende wijze van de markt voor luchtvaartmaatschappijen uit de EU en de VS zal niet alleen leiden tot betere diensten voor passagiers en vrachtvervoerders, maar zal ook aanzienlijke economische voordelen opleveren en voor extra werkgelegenheid zorgen. Jammer genoeg was het Europees Parlement niet betrokken bij de onderhandelingen over de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten en was het dus niet in staat om de inhoud van het document te beïnvloeden. Dit is een onaanvaardbare situatie. Ik ga daarom akkoord met de belangrijkste stelling uit het verslag van de heer Simpson over internationale luchtvaartovereenkomsten, dat vandaag is aangenomen. Het Europees Parlement moest in een vroeg stadium bij de onderhandelingen worden betrokken of moest op zijn minst op de hoogte worden gehouden van de geboekte vooruitgang.
Aanbeveling voor de tweede lezing: Saïd El Khadraoui (A7-0171/2011)
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb mijn goedkeuring verleend aan dit verslag zoals dat er nu, met de nieuwe bijdragen van de Raad (earmarking, meer transparantie, initiatieven voor het vernieuwen van de vloot, bepalingen met betrekking tot de capaciteit van voertuigen, en een efficiëntere variatie van de infrastructuurheffingen), is komen uit te zien. Eurovignette III geeft de lidstaten de mogelijkheid om de weggebruikers desgewenst mee te laten betalen aan de externe kosten (akoestische en luchtvervuiling) om er zo voor te zorgen dat het beginsel dat de vervuiler betaalt in het wegverkeer wordt geconcretiseerd. Vooruitlopend op het Witboek verplicht deze wetgeving de lidstaten en de Commissie verdere stappen te nemen in de richting van een duurzamer en in sterkere mate interoperationeel vervoerssysteem, met een geharmoniseerde belastingoplegging en een verdere internalisering van de externe kosten.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Dankzij de ontwerprichtlijn betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen (“Eurovignet”) hebben de lidstaten voortaan de mogelijkheid luchtverontreiniging en geluidhinder van het wegtransport te belasten. Deze maatregel volgens het principe 'de vervuiler betaalt' heeft tot doel te stimuleren dat de vrachtvoertuigen die over onze wegen rijden geleidelijk aan worden vervangen door nieuwe. De nieuwe maatregel kan ook worden beschouwd als een nieuwe bron van inkomsten voor schoner transport, zoals het vervoer over het spoor of over het water. Ik heb het verslag van Saïd El Khadraoui derhalve mijn steun gegeven. Toch wil ik de lidstaten vragen gematigdheid te betrachten bij het toepassen van het Eurovignet: het Eurovignet mag in geen geval een gevaar vormen voor de commerciële en financiële gezondheid van transportondernemingen of ondernemingen die gebruik maken van transport.
Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) De meeste Ierse goederen die op de Europese markt worden verkocht, worden via het wegennet vervoerd, en daarom heb ik tegen de in dit verslag aanbevolen maatregelen gestemd, aangezien zij buitensporige kosten met zich mee zouden brengen voor de Ierse vervoerders, exporteurs en producenten. De Eurovignet-richtlijn voorziet reeds in heffingen, maar de lidstaten zijn niet verplicht die heffingen in te voeren. Het Eurovignet geldt momenteel voor 15 000 kilometer Europese snelwegen, waartoe de helft van de Europese tolwegen behoort. Weliswaar vind ik dat luchtvervuiling en lawaaioverlast moeten worden aangepakt en de mensen moeten worden aangemoedigd om schonere voertuigen te gebruiken, maar als deze richtlijn wordt uitgebreid met heffingen voor lawaaioverlast en luchtvervuiling, zouden de Ierse vervoersbedrijven die Ierse exportproducten naar Europa brengen, daarvan in grote mate de dupe worden.
Tal van Ierse producten worden uitgevoerd naar derde landen, en de bijkomende kosten die als gevolg van de voorstellen van het verslag zouden ontstaan, zouden zeer schadelijk zijn voor de Ierse exporteurs en vervoerders en zouden een genadeklap kunnen betekenen voor kleine ondernemingen die slechts met kleine winstmarges draaien.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb gestemd vóór dit in tweede lezing vastgestelde gemeenschappelijke standpunt van Raad en Parlement over Eurovignette. De richtlijn heeft als belangrijkste doelen de lidstaten de mogelijkheid te geven om bepaalde – beperkte – externe kosten door te berekenen aan de weggebruikers, en zo het 'de vervuiler betaalt'-beginsel in te voeren, en om lidstaten ook extra mogelijkheden te geven om hun nationale tolsystemen efficiënter te maken. Ik ben het eens met de doelstellingen milieuvervuiling te doen afnemen en het ‘de vervuiler betaalt’-beginsel in het wegvervoer in te voeren. Ik heb ook het voorstel gesteund de inkomsten uit Eurovignette te investeren in wegeninfrastructuur en te gebruiken om vervoer groener te maken. De bevordering van duurzaam vervoer is een centrale doelstelling van het gemeenschappelijke vervoersbeleid. Te dien einde moeten de mate waarin het vervoer aan de klimaatverandering bijdraagt en de negatieve effecten ervan, met name de congestieproblemen die de mobiliteit belemmeren, en de luchtverontreiniging en geluidhinder die gezondheids- en milieuschade veroorzaken, worden verminderd.
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Hoewel ik blij ben dat er een overeenkomst over de Eurovignetrichtlijn is bereikt, ben ik niettemin verre van tevreden met het eindresultaat. Door het tussen het Parlement en de Raad gevonden compromis goed te keuren, maken we een einde aan jarenlange onderhandelingen. Zeker, het is een stap in de goede richting, maar het is een minimale overeenkomst zonder dwangmiddelen! De lidstaten worden inderdaad in staat gesteld, maar op geen enkele manier verplicht, om zware vrachtvoertuigen te laten betalen voor de externe kosten die zij veroorzaken. Maar feit is wel dat het idee is geuit en dat is ook het echte positieve punt en de reden waarom ik voor het verslag heb gestemd. Door het principe 'de vervuiler betaalt' op zware vrachtvoertuigen toe te passen, opent de richtlijn de weg naar de erkenning in ons overheidsbeleid van de internalisering van externe kosten die door het transport worden veroorzaakt. Ook het principe van transparantie van inkomsten en investeringen staat nu op de agenda. Laten we hopen dat dat een gewoonte wordt bij de beoordeling van overheidsbeleid: de lidstaten zullen daadwerkelijk regelmatig verslag moeten uitbrengen aan de Commissie. Wij betreuren echter het lage percentage van de inkomsten dat mag worden gebruikt voor het trans-Europees vervoersnetwerk (15 procent). Daarnaast moeten we erop toezien dat de lidstaten hun belofte houden en de inkomsten in duurzame projecten investeren.
Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. − (IT) Het verslag waarover wij vandaag debatteren is met name belangrijk vanwege de wijziging van Richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen. De indiening van dit voorstel voor een richtlijn – een compromis tussen het Hongaars voorzitterschap, de Commissie en het Parlement – is in mijn ogen zeer schadelijk voor de Italiaanse economie, omdat de Italiaanse transportsector goed is voor een derde van het goederenvervoer over de Europese wegen en een waarde van ongeveer 200 miljard euro per jaar vertegenwoordigt.
Nadat de richtlijn is omgezet in de Europese doorvoerlanden, zal de import van goederen naar Italië en de uitvoer van Italiaanse goederen gepaard gaan met een stijging van de aanvullende lasten. Ik deel het zeer kritische standpunt van de Italiaanse regering, die van mening is dat het in deze economisch zware tijden een zeer onverstandig politiek besluit is om een economische sector waar onze markt op steunt, te belasten. Naar mijn mening veranderen de kleine doorbraken die met het compromis werden bereikt, weinig aan een tekst die zeer schadelijk is voor de Italiaanse economie en de transportsector. Daarnaast is niet bewezen dat de maatregel effect sorteert: zolang er nog geen intermodaal infrastructuurnetwerk is, zal het vervoer over de weg toenemen, en zodoende zullen ook de bijbehorende vervuilingskosten stijgen.
John Bufton (EFD), schriftelijk. – (EN) Ik heb tegen dit amendement gestemd, omdat het van cruciaal belang is dat de Commissie geen mogelijkheden krijgt om inkomsten te verwerven, zelfs niet via een indirecte heffing, vooral zonder de unanieme toestemming van de Raad. In het VK onderschrijven we thans de Eurovignetregeling niet. De Britse regering onderzoekt daarentegen momenteel de invoering van tolheffing voor vrachtwagens in 2015 conform de Europese wetgeving. De Commissie heeft zich echter het recht voorbehouden om de koolstofbelasting per 2013 verplicht te stellen. Ik wil de Britse burgers op geen enkele manier te zien bijdragen aan welke vorm van Europese belasting dan ook.
Maria da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Het instellen van een heffing op zware voertuigen is onevenredig belastend voor landen in de periferie van de Europese Unie, zoals Griekenland, Italië, Spanje en Portugal. Dat zijn ook nog eens de landen die door de financiële crisis (die in deze landen de vorm van een economische en begrotingscrisis heeft aangenomen) het zwaarst getroffen zijn. Gelet op het voorgaande heb ik tegen dit document gestemd. Ik vind het onjuist dat de hier bedoelde heffingen niet overal hetzelfde gewicht hebben. Het grootste deel van de opbrengsten zal in de perifere landen worden gerealiseerd, maar deze zullen ten goede komen aan de centraal gelegen landen.
George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik heb gestemd tegen het verslag-El Khadraoui over belasting op zware vrachtvoertuigen, omdat het voorstel ruimte laat voor het instellen van tariefbarrières. Hierdoor zullen de kosten van goederenvervoerders uit perifere lidstaten stijgen. De richtlijn zal daarnaast lidstaten toestaan compensatie te verlenen voor deze belasting, hetgeen kan leiden tot concurrentieverstoring tussen Europese vervoerders uit verschillende lidstaten.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het Parlement heeft zojuist zijn goedkeuring gegeven aan de nieuwe belastingregeling voor het wegverkeer teneinde de ontwikkeling en financiering van een vervoerbeleid mogelijk te maken dat beter is afgestemd op de milieueisen op het gebied van verontreiniging en lawaai. Terwijl wegvervoerders voortaan moeten gaan betalen voor de luchtverontreiniging en geluidhinder die vrachtwagens veroorzaken, worden lidstaten verplicht om als tegenprestatie de met door deze heffing verkregen inkomsten te investeren in een trans-Europees vervoersnet, en dan met name in concurrerender en minder vervuilende vervoerssystemen. Deze maatregelen zijn een stap voorwaarts, maar niet voldoende. Het wordt tijd dat de lidstaten beginnen een echt ontwikkelingsbeleid voor vracht op poten zetten en zo op coherente wijze gebruik gaan maken van het totaal aan infrastructuurvoorzieningen van het spoorweg- en wegvervoer.
Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Het Europees Parlement heeft vandaag met een grote meerderheid de herziening van de Eurovignetrichtlijn goedgekeurd. In de tekst is bepaald dat vrachtvoertuigen moeten betalen voor de luchtverontreiniging en geluidhinder die zij veroorzaken. De overeenkomst die vandaag is bekrachtigd, biedt de lidstaten de gelegenheid de kosten van de luchtverontreiniging en geluidhinder aan de wegvervoerders door te berekenen, naast de heffingen voor het gebruik van de infrastructuurvoorzieningen van de weg.
Hoewel deze herziening belangrijk is, is dit slechts een klein stapje in de goede richting. De regelgeving is namelijk niet-dwingend! Ik verwacht dus nog nieuwe voorstellen die deze nieuwe maatregelen, waaronder het doorberekenen van de kosten van alle schade die aan het milieu wordt toegebracht, wel dwingend maken en die het principe 'de vervuiler betaalt' naar alle vervoerswijzen uitbreiden.
