GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE
13.11.2007
- –Joseph Daul, Daniel Caspary, Marianne Thyssen, Cristobal Montoro Romero en Csaba Őry, namens de PPE-DE-Fractie
- –Robert Goebbels, Anne Van Lancker en Udo Bullmann, namens de PSE-Fractie
- –Graham Watson, Margarita Starkevičiūtė, Lena Ek en Bernard Lehideux, namens de ALDE-Fractie
- –Cristiana Muscardini, Ewa Tomaszewska, Ryszard Czarnecki, Mieczysław Edmund Janowski en Adam Bielan, namens de UEN-Fractie
- –UEN (B6‑0435/2007)
- –PPE-DE (B6‑0441/2007)
- –PSE (B6‑442/2007)
- –ALDE (B6‑0447/2007)
Resolutie van het Europees Parlement over de belangen van Europa: succes boeken in het tijdperk van globalisering
Het Europees Parlement,
– gezien het voorbereidende verslag van 26 januari 2007 over de globale richtsnoeren voor het economisch beleid voor 2007 (A6-0012/2007),
– gezien de mededeling van de Commissie "De belangen van Europa: succes boeken in het tijdperk van globalisering" (COM(2007)0581),
– gezien de mededeling van de Commissie "Tijd voor een hogere versnelling: het nieuwe partnerschap voor groei en werkgelegenheid" (COM(2006)0030)",
– gezien de besluiten van de Raad van 4 oktober 2004, 12 juli 2005, 18 juli 2006 en 10 juli 2007 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten,
– onder verwijzing naar zijn wetgevingsresolutie over de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten[1],
– gezien het Europese pact voor de jeugd, aangenomen door de Europese Raad op 23 en 24 maart 2005,
– gezien het Europese pact voor gendergelijkheid, aangenomen door de Europese Raad op 23 en 24 maart 2006,
– gezien de mededeling van de Commissie "Onderwijs en opleiding 2010: de dringende noodzaak tot hervormingen voor het welslagen van de strategie van Lissabon" (COM(2003)0685),
– onder verwijzing naar zijn resolutie over de situatie van personen met een handicap in de uitgebreide Europese Unie: het Europese actieplan 2006-2007[2],
– gezien de conclusies van de informele vergadering van de ministers van Werkgelegenheid en Sociale Zaken op 5 en 6 juli 2007 in Guimarães over "12 kernpunten om de uitdagingen die in het verschiet liggen, aan te gaan",
– gelet op artikel 103, lid 4 van zijn Reglement,
A. overwegende dat de vraag of economische groei al dan niet wordt gestimuleerd door het overheidsbeleid, afhangt van de courante economische bronnen en belemmeringen van die groei en van het ruimere geheel van economische beperkingen en kansen op wereldniveau,
B. overwegende dat de huidige financiële instabiliteit voor onzekerheid zorgt en tot een verdere vertraging van de groei kan leiden en overwegende dat de geringe bijstelling van de najaarsvooruitzichten van de Europese Commissie ook een keerpunt van de economische cyclus zou kunnen betekenen, tenzij doorzichtigheid van de markten en passende reacties van beleidsvormers voor een terugkeer van het vertrouwen van de consument zorgen,
C. overwegende dat de nieuwe EU een uniek samenstel is van geavanceerde economieën en convergerende lage kosteneconomieën, waardoor het mogelijk is kosten te drukken, gebruik te maken van interne en externe schaalvoordelen en weerstand te bieden aan deflatoire en inflatoire druk van zich ontwikkelende economieën,
D. overwegende dat het toenemende profiel en de toenemende aantrekkelijkheid van de interne markt van de EU een aanmoediging is voor economische immigratie, voor de vraag naar politieke en financiële bijstand bij de oplossing van problemen in de gehele wereld en een toevloed van investeringen door particulieren en autonome vermogensfondsen,
E. overwegende dat de prestaties van de EU-export naar zowel ontwikkelingslanden als opkomende economieën al te vaak negatief beïnvloed worden door een gebrek aan reciprociteit wat betreft markttoegangsvoorwaarden, niet-tarifaire belemmeringen en oneerlijke handelspraktijken,
