Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B6-0578/2006Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B6-0578/2006

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE

13.11.2006

ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 4 van het Reglement door
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de volgende fracties: over het Stelsel van algemene preferenties van de Europese Unie

Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B6-0578/2006
Ingediende teksten :
RC-B6-0578/2006
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over het Stelsel van algemene preferenties van de Europese Unie

Het Europees Parlement,

–  gelet op Verordening (EG) 980/2005[1] van de Raad van 27 juni 2005 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties

–  gelet op Besluit 2005/924/EG[2] van de Commissie tot vaststelling van de lijst van begunstigde landen die in aanmerking komen voor de bijzondere regeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur, overeenkomstig artikel 26, onder e) van Verordening (EG) 980/2005 van de Raad houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties,

–  gelet op artikel 103, lid 4 van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de bijzondere stimuleringsmaatregelen inzake duurzame ontwikkeling en goed bestuur (SAP+), preferentiële toegang inhouden tot de Europese markten voor goederen die afkomstig zijn uit ontwikkelingslanden welke voldoen aan bepaalde internationale normen wat betreft mensenrechten en arbeidsrechten, milieubescherming, drugsbestrijding en goed bestuur,

B.  overwegende dat tot de criteria voor het verkrijgen van tariefpreferenties op grond van SAP+ de ratificering en daadwerkelijke uitvoering behoren van de belangrijkste ILO-verdragen en milieuovereenkomsten, zoals vermeld in deel A van bijlage III van de verordening,

C.  overwegende dat de Commissie in haar besluit van 21 december 2005 bijzondere regelingen heeft toegekend aan Bolivia, Colombia, Costa Rica, Ecuador,Georgië, Guatemala, Honduras, Sri Lanka, Moldova, Mongolië, Nicaragua, Panama, Peru, El Salvador en Venezuela,

D.  overwegende dat de nieuwe SAP+-regeling een stimulans zou moeten zijn voor de begunstigde landen om hun ontwikkelingsdoelstellingen te bereiken, met inbegrip van de oprichting van adequate instellingen teneinde volledig te voldoen aan de rechten die zijn neergelegd in de IAO-verdragen,

E.  overwegende dat de doeltreffendheid van de tenuitvoerlegging van de relevante VN- en ILO-verdragen moet worden beoordeeld op basis van de conclusies van de betrokken toezichthoudende organen, met name het jaarlijkse "Verslag van de commissie van deskundigen over de toepassing van verdragen en aanbevelingen" van de ILO, en terdege rekening houdend met het advies van het Europees Parlement,

F.  overwegende dat overeenkomstig artikel 16 van de SAP-verordening vrijwaringsclausules en tijdelijke intrekkingen kunnen worden toegepast ten aanzien van landen die zich schuldig maken aan ernstige en systematische schending van de beginselen die zijn neergelegd in de in bijlage III van de verordening (EG) nr. 980/2005 van de Raad vermelde internationale verdragen,

1.  onderstreept het belang van het besluit van de Commissie om in het kader van de SAP+‑regeling preferenties toe te kennen aan de landen die worden genoemd in Besluit 2005/924/EG van de Commissie;

2.  merkt op dat de economische ontwikkeling en integratie in het wereldhandelssysteem van de SAP+-landen van cruciaal belang is voor het verwezenlijken van duurzame ontwikkelingsdoelstellingen, waaronder stabiliteit en goed bestuur;

3.  dringt bij de Commissie aan op versterking van de samenwerking met de begunstigde landen ter bevordering en waarborging van een doeltreffende naleving van de belangrijkste mensenrechten en werknemersrechten van de VN.- en ILO-verdragen in de SAP+-landen, alsmede van de overeenkomsten die betrekking hebben op milieu en bestuur; dringt er bij de Commissie op aan haar bemoeienis inzake naleving van ILO- en VN-regels uit de breiden tot de andere SAP-landen, met name wat betreft kinderarbeid en dwangarbeid; is van mening dat in het algemeen het toekennen van preferentiële toegang voor landen die de mensenrechten niet eerbiedigen en de internationale arbeidsovereenkomsten en milieuverdragen niet naleven, afbreuk doet aan de stimulans de ILO- en VN-regels te handhaven;