In de tekst wordt er ook op aangedrongen de inkomsten uit tolheffingen op een bepaalde manier te gebruiken. Op dat punt heeft het Parlement de lidstaten verplicht een deel van de opbrengsten uit de tolheffing te investeren in een verbetering van de verkeersinfrastructuur en de mobiliteit. De inkomsten uit heffingen zouden ook aangewend moeten kunnen worden voor projecten die de vermindering van de luchtverontreiniging of zelfs de geluidhinder nastreven.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb tegen dit verslag over het opleggen van heffingen aan zware vrachtvoertuigen gestemd, omdat ik meen dat het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen negatieve gevolgen kan hebben voor de Europese economie, inzonderheid die van de perifere landen. Gelet op de huidige economische conjunctuur en het feit dat er in de sector wegvervoer al verschillende belastingen en heffingen worden opgelegd (zoals de bijzondere brandstofverbruiksbelasting), geloof ik dat het internaliseren van de kosten in deze sector heel goed afgewogen zal moeten worden als we willen dat er een bredere consensus ontstaat tussen de door deze maatregelen getroffen actoren.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Deze wijziging van de Eurovignet-richtlijn heeft tot gevolg dat het principe dat de vervuiler betaalt van toepassing wordt verklaard op zware vrachtvoertuigen die van de Europese autowegen gebruik maken. Dat betekent dat de lidstaten de mogelijkheid krijgen de kosten van akoestische en luchtvervuiling door te berekenen in de tolheffingen op de nationale snelwegen. Deze extra heffing zou gemiddeld ongeveer drie tot vier cent per voertuig per kilometer bedragen. De Europese Unie is momenteel echter ernstig verzwakt en we moeten nu meer dan ooit kunnen concurreren. Dit is dus niet het moment om het vrachtvervoer nog duurder te maken, en zeker niet voor de perifere landen. Voor deze landen geldt nu al dat de prijzen van de goederen verhoogd worden met die van het transport. Ze zijn hoe dan ook verplicht met de brandstof bij te dragen tot het internaliseren van de kosten. Als ze op bij de tolheffingen nu ook nog eens extra moeten gaan betalen zullen ze minder concurrerend worden. Het gaat hier om een belangrijk milieuvraagstuk, maar dit lijkt me niet het aangewezen moment om Europese ondernemingen met een extra heffing te belasten.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Het opleggen van een heffing voor zware vrachtvoertuigen is een maatregel die de perifere landen van de Europese Unie ongemeen zwaar treft en tegelijkertijd een bron van extra inkomsten voor de landen in het centrum van Europa vormt. De via de trialoog tot stand gekomen tekst is voor Portugal minder negatief dan het voorstel van de commissie vervoer en toerisme (TRAN), omdat eerstgenoemde tekst de variatie in heffingen tot 175 procent beperkt en de piekperiode tot vijf uur terugbrengt, en daarnaast de vrijstellingsperiode voor minder vervuilende voertuigen met één jaar verlengt (tot vier jaar). Er blijft echter een heffing bestaan, en die zal de perifere landen van de Europese Unie extra kosten opleggen. De nieuwe bepalingen van de Eurovignet-richtlijn verschaffen de lidstaten immers de mogelijkheid om zware vrachtwagens niet alleen een heffing op te leggen voor het gebruik van de infrastructuur, maar ook voor de door het verkeer veroorzaakte akoestische en luchtvervuiling. Deze extra heffing bedraagt gemiddeld drie tot vier cent per voertuig per kilometer. Minder vervuilende voertuigen zijn vrijgesteld. Ik heb tegen dit verslag gestemd, omdat ik meen dat de perifere lidstaten hier meer schade van zullen ondervinden dan andere lidstaten.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De enorme afhankelijkheid van het wegvervoer is een heel reëel probleem (in Portugal is die afhankelijkheid nog sterker dan dat gemiddeld in Europa het geval is). Het wegvervoer veroorzaakt veel vervuiling, en vormt zo dus een bedreiging voor het milieu en de volksgezondheid. Daar komt nog eens het energieaspect bij: olie is wordt steeds schaarser en deze grondstof wordt gaandeweg minder toegankelijk. Daarom is het zaak dat we de diversificatie van het vrachtvervoer bevorderen, waarbij het accent op het spoorwegvervoer zou moeten komen te liggen. Dat is helaas nog niet het geval. In een aantal landen, waaronder Portugal, wordt er in het spoorwegvervoer nu juist steeds minder geïnvesteerd. Die tendens wordt nog sterker in de nasleep van de doorgevoerde liberalisering en privatisering. Dit verslag brengt een aantal van deze aspecten aan de orde, maar stelt uiteindelijk alleen maar voor een nieuwe heffing voor zware vrachtvoertuigen in te voeren (bovenop de reeds bestaande heffingen, die in Portugal onlangs ook nog eens verhoogd zijn). Het is maar de vraag of de nieuwe heffingen op een doeltreffende wijze zullen bijdragen tot de vastgelegde doelstellingen. Het gaat al met al om een extra heffing, en in de huidige situatie kan dat voor veel bedrijven leiden tot liquiditeitsproblemen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De enorme afhankelijkheid van het wegvervoer is een heel reëel probleem (in Portugal is die afhankelijkheid nog sterker dan dat gemiddeld in Europa het geval is). Het wegvervoer veroorzaakt veel vervuiling, en vormt zo dus een bedreiging voor het milieu en de volksgezondheid. Daar komt nog eens het energieaspect bij: olie is wordt steeds schaarser en deze grondstof wordt gaandeweg minder toegankelijk.
Daarom is het zaak dat we de diversificatie van het vrachtvervoer bevorderen, waarbij het accent op het spoorwegvervoer zou moeten komen te liggen. Dat is helaas nog niet het geval. In een aantal landen, waaronder Portugal, wordt er in het spoorwegvervoer nu juist steeds minder geïnvesteerd. Die tendens wordt nog sterker in de nasleep van de doorgevoerde liberalisering en privatisering.
Dit verslag brengt een aantal van deze aspecten aan de orde, maar stelt uiteindelijk alleen maar voor een nieuwe heffing voor zware vrachtvoertuigen in te voeren (bovenop de reeds bestaande heffingen, sommige waarvan in Portugal onlangs ook nog eens verhoogd zijn of voor het eerst ingevoerd, zoals de heffingen op aanvankelijk tolvrije wegen). Het is maar de vraag of de nieuwe heffingen op een doeltreffende wijze zullen bijdragen tot de vastgelegde doelstellingen. Het gaat al met al om een extra heffing, en in de huidige situatie kan dat voor veel bedrijven leiden tot liquiditeitsproblemen.
Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. − (SK) Er is enige tijd verstreken sinds het standpunt van het Europees Parlement over Eurovignette III in eerste lezing werd aangenomen. De richtlijn zou lidstaten indien gewenst in staat moeten stellen weggebruikers bepaalde (beperkte) externe kosten in rekening te brengen, zodat in de sector van het wegvervoer eindelijk het principe ‘de gebruiker betaalt’ wordt ingevoerd.
De richtlijn biedt de lidstaten ook voldoende mogelijkheden om de effectiviteit van de nationale tolheffingssystemen te verhogen, wat een beter instrument zou zijn in het bestuur van de vraag in de transportsector. De Raad heeft deze doelstellingen in zijn standpunt bevestigd en nu is het nodig dat ook de Commissie stappen onderneemt die leiden tot een duurzame ontwikkeling van het vervoer, samenwerking, harmonisering van de tolsystemen en verdere internalisering van externe kosten.
Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. – (EN) In de praktijk zal dit voorstel buitensporige gevolgen hebben op de perifere EU-lidstaten, zoals Ierland, omdat centraal gelegen lidstaten kunnen omschakelen op vervoer per spoor. Volgens schattingen van de Vereniging van Ierse exporteurs zal een vrachtwagen die vanuit Ierland via Holyhead en Dover naar het Europese vasteland reist, geconfronteerd worden met honderdtwintig euro aan heffingen op weggebruik en dertig euro aan externe kosten. Zodoende zal een retour driehonderd euro gaan kosten ten gevolge van deze wetgeving. Tot de belangrijkste exportsectoren die zullen worden getroffen, behoren die van de geneesmiddelen, de ICT, medische hulpmiddelen, zuivelproducten en andere voedingsmiddelen. Bovendien zijn er in Ierland meer dan dertigduizend mensen werkzaam in de wegvervoersector. Het komt erop neer dat de vervoerskosten van de Ierse export naar Europese markten zullen stijgen door deze nieuwe heffingen. Ik heb tegen dit verslag gestemd, omdat de EU zou moeten zoeken naar manieren om ons concurrentievermogen te verhogen in lijn met de Europa 2020-strategie, in plaats van wetgeving invoeren die een gevaar vormt voor ons concurrentievermogen.
Roberto Gualtieri (S&D), schriftelijk. − (IT) Het Parlement heeft zich positief uitgesproken over de richtlijn inzake heffingen op het gebruik van bepaalde wegen door vrachtwagens, hetgeen een positieve stap betekent voor de bescherming van de gezondheid van de Europese burgers en waaruit de bereidheid blijkt om de schadelijke effecten van de vervuiling die door het goederenvervoer over de weg wordt veroorzaakt, te beperken. Voor het eerst zal in deze sector het principe gelden dat de vervuiler betaalt, waarmee een veiliger, duurzamer transportsector wordt beoogd, en zodoende alternatieven worden bevorderd, zoals het verkeer over het spoor. Gelet op het bereikte compromis moet ook worden ingegaan op de bescherming van de sector wegvervoer, die niet te streng bestraft mag worden. Daarom moeten de lidstaten proberen om de inkomsten uit het Eurovignet beter te besteden, bijvoorbeeld door te investeren in de verbetering van de infrastructuur en door het gebruik van minder vervuilende voertuigen te bevorderen, om ervoor te zorgen dat alle sectoren profiteren van de voordelen van de richtlijn.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag van mijn collega Saïd El Khadraoui over de herziening van de Europese Eurovignetrichtlijn gestemd, waarmee zware vrachtvoertuigen belast kunnen worden. Voor de eerste keer wordt het principe 'de vervuiler betaalt' toegepast op het wegvervoer en kunnen zware vrachtvoertuigen worden belast voor geluidhinder en luchtverontreiniging als zij de wegen in de Europese Unie gebruiken. Het is een innoverend initiatief dat ik toejuich, omdat rekening wordt gehouden met de sociale en milieukosten en men zich niet enkel beperkt tot de kosten van de infrastructuurvoorzieningen. Het is niettemin jammer dat de ambitie van het Europees Parlement over strenge milieueisen werd afgeremd door de Raad van ministers, onder het voorwendsel van te hoge extra kosten. Ondanks alles is dit verslag voor het milieu een echte stap voorwaarts.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik steun dit document daar dit document als doel heeft zware vrachtvoertuigen te belasten afhankelijk van het tijdstip dat ze rijden, of ze al dan niet op piekmomenten rijden en eveneens afhankelijk van het verspreide lawaai en het type motor. Van het geïnde belastinggeld wordt minstens 15 procent geïnvesteerd in andere projecten met betrekking tot CO2-vermindering. Het is goed dat we vandaag bereid zijn de klimaatverandering af te remmen, dat het 'de vervuiler betaalt'-beginsel eindelijk wordt ingevoerd in het wegvervoer. Ik twijfel er niet aan dat zij de lidstaten extra mogelijkheden biedt om hun nationale tolsystemen efficiënter te maken, m.a.w. tot een beter instrument voor het beheer van de vraag op transportgebied te maken. Maar toch ben ik van mening dat deze maatregelen enkel voor enkele centraal gelegen EU-doorvoerlanden economisch voordelig en gunstig zijn en helemaal niet of veel minder gunstig voor een groot deel van de EU-lidstaten die aan de oostelijke, zuidelijke, westelijke of noordelijke buitengrenzen van de Europese Unie liggen. Daarom acht ik het de moeite waard dit aspect in zijn geheel te evalueren, nog een keer af te wegen en pas dan aan te nemen.
Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik wil graag mijn volledige steun geven aan de richtlijn betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen. Ik wil met name steun verlenen aan een bepaling die zeer belangrijk is voor het milieu in Europa. Ik hoop dat de lagere heffingen voor minder vervuilende voertuigen de eigenaars van vervoersondernemingen die hun vloot nog niet hebben vernieuwd, over de streep kunnen halen om dat alsnog te doen. Daarenboven zullen gewassen die in de omgeving van drukke wegen worden geteeld in mindere mate aan vervuiling door uitlaatgassen worden blootgesteld. Ik beschouw ook de hogere heffingen voor verkeer gedurende de piekuren als een positieve maatregel. Dankzij deze beperkingen zal de veiligheid op de weg toenemen en zullen de rijomstandigheden voor alle weggebruikers beter worden. De bovengenoemde beperkingen zullen ons ook in staat stellen om de infrastructuur te verbeteren, die vooral tijdens de piekuren zwaar wordt beschadigd door het vele verkeer.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb tegen de ingediende compromistekst gestemd en sluit mij op die manier aan bij de Italiaanse regering, die zich in de Raad al heeft uitgesproken tegen het voorstel. Als de sector wegvervoer verder belast wordt, dan zal deze sector, die aan het Italiaanse handelsstelsel ten grondslag ligt, zwaar getroffen worden. Een verhoging van de kosten die deze sector moet dragen, betekent een verdere belasting voor de samenleving als geheel en is nadelig voor de vraag naar onze goederen. Ik denk niet dat dit compromis de juiste aanpak is, zeker niet voor een land als Italië, dat het beginpunt vormt van vervoersstromen die nationale welvaart creëren en die beschermd moeten worden door geschikte instrumenten vast te stellen waarmee de lucht- en geluidsvervuiling worden aangepakt, maar waarin ook rekening wordt gehouden met de specifieke structurele en logistieke kenmerken.
Agnès Le Brun (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor de resolutie betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen gestemd, omdat hiermee een moeilijk bereikt akkoord over de herziening van de ‘Eurovignetrichtlijn” wordt bekrachtigd. Deze richtlijn uit 1999, die in 2006 is herzien, heeft tot doel de belastingheffing op zware vrachtvoertuigen te harmoniseren. De goedgekeurde herziening is een eerste stap op de weg naar internalisatie van de externe kosten in het wegvervoer en dus naar een concrete toepassing van het principe 'de vervuiler betaalt'. De door het verkeer veroorzaakte luchtverontreiniging en geluidhinder wordt derhalve, op elektronische wijze, belast, tegen een prijs van 3 tot 4 cent per kilometer afhankelijk van de euroklasse van het voertuig, het soort weg en de drukte op de weg. Dankzij deze herziening zijn we voortaan beter in staat het verkeer te sturen, omdat de tarieven in piekuren kunnen worden verhoogd (maximaal 175 procent voor maximaal 5 uur), maar in daluren evenredig kunnen worden verlaagd, zodat transportbedrijven financieel niet worden benadeeld. Tot slot worden de lidstaten in deze resolutie aangespoord het verdiende geld uit te geven aan de financiering van een bepaald soort projecten op het gebied van duurzaam transport.
Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik heb voor de Eurovignetrichtlijn gestemd omdat ik denk dat dit soort oplossingen kan bijdragen tot een volledige harmonisatie van het Europese systeem voor het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen, waardoor het mogelijk wordt om zich op efficiënte wijze en zonder onnodige vertragingen binnen de Europese Unie te verplaatsen. Ik denk dat de invoering van het 'de vervuiler betaalt'-beginsel zal leiden tot een vermindering van de vervuiling en het lawaai van zware vrachtvoertuigen die niet zijn uitgerust met motoren die aan de Euro 5- en 6-normen voldoen, aangezien voor deze laatste motoren geen heffingen moeten worden betaald. Bovendien is vastgesteld dat de lidstaten zelf kunnen bepalen waarvoor de door de heffing gegenereerde opbrengsten worden gebruikt, op voorwaarde dat ten minste 15 procent van de opbrengsten aan de financiële ondersteuning van TEN-T-projecten wordt besteed, teneinde de duurzaamheid van het vervoer te verbeteren.
David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd waarin de 'Eurovignette'- belastingregeling voor het wegvervoer wordt herzien, wat de lidstaten de mogelijkheid moet geven om de kosten van luchtverontreiniging en geluidshinder door te berekenen aan vervoerders, bovenop de autowegtol. Middels deze richtlijn wordt gegarandeerd dat de opbrengsten van deze heffingen worden gebruikt om het functioneren van de verschillende transportsystemen te verbeteren en de verontreiniging terug te dringen.
Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. − (IT) Aan de hand van Richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen mogen de lidstaten desgewenst bepaalde externe kosten doorberekenen aan de weggebruikers, zodat zij over extra mogelijkheden beschikken om hun nationale tolsystemen efficiënter te maken en tot een beter instrument voor het beheer van de vraag op transportgebied te maken. Wij zijn van mening dat het in deze economisch zware tijden een zeer onverstandig politiek besluit is om, puur om inkomsten te genereren, een economische sector waar onze markt op steunt, te belasten. Daarnaast is het onacceptabel dat de meer perifeer gelegen lidstaten – landen van oorsprong, vertrek of bestemming – met dit instrument bestraft worden, ten gunste van de meer centraal gelegen lidstaten en doorvoerlanden. Tot slot heeft men bij de vaststelling van dit principe niet nagedacht over de gevolgen die deze maatregel heeft voor de verkeersstromen, en dus voor de bestaande concessies, met als gevaar dat men een andere route neemt. De doeltreffendheid van deze maatregel is niet bewezen: het vervoer over de weg zal toenemen, en zodoende zullen ook de bijbehorende vervuilingskosten stijgen. Daarom zijn wij, de Italiaanse delegatie van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten), tegen deze maatregel.
Marisa Matias (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Deze richtlijn wil lidstaten het recht geven om in de tolheffingen voor zware vrachtvoertuigen niet alleen de kosten voor het gebruik van de infrastructuur door te berekenen, maar ook de door dit verkeer veroorzaakte akoestische en luchtvervuiling. Het idee dat de vervuiler betaalt is volgens mij niet een principe dat je aan de werking van markt moet overlaten. Je zult nooit duurzaamheid verwezenlijken als je vervuiling wettelijk toelaat in gevallen waarin dat economisch gunstig is voor een onderneming. Ik geloof dat het opleggen van strengere regels voor het inperken van de vervuiling door zware voertuigen in het wegverkeer een prioriteit voor de Europese Unie moet zijn. We moeten nu eens echt een keuze maken voor spoorwegvervoer. Deze richtlijn lost het probleem echter niet op. Ze zal echter wel de ongelijkheden tussen de lidstaten vergroten, omdat perifere en exportlanden als Portugal, die geen transitlanden zijn, extra zwaar belast worden. Daarom heb ik tegen gestemd.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Dit verslag verdient lof vanwege het feit dat de lidstaten wordt gevraagd verantwoording af te leggen. Allereerst moeten ze verantwoording afleggen over de cadeautjes die ze aan fabrikanten van busjes geven. Het is een goede zaak dat er snel een einde komt aan deze onverantwoorde praktijken. Ten tweede moeten ze verantwoording afleggen over de opbrengsten van het Eurovignet. Ook op dat gebied mag ondoorzichtigheid niet de regel zijn! Die opbrengsten zouden uitsluitend aan milieubeleid moeten worden uitgegeven. Het is echter spijtig dat de tekst daar ophoudt. Er staat haast niets over het cadeautje dat aan de fabrikanten van euro VI-voertuigen wordt gegeven. Erger nog: er wordt voor gepleit het Eurovignet onder de regeling voor de handel in koolstofemissies onder te brengen. Ik stem voor deze tekst om het werk dat nog moet worden gedaan, te steunen en mijn goedkeuring aan het Eurovignet te geven, maar deze twee ernstige gebreken vind ik uiterst spijtig.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) We mogen onszelf nooit wijsmaken dat zorg voor het milieu misplaatst is. Milieukwesties kunnen echter niet los van economische overwegingen worden gezien, zeker niet nu we een crisis doormaken die vooral de landen in het zuiden van Europa teistert, waaronder ook mijn land, Portugal. Daarom kan ik nu niet instemmen met het invoeren van het principe dat de vervuiler betaalt. Dat zou de vrachtvervoersindustrie in perifere landen als Portugal namelijk enorme schade toebrengen, en ten gunste komen van de rijkere landen in het centrum en het noorden van Europa.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (EN) Eurovignette III moet de lidstaten de mogelijkheid geven om desgewenst externe kosten (luchtverontreiniging, geluidshinder) door te berekenen aan de weggebruikers, zodat het 'de vervuiler betaalt'-beginsel eindelijk wordt ingevoerd in het wegvervoer. Gezien het feit dat het belastingsysteem onbegrijpelijk en irrationeel is, heb ik ertegen gestemd.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) In dit tijdperk van de toenemende mondialisering neemt ook het vervoer sterk toe, en daarom hechten met name de lidstaten die kwetsbare gebieden op hun grondgebied hebben, zoals de Alpen, er veel waarde aan om bepaalde externe kosten die voortvloeien uit de transit te laten betalen door degenen die de wegen gebruiken, volgens het principe 'de gebruiker betaalt'. Het is ook de bedoeling dat daardoor een instrument ontstaat om de vraag naar vervoer beter te sturen. De rapporteur kiest in zijn verslag voor een pragmatische aanpak, om alle verschillende wensen met elkaar te combineren. In dit verband moeten we echter ook rekening houden met de verschillende initiatieven voor de toelating van de zogenaamde gigaliners en megaliners, die hoge kosten voor de infrastructuur veroorzaken. Bovendien moeten we aandacht besteden aan de verplaatsing van het goederenvervoer van de weg naar het spoor, waaraan we tot nu toe eigenlijk hoofdzakelijk lippendienst hebben bewezen. Die factoren mogen we niet vergeten, ook bij het oormerken van de inkomsten uit de infrastructuurheffingen die in het voorstel wordt genoemd. In verband met de prikkels voor de vlootvernieuwing mogen we ook niet vergeten dat we onze eigen vrachtwagens en ondernemers met eigen voortuigen niet mogen onderwerpen aan strenge milieu- en veiligheidsnormen, wanneer dat ertoe leidt dat de goedkope concurrentie met stinkende rammelbakken over de grens komt. Het verslag bevat in dat opzicht werkelijk heel redelijke argumenten, en daarom heb ik er voor gestemd.
Claudio Morganti (EFD), schriftelijk. − (IT) Ik heb tegen het voorstel gestemd, omdat het zeer negatieve gevolgen zou hebben voor met name de kleinste transportbedrijven. Het is zeker een goede zaak om vervuiling tegen te gaan en de fileproblematiek aan te pakken, maar een verdere belastingverhoging is in mijn ogen zeker niet de beste oplossing. De invoering van dit 'Eurovignet' zal waarschijnlijk als gevolg hebben dat alleen de grootste transportbedrijven – lees: de bedrijven die over de meeste middelen beschikken – overeind zullen blijven.
Veel kleine bedrijven dreigen, met name in Italië, uit de markt te worden gedrukt als gevolg van de buitensporige lasten die zij moeten dragen, hetgeen ernstige gevolgen zou hebben voor de werkgelegenheid. Ik hoop dan ook dat de andere lidstaten hetzelfde standpunt innemen als de Italiaanse regering, die al heeft aangegeven geen uitvoering te geven aan deze maatregel. De crisis heeft de transportsector veel schade berokkend, en deze nieuwe belasting zal in mijn ogen zeker niet bevorderlijk zijn voor het herstel van de sector.
Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik ga niet akkoord met het voorstel om zware vrachtvoertuigen voor geluidshinder en vervuiling te belasten. Ik vind het onverstandig nog een bijkomende financiële last op te leggen aan vervoerders die al erg onder de financiële crisis hebben geleden. Bij het opleggen van een belasting wordt niet alleen rekening gehouden met wegeninfrastructuurkosten, de vervuilingcategorie van de auto en de rijduur, maar ook met het vervuiling- en geluidsniveau en opstoppingen. De belasting zal bovendien niet alleen op autosnelwegen in de trans-Europese netwerken worden toegepast maar ook op andere autosnelwegen en belangrijke verkeersaders. Er zou op gewezen moeten worden dat een dergelijke regulering een negatieve invloed zal hebben op de tolgelden op de Europese wegen en de leveringstermijnen van vrachten zal verlengen. Om die redenen zullen de transportkosten en de kosten voor vrachtvervoer stijgen. Bovendien kan de opgelegde heffing de vraag naar wegvervoer aanzienlijk doen afnemen.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Met de nieuwe Eurovignetrichtlijn, die als doel heeft om de implementatie van geharmoniseerde tolheffingssystemen in de lidstaten te bevorderen teneinde vrachtwagens efficiënter en milieuvriendelijker te maken, worden enkele perifere lidstaten bestraft, waaronder Italië. Het gaat daarbij om landen van vertrek of van bestemming van goederen. Daarom heb ik tegen dit verslag gestemd, waarmee de richtlijn uit 1999 wordt gewijzigd. Met de nieuwe richtlijn wordt niet gezorgd voor meer concurrentie en voor het vaststellen van gemeenschappelijke regels voor de interne markt, maar wordt concurrentievervalsing gepleegd ten gunste van enkele lidstaten die zich in het centrum van het Europese vervoer over de weg bevinden. Onder het voorwendsel van CO2-reductie wordt er een belasting in het leven geroepen waarmee het vervoer over de weg ontmoedigd moet worden ten faveure van het vervoer per spoor en het intermodale vervoer. De richtlijn is in de huidige opzet zeer schadelijk voor de gehele sector wegvervoer, en dat terwijl we in deze periode van economische stagnatie juist maatregelen moeten treffen voor het herstel van de sector.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag bevat een praktische oplossing als we niet meer tijd willen verliezen met het goedkeuren van de Eurovignette III-richtlijn betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen. Het gaat erom een zo goed mogelijk compromis te bereiken, zowel binnen dit Parlement als met de Raad. De voorgestelde wijzigingen zijn het resultaat van overleg tussen de verschillende fracties. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd. De richtlijn geeft de lidstaten de mogelijkheid om desgewenst bepaalde – beperkte – externe kosten door te berekenen aan de weggebruikers, zodat het ‘de vervuiler betaalt’-beginsel wordt ingevoerd in het wegvervoer. Ze biedt de lidstaten verder extra mogelijkheden om hun nationale tolsystemen efficiënter te maken en aldus een beter instrument voor het beheer van de vraag op transportgebied. Deze doelstellingen worden in het standpunt van de Raad bevestigd. Tot slot wijs ik op het voorstel om een belangrijk deel van de opbrengsten van infrastructuur- en externe kostenheffingen te reserveren voor duurzaam vervoer en voor het trans-Europese netwerk. Een efficiënte toewijzing van de opbrengsten (die voor meer verantwoordingsplicht en transparantie zorgt) maakt het systeem niet alleen makkelijker te aanvaarden voor het publiek, maar zal ook de vermindering van de externe kosten van wegvervoer bespoedigen
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) Met de wijziging van Richtlijn 1999/62/EG krijgen de lidstaten de mogelijkheid om desgewenst bepaalde – beperkte – externe kosten door te berekenen aan de weggebruikers, zodat het beginsel dat de vervuiler betaalt, eindelijk wordt ingevoerd in het wegvervoer. De lidstaten zullen hiermee over extra mogelijkheden beschikken om hun nationale tolsystemen efficiënter te maken, m.a.w. tot een beter instrument voor het beheer van de vraag op transportgebied te maken. In de tolheffingen voor de transportsector zal dan ook rekening worden gehouden met de kosten van geluidsoverlast en luchtvervuiling en met de infrastructurele kosten.