F. overwegende dat de uitbreiding van de EU en de economische gevolgen daarvan, evenals de politieke en sociaal-culturele ontwikkeling van haar lidstaten, de behoefte hebben doen ontstaan aan een betere samenwerking binnen het politieke besluitvormingsproces,
G. overwegende dat de onderlinge afhankelijkheid in de eurozone sterker is dan in de hele EU; overwegende dat dit nog niet heeft geleid tot doeltreffende en samenhangende beleidsprocessen, vooral wat het verband tussen gezonde overheidsfinanciën, uitgaven van hoge kwaliteit en investeringen in productieve groeistrategieën betreft,
H. overwegende dat de beleidsmakers de gemeenschappelijke uitdagingen waar de Europese economieën nu mee worden geconfronteerd en die zij in de komende jaren zullen aangaan moeten identificeren, expliciteren en aanpakken wanneer ze de globale EU-richtsnoeren voor het economisch beleid bepalen,
I. overwegende dat bewustzijn van en actieve steun door EU-burgers voorwaarden zijn voor een geslaagde tenuitvoerlegging van economische beleidsmaatregelen,
J. overwegende dat Europese werkgelegenheidsstrategie (EWS) moet kunnen beschikken over een grotere zichtbaarheid, meer toezichtscapaciteit en een groter participerend élan in het kader van de herziene strategie van Lissabon, met name in de nationale hervormingsprogramma's (NHP) en de uitvoeringsverslagen van de NHP,
K. overwegende dat economische groei, werkgelegenheid, de strijd tegen armoede en sociale integratie nauw met elkaar verbonden zijn: overwegende dat het vraagstuk van de werkende armen steeds meer wordt benadrukt als een belangrijke uitdaging van zowel het werkgelegenheidsbeleid als het beleid inzake sociale integratie; overwegende dat het bijgevolg van wezenlijk belang is dat de sociale en milieudoelen van de geïntegreerde richtsnoeren worden verwezenlijkt en dat er rekening wordt gehouden met de synergie tussen de verschillende domeinen,
L. overwegende dat de ministers van Werkgelegenheid en Sociale Zaken tijdens bovengenoemde informele bijeenkomst in Guimarães tot de conclusie zijn gekomen dat sociale integratie een fundamenteel deel vormt van de strategieën voor duurzame ontwikkeling in Europa, aangezien de sociale integratie de mogelijkheden biedt kansen voor iedereen te scheppen en een positief effect heeft op de werkgelegenheid, de vaardigheden en de menselijke ontwikkeling,
Extern beleid
1. stelt vast dat de globalisering van de economie nieuwe kansen voor de Europese economieën creëert die de komende decennia een belangrijker rol zullen gaan vervullen en bijkomende voordelen zullen verkrijgen door gebruik te maken van schaalvoordelen, capaciteit, stedelijke agglomeraties, netwerken en positieve reputaties;
2. onderstreept dat de EU de Lissabon-doelstellingen intern alleen kan bereiken door op het wereldtoneel actief en verenigd op te treden; verwelkomt dan ook het streven om een coherente externe dimensie van de Lissabon-strategie te ontwikkelen; is van mening dat een allesomvattende externe beleidsaanpak die gericht is op samenwerking in regelgevingszaken, convergentie van normen en gelijkwaardigheid van regels tot doel moet hebben billijke concurrentie en handel te bevorderen; waarschuwt in dit verband evenwel dat het belang van verdere verbeteringen op het gebied van interne samenwerking en hervormingsprocessen niet mag worden onderschat;
3. onderstreept het toenemende belang van de EU als wereldspeler en een van de belangrijkste begunstigden van een open wereldeconomie, als de grootste exporteur en importeur van goederen in de wereld, als 's werelds grootste exporteur van diensten en de op een na belangrijkste bestemming en herkomst van rechtstreekse buitenlandse investeringen; is van mening dat de EU als zodanig een grote verantwoordelijkheid draagt inzake het aanpakken van kwesties op wereldniveau en het vaststellen van instrumenten voor gezamenlijk buitenlands economisch beleid waarmee de externe impact op de Europese interne markt adequaat kan worden beheerd;
