Parlementaire vraag - O-000083/2017Parlementaire vraag
O-000083/2017

Voogdij voor personen met een verstandelijke beperking

31.10.2017

Vraag met verzoek om mondeling antwoord O-000083/2017
aan de Commissie
Artikel 128 van het Reglement
Maria Grapini, Olga Sehnalová, Lambert van Nistelrooij, José Inácio Faria, Dieter-Lebrecht Koch, Romana Tomc, Sirpa Pietikäinen, Salvatore Domenico Pogliese, Rosa Estaràs Ferragut, Julia Pitera, Barbara Kudrycka, Michał Boni, Heinz K. Becker, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska, Csaba Sógor, Emil Radev, Marek Plura, Biljana Borzan, Soledad Cabezón Ruiz, Monika Smolková, Janusz Zemke, Karoline Graswander-Hainz, Dietmar Köster, Viorica Dăncilă, Brando Benifei, Wajid Khan, Michela Giuffrida, Miltiadis Kyrkos, István Ujhelyi, Costas Mavrides, Catherine Stihler, Nicola Danti, Isabella De Monte, Doru-Claudian Frunzulică, Jean-Paul Denanot, Dan Nica, Ioan Mircea Paşcu, Andi Cristea, Emilian Pavel, Julie Ward, Marc Tarabella, Helga Stevens, Jana Žitňanská, Ivo Vajgl, Norica Nicolai, António Marinho e Pinto, Igor Šoltes, Merja Kyllönen, Georgios Epitideios, Zoltán Balczó

In de EU leven ongeveer 80 miljoen mensen met een beperking. Van veel van deze personen, in het bijzonder personen met een verstandelijke of psychosociale beperking, wordt de handelingsbevoegdheid deels of volledig ontnomen. Hierdoor wordt hen het recht ontzegd zelfstandig te wonen en over hun eigen leven te beslissen. Europese burgers die zich in deze situatie bevinden, kunnen niet zelf kiezen waar en met wie ze wonen. Zij kunnen niet stemmen noch zich verkiesbaar stellen, ook niet voor Europese verkiezingen. Zij kunnen niet trouwen. Zij kunnen geen arbeidsovereenkomst ondertekenen. In het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, dat door de EU en bijna alle lidstaten werd geratificeerd, wordt een op de mensenrechten gebaseerde aanpak bevorderd en wordt erkend dat alle personen met een handicap rechthebbenden zijn en over hun handelingsbevoegdheid moeten beschikken op voet van gelijkheid met anderen. Deze benadering van beperkingen heeft verregaande gevolgen voor de wetgeving inzake handelingsbevoegdheid. Hiertoe moet overgegaan worden van het geven van de bevoegdheid om besluiten voor personen met een handicap te nemen aan andere mensen (aangewezen besluitvormers) naar het ondersteunen van mensen bij het nemen van hun eigen besluiten (ondersteunde besluitvorming). Ondanks het feit dat bijna alle EU-lidstaten het Verdrag hebben geratificeerd, wordt in alle lidstaten de ontkenning van de handelingsbevoegdheid op basis van een handicap nog steeds gerechtvaardigd in de wetgeving, hetgeen discriminerend is. Er bestaan wel degelijk doeltreffende modellen voor ondersteunde besluitvorming. Deze moeten verder ontwikkeld worden om gepaste steun te bieden, zodat alle mensen keuzes kunnen maken en van hun rechten kunnen genieten zoals alle andere Europese burgers. In 2015 werd de EU beoordeeld door het VN-Comité voor de rechten van personen met een handicap, maar volgens het voortgangsverslag over de strategie inzake handicaps van de Commissie werd zeer weinig vooruitgang gemeld op het vlak van handelingsbevoegdheid en EU-rechten.

Hoe kunnen wij de rol van de EU-instellingen bij het actiever aanmoedigen van de EU-lidstaten tot wijziging van hun wetgeving inzake handelingsbevoegdheid, binnen de beperkingen van hun bevoegdheid op dit vlak, verbeteren? Welke maatregelen kan de EU treffen om ervoor te zorgen dat mensen van wie de handelingsbevoegdheid werd ontnomen, hun rechten krachtens Europees recht zoveel mogelijk kunnen uitoefenen, waaronder het recht om te stemmen bij de volgende Europese verkiezingen?