Op deze kosten zijn uitzonderingen mogelijk, mits de lidstaat die daarom verzoekt goede redenen heeft. Er worden stimulansen ingesteld om te bevorderen dat de vrachtwagenvloot vernieuwd wordt, uitzonderingen ingesteld voor vrachtwagens die over een minder vervuilende motor beschikken, en daarnaast kan de hoogte van de heffing afhankelijk van de reistijd variëren. Hiermee moet het voor de vrachtwagenchauffeurs mogelijk worden om bepaalde wegen tijdens de spits te mijden. De opbrengsten uit de verhoging van de tolheffing moeten worden geïnvesteerd in de transportinfrastructuur, en ten minste 15 procent van de opbrengsten zal in beginsel geoormerkt worden voor TEN-T-projecten. Om deze redenen, en om het Europese wegennet te verbeteren, heb ik voor gestemd.
Miguel Portas (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Deze richtlijn wil lidstaten het recht geven om in de tolheffingen voor zware vrachtvoertuigen niet alleen de kosten voor het gebruik van de infrastructuur door te berekenen, maar ook de door dit verkeer veroorzaakte akoestische en luchtvervuiling. Het idee dat de vervuiler betaalt is volgens mij niet een principe dat je aan de werking van markt moet overlaten. Je zult nooit duurzaamheid verwezenlijken als je vervuiling wettelijk toelaat in gevallen waarin dat economisch gunstig is voor een onderneming. Ik geloof dat het opleggen van strengere regels voor het inperken van de vervuiling door zware voertuigen in het wegverkeer een prioriteit voor de Europese Unie moet zijn. We moeten nu eens echt een keuze maken voor spoorwegvervoer. Deze richtlijn lost het probleem echter niet op. Ze zal echter wel de ongelijkheden tussen de lidstaten vergroten, omdat perifere en exportlanden als Portugal, die geen transitlanden zijn, extra zwaar belast worden. Daarom heb ik tegen gestemd.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit voorstel voor de herziening van de Eurovignet-richtlijn is erop gericht om het 'de vervuiler betaalt'-beginsel in te voeren in het wegvervoer, door de lidstaten de mogelijkheid te geven om de kosten voor geluidsoverlast en luchtverontreiniging door te berekenen aan de weggebruikers, wat neerkomt op een zoveelste bijkomende heffing voor de zware vrachtvoertuigen. Deze maatregel straft de perifere landen van de Europese Unie, wat bijzonder duur is binnen de huidige context van de financiële crisis. Daarom heb ik tegen dit verslag gestemd.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit compromis gestemd over de herziening van de Eurovignetrichtlijn, dat het principe 'de vervuiler betaalt' wil gaan toepassen op het zware vrachtvervoer op de Europese wegen.
De lidstaten zullen in staat worden gesteld de werkelijke kosten van de luchtverontreiniging en geluidhinder die door het wegvervoer wordt veroorzaakt, op te nemen in hun belastingen of tolheffingen, terwijl tot nu toe alleen de kosten met betrekking tot de infrastructuur konden worden doorberekend. Het compromis haalt het niet bij de ambities van het Parlement, alleen hiermee zal geen revolutie in het wegvervoer worden ontketend, maar blijkbaar zijn de sector en de lidstaten er nog niet klaar voor om de verantwoordelijkheid te nemen voor de werkelijke kosten van hun ecologische voetafdruk.
De gemiddelde extra kosten mogen uiteindelijk niet hoger gaan dan 4 cent per voertuig per kilometer, en vrachtwagens met de schoonste motoren die in daluren rijden worden hiervan vrijgesteld. En toch was deze hervorming al in de vergetelheid geraakt voordat het Belgische Voorzitterschap het stuk opnieuw op de tafel van de Raad had gelegd. Ik ben verheugd over de vooruitgang die is geboekt als positieve eerste stap richting een duurzamer wegvervoer.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (ES) De reden waarom wij vóór hebben gestemd is dat we weigeren de misleidende argumenten te aanvaarden die de Spaanse politieke partijen PSOE en PP hebben gegeven over het concurrentievermogen van de sector. Je kunt het concurrentievermogen niet verbeteren zonder prikkels voor het stimuleren van investeringen in meer efficiënte vervoerswijzen, zonder eerlijke concurrentieregels, en zonder de sociale en milieukosten van de algemene economische activiteiten te internaliseren. De Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie heeft er altijd naar gestreefd dat de kosten geïnternaliseerd worden en dat alle producten een prijs krijgen die eerlijk in sociaal en in milieu-opzicht.
Wij beseffen dat het voorstel voor minimumtarieven ver afstaat van wat wij nastreven, maar onze stem is ook een blijk van vertrouwen dat het proces zich niet tot hier zal beperken en dat er een belangrijke stap is genomen door te erkennen dat de vervoerskosten moeten worden geïnternaliseerd. We wijzen de lidstaten erop dat ze nog verder moeten gaan door wetten te maken voor de invoering van belastingstelsels die eerlijker en meer efficiënt zijn en waarin alle genoemde externe kosten zijn opgenomen, en we dringen er bij de Commissie op aan dat zij haar inspanningen voortzet zodat haar toekomstige voorstel over deze materie een stuk ambitieuzer is.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) De aanbeveling vormt de laatste stap in het procedurele traject naar de wijziging van Richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen (Eurovignet). Ze is het resultaat van lange beraadslagingen en compromissen met de verschillende fracties. Het doorberekenen van enkele gerelateerde externe kosten aan weggebruikers stelt de lidstaten in staat hun nationale tolsystemen efficiënter te maken, en zo de vraag op transportgebied beter te beheren. Het ‘de vervuiler betaalt’-beginsel draagt er voorts toe bij dat gebruikers in de sector zich meer bewust worden van hun verantwoordelijkheid. Een transparante en doeltreffende earmarking van de opbrengsten van infrastructuur- en externekostenheffingen leidt niet alleen tot meer draagvlak onder de bevolking, maar zal ook de vermindering van de externe kosten van wegvervoer bespoedigen.
Vilja Savisaar-Toomast (ALDE), schriftelijk. – (ET) De belasting van zware vrachtwagens waarover we vandaag kort voor de stemming hebben gedebatteerd, is weer eens een voorbeeld van een voorstel dat oorspronkelijk op een heel goed beginsel was gebaseerd, maar uiteindelijk als zwak en ondoeltreffend voorstel uit de bus komt. Volgens mij moeten de heffingen in veel grotere mate worden gebruikt voor de ontwikkeling van vervoerinfrastructuur, maar helaas had de Raad zoals vaker geen bijster goede ideeën in dit opzicht.
Vele landen zien in dit voorstel de kans op extra belastinginkomsten die voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt. Het is wel een heel positieve ontwikkeling dat met de goedkeuring van deze richtlijn een eind wordt gemaakt aan de situatie in Estland, waar voertuigen uit andere landen geen tol betalen in Estland, terwijl wij die voor onze voertuigen wel moeten betalen in andere landen. Ook al is dit verslag in tal van opzichten zwakker geworden tijdens de onderhandelingen en ook al heeft het Parlement compromissen moeten sluiten met betrekking tot verschillende bepalingen, is dit nog steeds een grote stap voorwaarts. Daarom vind ik dat ik dit voorstel volledig moet steunen.
Olga Sehnalová (S&D), schriftelijk. – (CS) Ik heb voor het verslag gestemd. Het gaat hier om een compromis dat gebaseerd is op het principe 'de vervuiler betaalt', met andere woorden, op het principe dat het mogelijk maakt om bepaalde externe vervoerskosten in rekening te brengen, bijvoorbeeld in het geval van milieuvervuiling, geluidsoverlast en verkeersfiles. Het implementeren van externe vervoerskosten is een stap in de goede richting.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. – (EN) El Khadraoui heeft goed werk geleverd met dit verslag. De enige manier om vooruitgang te boeken in de strijd tegen de klimaatverandering is door middel van dit soort verantwoordelijke verslagen, waarin diegenen die de meeste verontreiniging veroorzaken, verantwoordelijk worden gesteld. Daarom kon ik mijn steun aan dit verslag geven.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. − (PT) Het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen, zoals in het document waarover het Europees Parlement vandaag gestemd heeft in de plenaire zitting, betekent een verhoging van de kosten voor het verkeer via dit soort vervoer. Het Eurovignet is een maatregel die de perifere landen van de Europese Unie straft op een moment waarop die landen het financieel en economisch bijzonder moeilijk hebben en die tegelijkertijd bijkomende inkomsten oplevert voor de landen Centraal-Europa.
De herziening van de richtlijn in overeenstemming met het standpunt van het Europees Parlement zal bijzonder negatieve gevolgen hebben voor het mededingingsvermogen en de ontwikkeling van de economie in verschillende lidstaten, zoals Portugal. Hoewel ik erken dat de definitieve versie van de tekst die vandaag in Straatsburg is aangenomen minder negatief is dan de vorige tekst waarover de parlementaire commissie het eens was geworden, zal deze heffing er toch komen, wat de kosten voor de perifere landen van de Europese Unie zal verhogen.
Om bovenvernoemde redenen, in het nationale belang en als lid van de Commissie vervoer en toerisme van het Europees Parlement, heb ik tegen het document gestemd dat in de plenaire zitting werd voorgesteld.
Ramon Tremosa i Balcells (ALDE), schriftelijk. – (EN) Ik heb mij vandaag onthouden van stemming over het Eurovignet. Ik heb niet gestemd omdat, in het geval van Catalonië, de voorstellen ten koste zouden gaan van veel kleine en middelgrote bedrijven die niet de mogelijkheid hebben om hun goederen en producten met de trein te vervoeren – in het bijzonder door het verschil in spoorbreedte, wat een fysieke barrière vormt voor de verwezenlijking van de interne markt – en hun handel erg zouden schaden.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. − (LT) Bij om het even welke nieuwe EU-regels betreffende het in rekening brengen aan zware vrachtvoertuigen moet er een evenwicht blijven bestaan tussen de milieubehoeften en de economische interesses van de nieuwe lidstaten. Litouwen is een waardevol doorvoerland voor Europa. Ons vrachtvervoer en hard werkende vrachtwagenbestuurders zijn het visitekaartje van ons land geworden. Op basis van gegevens van de Litouwse autoriteit voor autosnelwegen is de voorbije tien jaar het aantal zware vrachtvoertuigen op de hoofdwegen verdriedubbeld, dit helpt Litouwen een economische ruggengraat te ontwikkelen. Een verhoging van wegvervoerskosten zou op Litouwen, dat al sterk verzwakt is door de financiële crisis, een moeilijk te dragen impact hebben. Ik ga akkoord met de rapporteur dat lidstaten de mogelijkheid moeten krijgen de heffingsystemen voor hun nationale wegen te optimaliseren.
Jarosław Leszek Wałęsa (PPE), schriftelijk. – (PL) Ik heb voor de richtlijn gestemd. Ik ben van mening dat het besluit om de financiering van eurovignetten uit te breiden met de externe kosten – dus met de kosten van milieuverontreiniging en lawaai – meer aangewezen is dan de vorige versie die alleen van toepassing was op de kosten van wegeninfrastructuur. Aangezien de richtlijn gunstig is voor doorvoerlanden, zouden alle Parlementsleden uit Polen veel belang moeten hechten aan de goedkeuring van deze tekst.
Er moet ook gewezen worden op het feit dat hoe milieuvriendelijker het vrachtvoertuig, des te lager de heffingen. Gelukkig zullen voertuigen met een maximaal toegestaan totaalgewicht van meer dan 3,5 en minder dan 12 ton van de infrastructuurheffingen worden vrijgesteld. Dat geldt eveneens voor de bestuurders van personenwagens. Het feit dat de hoogte van de heffing afhankelijk zal zijn van het tijdstip zal volgens mij een ontradend effect hebben op het gebruik van bepaalde trajecten met een hoog risico op congestie tijdens piekuren.
Een volgende belangrijke bepaling uit de richtlijn heeft betrekking op het gebruik van de door de heffing gegenereerde opbrengsten. Deze middelen moeten opnieuw worden geïnvesteerd in een of andere vorm van vervoersinfrastructuur. Belangrijk is dat ten minste 15 procent van de opbrengsten aan de financiering van TEN-T-projecten moet worden besteed. Ik denk dat er tevens behoefte is aan maatregelen op lange termijn die leiden tot meer convergentie van de methoden voor de berekening van externe kosten die in het kader van alle heffingssystemen van de lidstaten worden gebruikt. Dit zou kunnen verzekeren dat wij in de toekomst transparante signalen afgeven aan de Europese wegvervoersector.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Zwitserland heeft in 2001 de LSVA ingevoerd, een heffing op vrachtvervoer, die onder andere gebaseerd is op het gewicht, en daarmee goede ervaringen opgedaan. Daarom hebben we geen bezwaar tegen deze nieuwe richtlijn. In Zwitserland is het aantal trajecten sinds 2001 met tien procent gedaald, maar tegelijkertijd is de hoeveelheid vervoerde goederen met zestig procent gestegen, en het emissiequotum kon worden verlaagd, dat is een win-winsituatie. We willen de inkomsten oormerken, en zo een breder draagvlak bij de burgers tot stand brengen, en de extreem hoge kosten van het wegvervoer verlagen.
Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb tegen de tekst van rapporteur Saïd El Khadraoui gestemd, die het mogelijk maakt een extra heffing op te leggen voor luchtverontreiniging en geluidhinder die wordt veroorzaakt door zware vrachtvoertuigen. Hoewel ik het zogeheten ‘de vervuiler betaalt’-beginsel onderschrijf, vind ik het tamelijk discutabel om tijdens een economische crisis nog weer nieuwe tolheffingen op te leggen aan het internationale wegvervoer, en vooral als daar niet de verplichting aan wordt verbonden de opbrengsten te besteden aan investeringen in het verbeteren van de infrastructuur. Bovendien maakt de goedgekeurde tekst het niet makkelijker voor lidstaten zoals Italië, die te maken hebben met geografische barrières waardoor het duurder wordt import- en exportgoederen te vervoeren.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Dit verslag werd aangenomen, rekening houdende met het feit dat de rapporteur, tijdens de nodige onderhandelingen, de gelegenheid heeft gekregen om ervoor te zorgen dat er een herzieningsclausule werd opgenomen in de desbetreffende verordening, opdat er, na een tenuitvoerleggingsverslag van de Commissie, nieuwe modellen voor verschillende milieugoederen kunnen worden ingevoerd. Deze herziening moet plaatsvinden voor het jaar 2013. Bovendien werd de mogelijkheid ingebouwd om met ramingen te werken, waardoor gebrekkige informatie kan worden aangevuld wanneer lidstaten de gegevens niet op tijd hebben doorgegeven.
Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. − (RO) Een wetenschappelijk verantwoorde benadering van de schaarste aan hulpbronnen en van het ecosysteem is van wezenlijk belang voor de duurzame economische ontwikkeling van de Europese Unie. De milieu-economische rekeningen vormen een belangrijke gegevensbron voor politieke besluitvorming op milieugebied. De noodzaak om te komen tot milieu-economische rekeningen vloeit voort uit de cruciale functies die het milieu vervult bij economische prestaties en bij het creëren van welvaart voor de inwoners van de Europese Unie. Deze functies zijn onder meer het verschaffen van natuurlijke hulpbronnen voor productie- en consumptieactiviteiten, de opname van afval door milieucompartimenten, en levensondersteunende milieudienstverlening. Het is van groot belang dat milieu-economische rekeningen bij alle relevante beleidsvormingsprocessen op EU-niveau actief worden ingezet als een essentiële informatiebron voor de opmaak van effectbeoordelingen, actieplannen, wetgevingsvoorstellen en andere belangrijke producten van het besluitvormingsproces.
Ik heb voor dit verslag gestemd. Milieurekeningen beschrijven de wisselwerking tussen de economie, particuliere huishoudens en het milieu. Zodoende moeten zij een rol spelen bij de beoordeling van het beleid, aangezien zij met name zorgen voor gegevens over de milieueffecten van economische activiteiten.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Politiek, dat is de best mogelijke oplossingen zoeken voor de problemen die zich voordoen… Maar hoe komen we tot de best mogelijke oplossing als we niet tot in de finesses weten wat de problemen en wat hun mogelijke oplossingen zijn? Dit is een wezenlijke vraag, vooral, maar niet alleen, voor de milieupolitiek. Zo is het onontbeerlijk dat de politieke besluitvormers over betrouwbare en zo uitgebreid mogelijke informatie over de wereld van vandaag en de milieusituatie beschikken. Dat was de constatering van de Raad in juni 2006 toen de Raad de Europese Unie en haar lidstaten verzocht de nationale rekeningen uit te breiden naar de belangrijkste aspecten van duurzame ontwikkeling. Ik ben zeer verheugd over dit initiatief en over het voorstel van de Europese Commissie, aangezien wij daardoor onze kennis kunnen vergroten over luchtemissies, milieubelastingen enz.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb vóór dit verslag gestemd. Een juiste beoordeling van het Europese milieubeleid is alleen dan mogelijk als er betrouwbare gegevens beschikbaar zijn. Op EU-niveau is een aantal beleidsinitiatieven belangrijk voor de milieurekeningen, zoals het Zesde Milieuactieprogramma, de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling en verschillende beleidsinitiatieven op sectorniveau in het kader van het proces van Cardiff die terreinen omvat zoals klimaatverandering, duurzaam vervoer, natuur en biodiversiteit, gezondheid en milieu, gebruik van natuurlijke hulpbronnen en afvalbeheer en het internationale karakter van duurzame ontwikkeling. In zijn conclusies van juni 2006 roept de Europese Raad de Europese Unie en haar lidstaten op de nationale rekeningen uit te breiden tot de kernaspecten van duurzame ontwikkeling. De nationale rekeningen moeten derhalve worden aangevuld met een geïntegreerde milieu-economische boekhouding die voorziet in geheel consistente gegevens. Om deze doelstelling te bereiken moet elke lidstaat eenvormige en alles omvattende gegevens verzamelen en moet er op EU-niveau sprake zijn van volledige harmonisatie.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. − (RO) Een juiste beoordeling van het Europese milieubeleid is alleen dan mogelijk als er betrouwbare gegevens beschikbaar zijn. Daartoe moeten de lidstaten verplicht worden dergelijke gegevens te verzamelen. De tot nu toe op Europees niveau beschikbare milieugegevens moeten op de middellange termijn met extra informatie aangevuld worden om een betere beleidsbeoordeling mogelijk te maken. Op basis van goede gegevens over de samenhang tussen het milieu en de economie kunnen afvalrecycling, afvalpreventie, luchtemissies en klimaatverandering, duurzame consumptie en duurzame productie veel beter worden gecontroleerd. Deze gegevens kunnen in het kader van de milieurekeningen verzameld worden, maar daarbij is dan wel vereist dat alle lidstaten meewerken en dat er op EU-niveau sprake is van volledige harmonisatie.
Zodoende moet de doelstelling worden verduidelijkt en moeten duidelijke perspectieven voor de verdere ontwikkeling van milieu-economische rekeningen worden aangegeven. Milieu-economische rekeningen kunnen een rol spelen bij de beoordeling van het beleid, aangezien zij met name zorgen voor gegevens over de milieueffecten van economische activiteiten. Dergelijke informatie kan een belangrijke basis vormen voor het nemen van beslissingen inzake milieubeleid.
Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk – (IT) Ik verwelkom het voorstel van collega Leinen en heb dan ook voorgestemd. Het Europese milieubeleid wordt steeds belangrijker in het licht van de economische crisis en van de Europa 2020-strategie en alleen met behulp van betrouwbare gegevens is het mogelijk het Europese milieubeleid goed te controleren. De milieugegevens vormen het enige instrument waarmee het milieubeleid beoordeeld kan worden en deze gegevens moeten op de middellange termijn met betrouwbare extra informatie aangevuld worden.
Bovendien kunnen de gegevens beter worden gecontroleerd als er betrouwbare informatie beschikbaar is over de samenhang tussen het milieu en de economie: milieu-economische rekeningen kunnen een rol spelen bij de beoordeling van het beleid, aangezien zij met name zorgen voor gegevens over de milieueffecten van economische activiteiten, en zullen van doorslaggevend belang zijn bij het nemen van beslissingen inzake milieubeleid. De lidstaten zullen gemeenschappelijke methoden, definities en regels moeten hanteren die in een bindend gemeenschappelijk kader zijn vastgelegd, en het valt in dat verband zeer te hopen dat deze nieuwe maatregelen geen extra kosten of meer bureaucratische rompslomp met zich mee zullen brengen. Zoals de rapporteur aangeeft, is dit voorstel voor een verordening een eerste stap in de richting van het opstellen van omvattende milieu-economische rekeningen.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Om tot een duurzame ontwikkeling te komen, is het van essentieel belang om de juiste beslissingen te nemen op het vlak van het milieubeleid, die gebaseerd zijn op betrouwbare gegevens. Daarom steun ik dit voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over de Europese milieu-economische rekeningen en ben ik er bijzonder verheugd over, omdat ik van mening ben dat die rekeningen een rol spelen bij de beoordeling van het beleid, aangezien zij met name zorgen voor gegevens over de milieueffecten van economische activiteiten.
Lara Comi (PPE), schriftelijk – (IT) Het meten van de kwaliteit van de lucht van onze steden en het grondig analyseren van deze metingen zou een transparantere beleidsvorming een stap dichterbij brengen. Hoewel een dergelijke indicator betrekking heeft op chemische en fysische factoren die in de communicatie tussen politici en kiezers niet meteen bruikbaar zijn, is hij in feite het resultaat van talloze economische besluiten. Zo geeft hij onder meer aan waar verontreinigende economische activiteiten zich concentreren, wat de samenstelling is van de energiemix die wordt gebruikt voor productieactiviteiten en voor het verwarmen van woningen en kantoren, en geeft hij een indicatie van het gebruik van motorvoertuigen, het beheer van weginfrastructuren en het verkeer, de isolatie van gebouwen en de kwaliteit van de gebruikte materialen, en het al dan niet aanwezig zijn van groene ruimten, om maar een paar voorbeelden te geven. Anderzijds heeft de luchtkwaliteit belangrijke gevolgen voor de uitgaven in de gezondheidszorg, met name op het gebied van longziekten en oncologie. Het is dus overduidelijk dat een milieu-indicator kan worden omgezet in een economische en politieke indicator. Bovendien kan hij wijzen op nieuwe mechanismen om onverantwoord gedrag te ontmoedigen en waardevolle projecten te financieren. Deze verbanden helpen de politiek betere besluiten te nemen, in het belang van de burgers. Het vaststellen van de juiste methoden is de eerste stap, en het is goed dat deze stap nu genomen wordt.
Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Dit voorstel voor een verordening dateert van een besluit van de Europese Raad van juni 2006. In die tijd had de EU besloten bestaande nationale rekeningen en de statistische gegevens die bijeengebracht moesten worden, uit te breiden naar de belangrijkste aspecten van duurzame ontwikkeling. Om de nationale rekeningen en gegevens te vervolledigen, stelde de Commissie een verordening voor om Europese milieu-economische rekeningen op te stellen.
Conform het voorstel van de Commissie werden de lidstaten derhalve voorzien van een methodologie, gemeenschappelijke normen, definities, classificaties en boekhoudkundige regels die moesten worden samengevoegd in een voor iedere lidstaat bindend kader. Hoewel ik van mening ben dat er allereerst prioriteit zou moeten worden gegeven aan reeds beschikbare gegevens (dat wil zeggen de gegevens die op regionaal, nationaal en Europees niveau zijn verzameld), denk ik dat als er toch extra modules nodig zijn, die geen onnodige bureaucratische rompslomp en extra kosten met zich meebrengen, Eurostat in dat geval toestemming zou moeten krijgen gegevens van lidstaten te verzamelen om op Europees niveau milieu-economische rekeningen op te stellen.