4. is van mening dat wereldwijde consolidering van industrieën en acquisities van EU-bedrijven door investeerders uit derde landen en vice versa de werkelijke kosten van kapitaal verminderen; dringt aan op maatregelen ter bestrijding van protectionisme binnen en buiten de Europese Unie; wijst er evenwel op dat zonder adequate coördinatie bij het vaststellen van het EU-kader voor toezicht en krachtige afdwinging van de EU-mededingingsregels de voordelen van de interne markt en de schaalvoordelen die voortvloeien uit de deelname van de EU als eenheid aan de wereldmarkt mogelijk worden verkleind;
5. pleit voor onafhankelijkheid van de ECB bij de vaststelling van het monetaire beleid en het beheer van de volatiliteit van de wereldwijde financiële markten; beklemtoont dat de stijging van de wisselkoers van de euro voortvloeit uit toenemende onevenwichtigheden in derde landen en een achterblijvende vraag in de EU, waardoor de concurrentiedruk op EU-bedrijven toeneemt, en wijst op de noodzaak van een reactie van de EU door middel van een gezond economisch beleid, internationale overeenkomsten en samenwerking;
6. is van mening dat de toename van de vraag naar grondstoffen, basisproducten en diensten als gevolg van de groei van ontwikkelingslanden kan leiden tot inflatoire druk op de economieën van de lidstaten van de EU, die tot nu toe is tegengehouden door hun bijdrage aan de toename van het wereldwijde aanbod; is van mening dat de lidstaten dit probleem moeten aanpakken door economische beleidsinstrumenten te ontwikkelen die inflatie tegengaan, met strategieën voor technologische groei en een kader voor mogelijke macro-economische aanpassing en verbeterde coördinatie;
7. is verheugd over het voornemen van de Commissie om in haar gesprekken met derde landen de samenwerking op regelgevingsgebied, de convergentie van normen en de gelijkwaardigheid van regels verder uit te werken; verzoekt de Commissie waardig werk en de kwaliteit van het arbeidsleven te bevorderen, sociale dumping te bestrijden, stelselmatig een hoofdstuk over duurzame ontwikkeling op te nemen in haar handels- en samenwerkingsovereenkomsten met derde landen, waarin de ratificering en handhaving van de fundamentele normen en beginselen voor waardig werk van de Internationale Arbeidsorganisatie wordt geëist, en systematisch haar sociale waarden en beginselen toe te passen bij het sluiten van overeenkomsten met derde landen;
Intern beleid
Brug tussen de strategieën inzake sociale bescherming en sociale integratie en de geïntegreerde richtsnoeren
8. is verheugd over de mededeling van de Commissie dat meer aandacht zal worden besteed aan actieve integratie en gelijke kansen, dat een adequate sociale bescherming moet worden bevorderd, dat de bestrijding van armoede moet worden versterkt en dat er in heel Europa behoefte is aan efficiëntere middelen tot waarborging van het bestaande recht van de burger op toegang tot werkgelegenheid, onderwijs, sociale diensten, gezondheidszorg en andere vormen van sociale bescherming;
9. onderstreept dat het noodzakelijk is de integratie en zichtbaarheid van de sociale dimensie in de volgende cyclus van de Lissabon-strategie en met name in de geïntegreerde richtsnoeren te waarborgen en te verbeteren; acht het urgent verbetering te brengen in de bestaande onevenwichtigheid in de werkgelegenheidsrichtsnoeren, die te weinig aandacht hebben voor bepaalde fundamentele sociale doelstellingen, zoals die welke zich richten op de vermindering van het aantal werkende mensen die armoede lijden en op een betere toegang tot werkgelegenheid van hoge kwaliteit, onderwijs, gezondheidszorg en andere vormen van sociale bescherming voor allen; verzoekt de Commissie om aanpassing van de geïntegreerde richtsnoeren om de nieuwe uitdagingen tegemoet te treden en deze tekortkomingen uit de wereld te helpen;
