Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B6-0585/2006Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B6-0585/2006

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE

14.11.2006

ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 4 van het Reglement door
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de volgende fracties: over het Verdrag tot verbod van biologische en toxinewapens (BTWC), clusterbommen en conventionele wapens (CWC)

Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B6-0585/2006
Ingediende teksten :
RC-B6-0585/2006
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over het Verdrag tot verbod van biologische en toxinewapens (BTWC), clusterbommen en conventionele wapens (CWC)

Het Europees Parlement,

–  gezien de derde herzieningsconferentie van het Verdrag inzake bepaalde conventionele wapens van 1980 (CWV), die van 7 t/m 17 november 2006 in Gèneve plaatsvindt,

–  gezien de zesde herzieningsconferentie van het Verdrag inzake biologische en toxinewapens uit 1972 (BTWC), die van 20 november t/m 8 december 2006 in Genève wordt gehouden,

–  gezien de gezamenlijke actie van de EU van 27 februari 2006 in verband met het BTWC met als doelstelling de bevordering van het universele karakter van het BTWC en de ondersteuning van de uitvoering daarvan door de staten die partij zijn om ervoor te zorgen dat deze bij hun nationale wetgevende en bestuurlijke maatregelen rekening houden met de internationale verplichtingen die voortvloeien uit het BTWC,

–  gezien het actieplan van de EU in verband met het BTWC waarover tegelijk met de gezamenlijke actie overeenstemming werd bereikt en waarin de lidstaten de verplichting op zich nemen de VN resultaten mede te delen van de maatregelen tot opbouwen van vertrouwen en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties lijsten voor te leggen van relevante deskundigen en laboratoria ter vergemakkelijking van het onderzoek van beweringen over het gebruik van chemische en biologische wapens,

–  gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 20 maart 2006 betreffende de herzieningsconferentie inzake het BTWC van 2006, waarin als doelstellingen worden genoemd een verdere versterking van het BTWC en de bevordering van een gunstig resultaat van de zesde herzieningsconferentie,

–  gezien de veiligheidsstrategie van de EU van 2003 en de strategie van de EU inzake massavernietigingswapens en de middelen voor hun inzet, zoals aangenomen in 2003 en gezien zijn resolutie over de non-proliferatie van massavernietigingswapens: een rol voor het Europees Parlement, aangenomen op 17 november 2005,

–  gelet op artikel 103, lid 4 van zijn Reglement,

A.  overwegende dat het BTWC, dat vanaf 1972 kon worden ondertekend en in 1975 in werking trad, het eerste multilaterale ontwapeningsverdrag is waarmee een gehele wapencategorie wordt verboden en dat het momenteel door 155 staten is ondertekend, waarbij nog eens 16 staten het verdrag hebben ondertekend, maar nog niet geratificeerd,

B.  overwegende dat de zesde herzieningconferentie, die van 20 november t/m 8 december 2006 in Genève wordt gehouden, de staten die partij zijn bij dit verdrag de eerste kans zal bieden het functioneren van het verdrag te onderzoeken sinds de in 2002 afgesloten vijfde herzieningsconferentie, en dat het de verdragsluitende partijen de gelegenheid zal geven opnieuw te bevestigen dat zij vastbesloten zijn om tot een volledig verbod van biologische wapens te komen en eventuele problemen of tekortkomingen bij de uitvoering van het verdrag aan te pakken,

C.  overwegende dat het eerste gedeelte van de vijfde herzieningsconferentie van het BTWC van 2001 in een mislukking eindigde die voornamelijk was te wijten aan het feit dat de regering van de VS zich terugtrok uit de onderhandelingen over de opzet van een wettelijk bindend mechanisme om de naleving af te dwingen,

D.  overwegende dat het aantal verdragssluitende partijen gestaag toeneemt ( in januari 2006 hadden 100 landen het voorlopige kaderakkoord ondertekend), maar dat het CWV verre van universeel van aard is en dat het aantal ondertekenaars van de vijf protocols die het corpus voor praktische tenuitvoerlegging van het verdrag vormen nog aanzienlijk lager ligt,

1.  onderstreept dat de Europese Unie ernaar moet streven voort te bouwen op het succes van de BTWC-regeling, het BTWC verder te versterken en een positief resultaat van de zesde herzieningsconferentie te bevorderen;

2.  spreekt zijn voldoening uit over de niet aflatende diplomatieke inspanningen van de Raad en de Commissie het internationale streven naar versterking van het BTWC levend te houden en erkent de rol van de EU bij het bevorderen van het zoeken naar mogelijkheden voor vrijwillige niet-bindende inspecties als “vertrouwenwekkende maatregelen” en bij het versterken van de nationale wetgeving in de voorbereidingsperiode van de herzieningsconferentie;

3.  hecht er daarom groot belang aan dat het functioneren van het BTWC grondig en volledig wordt onderzocht om de maatregelen voor een verdere versterking van het verdrag te kunnen aangeven, bespreken en goedkeuren;

4.  dringt er bij de Raad en de lidstaten op aan een universele toetreding van alle staten tot het BTWC te bevorderen, daarbij ook een beroep te doen op alle staten die geen partij zijn onverwijld tot toetreding over te gaan en ernaar te streven dat biologische en toxinewapens universeel op grond van bindende internationale rechtsregels worden verboden;

5.  moedigt de EU daarom aan dit punt in de transatlantische fora, met name de NAVO aan de orde te stellen en de regering van de VS ervan te overtuigen dat zij haar unilaterale zienswijze moet laten varen en een bijdrage moet leveren tot het opnieuw opzetten van een verbeterd multilateraal kader,

