Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B6-0150/2006Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B6-0150/2006

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE

15.3.2006

ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 4 van het Reglement door
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de volgende fracties: over de resultaten van de onderhandelingen over de VN-Mensenrechtenraad en over de 62e zitting van de VN-Mensenrechtencommissie (UNCHR)

Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B6-0150/2006
Ingediende teksten :
RC-B6-0150/2006
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over de resultaten van de onderhandelingen over de VN-Mensenrechtenraad en over de 62e zitting van de VN-Mensenrechtencommissie (UNCHR)

Het Europees Parlement,

–  onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over de VN-Mensenrechtencommissie sinds 1996, alsook naar zijn resoluties van 29 januari 2004 over de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Naties[1], van 9 juni 2005 over de hervorming van de Verenigde Naties[2] en van 29 september 2005 over de resultaten van de Wereldtop van de Verenigde Naties van 14-16 september 2005[3],

–  gezien de 62e zitting van de VN-Mensenrechtencommissie (UNCHR), die doorgaat van 13 maart tot 21 april 2006,

–  gezien het rapport 'A more secure world: our shared responsability' van het panel op hoog niveau over bedreigingen, uitdagingen en verandering van 1 december 2004,

–  gezien het rapport 'In larger freedom: towards development, security and human rights for all' van de secretaris-generaal van de VN van 21 maart 2005,

–  gezien het document met de resultaten van de VN-Wereldtop 2005 dat werd goedgekeurd in New York op 16 september 2005, waar werd besloten een Mensenrechtenraad op te richten ter vervanging van de Mensenrechtencommissie en de voorzitter van de Algemene Vergadering van de VN op te dragen hierover onderhandelingen te voeren en deze zo spoedig mogelijk af te ronden om tijdens de 60e zitting van de Algemene Vergadering het mandaat en de samenstelling ervan te kunnen vaststellen,

–  gezien de ontwerpresolutie van de voorzitter van de Algemene Vergadering van de VN over de Mensenrechtenraad, ingediend op 23 februari 2006,

–  gelet op artikel 103, lid 4 van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de eerbiediging, de bevordering en de vrijwaring van de universele mensenrechten een onderdeel zijn van het ethische en juridische acquis van de Europese Unie en een van de bouwstenen vormen van de Europese eenheid en integriteit,

B.  overwegende dat de Verenigde Naties een van de meest geschikte organisaties is die, zowel nu als in het verleden, potentieel in staat is kwesties en uitdagingen op het gebied van de mensenrechten waarmee de mensheid te maken heeft, globaal aan te pakken,

C.  overwegende dat de ontwerpresolutie over de Mensenrechtenraad het resultaat is van maandenlange inspanningen om tot een consensus te komen,

D.  overwegende dat, hoewel de Mensenrechtenraad niet tegemoetkomt aan alle belangrijke bekommernissen die naar voren zijn gebracht, hij toch een doeltreffend platform kan aanreiken om de mensenrechten beter te beschermen en te bevorderen in het kader van de VN, die inzake resultaten helaas niet altijd de gewenste efficiëntie aan de dag heeft gelegd,

E.  overwegende dat de 62e zitting van de VN-Mensenrechtencommissie (UNCHR) haar laatste zitting is, waarna de VN-Mensenrechtenraad feitelijk zal worden opgericht,

F.  overwegende dat het EP voor deze zitting van de UNCHR een ad-hoc delegatie heeft samengesteld, net zoals het dit de afgelopen zeven jaar heeft gedaan,

Mensenrechtenraad (HRC)

1.  is verheugd over de goedkeuring van de resolutie tot oprichting van de Mensenrechtenraad; wijst in dit opzicht op de bijdrage van de EU aan de bereikte resultaten tijdens de onderhandelingen;

2.  is verheugd over de oprichting van een beperkt, permanent VN-orgaan, dat rechtstreeks door de Algemene Vergadering wordt verkozen, als een eerste stap om uitvoering te geven aan de toezegging van de Wereldtop 2005 om het mensenrechtenapparaat van de VN te versterken;

3.  is met name verheugd over het feit dat de raad het gehele jaar door regelmatig - ten minste drie keer - bijeen kan komen, en buiten de gebruikelijke bijeenkomsten bijzondere zittingen kan beleggen om mensenrechtencrises die zich aftekenen snel aan te pakken;

4.  is verheugd over het feit dat het UNCHR-systeem van onafhankelijke "speciale procedures" blijft bestaan; wijst erop dat deze speciale procedures binnen het jaar zullen worden herzien en dringt er bij de EU op aan waakzaam te blijven en ervoor te zorgen dat deze worden gehandhaafd;

5.  is verheugd over het feit dat de praktijk blijft bestaan dat mensenrechten-NGO's aan de debatten kunnen deelnemen; herhaalt zijn verzoek om hervorming van de VN-commissie inzake NGO's om te waarborgen dat onafhankelijke NGO's daadwerkelijk kunnen deelnemen;