Daarom ben ik voor het opstellen van deze nieuwe Europese milieu-economische rekeningen en heb ik voorgesteld het toepassingsgebied ervan naar andere modules uit te breiden.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor dit verslag over de Europese milieu-economische rekeningen gestemd, omdat ik van mening ben dat er naast het BBP ook alternatieve indicatoren moeten bestaan voor duurzame ontwikkeling en het welzijn van de burgers, die het mogelijk maken om het Europese milieubeleid te beoordelen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Zoals de rapporteur stelt, kunnen milieueconomische rekeningen een rol spelen bij de beoordeling van het beleid, aangezien zij met name zorgen voor gegevens over de milieueffecten van economische activiteiten. Dat is een belangrijk idee en het is zelfs de enige manier om concrete gegevens te verzamelen over de werkelijke impact van het milieubeleid. Enerzijds mag de economische groei niet voorbijgaan aan het milieu, maar anderzijds is het ook zo dat de economische activiteiten niet verwaarloosd mogen worden in het milieubeleid en dat er rekening gehouden moet worden met die activiteiten en met het mededingingsvermogen van de Europese bedrijfswereld en de industrie. Ik bekijk het probleem van duurzame ontwikkeling altijd vanuit die invalshoek, wat noodzakelijkerwijs betekent dat economische groei en respect voor het milieu twee zijden van dezelfde medaille zijn, die Europa, zeker gezien de huidige situatie, niet kan of mag vergeten.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Op 28 september 2008 publiceerde de Commissie ‘Het BBP en verder - Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld’, waarin zij maatregelen voorstelt om een databank van de Europese milieurekeningen op te richten, met het oog op een betere publieke discussie en een beter gefundeerde beleidsvorming. Voor eind 2013 moet de Commissie een verslag opstellen waarin een antwoord wordt geboden op vragen als: Wat is de staat van onze bossen? In hoeverre zijn onze visbestanden uitgeput? Daarvoor hebben we een betrouwbare en geactualiseerde databank nodig, die overeenkomstig met deze verordening uitgewerkt zal worden. Het rechtskader dat met dit voorstel in het leven geroepen werd, zal de EU in staat stellen om de milieueconomische rekeningen te beoordelen, rekening houdende met duurzame ontwikkeling. Het was nog nooit zo belangrijk om aandacht te besteden aan het verband tussen milieu en economie. Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het ons niet alleen in staat stelt om relevantere, beter gefundeerde beslissingen te nemen, maar ook omdat het aansluit op het lemma "we erven de aarde niet van onze voorouders, maar hebben haar in bruikleen van onze kinderen". Het is van fundamenteel belang dat we een gezond milieu nalaten aan de volgende generaties.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het definiëren en beschikbaar stellen van beschrijvende indicatoren en statistieken die het mogelijk maken om de evolutie van economische en milieufactoren te beoordelen en zo ook de mogelijke interacties tussen beide, is ontegensprekelijk een nuttig instrument ter ondersteuning van de strategische planning, het bepalen van het openbare beleid en het vastleggen van richtsnoeren voor duurzame ontwikkeling. Bovendien kunnen en moeten de gegevens die verzameld zullen worden, zoals de rapporteur aangeeft, een rol spelen bij de beoordeling van het beleid, aangezien zij met name zorgen voor gegevens over de milieueffecten van economische activiteiten. Dergelijke informatie kan een belangrijke basis vormen voor het nemen van beslissingen inzake milieubeleid. Het voorstel voor een verordening voorziet uitsluitend in het verzamelen en samenvoegen van gegevens op het gebied van luchtemissies, milieubelastingen naar economische activiteiten, alsmede materiaalstroomrekeningen voor de gehele economie. Er zouden ook andere gegevens verzameld kunnen worden in andere gebieden. De rapporteur spreekt zich ook uit voor een dergelijke aanpak, en stelt voor om proefstudies uit te voeren om de praktische toepasbaarheid te beoordelen. Er moet echter ook rekening gehouden met de noodzakelijke aanpassing van de nationale stelsels voor statistiek en de kosten daarvan. De Commissie lijkt daar rekening mee te houden in haar voorstel, zij het slechts gedeeltelijk, door uitzonderingen mogelijk te maken voor de lidstaten die omvangrijke aanpassingen moeten doorvoeren.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het voorstel voor een verordening dat hier geanalyseerd werd, voorziet uitsluitend in het verzamelen en samenvoegen van gegevens op het gebied van luchtemissies, milieubelastingen naar economische activiteiten, alsmede materiaalstroomrekeningen voor de gehele economie. Er zouden ook andere gegevens verzameld kunnen worden in andere gebieden. De rapporteur spreekt zich ook uit voor een dergelijke aanpak, en stelt voor om proefstudies uit te voeren om de praktische toepasbaarheid te beoordelen.
Het definiëren en beschikbaar stellen van beschrijvende indicatoren en statistieken die het mogelijk maken om de evolutie van economische en milieufactoren te beoordelen – en zo ook de mogelijke interacties tussen beide – is echter ontegensprekelijk een nuttig instrument ter ondersteuning van de strategische planning, het bepalen van het openbare beleid en het vastleggen van richtsnoeren voor duurzame ontwikkeling.
Bovendien kunnen en moeten de gegevens die verzameld zullen worden een rol spelen bij de beoordeling van het beleid, aangezien zij met name zorgen voor gegevens over de milieueffecten van economische activiteiten. Dergelijke informatie kan een belangrijke basis vormen voor het nemen van beslissingen inzake milieubeleid.
Er moet echter ook rekening gehouden met de noodzakelijke aanpassing van de nationale stelsels voor statistiek en de kosten daarvan. De Commissie lijkt daar rekening mee te houden in haar voorstel, zij het slechts gedeeltelijk, door uitzonderingen mogelijk te maken voor de lidstaten die omvangrijke aanpassingen moeten doorvoeren.
Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. − (SK) Milieu-economische rekeningen zouden moeten bijdragen tot de beoordeling van het beleid, aangezien zij met name zorgen voor gegevens over de milieueffecten van economische activiteiten. Dergelijke informatie kan erg belangrijk zijn voor beslissingen inzake milieubeleid. Op basis van goede gegevens over de samenhang tussen het milieu en de economie kunnen afvalrecycling, afvalpreventie, luchtemissies en klimaatverandering, duurzame consumptie en duurzame productie veel beter worden gecontroleerd
Ik vind dat de verzameling van relevante data, die tot nu toe vrijwillig was, verplicht zou moeten worden. Bovendien zou de invoering van een gemeenschappelijk kader voor de verzameling, verwerking, overdracht en evaluatie van Europese milieu-economische rekeningen de situatie op het gebied van de politieke beoordeling van het Europees milieubeleid vereenvoudigen.
Elisabetta Gardini (PPE), schriftelijk – (IT) In het Verdrag van Amsterdam werd veel aandacht geschonken aan de wisselwerking tussen het economisch beleid en het milieubeleid. Daardoor zijn factoren zoals duurzaam vervoer en energiebronnen ook in het beleid voor andere sectoren centraal komen te staan. Al in 2006 heeft de Europese Raad de lidstaten zelfs opgeroepen kernaspecten van duurzame ontwikkeling in de nationale rekeningen op te nemen, om gegevens te kunnen verstrekken die zo coherent mogelijk zijn. Ik stem voor dit voorstel voor een verordening omdat ik van mening ben dat zij het werk van de nationale bureaus voor de statistiek kan vergemakkelijken door hen in staat te stellen geharmoniseerde en tijdige gegevens te verwerken op het gebied van milieurekeningen. In dit opzicht zal het aannemen van een Europese rechtsgrond voor het verzamelen van gegevens over milieu-economische rekeningen betekenen dat op Europees niveau ramingen kunnen worden gegeven over de bestaande wisselwerking tussen economie en milieu. Tot slot hoop ik dat dit instrument gezien zal worden als een nadere bevestiging van de leidende rol die de Europese Unie internationaal speelt als het gaat om milieurekeningen.
Robert Goebbels (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen het verslag Leinen gestemd dat, onder het voorwendsel van zogenoemde milieustatistieken, een waterval aan informatie ontketent waarvoor een enorme bureaucratische machine op gang moet worden gebracht, en dat alles uit naam van het groene evangelie.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Milieu-economische rekeningen kunnen een rol spelen bij de beoordeling van het beleid, aangezien zij met name zorgen voor gegevens over de milieueffecten van economische activiteiten. Dergelijke informatie kan een belangrijke basis vormen voor het nemen van beslissingen inzake milieubeleid. In zijn conclusies van juni 2006 roept de Europese Raad de Unie en haar lidstaten op voortaan ook kernaspecten van duurzame ontwikkeling in de nationale rekeningen op te nemen. Met het voorstel van de Commissie over Europese milieu-economische rekeningen wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan dit politieke initiatief. Een juiste beoordeling van het Europese milieubeleid is alleen dan mogelijk als er betrouwbare gegevens beschikbaar zijn. Daartoe moeten de lidstaten verplicht worden dergelijke gegevens te verzamelen. De tot nu toe op Europees niveau beschikbare milieugegevens moeten op de middellange termijn met extra informatie aangevuld worden om een betere beleidsbeoordeling mogelijk te maken. Op basis van goede gegevens over de samenhang tussen het milieu en de economie kunnen afvalrecycling, afvalpreventie, luchtemissies en klimaatverandering, duurzame consumptie en duurzame productie veel beter worden gecontroleerd. Ik heb me van de stemming voor dit document onthouden, daar ik niet denk dat deze gegevens enkel en alleen in het kader van de milieurekeningen kunnen worden verzameld. Het is essentieel dat alle lidstaten meewerken en dat er op EU-niveau sprake is van volledige harmonisatie.
David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd. Milieu-economische rekeningen moeten een rol spelen bij de beoordeling van het beleid, aangezien zij met name zorgen voor gegevens over de milieueffecten van economische activiteiten. Dergelijke informatie kan een belangrijke basis vormen voor het nemen van beslissingen inzake milieubeleid.
Clemente Mastella (PPE), schriftelijk – (IT) Een juiste beoordeling van het Europese milieubeleid is alleen dan mogelijk als er betrouwbare gegevens beschikbaar zijn. Daartoe moeten de lidstaten verplicht worden dergelijke gegevens te verzamelen. Wij doelen hierbij in het bijzonder op gegevens op het gebied van luchtemissies, milieubelastingen naar economische activiteiten, alsmede materiaalstroomrekeningen voor de gehele economie. Naar onze mening kunnen milieu-economische rekeningen een rol spelen bij de beoordeling van het beleid, aangezien zij met name zorgen voor gegevens over de milieueffecten van economische activiteiten. Dergelijke informatie kan een belangrijke basis vormen voor het nemen van beslissingen inzake milieubeleid. Onzes inziens dient het voorstel van de Commissie een herzieningsclausule te bevatten en dient de Commissie regelmatig verslag uit te brengen over de stand van zaken met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de verordening. Wij vinden het belangrijk dat de kwaliteit en de vergelijkbaarheid van de gegevens getoetst wordt om eventueel verbeteringen te kunnen doorvoeren en om te waarborgen dat de milieu-economische rekeningen van goede kwaliteit zijn. Verder moet er op passende wijze rekening gehouden worden met de ontwikkeling van nieuwe modules en met de ervaringen die met proefstudies opgedaan worden. Op basis van de resultaten van deze toetsing dient de verordening dan aan nieuwe ontwikkelingen en ervaringen aangepast te worden.
Marisa Matias (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Ik ben van mening dat er meer statistieken nodig zijn over de gevolgen van het beleid van de lidstaten en de EU voor het milieu en dat bepaalde heffingen die het milieubeleid ondersteunen becijferd moeten worden. Het is bijzonder jammer dat de statistieken en de heffingen zonder onderscheid worden samengevoegd in een milieurekening. Deze assimilatie is erop gericht om de klimaatmarkt en zijn beursrechten met betrekking tot verontreiniging toe te passen. De delegatie van bevoegdheden naar de Commissie gaat ook die kant op. Ik heb voor dit voorstel gestemd omdat ik het eens ben met het idee dat er behoefte is aan statistische instrumenten, hoewel ik het niet eens ben met de beleidslijnen die die instrumenten ondersteunen.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Er moet overeenstemming worden bereikt over hoe voorbeeldstatistieken moeten worden opgesteld over de milieugevolgen van Europees en nationaal beleid, evenals over belastingheffingen die bepaald milieubeleid ondersteunen. Dat lijkt me duidelijk.
Het is daarentegen spijtig dat statistieken en belastingen zonder onderscheid worden samengevoegd in een “milieurekening”. Het doel van een dergelijk gebrek aan onderscheidend vermogen is de tenuitvoerlegging van het klimaatpakket en de handel in emissierechten. Het delegeren van bevoegdheden naar de Commissie gaat ook in die richting.
Toch stem ik voor. Ik sta achter het idee van noodzakelijke statistische instrumenten, zelfs al ben ik het oneens met het beleid waarvoor ze gebruikt kunnen worden.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Het is bijzonder belangrijk dat de milieu-economische rekeningen een rol spelen bij de beoordeling van het beleid, aangezien zij met name zorgen voor gegevens over de milieueffecten van economische activiteiten. Dergelijke informatie kan een belangrijke basis vormen voor het nemen van beslissingen inzake milieubeleid. In het voorstel voor een verordening dienen de bedoelingen en doelstellingen, alsmede de bijdrage die dit voorstel kan leveren aan de overkoepelende "BBP en verder"-strategie, duidelijker naar voren te worden gebracht. Deze verordening voorziet uitsluitend in het verzamelen en samenvoegen van gegevens op het gebied van luchtemissies, milieubelastingen naar economische activiteiten, alsmede materiaalstroomrekeningen voor de gehele economie. Dit is een eerste stap in de richting van het opstellen van omvattende milieu-economische rekeningen, omdat volgens informatie van de bevoegde Europese en nationale bureaus voor statistiek momenteel uitsluitend op deze gebieden dergelijke gegevens voor heel Europa beschikbaar zijn. Het is dan ook noodzakelijk om te blijven werken aan het regelmatiger verzamelen van betrouwbaardere gegevens op het vlak van milieu.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (EN) Recycling en het voorkomen van afval, luchtemissies, evenals klimaatverandering en duurzame consumptie en productie zouden veel doeltreffender gemeten kunnen worden als er gegevens van hoge kwaliteit beschikbaar zouden zijn met betrekking tot de wisselwerking tussen de factoren milieu en economie. De verzameling van relevante gegevens, die tot op heden op vrijwillige basis gebeurde op Europees niveau, zou daarom verplicht moeten worden gesteld. Bovendien zouden de milieugegevens die op dit moment beschikbaar zijn, op middellange termijn met extra informatie aangevuld moeten worden om de noodzakelijke beleidsbeoordeling van het Europese milieubeleid te vergemakkelijken. Ik ben het eens met het standpunt van de rapporteur en ik heb vóór gestemd.
Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. − (LT) Een passende en juiste beoordeling van het Europese milieubeleid is alleen dan mogelijk als er betrouwbare gegevens beschikbaar zijn. Afvalrecycling, luchtemissies en klimaatverandering, duurzame consumptie en duurzame productie moeten veel beter worden gecontroleerd om in deze gebieden Europawijd vooruitgang te boeken. Het systeem van het voorbereiden van geïntegreerde milieu-economische rekeningen is een manier die zou helpen bij het verzamelen en samenvoegen van gegevens op het gebied van luchtemissies, milieubelastingen toepasbaar op verschillende economische activiteiten, alsmede materiaalstroomrekeningen voor de gehele economie. Daar het verplichte karakter van dit systeem echter voor bijkomende administratieve lasten zorgt, moet bij het implementeren van een dergelijk systeem zijn impact correct worden gemeten, de doelstellingen worden verduidelijkt en duidelijke perspectieven voor de verdere ontwikkeling van milieu-economische rekeningen worden aangegeven. Er zou op gewezen moeten worden dat Eurostat de belangrijkste taken en controlefuncties op deze gebieden zal krijgen. Gezorgd moet worden voor voldoende personeel en financiële middelen, zodat de instantie deze taken ook kan vervullen. Er moet wel rekening mee gehouden worden of de begroting van de Europese Unie bijkomende financiële middelen kan leveren om het bestuursapparaat uit te breiden en in stand te houden.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Het voorstel voor een verordening over Europese milieu-economische rekeningen heeft tot doel nuttige instrumenten te verschaffen waarmee enkele belangrijke doelen verwezenlijkt kunnen worden, zoals een Europese strategie voor milieurekeningen en een verbreding van het werk van de bureaus voor de statistiek die overheidsorganen voorzien van de betreffende gegevens. Ik heb voor de tekst gestemd, omdat ik het met het oog op een duurzame ontwikkeling belangrijk vind milieuaspecten te verwerken in het beleid van de Unie en te beschikken over nationale rekeningen en een Europees programma met een geïntegreerde milieu-economische boekhouding op het gebied van vervoer, afvalrecycling, afvalpreventie, luchtemissies, klimaatverandering, duurzame consumptie en duurzame productie.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) In juni 2006 riep de Europese Raad de Unie en haar lidstaten op voortaan ook kernaspecten van duurzame ontwikkeling in de nationale rekeningen op te nemen en stelde hij maatregelen voor die op korte tot middellange
termijn genomen kunnen worden om omvattende indicatoren te ontwikkelen met het oog op een betere publieke discussie en een beter gefundeerde beleidsvorming op basis van de economische gevolgen van de toe te passen milieumaatregelen. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik het eerst ben met deze eerste stap in de richting van het opstellen van omvattende milieu-economische rekeningen, omdat volgens informatie van de bevoegde Europese en nationale bureaus voor statistiek momenteel uitsluitend op deze gebieden dergelijke gegevens voor heel Europa beschikbaar zijn. Het is belangrijk om verdere prioritaire modules, waaraan reeds wordt gewerkt en waarvoor naar verwachting op korte termijn eveneens gegevens beschikbaar kunnen komen, in een werkprogramma te definiëren, in het bijzonder gegevens over de milieueffecten van economische activiteiten. Op basis van goede gegevens over de samenhang tussen het milieu en de economie kunnen afvalrecycling, afvalpreventie, luchtemissies en klimaatverandering, duurzame consumptie en duurzame productie veel beter worden gecontroleerd. Dergelijke informatie kan een belangrijke basis vormen voor het nemen van beslissingen inzake milieubeleid.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk – (IT) De Europese Raad heeft in 2006 de Unie en haar lidstaten opgeroepen hun statistische gegevens uit te breiden naar duurzame ontwikkeling en bestaande nationale boekhoudkundige gegevens. De Commissie zelf heeft in haar mededeling van 28 september 2009 “Het bbp en verder – Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld” diverse maatregelen voorgesteld, die op korte tot middellange termijn genomen kunnen worden om omvattende indicatoren te ontwikkelen waarmee betrouwbaardere kennis kan worden vergaard met het oog op een betere publieke discussie en een beter gefundeerde beleidsvorming. In de mededeling werd ook ingegaan op aspecten van Europese milieu-economische rekeningen.
Een grondige beoordeling van Europese milieu-economische rekeningen is uitsluitend mogelijk op basis van betrouwbare gegevens en daarom moeten de lidstaten worden uitgerust met methoden, gemeenschappelijke normen, definities en boekhoudregels die moeten worden uitgewerkt in een voor alle staten bindend kader. Omdat de na te streven doelstellingen en de toekomstige richting die moet worden ingeslagen met betrekking tot de milieu-economische rekeningen duidelijk moeten worden omschreven en opdat deze rekeningen een onontbeerlijke basis kunnen vormen voor besluitvorming op het gebied van economie en milieu, heb ik voor het onderhavige voorstel gestemd.
Phil Prendergast (S&D), schriftelijk. – (EN) Om op Europees niveau duurzame ontwikkeling en een adequaat milieubeleid te kunnen garanderen, is het essentieel dat beleidsmakers voorzien worden van betrouwbare gegevens over de milieueffecten van economische activiteiten. Ik steun deze resolutie omdat er een aantal effectieve maatregelen in geboden wordt voor de verzameling van meer uitgebreide gegevens. Als de EU de toename van recycling, de vermindering van afval en de beperking van luchtemissies en klimaatverandering serieus opneemt, zal zij maatregelen moeten nemen. De Europese doelen met betrekking tot duurzame ontwikkeling en milieubeleid kunnen het beste worden bereikt door algehele samenwerking van alle lidstaten. Daarom moet de verzameling van gegevens door de lidstaten over de effecten van economische activiteiten verplicht worden gesteld. Hoe nauwkeuriger en betrouwbaarder de verschafte informatie is, des te beter ons milieubeleid zal worden.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Om met een beleid voor een duurzame ontwikkeling de gewenste resultaten te bereiken, moeten er voldoende informatie beschikbaar zijn voor onze besluitvormingsprocedures die ons in staat stelt om weloverwogen beslissingen te nemen. De lidstaten moeten daarom een uitgebreid geheel van indicatoren verzamelen die het mogelijk maken om een algemeen beeld te vormen van de communautaire ruimte op het vlak van milieu. Dat is de doelstelling van het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad dat aan het Europees Parlement werd voorgelegd. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Wij hebben vóór gestemd. Het voorstel luidt om bij wijze van satellietrekeningen bij ESR-95 milieu-economische rekeningen op te stellen; hiertoe worden methoden, gemeenschappelijke normen, definities en boekhoudregels verstrekt die voor het samenstellen van milieu-economische rekeningen gebruikt moeten worden. In het beginstadium zullen de milieurekeningen worden opgedeeld in de volgende modules: een module voor luchtemissierekeningen; een module voor milieubelastingen naar economische activiteit; een module voor materiaalstroomrekeningen voor de gehele economie. Op basis van onze amendementen die door de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid zijn aangenomen, bevat het met de Raad overeengekomen compromis, in aanvulling op de aanvankelijk voorgestelde rekeningen, een verplichting voor de Commissie om aan het einde van 2013 verslag uit te brengen en uitbreiding van de rekeningen te onderzoeken zodat deze ook de materiaalvoorraad omvatten (en niet alleen de stromen), evenals de ecosysteemdiensten. Overeenstemming over deze verplichting voor de lidstaten om middels gelijke methoden gegevens over de milieu-economie te verschaffen, betekent echt een concrete stap in de goede richting in het proces van 'het BBP en verder'.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Milieu-economische rekeningen zijn bedoeld om de gevolgen voor het milieu van de economische activiteiten en van het verhogen van de welvaart aan te tonen, en de Commissie stelt voor dat we gegevens verzamelen over gasvormige emissies en milieuheffingen. Met behulp van de milieu-economische rekeningen willen we alleen de wisselwerking aantonen. Duurzame ontwikkeling in de EU is alleen maar mogelijk wanneer we op een verstandige manier omgaan met ons ecosysteem, ook met het oog op de schaarser wordende hulpbronnen. De burgers moeten informatie krijgen over de gevolgen van de economische activiteiten voor het milieu.
Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk – (IT) Ik heb voor de tekst van de heer Leinen gestemd. De afgelopen jaren is de relevantie van het milieu- en duurzaamheidsbeleid aanzienlijk toegenomen, waardoor meer aandacht is ontstaan voor de integratie van het economisch beleid en het milieubeleid. Het belang van klimaatveranderingen, duurzaam vervoer, de natuur, biodiversiteit, het gebruik en de ontginning van grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen, en het afvalbeheer heeft in het beleid van de lidstaten een exponentiële groei doorgemaakt. Het Europese milieubeleid en de thematische strategieën die op EU-niveau worden aangenomen, kunnen daarom uitsluitend op serieuze en nauwgezette wijze worden beoordeeld als er betrouwbare gegevens worden verstrekt.
(De vergadering wordt om 13.15 onderbroken en om 15.00 hervat)
VOORZITTER: JERZY BUZEK Voorzitter
11. Mededeling van de fungerend voorzitter van de Raad
De Voorzitter. - Dames en heren, ik wil graag het volgende meedelen. In verband met de evacuatieoefening die vandaag tijdens de stemming is gehouden, zullen alle stemverklaringen over de stemmingen van vandaag worden uitgesteld tot morgen – ze zullen worden samengevoegd met de stemverklaringen van morgen. Morgen zullen we ook de stemmingen afronden die voor vandaag op de agenda stonden maar niet gehouden zijn. Dit betreft de stemming die gaande was toen de stemmingen werden onderbroken, en we zullen verdergaan vanaf precies hetzelfde punt waar we waren gebleven, zodat de continuïteit volledig gehandhaafd wordt.
12. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
De Voorzitter. - Aan de orde is het vragenuur met de voorzitter van de Commissie.
Manfred Weber, namens de PPE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, staat u mij toe om met een glimlach te beginnen en alle leden te feliciteren dat zij het brandalarm goed hebben doorstaan en veilig in de vergaderzaal zijn teruggekeerd.
Als vertegenwoordiger van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) wil ik graag een vraag stellen aan de voorzitter van de Commissie over de beelden die wij de afgelopen weken uit het Middellandse Zeegebied hebben ontvangen, waar veel mensen, op de vlucht voor de situatie in Afrika, in Europa zijn aangekomen of soms ook niet. We hebben de beelden van deze gestrande en dode mensen in het nieuws moeten zien.
We zijn ons er allemaal van bewust dat het een gezamenlijke Europese uitdaging is om een antwoord te vinden op dit drama en deze ellende voor de vluchtelingen. Namens de PPE-Fractie wil ik de voorzitter van de Commissie vragen of hij kan inschatten of de Commissie – en bovenal Frontex – genoeg middelen heeft, of wij, de Europese Unie, genoeg mogelijkheden hebben om ter plaatse in actie te komen en of we genoeg wettelijke basis hebben om Europa in het Middellandse Zeegebied gezamenlijk te laten optreden.
Ik zou ook graag willen horen welke vorm de gesprekken met de herkomstlanden (Tunesië en Egypte bijvoorbeeld) aannemen en of wij Europeanen vooruitgang boeken op dit terrein.
José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. – (EN) Mijnheer Weber, we betreuren allen de recente gebeurtenissen waarbij zo veel levens verloren zijn gegaan. Ik ben het met u eens dat er in dit opzicht slagvaardiger moet worden opgetreden.
Er is direct hulp geboden aan de landen in Noord-Afrika – ruim 1 miljoen euro voor humanitaire hulp – en die hulp zal worden voortgezet. Via de gezamenlijke operatie Hermes coördineert het grensagentschap Frontex maatregelen om de sterke migratiedruk op te vangen. Het is echter zeer belangrijk dat de lidstaten in het Middellandse Zeegebied, samen met derde landen, blijven samenwerken en hun werkzaamheden blijven coördineren. Er moet nog veel gebeuren.
Ik kan u dus onomwonden antwoorden dat we inderdaad meer middelen voor Frontex nodig hebben. De voorstellen om Frontex te versterken moeten met de grootste spoed worden aangenomen. Ook moeten de lidstaten politieke wil en bovenal onderlinge solidariteit tonen door de benodigde technische middelen en menskracht beschikbaar te stellen. Zoals u weet, heeft de Europese Unie al die middelen niet zelf, dus hebben we de medewerking van de lidstaten nodig om hierin te voorzien.
Manfred Weber, namens de PPE-Fractie. – (DE) Mijnheer de voorzitter van de Commissie, dank voor uw inschattingen van de situatie. Aangezien u constateert dat wij momenteel meer middelen nodig hebben voor Frontex, zou ik graag willen weten of u niet ook van mening bent dat de lidstaten tot nog toe te weinig bereid waren om middelen beschikbaar te stellen om Frontex sterk te maken. We hadden de toolbox al. Is het zo dat er te weinig bereidheid bij de lidstaten was om Frontex adequaat te ondersteunen?
José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. – (EN) Dit punt is onderwerp van voortdurende discussie. Het is ook een van de onderwerpen voor de Europese Raad van deze maand, op 23 en 24 juni. Niet alleen moeten de lidstaten het voorstel om Frontex te versterken goedkeuren, maar het is ook belangrijk dat de logistieke respons wordt opgevoerd: er zijn meer vliegtuigen en meer schepen nodig en die kunnen we momenteel niet leveren vanuit de begroting op Europees niveau.
Ik denk dat de politieke wil hiervoor aanwezig is, maar er moet een gecoördineerde aanpak zijn en daartoe heeft de Commissie een initiatief genomen: commissaris Malmström werkt samen met de lidstaten aan deze kwestie en ik hoop dat de Europese Raad later deze maand onze ideeën zal bevestigen.
