Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B6-0508/2006Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B6-0508/2006

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE

27.9.2006

ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 4 van het Reglement door
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de volgende fracties: over het gemeenschappelijk immigratiebeleid

Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B6-0508/2006
Ingediende teksten :
RC-B6-0508/2006
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over het gemeenschappelijk immigratiebeleid

Het Europees Parlement,

–  gelet op artikel 6 van het EU-Verdrag en artikel 63 van het EG-Verdrag,

–  gelet op artikel 42 van het EU-Verdrag,

–  gezien het programma van Tampere van 1999 en het programma van Den Haag van 2004 met betrekking tot de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid,

–  gezien de vergadering van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken in Tampere op 20-22 september 2006,

–  gezien de voortdurende discussies over de financiële vooruitzichten, met inbegrip van het Europees Vluchtelingenfonds en het Europees Terugkeerfonds,

–  gezien zijn resolutie van 6 april 2006 over de situatie in de vluchtelingenkampen in Malta[1],

–  gezien zijn resolutie van 14 april 2005 over Lampedusa[2],

–  gelet op artikel 103, lid 4 van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de Europese Unie, zeven jaar na de goedkeuring van het programma van Tampere, nog altijd geen samenhangend immigratiebeleid heeft en dat met name een beleid inzake wettelijke migratie en terugkeer ontbreekt,

B.  overwegende dat het gemeenschappelijk Europees asielstelsel gebaseerd is op een pakket regels waar de deelnemende lidstaten niet vanaf zouden mogen wijken,

C.  gelet op de ernstige humanitaire nood in verschillende lidstaten aan de zuidflank van de Europese Unie, waar duizenden migranten in de Middellandse Zee zijn omgekomen, en de massale toestroom van migranten, in het bijzonder in de zomer van 2006,

D.  overwegende dat op de Euro-Afrikaanse Ministersconferentie over migratie en ontwikkeling op 10 en 11 juli 2006 in Rabat een verklaring en een actieplan zijn goedgekeurd,

E.  overwegende dat de tussentijdse herziening van het programma van Den Haag aan het eind van dit jaar zal zijn voltooid,

F.  overwegende dat illegale immigratie kan leiden tot uitbuiting van mensen en dwangarbeid,

G.  overwegende dat het Groenboek van de Commissie over het beheer van economische migratie voorspelt dat "tussen 2010 en 2030 bij de huidige immigratiepercentages de neergang van de actieve beroepsbevolking van Europa van de 25 een daling van het aantal werknemers teweeg zal brengen in de grootte van 20 miljoen" en dat "stabielere immigratiestromen steeds nodiger kunnen worden om te voorzien in de behoeften van de Europese arbeidsmarkt en ter wille van de welvaart van Europa",

1.  benadrukt dat toenemende migratie een mondiaal verschijnsel is dat talrijke oorzaken en gevolgen heeft en een evenwichtige, mondiale en coherente aanpak vergt;

2.  is zich ervan bewust dat, doordat kanalen voor wettelijke migratie ontbreken, asielsystemen onder toenemende druk komen te staan als middel voor wettelijke vestiging;

3.  erkent de moeilijkheden waarmee een aantal lidstaten van de EU, met name Malta, Italië en Spanje worden geconfronteerd bij het reguleren van de enorme migratiestromen in de afgelopen jaren; wijst met name op de problemen die veroorzaakt worden door het verontrustend grote aantal minderjarigen onder de nieuw-aangekomenen;

4.  betreurt de zeer aanzienlijke humanitaire kosten, inclusief de verloren levens van immigranten;

5.  is vast van mening dat de EU-lidstaten hun verplichtingen overeenkomstig de EU- en de internationale wetgeving op het gebied van asielzoekers en migranten moeten nakomen;

6.  is van mening dat de Europese Unie geen plaats is waar mensen voor dwangarbeid mogen worden gebruikt en dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat van dergelijke praktijken geen sprake is;

7.  dringt erop aan dat de lidstaten de regels inzake toegang tot de asielprocedure en de bepalingen van de Richtlijn tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten op coherente en consistente wijze toepassen en dat asielaanvragen snel en efficiënt worden verwerkt;

8.  benadrukt dat bij een alomvattende aanpak van immigratie de push-factoren niet kunnen worden genegeerd die mensen er in de eerste plaats toe brengen hun land te verlaten, welke reële mogelijkheden voor wettelijke migratie naar de Europese Unie nodig maken, alsmede duidelijke plannen voor ontwikkeling en investeringen in de herkomst- en doorgangslanden, inclusief een handels- en een landbouwbeleid waarmee economische kansen worden bevorderd;

9.  herinnert eraan dat een coherent Europees immigratiebeleid vergezeld moet gaan van een integratiebeleid dat o.a. voorziet in een geregelde integratie op de arbeidsmarkt, het recht op onderwijs en opleiding, de toegang tot sociale en gezondheidsvoorzieningen en de deelname van de immigranten aan het maatschappelijke, culturele en politieke leven;

10.  verzoekt om een partnerschapsbenadering met de herkomst- en de doorgangslanden, om ervoor te zorgen dat deze een actieve rol spelen door te helpen de migratiestromen te beheren, illegale immigratie te stremmen en effectieve informatiecampagnes op te zetten over de omstandigheden in de ontvangende EU-landen, inclusief de criteria voor het verkrijgen van asiel;

