Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B6-0205/2007Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B6-0205/2007

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE

23.5.2007

ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 4 van het Reglement door
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de volgende fracties: over Estland

Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B6-0205/2007
Ingediende teksten :
RC-B6-0205/2007
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Estland

Het Europees Parlement,

–  gezien de verklaring van het Voorzitterschap van de EU van 2 mei 2007 over de situatie voor de Estse ambassade in Moskou,

–  gezien de verklaring over de situatie in Estland van zijn voorzitter Hans-Gert Pöttering en het debat op 9 mei 2007 in de plenaire vergadering,

–  gezien de vele steunbetuigingen aan Estland door de Raad, de Commissie en EU-regeringen,

–  gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement,

A.  overwegende dat betogers die in de hoofdstad van Estland en in delen van het noordoosten van Estland tussen 26 en 28 april 2007 protesteerden tegen het plan van de Estse overheid om het Sovjetmonument "aan de bevrijders van Tallinn" te verplaatsen van het centrum van de Estse hoofdstad naar een militair kerkhof enkele kilometers verderop twee nachten gewelddadig te keer gingen; in eerste instantie vielen betogers de politie aan en uiteindelijk kwam het tot wijdverbreid vandalisme in het centrum van Tallinn,

B.  overwegende dat is geconstateerd dat de politie uitsluitend in buitensporige situaties geweld heeft gebruikt en dat de kanselier van justitie van Estland geen wanbeheer van de politiewerkzaamheden heeft ontdekt,

C.  overwegende dat de Estse regering de redenen van dit besluit vooraf aan de regering van de Russische Federatie uiteen had gezet, daarbij het aanbod had gedaan om bij de verplaatsing van het monument met haar samen te werken en Russische vertegenwoordigers had aangemoedigd bij de exhumaties aanwezig te zijn, wat de Russische autoriteiten echter weigerden,

D.  overwegende dat de exhumaties strikt volgens de internationale normen en met inachtneming van de vereiste waardigheid werden uitgevoerd en dat het monument op de begraafplaats na een officiële ceremonie met deelneming van vertegenwoordigers van de anti-Hitler coalitie opnieuw voor het publiek zal worden opengesteld,

E.  overwegende dat de gewelddadige demonstraties en de inbreuken op de openbare orde werden uitgevoerd met actieve organisatorische medewerking van en samenwerking met zich buiten Estland bevindende krachten,

F.  overwegende dat in Rusland diverse verklaringen op hoog niveau zijn afgelegd, waaronder een officiële verklaring van de Doema-delegatie bij haar bezoek aan Tallinn, waarin om het aftreden van de Estlandse regering wordt gevraagd,

G.  overwegende dat de premier van Estland verklaard heeft dat deze gebeurtenissen moeten worden gezien als "een goed gecoördineerde en flagrante inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van Estland",

H.  overwegende dat onmiddellijk na de rellen in Tallinn het normale functioneren van de Estse ambassade in Moskou gedurende 7 dagen geblokkeerd werd door vijandige betogers van de Russische regeringsgezinde jeugdbeweging "Nashi", wat leidde tot fysieke aanvallen tegen de Estse en Zweedse ambassadeurs, dreigementen om het ambassadegebouw te vernietigen, het neerhalen van de Estse vlag op het grondgebied van de ambassade en het afschilderen van Estland als een "fascistisch land",

I.  overwegende dat systematische cyber-aanvallen meestal van buiten Estland werden georganiseerd in een poging om de officiële communicatiekanalen te blokkeren; overwegende dat deze aanvallen kwamen van IP-adressen binnen de Russische administratie en overwegende dat intensieve propaganda-aanvallen bleven voortduren via internet en sms, met oproepen om het gewapend verzet en het geweld voort te zetten,

J.  overwegende dat slechts enkele dagen na de gebeurtenissen in Tallinn verstrekkende beperkingen voor de Estse export naar Rusland werden ingevoerd, terwijl daarbij Russische bedrijven contracten met Estse bedrijven opschortten, de Estse energietoevoer wordt bedreigd en de treinverbinding tussen Estland en Sint-Petersburg vanaf eind juni wordt stopgezet,

K.  overwegende dat de Russische autoriteiten, waaronder de delegatie van de Doema, helaas geweigerd hebben een dialoog met de Estse autoriteiten aan te gaan en zelfs deelname aan een gezamenlijke persconferentie op het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de hand wezen,

L.  overwegende dat Metropoliet Kornelius van de Russisch-Orthodoxe Kerk in Estland verklaard heeft dat er geen gronden zijn voor een conflict tussen de gemeenschappen en dat hij geen redenen ziet om de rellen te presenteren als conflict tussen de Estischsprekende en de Russischtalige gemeenschap,