Tegelijkertijd hebben we natuurlijk ook de medewerking van derde landen nodig. Zelf was ik in Tunesië, waar ik met de minister-president heb gesproken, en men heeft ons beloofd om te zullen samenwerken. Dat gebeurt ook en we werken nu aan een soort pragmatische logistieke afspraken tussen de Tunesische autoriteiten en onze eigen agentschappen.
De Voorzitter. - Nog niet alle leden zijn terug in de zaal na de evacuatieoefening.
Guy Verhofstadt, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Ja, ik heb gemerkt dat nog enkele collega's afwezig zijn vanwege de brandweeroefening.
Gisteren kondigde commissaris Olli Rehn in de Commissie een aantal belangrijke maatregelen aan. In de eerste plaats vroeg hij om het reddingsmechanisme op een aantal punten aan te passen. Hij zei dat landen via dit reddingsmechanisme flexibele kredietfaciliteiten moeten kunnen krijgen. Hij zei dat het fonds obligaties moet kunnen opkopen op de secundaire markt en, wat nog belangrijker is, dat dit kan worden gedaan door ze beneden pari om te ruilen tegen eigen AAA-obligaties. Dit is zeer belangrijk omdat het betekent dat zwakke obligaties van landen in moeilijkheden kunnen worden omgewisseld tegen AAA-obligaties van het reddingsmechanisme.
In de tweede plaats zei hij ook dat de Commissie de mogelijkheid van de uitgifte van euro-obligaties moet gaan onderzoeken – eindelijk, zou ik zeggen.
Mijn vraag aan u, mijnheer Barroso, is of u kunt bevestigen dat dit ook het standpunt van de Commissie is. Ook wil ik u vragen, aangezien de tijd dringt, of u deze aanpassingen van het reddingsmechanisme over twee weken op de volgende Europese Raad zult voorstellen.
José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. – (EN) Ik wil graag bevestigen dat alle ideeën die commissaris Rehn naar voren heeft gebracht mijn volledige steun en goedkeuring genieten, dus ik zal niet herhalen wat hij heeft gezegd.
Wat betreft het ESM, het Europees Stabiliteitsmechanisme, zijn we nog in het oprichtingsstadium. Zoals u weet, hoop ik dat de regeringen het hierover zeer binnenkort eens zullen worden en ik hoop dat er in de Europese Raad een politiek besluit zal worden genomen waarmee de beslissingen over het Europees Stabiliteitsmechanisme worden bekrachtigd. U kent uiteraard ons standpunt.
Het idee van euro-obligaties is niet nieuw. De Commissie, en ook een van mijn voorgangers, oppert al jaren het idee van euro-obligaties. Het feit is dat de lidstaten tot nu toe het idee niet hebben overgenomen. Zo heeft de Commissie tijdens de crisis met Griekenland voorgesteld om de schuld gemeenschappelijk te maken, maar dat werd door de meeste lidstaten in de eurozone verworpen. Ik heb de indruk dat men nu wat welwillender staat tegenover het idee om verschillende opties in overweging te nemen en de Commissie zal uiteraard verschillende opties voorstellen. We hebben altijd gedacht dat het idee van euro-obligaties aantrekkelijk was, mits de lidstaten erachter konden staan, maar we zijn er eerlijk gezegd nog niet. We zijn er nog niet en ik denk dat we ons nu moeten concentreren op het ESM.
Guy Verhofstadt, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Ik geloof niet dat de crisis rond Griekenland en de euro voorbij is. Die is niet voorbij. Daarom moeten we op zoek gaan naar extra instrumenten. Een van die extra instrumenten is in feite het voorstel van Olli Rehn – de zwakke obligaties van bepaalde landen omruilen tegen een kleiner pakket euro-obligaties met een AAA-status. Dat is de manier om verder te komen. Deze euro-obligaties kunnen worden uitgegeven door het EFSF, het ESM of een toekomstig nieuw Europees agentschap. Dat maakt niet uit. Het is het mechanisme dat belangrijk is en het is belangrijk dat Olli Rehn en de Commissie, volgens mij nu voor het eerst, inzien dat we alleen op deze manier verder komen.
José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. – (EN) Mijnheer Verhofstadt, de Commissie treedt op als een collegiaal orgaan. Ik denk dat u het gemakkelijker vindt om het eens te zijn met wat Olli Rehn zegt dan met wat ik zeg, maar in feite zeggen we precies hetzelfde.
In de jaarlijkse groeianalyse gaf de Commissie aan dat zij meer van dit soort interventie in de markten wilde, maar helaas stonden de lidstaten hier niet achter. Ik kan dus bevestigen dat we die koers volgen en dat we naar meer flexibiliteit voor interventie in de markt streven, maar ik denk eerlijk gezegd dat we ons nu op het ESM moeten richten en moeten nadenken over opties voor toekomstige euro-obligaties, als de lidstaten bereid zijn om die extra stap te zetten.
Jan Zahradil, namens de ECR-Fractie. – (CS) Mijnheer de Voorzitter, zoals u weet, bestaat mijn fractie overwegend uit leden van buiten de eurozone, maar zoals ik hier al meerdere malen gezegd heb, zitten wij zeker niet te wachten op de mislukking van de euro. Daarvoor zijn onze economieën te veel met elkaar verweven. Ik kan u dus zeggen dat wij gemengde gevoelens hebben over wat er allemaal gaande is.
We krijgen hier allemaal tegenstrijdige signalen. De Europese Raad zegt dit, de Europese Centrale Bank zegt dat en het Internationaal Monetair Fonds weer iets anders. Maar ik heb vooral het gevoel dat politieke standpunten hier nog altijd de overhand hebben over economische logica. Alsof de markten met mooie beloftes bij de neus genomen kunnen worden en er geen echte knopen doorgehakt hoeven te worden.
Ik zou graag ten aanzien van de herstructurering van staatsschulden willen vragen wat eigenlijk het standpunt is van de Europese Commissie. Bent u echt voorstander van dat almaar geld pompen in economieën die in uiterst zwaar weer verkeren en zelfs op het punt van instorten staan, of begint het gezonde verstand langzaam door te breken en wordt er misschien nu ook serieus nagedacht over manieren waarop de staatsschuld van deze landen kan worden geherstructureerd? Ik vrees dat we daar op de langere termijn sowieso niet aan ontkomen.
José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. – (EN) Mijnheer Zahradil, in de eerste plaats gelden de economische problemen die we in Europa hebben helaas niet alleen voor de eurozone. Er zijn ook lidstaten buiten de eurozone die via de Commissie en het IMF gebruikmaken van steunprogramma's ten behoeve van hun betalingsbalans.
Wat de eurozone betreft zijn er, zoals u zegt, besprekingen gaande tussen de lidstaten, de Raad, de Commissie en de Europese Centrale Bank om tot de best mogelijke brede respons te komen. Zoals u weet, zijn de deskundigen het niet altijd eens over de manier waarop die het beste kan worden bereikt. Hiermee zijn we nog niet klaar.
We moeten erkennen dat deze problemen bijzonder moeilijk en complex zijn. Deze kwestie heeft een ongekende omvang en er is meer convergentie nodig. Daarom betracht de Commissie uiterste voorzichtigheid in de manier waarop zij over deze zaak communiceert, aangezien sommige aspecten marktgevoelig zijn. Eén ding is duidelijk: zoals we hebben gezegd, is herstructurering geen alternatief voor de pijnlijke begrotingsconsolidatie die voor alle lidstaten onontkoombaar is als zij iets willen doen aan hun extreme tekorten en schulden.
Daniel Cohn-Bendit, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Barroso, het is waar dat men het standpunt van de Europese Unie niet altijd begrijpt, maar u hebt daar zojuist op gereageerd. Ik wil graag drie dingen zeggen.
Laten we eerst eens stilstaan bij de herstructurering. Wij weten allemaal dat er op een gegeven moment een herstructurering van de schuld zal plaatsvinden, bijvoorbeeld in Griekenland, om de eenvoudige reden dat de Griekse regering de gelegenheid moet krijgen nieuw zelfvertrouwen te ontwikkelen en dat de Griekse samenleving moet worden geherstructureerd. Op dit moment vertrouwt in Griekenland namelijk niemand elkaar nog en evenmin heeft de regering enig krediet bij de bevolking. En zolang de regering haar onderdanen geen ander toekomstperspectief dan bezuinigingen kan bieden, zal zij er niet in slagen de economie nieuw leven in te blazen.
De Commissie en de betrokken partijen moeten dus vooral met elkaar spreken over de noodzaak om de Griekse bevolking weer vertrouwen te geven. Dat is een onmisbare voorwaarde voor het treffen van eventuele maatregelen. Maar op dit moment laten de bezuinigingen de Griekse samenleving geen ruimte voor bezinning. Dat is de reden van de weigerachtige houding waarvan we nu getuige zijn en die een groot gevaar kan opleveren.
Een laatste punt is de belastingontduiking. Kan Europa Griekenland wat dit betreft niet de helpende hand bieden? Er zijn Griekse rekeningen bij banken in Oostenrijk, Luxemburg, Cyprus en Zwitserland. Waarom deze rekeningen niet bevriezen of ten minste het bankgeheim ter discussie stellen zodat de Griekse regering weet waar de belastingontduiking plaatsvindt? Wij vragen haar een eind te maken aan de belastingontduiking maar tegelijkertijd helpen wij haar daarbij niet, terwijl het toch onze Europese banken zijn die het mogelijk maken ongemerkt de belasting te ontduiken.
José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − (FR) Mijnheer Cohn-Bendit, het klopt dat Griekenland een probleem heeft met belastingontduiking, al is dat mijns inziens niet de oorzaak van het Griekse structurele probleem.
Momenteel houden wij ons bezig met het bankgeheim. Zoals u weet, hebben alle lidstaten en Zwitserland zich er sinds maart 2009 toe verplicht de OESO-norm toe te passen, die inhoudt dat een staat niet mag weigeren informatie te verstrekken wanneer een andere staat daarom verzoekt, enkel omdat deze informatie berust bij een bank of een andere financiële instelling. Dit beginsel hebben wij, de Commissie, opgenomen in de richtlijn betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen, die op 11 maart 2011 in werking is getreden en helaas pas op 1 januari 2013 van toepassing wordt.
Het vraagstuk van het bankgeheim is aldus vanuit een juridische invalshoek op Europees niveau aangepakt en kan geen belemmering vormen voor een volledige uitwisseling van inlichtingen, die op verzoek tussen belastingdiensten plaatsvindt. Volgens mij is er aan alle criteria voldaan en behoren de lidstaten Griekenland nu reeds op basis van de administratieve samenwerking alle informatie over eventuele fraude of belastingontduiking te verstrekken.
Lothar Bisky, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer Barroso, ik heb maar één korte vraag. Ik ben blij dat op de top van de G8 en het daaraan voorafgaande forum e-G8 over het internet is gediscussieerd. Er is ook bezorgdheid over de vraag waarom de machtigen der aarde zich bezighouden met het internet. We weten hoe gevoelig dit terrein is. Kunt u hier iets meer over zeggen? Is dit een eenmalige zaak of zal er verder over gediscussieerd worden? Zult u het onderwerp weer op de agenda zetten?
José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − (FR) Dat was volgens mij een uitstekend idee van president Sarkozy, omdat internet een wereldomspannend fenomeen is. Wij willen allemaal een open internet. Wij denken dat het een grote bijdrage levert aan kennis en vrijheid. Tegelijkertijd wordt er soms misbruik gemaakt van internet: exploitatie, van kinderen bijvoorbeeld, en misdrijven die gepleegd worden door te profiteren van bepaalde vrijheden die internet biedt.
Wij hebben dan ook een zeer interessante discussie gevoerd met enkele van de grote namen op het gebied van internetinitiatieven, zoals de directeur van Google, de directeur van Facebook, de heer Zuckerberg, en anderen. Wij hebben besproken hoe internet adequaat kan worden gereguleerd, uiteraard zonder enige afbreuk te doen aan de vrijheid en de innovatiemogelijkheden die dit medium biedt. Wij hebben dus over dit onderwerp van gedachten gewisseld en aan het eind van de discussie afgesproken dat dit punt, internet, in de toekomst op de agenda van de G8 zal komen te staan.
Lothar Bisky, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijn nieuwsgierigheid over deze kwestie is nog niet helemaal bevredigd en ik zou u willen vragen of u bereid zou zijn om ons in grote lijnen te vertellen over deze verdere onderhandelingen over het internet, aangezien dit een belangrijke en verstrekkende maatregel voor de toekomst is.
José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − (FR) Er was geen sprake van onderhandelingen. Het was een zeer algemene gedachtewisseling, een soort brainstormen. Voordien hadden we al een conferentie belegd met de naam e-G8, waaraan de grote spelers van de internetsector en de autoriteiten deelnamen. Er was beslist geen sprake van onderhandelingen; zo heb ik dat niet ervaren. Wij hebben de directeuren van de grote internetbedrijven gevraagd hoe zij de toekomst van deze sector zien. Verder hebben wij met de verschillende leden van de G8 aangegeven wat onze zorgen en onze belangen zijn en hoe wij tegen internet aankijken. Maar onderhandelingen in de zin dat er concrete resultaten zijn geboekt, waren niet aan de orde.