6.  verzoekt de Raad en de Commissie te bevorderen dat volledig wordt voldaan aan de verplichtingen op grond van het BTWC en dat zonodig wordt overgegaan tot versterking van de nationale uitvoeringsmaatregelen, met inbegrip van de strafwetgeving en het toezicht op pathogene micro-organismen en toxische stoffen in het kader van de BTWC;

7.  verzoekt de Raad en de lidstaten bij te dragen tot verbetering van de mechanismen waarmee de naleving door de verdragsluitende partijen kan worden gecontroleerd door pogingen om tot meer transparantie te komen te stimuleren met de uitwisseling van meer informatie onder de staten die partij bij het verdrag zijn, waaronder het omschrijven van maatregelen om vast te stellen hoeveel landen bestreken worden, uitbreiding van hun aantal en om het nut van de mechanismen waarmee vertrouwen moet worden opgebouwd te bepalen en te verhogen;

8.  verzoekt de Raad en de lidstaten te bevorderen dat voldaan wordt aan de verplichtingen op grond van resolutie 1540 van de VN-Veiligheidsraad en met name het gevaar uit te sluiten dat biologische of toxinewapens voor terroristische doeleinden worden verworven of gebruikt, waaronder de mogelijke toegang van terroristen tot materialen, uitrusting en kennis die bij de ontwikkeling en productie van biologische en toxinewapens zouden kunnen worden gebruikt;

9.  verzoekt de Raad en de lidstaten te bevorderen dat gekeken wordt naar en dat besluiten worden genomen over verdere maatregelen betreffende de tot dusverre in het programma tussen de bijeenkomsten in de periode 2003 tot 2005 verrichte werkzaamheden en het streven naar bespreking en bevordering van algemeen begrip van en doeltreffende actie op met name de volgende punten: verbetering van de internationale mogelijkheden om te reageren op gevallen van het beweerde gebruik van biologische of toxinewapens of verdachte ziekte-uitbraken, om deze te onderzoeken en de gevolgen ervan op te vangen; intensivering en verbreding van de nationale en internationale inspanningen van instellingen en van de bestaande mechanismen voor het toezicht op, de detectie van, het diagnosticeren en het bestrijden van infectieziekten die mensen, dieren en planten kunnen aantasten; het vaststellen van de inhoud, de verspreiding en aanneming van gedragscodes voor wetenschapsbeoefenaren op gebieden die van belang zijn voor het verdrag om dit meer onder de aandacht te brengen en de desbetreffende actoren te helpen zich aan hun wettelijke, regelgevende en professionele verplichtingen en ethische beginselen te houden;

10.  verzoekt de Raad en de lidstaten hun steun te geven aan een verder werkprogramma in de periode tussen de zesde en de zevende herzieningsconferentie, specifieke gebieden en procedures te omschrijven om verdere vooruitgang op grond van dit werkprogramma te bereiken en te bevorderen dat de zevende herzieningsconferentie in het kader van het BTWC niet later dan 2011 plaatsvindt;

11.  spreekt zijn waardering uit voor het feit dat het vijfde CWV-protocol inzake ontplofbare overblijfselen van gevechtshandelingen op 12 november 2006 van kracht is getreden en daardoor internationaal bindende wetgeving is geworden; wijst erop dat dit betekent dat staten hun grondgebied moeten zuiveren van niet-ontplofte munitie om het aantal burgerslachtoffers na conflicten terug te dringen; wijst er eveneens op dat de voor de overblijfselen verantwoordelijke partijen volgens dit protocol gehouden zijn te helpen bij het opruimen, zelfs als zij in het gebied in kwestie geen zeggenschap hebben; wijst er met klem op dat het protocol geldt voor alle soorten niet-ontplofte munitie, met inbegrip van clustermunitie;

12.  is er niettemin van overtuigd dat veel meer staten het CWV en de bijbehorende vijf protocollen zouden moeten ondertekenen en ratificeren; verzoekt de Raad en de Commissie alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat alle lidstaten van de EU dit protocol prompt ondertekenen en ratificeren en dat alle landen die ontwapeningshulp krijgen het protocol ook ondertekenen en ratificeren, zelfs indien zij tot dusverre nog niet het CWV toetraden (bijvoorbeeld Libanon);

13.  verzoekt de EU en de lidstaten om in de geest van het doel van het CWV protocollen over bepaalde wapensystemen vast te stellen als daaraan behoefte is en in afwachting van een specifiek verdrag op dit punt, te verzoeken om vaststelling van een specifiek protocol VI inzake een ondubbelzinnig verbod op productie, opslag, overdracht en gebruik van alle soorten clustermunitie (fragmentatiebommen);

14.  dringt er bij de EU-lidstaten, de Raad en de Commissie op aan zich in te spannen om te bewerkstelligen dat zowel het BTWC, als het CWV binnen afzienbare tijd de beschikking krijgen over een permanent secretariaat dat toezicht houdt op de geslaagde tenuitvoerlegging van deze Verdragen, vergelijkbaar met de Organisatie voor het verbod op chemische wapens (OPCW) die voor dit doel in het leven is geroepen door het Chemische Wapensverdrag;

15.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de parlementen en regeringen van de lidstaten en aan de parlementen en regeringen van de staten die partij zijn bij het BTWC en het CWV, alsook aan de relevante gespecialiseerde NGO's.