4.  constateert dat, ondanks hun ratificering van de betrokken ILO-verdragen, herhaaldelijke overtredingen in verband met de rechten van werknemers zijn gemeld in een aantal van deze landen en dat, als deze overtredingen als een ernstige en stelselmatige schending van de belangrijkste rechten van werknemers in het kader van de ILO worden beschouwd, zij overeenkomstig artikel 16 van de verordening aanleiding kunnen geven tot tijdelijke intrekking van SAP+-preferenties;

5.  doet een beroep op de Commissie strikter toe te zien op de uitvoering van de ILO-verdragen in de begunstigde landen van SAP+ en op de verdragen inzake milieu en bestuur en zich met name te kwijten van haar verplichtingen overeenkomstig artikel 18 van de verordening, namelijk het Comité algemene tariefpreferenties op de hoogte te brengen van de gemelde inbreuken op de rechten van werknemers en op milieuverdragen en het te raadplegen over de vraag of een onderzoek moet worden uitgevoerd naar het voorkomen van ernstige en stelselmatige schendingen van de ILO-verdragen betreffende fundamentele arbeidsrechten, met name wat betreft kinderarbeid en dwangarbeid;

6.  onderstreept met name dat het noodzakelijk is op dit gebied doeltreffend samen te werken met de ILO en andere relevante lokale organisaties, verzoekt de Commissie de regeringen van de betrokken begunstigde landen aanbevelingen te doen en er nadrukkelijk op te wijzen dat, als zij geen vooruitgang naar een daadwerkelijke tenuitvoerlegging kunnen aantonen, zulks tot een tijdelijke intrekking van de preferentiële regelingen in het kader van SAP+ zou kunnen leiden;

7.  verzoekt de Commissie het Parlement regelmatig op de hoogte te houden van de resultaten van haar toezichthoudende rol in verband met de tenuitvoerlegging van de VN- en ILO-verdragen en van de mate waarin de begunstigde SAP+-landen zich hieraan houden, vooral op de gebieden van vrijheid van vereniging, collectief onderhandelen, niet-discriminatie op werkgelegenheidsgebied en uitbanning van kinderarbeid en dwangarbeid; en meer in het bijzonder van eventuele ernstige en systematische inbreuken op de beginselen van de verdragen inzake de rechten van de mens en van de werknemers, alsmede de milieuverdragen, in een van de landen die momenteel gebruik kunnen maken van de SAP+;

8.  doet een beroep op de Commissie het Parlement in een vroegtijdig stadium op de hoogte te stellen van eventuele aanbevelingen voor een tijdelijke intrekking van preferentiële regelingen overeenkomstig artikel 16 van de verordening; onderstreept dat een besluit van de Commissie om over te gaan tot een tijdelijke intrekking van de preferenties in het geval van ernstige schendingen van de in de IAO‑verdragen neergelegde beginselen dient te zijn gebaseerd op de bevindingen van de passende controle-instanties waarbij naar behoren rekening moet worden gehouden met de mening van het Europees Parlement;

9.  verzoekt de Commissie een tussentijdse evaluatie uit te voeren van de operationele doeltreffendheid van het SAP-instrument, dringt aan op een beoordeling van de doeltreffendheid van de uitvoering van de ¨SAP+-voorwaarden voordat een verlenging van de SAP+-preferenties wordt toegekend bij afloop van de bestaande verordening in 2008; dringt er bij de Commissie en de Raad op aan ervoor te zorgen dat met de visie van het Parlement op de uitbreiding van het SAP+-schema tot specifieke landen en op een eventuele hernieuwing van de huidige SAP-verordening in 2008 rekening wordt gehouden;

10.  verzoekt de Commissie jaarlijks een omvattend verslag in te dienen, waarin zij niet alleen de situatie in de landen die gebruikmaken van de SAP+ onder de loep neemt maar ook ingaat op de acties die zij heeft ondernomen;

11.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en de Raad.