Litouwse wet voor de bescherming van minderjarigen tegen de negatieve gevolgen van publieksinformatie
23.7.2009
MONDELINGE VRAAG MET DEBAT O-0082/09
ingediend overeenkomstig artikel 115 van het Reglement
van Rui Tavares, Cornelia Ernst, Cornelis de Jong, Marie-Christine Vergiat, Willy Meyer en Kyriacos Triantaphyllides, namens de GUE/NGL-Fractie
aan de Commissie
Het Litouwse parlement keurde vorige dinsdag amendementen goed op de wet voor de bescherming van minderjarigen tegen de negatieve gevolgen van publieksinformatie, op de 220e verjaardag van de val van de Bastille, een dag waarop we waarden van de Verlichting in het licht stellen als de vrijheid van meningsuiting en het recht te streven naar geluk. De wet in kwestie — tegen een vorige versie ervan had de Litouwse president zijn veto uitgesproken — is door het Litouwse parlement bekrachtigd op 14 juli 2009, de dag waarop het Europees Parlement zijn constituerende vergadering na de verkiezingen hield.
De wet in kwestie is bedoeld om de verstrekking te voorkomen van "publieksinformatie die ageert voor homoseksuele relaties" en die "de gezinswaarden aantast", in gevallen waar deze informatie toegankelijk is voor minderjarigen. Daarnaast wordt voorgesteld in september bepalingen in het strafwetboek en het administratieve wetboek te bespreken en goed te keuren die naar veronderstelling zullen leiden tot het strafbaar stellen van "de verspreiding van homoseksualiteit", een misdrijf dat strafbaar zou worden met arrestatie, veroordeling tot een taakstraf of betaling van een boete tot EUR 1500.
Is de Commissie niet van mening dat de bedoelde wet strijdig is met het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, het EU-Handvest van de grondrechten en artikel 6 VEU en artikel 13 EGV, d.w.z. de fundamentele waarden waarop Europa is gebaseerd? Wat zal de Commissie ondernemen om ervoor te zorgen dat Litouwen zijn verplichtingen op grond van het Europese en het internationale recht nakomt?
Heeft de Commissie informatie gevraagd over het soort van materiaal dat onder de bedoelde wet valt? Strekt het toepassingsgebied van de wet zich uit tot boeken, kunst, pers, reclame, muziek en openbare voorstellingen, bijvoorbeeld toneel? Zal de vaagheid van de definitie er niet toe leiden dat auteurs, uitgevers en journalisten zelfcensuur plegen om aan de besproken straffen te ontkomen? Zal de handhaving van de bedoelde wet geen overschrijding inhouden door de staat en de autoriteiten met betrekking tot de vaststelling van de grenzen en het karakter van de publieke ruimte en bijgevolg onverenigbaar zijn met een vrije en pluralistische maatschappij?
Is de Commissie bereid indien nodig de procedure van artikel 7 VEU te starten?
Ingediend: 23.07.2009
Doorgezonden: 27.07.2009
Uiterste datum beantwoording: 03.08.2009