11.  is van mening dat een deling van de verantwoordelijkheden en financiële lasten onder de lidstaten integrerend deel van het EU-immigratiebeleid, alsmede van het gemeenschappelijke asielsysteem van de EU moet uitmaken;

12.  vraagt een grotere rol voor de Europese Unie met betrekking tot het beheer van humanitaire noodsituaties als gevolg van migratiestromen en asielzoekers;

13.  is bijgevolg van mening dat landen toegang moeten krijgen tot de technische ondersteuning en de financiering in het kader van het Argo-programma, het Europees Vluchtelingenfonds, het Europees Fonds voor de buitengrenzen, het Europees Integratiefonds en het Europees Terugkeerfonds voor de periode 2007-2013;

14.  vraagt dat meer geld ter beschikking wordt gesteld van de NGO's die op het terrein actief zijn met de verstrekking van levensbelangrijke noodhulp;

15.  verzoekt de Commissie zo spoedig mogelijk de oprichting voor te stellen van een noodfonds ter financiering van "deskundige ondersteuningsteams" voor het verlenen van praktische bijstand voor opvang aan de grens en het aanpakken van humanitaire crises in de lidstaten en in de nieuwe fondsen voor de periode 2007-2013 een noodmechanisme op te nemen waarmee in noodsituaties financiële hulp kan worden verstrekt;

16.  dringt erop aan dat de lidstaten toegang tot de procedure voor asielaanvraag verlenen, de bepalingen van de Richtlijn betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus op consistente en rigoureuze wijze toepassen en ervoor zorgen dat asielaanvragen snel en efficiënt worden verwerkt;

17.  erkent dat de EU-richtlijn inzake terugkeer moet worden goedgekeurd en verzoekt de Raad zijn inspanningen te vergroten om de goedkeuring daarvan te verzekeren; betreurt dat de Raad er vijf jaar na de Europese Raad van Tampere ondanks talrijke verzoeken van het Parlement niet in is geslaagd een gemeenschappelijk immigratiebeleid vorm te geven en in plaats hiervan eenstemmigheid en de raadplegingsprocedure voor alle kwesties in verband met wettelijke immigratie behoudt;

18.  dringt erop aan dat de Raad dringend gebruik maakt van de bepalingen in de huidige verdragen, namelijk de brugclausule ("passerelle") van artikel 42 van het EU-Verdrag en artikel 67, lid 2 van het EG-Verdrag, aangezien medebeslissingsprocedure en stemming met gekwalificeerde meerderheid kunnen helpen een oplossing voor de huidige wetgevingsimpasse te vinden;

19.  verzoekt de lidstaten meer samen te werken in Frontex-verband en de opdracht van dit orgaan beter te definiëren;

20.  is evenwel van mening dat grenscontroles en optreden om illegale immigratie te bestrijden maar één aspect van het EU-beleid ten aanzien van derde landen kunnen zijn, en dat een actief ontwikkelingsbeleid voor herkomst- en doorgangslanden moet worden gevoerd, om de schadelijke effecten van emigratie zoveel mogelijk te beperken;

21.  beseft dat de lidstaten, bij ontstentenis van een gemeenschappelijk immigratiebeleid van de EU, verschillende benaderingen van het probleem van honderdduizenden illegale immigranten die illegaal en zonder sociale bescherming werken, kunnen volgen; is evenwel van mening dat een massaregularisatie van illegale immigranten geen langetermijnoplossing is, aangezien deze maatregel de reële onderliggende problemen niet oplost;

22.  benadrukt dat alle maatregelen om illegale immigratie te bestrijden en de controles aan de buitengrenzen te intensiveren, zelfs waar dit gebeurt in samenwerking met derde landen, verenigbaar moeten zijn met de garanties en de grondrechten van het individu die zijn vastgesteld in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, met name het recht op asiel en het recht op niet-uitzetting;

23.  waarschuwt voor de gevaren van externalisering van het beheer van de buitengrenzen van de EU en wenst een betere samenwerking met de landen van herkomst en doorreis, die vóór alles gebaseerd moet zijn op eerbiediging van de grondrechten, in het bijzonder het recht op asiel en het beginsel van niet-uitzetting, en op de belangen die de EU en de landen van herkomst en doorreis delen;

24.  is van mening dat de Europese Unie dit vraagstuk globaal moet aanpakken en dat een Europese immigratiestrategie niet alleen partnerschap met derde landen, beveiliging van de buitengrenzen en bestrijding van mensensmokkel alsook een krachtig terugkeerbeleid moet omvatten, maar tegelijk wegen voor legale migratie moet openen, de integratie van migranten in de samenleving waarin ze worden opgevangen moet stimuleren en ontwikkelingssamenwerking met landen van herkomst mogelijk moet maken, zodat de onderliggende oorzaken van migratie worden aangepakt;

25.  verzoekt de Commissie met klem om zo spoedig mogelijk het initiatief te nemen tot een wijziging van Verordening 343/2003, 'Dublin II', door vraagtekens te zetten bij het beginsel daarvan dat de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag het eerste land is dat asielzoekers bereiken, omdat dit beginsel een ondraaglijke last legt op de zuidelijke en oostelijke EU-landen, en door een eerlijke methode voor het delen van de verantwoordelijkheden over de lidstaten voor te stellen;

26.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.