10. verzoekt de Commissie en de lidstaten een systematische benadering te kiezen waarbij gezorgd wordt voor een effectieve coherentie tussen het NHP-proces voor groei en meer en betere banen enerzijds en de sociale bescherming en het sociale integratieproces anderzijds;
Toepassing van werkgelegenheidsrichtsnoeren
11. verzoekt de Commissie de grote verschillen tussen de lidstaten op het vlak van de toepassing en de doeltreffendheid van de werkgelegenheidsrichtsnoeren aan te pakken door ervoor te zorgen dat de lidstaten op grotere schaal overgaan tot de tenuitvoerlegging van de indicatoren en doelen van de Europese werkgelegenheidsstrategie, de instrumenten in het kader van levenslang leren en de maatregelen vastgelegd in het Europees pact voor de jeugd, het Europese pact voor gendergelijkheid en het Actieplan 2006-2007 van de EU voor personen met een handicap; wenst dat al deze verplichtingen, doelstellingen en referentiepunten volledig worden opgenomen in de geïntegreerde richtsnoeren om de samenhang en doeltreffendheid van de Europese werkgelegenheidsstrategie te verbeteren;
12. benadrukt dat het uiterst belangrijk is de strategische capaciteiten van het werkgelegenheidsbeleid te verbeteren; verzoekt de Commissie en de lidstaten in hun coördinatieprocessen bijzondere aandacht te besteden aan de kwaliteit van banen, de combinatie van werk, familie en privé-leven, de kwaliteit en beschikbaarheid van onderwijs en opleiding voor iedereen, de toepassing van de anti-discriminatieregelgeving, het versterken van het gelijkekansenbeleid voor mannen en vrouwen en immigratiekwesties;
13. is voorstander van de opstelling van een evenwichtig pakket aan gemeenschappelijke beginselen met betrekking tot flexizekerheid, waarbij flexibiliteit en zekerheid voor werknemers en werkgevers op de arbeidsmarkt worden gecombineerd; moedigt de lidstaten aan deze gemeenschappelijke beginselen op te nemen in hun NHP-overleg met de sociale partners en benadrukt de centrale rol van opleiding en omscholing, een actief arbeidsmarktbeleid, adequate sociale bescherming en de afbouw van de opsplitsing van de arbeidsmarkt door het waarborgen van het recht op arbeid voor alle werknemers;
Economisch beleid
14. meent dat een verstandig economisch beleid helpt het vertrouwen te versterken en de onzekerheid over de huidige financiële volatiliteit te beperken; wijst erop dat een van de fundamentele problemen van de Europese economie in de afgelopen jaren een onvoldoende binnenlandse vraag is geweest; benadrukt in dit verband het cruciale belang van een betere coördinatie van verstandig fiscaal beleid enerzijds en overheidsfinanciën van hoge kwaliteit, met inbegrip van "Lissabon-investeringen" anderzijds;
15. is van mening dat transparantie van de financiële markten, doeltreffende mededingingsvoorschriften en adequate reglementering en controle gezien de globalisering van de financiële markten en de behoefte aan het waarborgen van consumentenrechten van cruciaal belang zullen blijven; dringt er daarom bij de Commissie op aan kwesties met betrekking tot de financiële markt verder uit te werken tot Europawijde initiatieven in het kader van het Lissabon-programma van de Gemeenschap;
16. onderstreept dat de vertraging van de productiviteitsgroei reden tot bezorgdheid geeft voor het economisch beleid en in de EU weliswaar varieert, maar toch een gemeenschappelijk patroon vertoont met zwakke punten in markten, bij distributie en financiële diensten;
17. wijst erop dat starre structuren een efficiënt gebruik van nieuwe technologieën verhinderen en een obstakel vormen voor de toegankelijkheid van netwerken in achterblijvende industrietakken; is van mening dat economische beleidsrichtsnoeren maatregelen voor de aanbodzijde zouden moeten omvatten die erop gericht zijn een positief klimaat voor grensoverschrijdende handelsoperaties te creëren en de totstandkoming van een interne financiële markt te bespoedigen;
