GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE
6.9.2006
- –Robert Sturdy, Georgios Papastamkos, namens de PPE-DE-Fractie
- –Harlem Désir, Erika Mann, namens de PSE-Fractie
- –Johan Van Hecke, namens de ALDE-Fractie
- –Caroline Lucas, Alain Lipietz, namens de Verts/ALE-Fractie
- –Seán Ó Neachtain, Cristiana Muscardini, namens de UEN-Fractie
- –Verts/ALE (B6‑0465/2006)
- –PSE (B6‑0468/2006)
- –PPE-DE (B6‑0470/2006)
- –UEN (B6‑0480/2006)
- –ALDE (B6‑0484/2006)
Resolutie van het Europees Parlement over de opschorting van de onderhandelingen over de Ontwikkelingsagenda van Doha (DDA)
Het Europees Parlement,
– gelet op de ministerverklaring van Doha van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) van 14 november 2001,
– gezien het verslag van het Europees Parlement over de resultaten van de Doha-ronde naar aanleiding van de ministersconferentie van de WTO in Hongkong (2005/2247(INI)),
– gezien de ministeriële verklaring van de zesde bijeenkomst van de ministersconferentie van de WTO van 18 december 2005[1],
– gelet op artikel 108, lid 5 van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Doha-ronde in 2001 gestart werd met het doel om correctie te brengen in de bestaande onevenwichtigheden in het multilaterale handelssysteem, uitgaande van de algemene overtuiging dat alleen een met eeb multilateraal systeem, dat gebaseerd is op eerlijke handel, eerlijke regels, vaart zou kunnen worden gezet achter een werkelijk ontwikkelingsproces; overwegende dat de behoeften en belangen van de ontwikkelingslanden centraal zouden moeten staan in het werkprogramma van Doha,
B. overwegende dat het feit dat de onderhandelingen in 2006 niet met een positief resultaat konden worden afgesloten het risico in zich bergt dat de geloofwaardigheid van het stelsel van de multilaterale handel ter discussie wordt gesteld en dat er een verschuiving plaats vindt naar bilaterale en regionale handelsakkoorden, die vaak het gebrek aan evenwicht tussen de industrielanden en de ontwikkelingslanden nog versterken,
C. overwegende dat het de ontwikkelingslanden en de minst ontwikkelde landen zijn, die het meest te lijden zullen hebben onder de opschorting van de handelsronde, welke beschouwd werd als een lang verwachte mogelijkheid voor een evenwichtsherstel in de handelsregels, dat niet anders dan in een multilateraal kader kan worden bereikt;
D. overwegende dat verlenging van de huidige atmosfeer van onzekerheid over de toekomst van een multilateraal handelsbestel en die van de WTO als organisatie zelve, zou bijdragen tot wereldwijde economisch en politieke onzekerheid, hetgeen bepaalde economische, financiële en sociale gevolgen zou hebben;
E. overwegende dat de bestaande WTO-structuur moet worden hervormd om de onderhandelingen te vergemakkelijken en de aansprakelijkheid en transparantie te verbeteren,
1. spreekt opnieuw zijn volledige steun uit voor een multilaterale aanpak van het handelsbeleid en is van oordeel dat de WTO garant moet staan voor een op regels gebaseerd internationaal handelsbestel; betreurt daarom bijzonder dat de ontoereikende flexibiliteit van enkele van de belangrijkste deelnemers tot een impasse heeft geleid;
2. is bezorgd dat het onvermogen om tot overeenstemming te komen over de Ontwikkelingsagenda van Doha (DDA) zou kunnen leiden tot een ineenstorting van het huidige multilaterale handelssysteem; onderstreept dat een verschuiving naar bilaterale of regionale overeenkomsten zou leiden tot ongelijke en minder transparante onderhandelingen, waarbij de armere landen in een nadelige positie worden geplaatst;
3. benadrukt dat op korte en middellange termijn de gevolgen van deze opschorting het ernstigst zullen zijn voor de ontwikkelingslanden en de minst ontwikkelde landen, vooral ook indien de voor het ontwikkelingsproces gunstige toezeggingen die in Hong Kong werden gedaan, niet langer meer zouden worden gerespecteerd;
4. is bezorgd dat de opschorting van de multilaterale onderhandelingen kan leiden tot een toeneming van het aantal rechtzaken over handelsgeschillen, waarbij leden van de WTO langs de weg van gerechtelijke procedures zullen proberen te bereiken wat via onderhandelingen niet kon worden bereikt;
5. dringt derhalve aan op een grotere inzet van alle belangrijke spelers, met inbegrip van de EU en de G20, om te komen tot een evenwichtig akkoord over elk van de hoofdthema's van de Onderhandelingsronde, waarbij het ontwikkelingsvraagstuk in de conclusies centraal dient te staan, en dringt aan op een verdere evaluatie van de resultaten om te verzekeren dat de DDA uiteindelijk zal resulteren in zinvolle en duurzame economische winstpunten, met name in het belang van de ontwikkelingslanden; benadrukt dat, met het oog op een volledige tenuitvoerlegging van het mandaat van Doha, de positieve resultaten van het overleg moeten worden gehandhaafd en dat de aanbiedingen die tot op heden over de verschillende elementen van de overlegagenda zijn gedaan, als basis voor de onderhandelingen zouden moeten blijven functioneren en het uitgangspunt voor verdere onderhandelingen zouden moeten vormen;
6. is van oordeel dat de ontwikkelde landen voort moeten gaan met het creëren van gunstiger handelsvoorwaarden voor de ontwikkelingslanden en de minst ontwikkelde landen, ongeacht het definitieve resultaat van de onderhandelingsronde; dringt er bij de industrielanden en de meest geavanceerde ontwikkelingslanden op aan het "alles behalve wapens"-initiatief van de EU te ondersteunen en een 100% invoerrechtvrije en quotavrije markttoegang voor de minst ontwikkelde landen te verzekeren;
7. onderstreept de noodzaak van institutionele hervormingen om de werking van de WTO te verbeteren en wijst opnieuw op het belang van aansprakelijkheid en democratische legitimiteit van de WTO-onderhandelingen en van de organisatie zelve; is ervan overtuigd dat het multilaterale proces, dat gebaseerd is op een transparante "bottom-up"-aanpak, de kern van het onderhandelingsproces moet blijven; benadrukt tegelijkertijd de noodzaak van een inclusief proces, waarbij alle WTO-leden worden betrokken;
8. is ervan overtuigd dat wij de opschorting van het overleg moeten benutten voor een gedachtenpause over de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om een beter verloop van toekomstige handelsbesprekingen te garanderen;
9. dringt bij de Commissie en de Raad aan op een akkoord om ervoor te zorgen dat het Europees Parlement ten volle betrokken wordt in het internationale handelsoverleg van de Europese Unie;
10. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de kandidaat-lidstaten, alsmede aan de directeur-generaal van de WTO.
- [1] Document 05-6248, WT/MIN(05)/DEC.