Litouwse wet betreffende de bescherming van minderjarigen tegen de schadelijke invloed van openbare informatie
28.8.2009
MONDELINGE VRAAG MET DEBAT O-0083/09
ingediend overeenkomstig artikel 115 van het Reglement
van Michael Cashman, Claude Moraes en Emine Bozkurt, namens de S-D-Fractie
aan de Raad
Op 11 juni 2009 heeft het Litouwse parlement zijn goedkeuring verleend aan amendementen op de wet betreffende de bescherming van minderjarigen tegen de schadelijke invloed van openbare informatie. Deze wet stelt dat minderjarigen kunnen worden geschaad in hun ontwikkeling door openbare informatie die "aanzet tot homoseksuele en biseksuele relaties" (art. 4.14) en "een bedreiging vormt voor de gezinswaarden" (art. 4.15). Een dergelijke bepaling stelt informatie over homoseksualiteit op één lijn met zaken als de weergave van fysiek geweld, de afbeelding van een gewelddadig verminkt menselijk lichaam en propaganda voor zelfverminking of zelfmoord. De wet zou leiden tot een verbod op alle informatie met betrekking tot homoseksualiteit wanneer minderjarigen daar toegang tot hebben.
De Litouwse president heeft op 26 juni 2009 een veto over de wet uitgesproken aangezien deze in vage en onduidelijke termen was geformuleerd, en verzocht het parlement de wet te herzien en ervoor te zorgen dat zij niet in strijd zou zijn met de "grondwettelijke beginselen van de rechtsstaat, rechtszekerheid en juridische duidelijkheid" en met de "waarborging van een open maatschappij en een pluralistische democratie". Op 14 juli 2009 heeft het parlement het veto van de president overruled. Mensenrechten-ngo's en Europarlementariërs hebben de Europese instellingen herhaaldelijk verzocht om op te treden en het Litouwse parlement (Seimas) om het wetsontwerp te herzien, en er wordt beroep aangetekend bij het Constitutionele Hof. Voorts zullen in het najaar amendementen op het bestuurlijke en het strafwetboek worden behandeld waardoor "homoseksualiteit propagerende handelingen" in openbare ruimten door particulieren of rechtspersonen strafbaar worden gesteld. Bij overtreding wordt een werk- of gevangenisstraf of een boete van maximaal 1 500 euro opgelegd.
Heeft de Raad bovengenoemde kwesties met de Litouwse autoriteiten besproken? Is de Raad niet van mening dat een dergelijke wet en zulke amendementen in strijd zijn met de mensenrechten en de fundamentele vrijheden die in internationale en Europese overeenkomsten zijn vastgelegd, met name de vrijheid van meningsuiting, die ook het recht op het vergaren, ontvangen en verstrekken van informatie omvat, en dat zij in strijd zijn met de EU-wetgeving en het Europese beleid inzake non-discriminatie? Denkt de Raad niet dat een dergelijke wet indruist tegen het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 13 van het EG-Verdrag, d.w.z. de fundamentele waarden waarop de EU is gebaseerd? Gaat de Raad het Bureau voor de grondrechten vragen de wet en de amendementen in kwestie te beoordelen? Wat gaat de Raad doen om te verzekeren dat Litouwen zijn verplichtingen uit hoofde van de EU-verdragen, het Europees en het internationaal recht nakomt? Is hij bereid om, indien noodzakelijk, de procedure omschreven in artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie in te leiden?
Ingediend: 28.08.2009
Doorgezonden: 31.08.2009
Uiterste datum beantwoording: 21.09.2009