18. erkent dat Europa behoefte heeft aan een snellere omzetting van innoverende ontwikkelingen in nieuwe producten en diensten; steunt daarom de Commissie in haar aandringen op een "kennisdriehoek" van onderzoek, opleiding en innovatie; verwacht effectievere investeringen in nieuwe vaardigheden, levenslang leren en moderne onderwijs- en opleidingsstelsels;
19. pleit voor de ondersteuning van economische herstructurering op basis van innovatie in bestuurlijke processen, methoden en organisatiestructuren; is van mening dat nieuwe ondernemingen op dit terrein behoefte hebben aan meer toegang tot kapitaal en meer creativiteit en dat zulke ondernemingen kleine bedrijven en jongere generaties tal van kansen bieden;
20. stelt vast dat het mededingingsbeleid een aanvulling moet zijn op het structuurbeleid, het ontstaan van kartels moet voorkomen en ervoor dient te zorgen dat de omstandigheden het niet mogelijk maken kleine ondernemingen te verdringen;
21. stelt vast dat EU-burgers de globalisering vaak gelijkstellen met afnemende Europese productie en verlies van banen; verzoekt de Commissie en de lidstaten de Europese burgers beter te informeren over alle aspecten van de globalisering en de behoefte aan een beleid op EU-niveau om het hoofd te bieden aan de uitdagingen van een geglobaliseerde economie;
22. herhaalt dat de doelstellingen van de strategie van Lissabon slechts ten volle kunnen worden verwezenlijkt indien extra inspanningen worden geleverd om een gemeenschappelijk energiebeleid te ontwikkelen;
23. onderkent dat kleine, middelgrote en grote bedrijven elk een rol vervullen in een dynamische en geïntegreerde innovatiestrategie, en dat toegang tot middelen voor kleinere bedrijven en individuen dan ook van cruciaal belang is om het O&O-niveau te verbeteren en nieuwe technologieën te ontwikkelen; wijst op het feit dat zowel financiering in een vroeg stadium als doorlopende financiering gedurende een periode die lang genoeg is om producten op de markt te brengen, moeten worden gestimuleerd;
24. is verheugd over de voorgestelde raadpleging van de MKB's en hun afgevaardigden door de Commissie en de daaruit voortkomende opstelling van een Europese "MKB-Akte"; dringt erop aan dat kleine bedrijven hun stem kunnen laten horen in de sociale dialoog en dat het principe "eerst klein denken" ("think small first") ten volle wordt opgenomen in de beleidsvorming;
25. betreurt dat er tussen het Parlement, de Raad en de Commissie nog steeds geen duidelijk plan en gedragscode zijn overeengekomen, die borg zouden staan voor een passende samenwerking en de volledige betrokkenheid van de drie EU-instellingen in kwestie bij de vereiste verdere aanpak van globaliseringsproblemen; verzoekt de Raad en de Commissie in dit verband onverwijld voorstellen in te dienen voor een nauwe samenwerking tussen de drie EU-instellingen met het oog op de aanstaande herziening van de strategie van Lissabon;
26. zet zich in voor onafhankelijkheid van de ECB bij de vaststelling van het monetair beleid en het beheer van de volatiliteit van de wereldwijde financiële markten; beklemtoont dat de stijging van de wisselkoers van de euro voortvloeit uit toenemende onevenwichtigheden in derde landen en een achterblijvende vraag in de EU; vraagt zich bezorgd af in hoeverre de Europese groei sterk genoeg is om een tegengewicht te vormen voor de volatiliteit van de financiële wereldmarkten en de wisselkoersen;
27. is van mening dat de toename van de vraag naar grondstoffen, basisproducten en diensten als gevolg van de groei van ontwikkelingslanden kan leiden tot inflatoire druk op de economieën van de lidstaten van de EU, die tot nu toe is tegengehouden door hun bijdrage aan de toename van het wereldwijde aanbod; is van mening dat de lidstaten dit probleem moeten aanpakken door economische beleidsinstrumenten te ontwikkelen die inflatie tegengaan, met strategieën voor technologische groei en een kader voor mogelijke macro-economische aanpassing en verbeterde coördinatie;
