• DE - Deutsch
  • EN - English
  • IT - italiano
  • MT - Malti
  • NL - Nederlands
Parlementaire vraag - E-3787/2009(ASW)Parlementaire vraag
E-3787/2009(ASW)

Antwoord van mevrouw Vassiliou namens de Commissie

De Commissie is zich bewust van de problemen bij het vervoer van jonge honden binnen en naar de Europese Unie. Grondig onderzoek door de Commissie naar vermeende slechte welzijns‐ en gezondheidsomstandigheden van puppyvervoer uit Oost-Europa wordt echter belemmerd door een gebrek aan bewijs.

De Gemeenschap heeft een uitgebreid pakket regelgeving voor de bescherming van honden tijdens vervoer en de Commissie onderzoekt mogelijkheden op het vlak van diergezondheid om het probleem van de handel in honden die wordt voorgesteld als niet-commercieel vervoer van als gezelschapsdier gehouden honden aan te pakken.

Honden die bestemd zijn voor de handel binnen de Gemeenschap, en als gezelschapsdier gehouden honden die worden ingevoerd uit derde landen in aantallen groter dan vijf dieren, moeten voldoen aan de vereisten van artikel 10 van Richtlijn 92/65/EEG[1] van de Raad die verwijzen naar de gezondheidsvoorschriften die zijn neergelegd in Verordening (EG) nr. 998/2003 van de Raad en het Europees Parlement inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren[2]. Op grond van deze verordening kunnen lidstaten toestemming geven voor het verkeer van gezelschapsdieren die jonger zijn dan drie maanden en die niet gevaccineerd zijn tegen hondsdolheid, mits aan een aantal aanvullende voorwaarden wordt voldaan.

Wat betreft dierenbescherming moeten honden en als gezelschapsdier gehouden honden onder de voorwaarden zoals bepaald in Richtlijn 92/65/EEG voordat het verkeer plaatsvindt klinisch onderzocht worden, en moet er gecertificeerd worden dat zij gezond genoeg zijn om te reizen. Tijdens het vervoer geldt voor die dieren Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten[3]. Deze verordening verbiedt in het bijzonder het vervoer van puppy's jonger dan acht weken zonder hun moeder. Verordening (EG) nr. 1/2005 is niet van toepassing op het niet-commerciële verkeer van als gezelschapsdier gehouden honden.

Richtlijn 90/425/EEG[4] inzake veterinaire en zoötechnische controles is van toepassing op de handel in honden en niet op het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren die begeleid worden door een natuurlijke persoon die tijdens het verkeer verantwoordelijk is voor de dieren. Artikel 8 van deze richtlijn bevat richtsnoeren voor de te nemen maatregelen in geval van niet-naleving van de handelsvoorschriften. Artikel 14 van de verordening inzake gezelschapsdieren vereist dat in gevallen van niet-naleving met een als gezelschapsdier gehouden hond de bevoegde autoriteiten beslissen of het dier moet worden  teruggezonden naar het land van oorsprong, geïsoleerd totdat het in overeenstemming is gebracht met de wetgeving, of, in laatste instantie, afgemaakt zonder dat dit recht geeft op een financiële vergoeding.

Veterinaire controles op niet-commercieel verkeer van als gezelschapsdier gehouden honden tussen de lidstaten worden uitgevoerd door wetshandhavingsinstanties in de lidstaten in het kader van algemene of gerichte routinecontroles en steekproeven van personen en vervoermiddelen, overeenkomstig de algemene beginselen van het Verdrag en zonder de eengemaakte markt in gevaar te brengen. Wanneer de bevoegde autoriteit niet-naleving vaststelt, dient zij op te treden in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn[5].