Parlementaire vraag - E-1565/2002Parlementaire vraag
E-1565/2002

Syrië

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1565/02
van Maurizio Turco (NI)
aan de Commissie

In het antwoord van de heer Patten op schriftelijke vraag P-0634/02[1] over Syrië beweert de commissaris onder andere dat de Commissie er vast van overtuigd is dat de dialoog over de mensenrechten het best gevoerd kan worden binnen het kader van een bindende associatieovereenkomst, dat in een toekomstige associatieovereenkomst EU-Syrië de mensenrechten beschouwd zullen worden als essentieel voor de betrekkingen tussen de Europese Unie en Syrië en dat een dergelijke overeenkomst tot doel zal hebben de gemeenschappelijke doelstellingen uit de Verklaring van Barcelona[2] te bevorderen, zoals de bevordering van de rechtsorde en de democratie, eerbiediging van de mensenrechten, de vrije markt en duurzame groei. Daarnaast zegde de heer Patten toe dat de Commissie in het kader van het samenwerkingsprogramma MEDA zal blijven aandringen op hervormingen.

 

Is de Commissie nog steeds zo optimistisch over de noodzakelijke democratisering van Syrië, gezien het incident van 24 maart te Homs en de nauwe technisch-militaire samenwerking tussen de Syrische en de Irakese regering met het oog op de constructie van raketten met een bereik van meer dan 500 kilometer?

 

Vindt de Commissie het, meer in het algemeen, niet verontrustend dat een land dat lid is geworden van de Veiligheidsraad van de VN, mede dankzij de onmisbare steun van de EU en haar lidstaten, zo ongegeneerd de VN-resoluties over Irak kan schenden?

 

Kan de Commissie tot slot aangeven waar de grens ligt van haar optimistische en "positieve" politiek ten opzichte van regimes die niet alleen totalitair zijn en wreed tegenover hun bevolking, maar ook een zo duidelijke bedreiging vormen voor de internationale veiligheid en stabiliteit dat zij boven aan alle lijsten van de internationale organisaties staan?

PB C 52 E van 06/03/2003