Betrokkenheid van de belanghebbenden
28. verzoekt de Commissie en de lidstaten in het kader van de strategie van Lissabon en met name binnen de nationale hervormingsprogramma's de inbreng te bevorderen en de betrokkenheid te vergroten van de nationale parlementen, de regionale en lokale overheden, de sociale partners en de belanghebbenden uit het maatschappelijk middenveld;
Sturing op mondiaal niveau
29. erkent dat uiterst dringend supranationale maatregelen nodig zijn bij de opstelling van beleid ter beperking van de klimaatverandering, en bestrijding van de internationale misdaad, en acht het noodzakelijk dat supranationale instellingen supranationale problemen aanpakken;
30. onderstreept de toenemende betekenis van de EU als wereldspeler en als een van de belangrijkste begunstigden van een open wereldeconomie; is van mening dat de EU als zodanig een grote verantwoordelijkheid draagt inzake het aanpakken van wereldproblemen en het vaststellen van instrumenten voor gezamenlijk buitenlands economisch beleid waarmee de externe impact op de Europese interne markt adequaat kan worden beheerd;
31. is van oordeel dat de ontwikkeling van mondiale regels en normen van essentieel belang is om te komen tot convergentie op het gebied van regulering; spoort de Commissie ertoe aan actief mee te werken aan de werkzaamheden van alle relevante internationale agentschappen en normeringsinstanties, teneinde de EU-regels en -praktijken en die van de voornaamste handelspartners van de EU logischer met elkaar in verband te brengen;
32. verzoekt de Commissie en de Raad ervoor te zorgen dat bilaterale handelsovereenkomsten van de EU en multilaterale handelsovereenkomsten van de WTO worden gesloten overeenkomstig de bepalingen van de Overeenkomst tot oprichting van de WTO; vraagt de Commissie zich te blijven inspannen voor een ambitieus resultaat van de ministeriële verklaring van Doha;
33. is van mening dat de trans-Atlantische interne markt een adequaat instrument kan zijn om de doelmatigheid van de verdediging van de EU-handel, duurzame mededinging en vernieuwing te waarborgen;
34. verzoekt de Commissie erop toe te zien dat wederkerigheid bij de toegang tot de markt gewaarborgd is: dringt andermaal aan op een samenwerkingsovereenkomst tussen EU en VS om alle nog bestaande handels- en investeringsbelemmeringen op te heffen of beduidend te beperken en tegelijkertijd de hand te houden aan Europese normen;
35. is van mening dat het streven naar verdere liberalisering van de handel het des te noodzakelijker maakt dat de EU zich kan blijven beschermen tegen oneerlijke handelspraktijken; beschouwt handelsbeschermingsinstrumenten daarom als onontbeerlijk deel van de EU-strategie ;
Migratie
36. benadrukt dat de EU dringend een gemeenschappelijk grens- en immigratiebeleid nodig heeft dat niet alleen geïntegreerde grenscontroles omvat maar ook geharmoniseerde strategieën, criteria en procedures voor economische migratie, waarbij de lidstaten echter elk afzonderlijk kunnen beslissen hoeveel migranten ze toelaten; benadrukt eveneens dat meer inspanning moet worden geleverd om via ervaringsuitwisselingen manieren te vinden om immigratie voor alle betrokken partijen zowel op sociaal als economisch vlak tot een succes te maken;
Institutionele regelingen
37. is van mening dat de economische context niet automatisch de langetermijngroei beïnvloedt en dat het de ontwikkeling van op marktsignalen reagerende instellingen is die bepaalt of de economie haar globale structurele groeipotentieel al dan niet realiseert; dringt er daarom bij de Commissie op aan werkelijk geactualiseerde geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2008-2010 te presenteren;
38. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de parlementen en de regeringen van de lidstaten en kandidaat-lidstaten.
- [1] Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0048
- [2] PB C 316 E van 22.12.2006, blz. 370