6.  is verheugd over de invoering van een universeel periodiek herzieningsmechanisme, de zogenaamde "peer review", als een middel ter versterking van de universele betrokkenheid en de gelijke behandeling van lidstaten bij het toezicht op de mensenrechten waar ook ter wereld; wijst op de bepaling dat dit mechanisme niet mag leiden tot een herhaling van het werk van de organen waarin het VN-Verdrag voorziet; dringt er bij de Mensenrechtenraad op aan er bij de vaststelling van de bepalingen van deze herziening voor te zorgen dat de zitting die hieraan wordt gewijd een extra zitting is bovenop de minimum drie zittingen en tien weken waarin de resolutie voorziet;

7.  betreurt dat het idee om de leden van de Mensenrechtenraad te verkiezen via een gekwalificeerde twee-derde meerderheid, niet is overgenomen; is niettemin van oordeel dat de procedure die bepaalt dat de leden rechtstreeks en individueel met een absolute meerderheid worden verkozen via geheime stemming in de Algemene Vergadering en dat de regeringen de staat van dienst en de toezeggingen van de kandidaten op het gebied van de mensenrechten moeten onderzoeken, kan voorkomen dat notoire overtreders van de mensenrechten lid worden van de raad; is verheugd over de invoering van een mechanisme tot schorsing door een twee-derde meerderheid van de Algemene Vergadering van de rechten op lidmaatschap van de raad van een lid dat de mensenrechten op grove wijze en stelselmatig schendt;

8.  verzoekt alle landen die lid zijn van de VN ernaar te streven de kandidaat-landen te verkiezen die de hoogste normen inzake mensenrechten hanteren, de essentiële mensenrechtenverdragen hebben geratificeerd, hun verplichtingen inzake rapportering zijn nagekomen, spontaan een beroep hebben gedaan op de speciale procedures van de VN en de VN-aanbevelingen hebben proberen toe te passen; verzoekt de EU erop aan te dringen dat de kandidaten minstens dertig dagen vóór de verkiezing bekend zijn opdat hun staat van dienst en hun toezeggingen op het gebied van de mensenrechten openbaar kunnen worden onderzocht;

9.  herhaalt zijn standpunt dat het vermogen van de Mensenrechtenraad om de mensenrechten te beschermen, zal afhangen van de politieke wil van alle partijen om er een sterk en doeltreffend orgaan van te maken;

10.  verzoekt bijgevolg alle landen die lid zijn van de VN het vastgestelde mandaat uit te oefenen en de ontwikkelde mechanismen toe te passen om ervoor te zorgen dat de Mensenrechtenraad de mensenrechten daadwerkelijk kan beschermen en bevorderen;

11.  verzoekt de EU met klem in de Mensenrechtenraad een pioniersrol te vervullen en het voorbeeld te geven bij de ontwikkeling van een versterkt mensenrechtenorgaan van de VN, dat mensenrechtensituaties waar ook ter wereld kan behandelen en erop kan reageren;

12.  herhaalt dat er behoefte is aan meer en beter overleg, samenwerking en coördinatie tussen de EU en de VN, met name de nieuwe Mensenrechtenraad;

13.  herhaalt dat er behoefte is aan een gecoördineerde, gezamenlijke en goed voorbereide aanpak van de Europese Unie vóór, tijdens en na de zittingen van de Mensenrechtenraad om doeltreffend en effectief te kunnen bijdragen aan de werking ervan;

14.  acht het aangewezen, naar analogie van de deelname van het EP aan de jaarlijkse zittingen van de Mensenrechtencommissie, een delegatie te blijven sturen om relevante zittingen van de Mensenrechtenraad bij te wonen;

62e zitting van de VN-Mensenrechtencommissie (UNCHR)

15.  neemt kennis van het besluit om van de 62e zitting van de VN-Mensenrechtencommissie een kortere overgangs- en procedurezitting te maken;

16.  is niettemin van oordeel dat deze formaliteiten de Mensenrechtencommissie er niet mogen van weerhouden haar beschermingsmandaat te vervullen en dat alle werkzaamheden van de commissie op het gebied van normbepaling behoorlijk moeten zijn vastgesteld of op een andere wijze opgevolgd;

17.  verzoekt de leden van de Mensenrechtencommissie dan ook erop toe te zien dat de werkzaamheden in verband met speciale procedures waartoe op de vorige bijeenkomst opdracht is gegeven, worden ingediend, erkend en volledig behandeld, bijvoorbeeld het rapport van de secretaris-generaal over de samenwerking met de vertegenwoordigers van de mensenrechtenorganen van de Verenigde Naties; dringt er tevens op aan dat de mandaten die aflopen worden vernieuwd, bijvoorbeeld het mandaat van de speciale afgezant van de secretaris-generaal van de VN voor mensenrechtenactivisten; benadrukt dat het voor mensenrechtenactivisten mogelijk moet blijven de commissie toe te spreken en deel te nemen aan de debatten;

18.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de VN, de voorzitter van de 60e Algemene Vergadering en de Hoge Commissaris voor de mensenrechten.