M.  overwegende dat de gebeurtenissen verder werden aangewakkerd door verkeerde informatie van de Russische media, die verder protest uitlokte,

N.  overwegende dat slechts een gering deel van de etnische Russische bevolking deelnam aan de demonstraties en plunderingen, het aanzienlijke aantal politiemannen met een Russische achtergrond hun taak uitstekend vervulde en voorts overwegende dat de overgrote meerderheid van allen die daarnaar gevraagd werden de handelwijze van de Estlandse regering goedkeurde,

O.  overwegende dat Estland als onafhankelijk EU- en NAVO-lid het soevereine recht heeft een oordeel te vellen over zijn tragische jongste verleden, dat begon met het verlies van zijn onafhankelijkheid tengevolge van het Pact tussen Hitler en Stalin van 1939 en waaraan pas in 1991 een einde kwam,

P.  overwegende dat de Sovjet-bezetting van de Baltische landen nooit als wettig is erkend door de Westerse democratieën,

Q.  overwegende dat het Europees Parlement in zijn resolutie van 12 mei 2005 concludeerde dat "voor sommige naties het einde van de Tweede Wereldoorlog een hernieuwde tirannie door de Stalinistische Sovjetunie" betekende en de landen van Centraal- en Oost-Europa gelukwenste met hun vrijwording "na zo veel tientallen jaren onder Sovjetoverheersing of -bezetting",

R.  overwegende dat alleen de rechtsopvolger van de Sovjetunie, de Russische Federatie, het feit van de illegale inlijving van de Baltische staten in de Sovjetunie nog steeds loochent,

1.  betuigt zijn steun voor en solidariteit met de democratisch gekozen regering van Estland, die poogt orde en stabiliteit en ook de rechtstaat te waarborgen voor alle inwoners van Estland;

2.  beschouwt aanvallen op een van de kleinste lidstaten van de EU als een toetssteen voor de solidariteit van de Europese Unie;

3.  acht de diverse pogingen van de Russische autoriteiten tot inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van Estland ontoelaatbaar;

4.  is verontrust over de ontoereikende bescherming door de Russische autoriteiten van de Estse ambassade in Moskou en door de fysieke aanvallen op de Estse ambassadeur door de betogers van "Nashi"; roept de Russische regering op de conventie van Wenen inzake de bescherming van diplomaten onvoorwaardelijk te eerbiedigen; roept de Russische regering op de conventie van Wenen inzake de bescherming van diplomaten onvoorwaardelijk te eerbiedigen;

5.  veroordeelt de Russische pogingen om economische druk uit te oefenen op Estland als instrument van het buitenlands beleid en roept de Russische regering op om de normale economische betrekkingen tussen de twee landen te herstellen;

6.  herinnert de Russische autoriteiten eraan dat de ongenuanceerde en openlijk vijandige retoriek van de Russische autoriteiten tegen Estland in scherpe tegenstelling staat tot de internationale gedragsbeginselen en dat dit gevolgen zal hebben voor de betrekkingen tussen de EU en Rusland als geheel;

7.  verzoekt de Europese Commissie en alle lidstaten steun te bieden bij het analyseren van de cyberaanvallen op Estse webpagina's en te onderzoeken hoe dit soort aanvallen en bedreigingen op EU-niveau kan worden aangepakt en vraagt Rusland ten volle aan dit onderzoek mee te werken;

8.  roept de Russische overheid ertoe op om over de geschiedenis van de 20ste eeuw in een open en onbevooroordeelde dialoog met de democratieën in Midden- en Oost-Europa te treden, die tevens betrekking moet hebben op de misdaden tegen de menselijkheid, waaronder die welke door het toenmalige totalitaire communistische regime werden begaan;

9.  is verheugd over de oproep van de Estse president, Toomas Hendrik Ilves, die benadrukte dat mensen die tijdens het Sovjettijdperk naar Estland zijn gekomen en die nu in de Estse Republiek leven evenals hun kinderen en kleinkinderen allen Esten zijn, dat alle Esten ongeacht hun afkomst hun eigen, zeer pijnlijke, historische levenservaring onder drie opeenvolgende bezettingsmachten tijdens de afgelopen eeuw hebben opgedaan en dat de tragedie van anderen moet worden erkend en begrepen; hij herinnerde alle betrokkenen eraan dat daartoe de binnenlandse Estse dialoog moet worden versterkt om de kloven tussen de verschillende gemeenschappen te overbruggen en nieuwe mogelijkheden te blijven scheppen om vooral de Russischsprekende Esten te integreren;

10.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regering en het parlement van Estland alsmede de regering en het parlement van de Russische Federatie.