Tenuitvoerlegging van de EU-waterwetgeving
7.12.2020
Vraag met verzoek om mondeling antwoord O-000077/2020
aan de Raad
Artikel 136 van het Reglement
Christophe Hansen, Sara Cerdas, Nicolae Ştefănuță, Marco Dreosto, Martin Häusling, Joanna Kopcińska, Malin Björk, Eleonora Evi
namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
Het Parlement is ingenomen met de conclusie van de Commissie dat de kaderrichtlijn water[1] geschikt is voor het beoogde doel, maar vindt dat de tenuitvoerlegging ervan moet worden verbeterd en versneld. Dankzij de KRW is er een governancekader voor geïntegreerd waterbeheer opgezet voor de meer dan honderdduizend waterlichamen in de EU, is de verslechtering van de toestand van het water afgeremd en is chemische verontreiniging afgenomen. Desondanks is de kwaliteit van minder dan de helft van alle waterlichamen in de EU goed, en dat ondanks de deadline van 2015. Bovendien valt de afgelopen 10 à 15 jaar bij slechts één van de vier zoetwaterindicatoren een verbetering te constateren en verloopt de tenuitvoerlegging van de waterwetgeving in het algemeen op meerdere punten verre van probleemloos, hetgeen hoofdzakelijk toe te schrijven valt aan onvoldoende financiering en een tekortschietende integratie van milieudoelstellingen in sectoraal beleid. In dit kader wordt de Raad verzocht antwoord te geven op de volgende vragen:
- 1.Hoe gaat de Raad ervoor zorgen dat rekening wordt gehouden met de conclusies van de recente geschiktheidscontrole van de waterwetgeving, en welke concrete actie gaan de Raad en de lidstaten ondernemen om te garanderen dat de milieudoelstellingen van de kaderrichtlijn water zo snel mogelijk, maar in ieder geval vóór 2027, worden verwezenlijkt?
- 2.Eén van de voornaamste oorzaken van de problemen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de wetgeving is onvoldoende financiering. Hoe gaan de lidstaten ervoor zorgen dat er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn voor de tenuitvoerlegging van de maatregelen die nodig zijn om tot een goede kwaliteit van de Europese waterlichamen te komen?
- 3.Hoe gaan de lidstaten zorgen voor een betere integratie van de milieudoelstellingen van de relevante richtlijnen in sectoraal beleid, in het bijzonder in het landbouw-, energie- en vervoersbeleid?
- 4.Bij de geschiktheidscontrole is gebleken dat er bij de tenuitvoerlegging van de richtlijnen grote verschillen tussen de lidstaten bestaan, bijvoorbeeld wat betreft gecontroleerde verontreinigende stoffen en de in de grondwaterrichtlijn bedoelde drempelwaarden[2]. Wat gaan de lidstaten doen om tot een harmonieuzere tenuitvoerlegging te komen?
- 5.Is de Raad van oordeel dat er in het recente voorstel voor het meerjarig financieel kader voldoende financiële middelen voor de KRW zijn opgenomen?
- 6.Welke aanvullende maatregelen gaan de lidstaten nemen om tot een volledige terugwinning van de kosten van waterdiensten (artikel 9 KRW) te komen, in het bijzonder tegen de achtergrond van de volledige toepassing van het beginsel dat de gebruiker en de vervuiler betalen?
- 7.Hoe denken de lidstaten het gebruik van vrijstellingen van de tenuitvoerlegging van de kaderrichtlijn water in de derde cyclus van stroomgebiedsbeheersplannen te verminderen?
Ingediend: 07/12/2020
Vervalt: 08/03/2021
- [1] Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).
- [2] Richtlijn 2006/118/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand (PB L 372 van 27.12.2006, blz. 19).