Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B6-0208/2007Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B6-0208/2007

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE

23.5.2007

ingediend overeenkomstig artikel 115, lid 5 van het Reglement door
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de volgende fracties: over de mensenrechten in Soedan

Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B6-0208/2007
Ingediende teksten :
RC-B6-0208/2007
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over de mensenrechten in Soedan

Het Europees Parlement,

–  gelet op artikel 115, lid 5 van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de rechtbank onder de leiding van rechter Hatim Abdurrahman Mohamed Hasan op 13 februari 2007 Mw. Sadia Idries Fadul (22 jaar oud en lid van de Tama-stam, Darfur) en op 6 maart 2007 Mw. Amouna Abdallah Daldoum (23 jaar oud) wegens overspel tot de dood door steniging veroordeelde,

B.  overwegende dat steniging een wrede en onmenselijke straf is en dat een ernstige bestraffing van overspel in strijd is met de fundamentele mensenrechten en internationale verplichtingen die Soedan op zich heeft genomen,

C.  overwegende dat beide vrouwen tegen het vonnis in beroep zijn gegaan,

D.  overwegende dat de terdoodveroordeling volgens een door de ambassade van de Republiek Soedan in Brussel gezonden brief werd vernietigd omdat Mw. Fadul en Mw. Daldoum niet konden beschikken over de "noodzakelijke rechtsbijstand" en dat de zaak zal worden herzien "in het licht van de "rechtskundige opmerkingen van het Hof van beroep",

E.  overwegende dat het Strafhof van Nyala in Zuid-Darfur op 3 mei 2007 de heer Zakaria Mohamed en de heer Ahmed Abdullah Suleiman, beiden 16 jaar oud, wegens moord en roof tot de dood door de strop veroordeelde,

F.  overwegende dat Soedan de VN-conventie inzake de rechten van het kind heeft geratificeerd en er zich daarbij heeft verplicht personen onder de leeftijd van 18 jaar niet terecht te stellen,

G.  overwegende dat de Soedanese regering ondertekenaar is van de Overeenkomst van Cotonou en dat de samenwerking van de EU met de ACS-landen is gebaseerd op eerbiediging van de mensenrechten, democratische beginselen en de regels van de rechtsstaat,

H.  overwegende dat de regering van Soedan ondertekenaar is van de mensenrechtenclausule van de Overeenkomst van Cotonou en van het Internationale convenant inzake burgerrechten en politieke rechten,

I.  overwegende dat het door de Republiek Soedan geratificeerde Afrikaanse handvest inzake de mensenrechten en de rechten van volkeren het recht op leven erkent en marteling en een wrede, onmenselijke of vernederende bestraffing en behandeling verbiedt, terwijl de doodstraf, geseling, amputatie en andere lijfstraffen echter nog steeds voor een aantal strafbare feiten worden toegepast,

J.  overwegende dat de Europese Commissie op 14 maart 2007 aankondigde nog eens 45 miljoen euro aan humanitaire hulp aan Soedan ter beschikking te stellen (aldus het totaalbedrag voor 2007 tot dusver op 85 miljoen euro brengend) om zo uiting te geven aan het engagement van de EU ten behoeve van het Soedanese volk,

1.  is verheugd over de vernietiging van het doodvonnis - als deze door het Hof zelf wordt bevestigd - en vraagt van de Soedanese regering de fysieke en psychologische integriteit van Mw. Sadia Idris Fadul en Mw. Amouna Abdallah Daldoum te waarborgen;

2.  vraagt de Soedanese regering om intrekking van de terdoodveroordeling van Abdelrahman Zakaria Mohamed en Ahmed Abdullah Suleiman en om waarborging van hun fysieke en psychologische integriteit;

3.  wijst de regering van Soedan er met klem op dat de doodstraf voor kinderen die overtredingen hebben begaan krachtens het internationaal recht verboden is;

4.  doet een beroep op de Commissie, de Raad en de lidstaten:

  • a)de toepassing van de doodstraf, geseling en andere lijfstraffen of wrede dan wel vernederende straffen te veroordelen, zich in te zetten voor het recht op leven en een verbod op marteling, wrede en onmenselijke of vernederende bestraffing of behandeling, en de rechten van vrouwen in hun betrekkingen met de Soedanese autoriteiten te bevorderen, waaronder het recht van vrouwen en jonge vrouwen gevrijwaard te blijven van discriminatie en geweld, overeenkomstig de internationale rechtsregels en normen;
  • b)de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in hun betrekkingen met de Soedanese autoriteiten te bevorderen, waaronder eerbiediging van nationale wetgeving en internationale normen op het gebied van de mensenrechten, zoals het Internationale convenant inzake burgerrechten en politieke rechten waarbij Soedan sinds 1986 als staat een partij is, de VN-conventie inzake de rechten van het kind waarbij Soedan sinds 1990 als staat een partij is en de mensenrechtenclausule van artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou die in 2005 door Soedan werd ondertekend;

5.  verzoekt de regering van Soedan haar rechtsstelsel dienovereenkomstig aan te passen en over te gaan tot ratificering van het tweede facultatieve protocol bij het Internationale convenant inzake burgerrechten en politieke rechten dat gericht is op de afschaffing van de doodstraf;

6.  dringt bij de Soedanese regering aan op toetreding tot het protocol bij het Afrikaanse handvest inzake de mensenrechten en de rechten van volkeren met betrekking tot de rechten van vrouwen in Afrika, en tot het protocol van het Hof van justitie van de Afrikaanse Unie, die beide op 11 juli 2003 in Maputa, Mozambique, werden aangenomen;

7.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de ACS/EU-Raad en de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, de Commissie, de secretarissen-generaal van de Verenigde Naties en de Afrikaanse Unie alsmede de regering van Soedan.