Parlementaire vraag - E-003101/2011(ASW)Parlementaire vraag
E-003101/2011(ASW)

Antwoord van de heer De Gucht namens de Commissie

1. De problemen rond auteursrechtpiraterij en het IER-handhavingsbeleid in ontwikkelingslanden kunnen niet alleen worden samengevat door de conclusies van de door de geachte afgevaardigde genoemde studie en kunnen evenmin alleen door de Handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak (ACTA) worden opgelost. Het gaat om een complexe aangelegenheid waarover talrijke studies zijn uitgevoerd met conclusies die verre van eensluidend zijn. Een recente studie van de OESO „Policy Complements to the Strengthening of intellectual property rights (IPR) in Developing Countries”[1] wijst op „de in het algemeen positieve gevolgen van de IER-hervormingen voor handel, buitenlandse directe investeringen (BDI's), technologieoverdracht en innovatie” en besluit dat er „een tendens is dat IER-hervormingen positieve economische resultaten afwerpen. Hervormingen op het gebied van bescherming van octrooien leverden de beduidendste resultaten op, maar ook de resultaten van de hervorming van het auteursrecht (…) waren positief en belangrijk”. Meer bepaald wat de negatieve gevolgen van piraterij en namaak betreft, beklemtoonde een andere OESO-studie „The Economic Impact of Counterfeiting and Piracy”[2] dat „de omvang en de gevolgen van namaak en piraterij zo aanzienlijk zijn dat zij van regeringen, het bedrijfsleven en de consumenten sterke en niet aflatende inspanningen vergen. Een meer doeltreffende handhaving is in dit opzicht cruciaal, evenals de noodzaak om het publiek ervan te doordringen dat namaak en piraterij moeten worden bestreden”. In deze studie wordt ook een beroep gedaan „op regeringen om striktere wet- en regelgevingskaders, krachtigere handhaving en een grondigere evaluatie van beleid, programma's en praktijken te overwegen”.

Bovendien is ACTA niet specifiek op ontwikkelingslanden gericht, tenminste niet totdat meer landen zich erbij aansluiten. Dit is niet om de redenen die in de studie „Media Piracy” zijn aangehaald, maar omdat de ACTA-bepalingen alleen bindend zijn voor de partijen bij de overeenkomst en daaronder bevinden zich momenteel slechts twee ontwikkelingslanden (Marokko en Mexico). Daarom zal ACTA, ten minste op korte en middellange termijn, slechts zeer beperkte gevolgen hebben voor het beleid van ontwikkelingslanden ter bestrijding van piraterij.

2. Het effect van een internationale overeenkomst zoals ACTA kan alleen op lange termijn worden beoordeeld en zelfs nog voordat ACTA is ondertekend en in werking getreden overweegt de Commissie hiervoor geen alternatieven.

Niettemin heeft de Commissie in 2004 een Strategie voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in derde landen[3] goedgekeurd. In deze strategie zijn diverse methoden omschreven om IER-inbreuken in derde landen aan te pakken, zowel op wetgevingsgebied (multilaterale, plurilaterale — zoals ACTA — en bilaterale overeenkomsten) als op niet-wetgevingsgebied (dialogen over intellectuele eigendom, technische IER-bijstand enz.). De strategie wordt momenteel herzien op basis van een recente studie[4] en andere informatiebronnen, waaronder een openbare raadpleging (ter aanvulling op de bredere raadpleging uit 2010[5] over de EU-handelspolitiek). Deze herziening moet resulteren in de goedkeuring van een nieuwe mededeling van de Commissie eind 2011.

3. Het internationale kader voor de beloning van kunstenaars voor het onlinegebruik van door auteursrecht en naburige rechten beschermde werken werd in 1996 in het kader van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom (WIPO) ingevoerd door middel van de zogenoemde „internetverdragen”: het WIPO-verdrag inzake auteursrecht (WCT) en het WIPO-verdrag inzake uitvoeringen en fonogrammen (WPPT). De Europese Commissie heeft in haar digitale agenda erkend dat aanhoudende versnippering in de digitale eengemaakte markt en de bestaande praktijken inzake rechtenbeheer en vergunningen belemmeringen kunnen opwerpen voor de toegang van de consumenten tot digitale inhoud. De digitale agenda voor Europa bevat dan ook een reeks concrete actiepunten om de ontwikkeling van een concurrerend legaal aanbod van digitale inhoud te bevorderen. Deze actiepunten omvatten onder meer een wetgevingsvoorstel ter vereenvoudiging van grensoverschrijdende verlening van vergunningen en voor 2012 verslaglegging over aanvullende maatregelen om de EU-burgers in staat te stellen van alle potentiële mogelijkheden van de digitale eengemaakte markt gebruik te maken en zo betere toegang tot inhoud te krijgen.

4. IER en de handhaving ervan vereisen een zorgvuldig evenwicht tussen de belangen van rechthebbenden enerzijds en van de consumenten van amusementsproducten anderzijds, terwijl tegelijkertijd ook rekening moet worden gehouden met het openbare belang. Het is een blijvende uitdaging voor overheidsinstanties om dit evenwicht in stand te houden in een voortdurend veranderende technologische en maatschappelijke omgeving.

In een dergelijke context is het van groot belang dat digitale consumenten zich er meer van bewust worden dat creatieve werken, zelfs in een onlinewereld, moeten worden beschermd. Behalve deze inspanningen op nationaal niveau zal het Europees Waarnemingscentrum voor namaak en piraterij een belangrijke rol spelen om de consumenten beter voor te lichten.

PB C 309 E van 21/10/2011