GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE
26.11.2007
- –José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Michael Gahler, Árpád Duka-Zólyomi, Ria Oomen-Ruijten, Karl von Wogau, Stefano Zappalà, Elmar Brok, namens de PPE-DE-Fractie
- –Jan Marinus Wiersma, Hannes Swoboda, Alexandra Dobolyi, namens de PSE-Fractie
- –Lydie Polfer, namens de ALDE-Fractie
- –Adam Bielan, Konrad Szymański, Inese Vaidere, Ģirts Valdis Kristovskis, Hanna Foltyn-Kubicka, Ryszard Czarnecki, namens de UEN-Fractie
- –Marie Anne Isler Béguin, Cem Özdemir, namens de Verts/ALE-Fractie
- –André Brie, namens de GUE/NGL-Fractie
- –UEN (B6‑0481/2007)
- –ALDE (B6‑0482/2007)
- –PPE-DE (B6‑0485/2007)
- –GUE/NGL (B6‑0487/2007)
- –PSE (B6‑0492/2007)
- –Verts/ALE (B6‑0493/2007)
Resolutie van het Europees Parlement over Georgië
Het Europees Parlement,
– onder verwijzing naar zijn vroegere resoluties over Georgië en met name zijn resolutie van 26 februari 2004 met een aanbeveling aan de Raad over het EU-beleid ten aanzien van de Zuidelijke Kaukasus[1] en zijn resolutie van 14 oktober 2004[2] en 26 oktober 2006[3],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 november 2007 over het Europees nabuurschapsbeleid (ENB)[4],
– gezien de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds en Georgië anderzijds, die op 1 juli 1999 in werking is getreden,
– gezien het ENB-actieplan dat door de Samenwerkingsraad EU-Georgië op 14 november 2006 is goedgekeurd,
– gezien de aanbevelingen die het Parlementaire Samenwerkingscomité EU-Georgië op 25-26 juni 2007 heeft goedgekeurd,
– gezien de verklaring van het Voorzitterschap namens de Europese Unie van 8 november 2007 over de huidige situatie in Georgië,
– gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Europese Unie nog altijd streeft naar verdere ontwikkeling en verdieping van haar betrekkingen met Georgië en het land steunt bij politieke en economische hervormingen, maatregelen die moeten leiden tot krachtige en efficiënte democratische instellingen en inspanningen om de corruptie aan te pakken, waardoor een vreedzaam en welvarend Georgië ontstaat dat kan bijdragen aan de stabiliteit in de regio en de rest van Europa,
B. overwegende dat de huidige president en de huidige regering van Georgië politieke, democratische en economische vooruitgang hebben geboekt,
C. overwegende dat de oppositie op 2 november de grootste menigte op de been heeft weten te brengen sinds de Oranjerevolutie van 2003, dat daarbij in het centrum van de hoofdstad ongeveer 80.000 mensen te hoop zijn gelopen die het aftreden van de president eisten, alsmede vervroegde parlementsverkiezingen, veranderingen in de kieswet en de vrijlating van mensen die als politieke gevangenen worden gezien,
D. overwegende dat het na zes dagen betogen door de oppositie tot een uitbarsting van geweld kwam, toen de veiligheidstroepen buitensporig geweld gebruikten om met waterkanonnen, rubberen kogels en traangas een einde te maken aan de demonstraties, waarbij zo'n 500 betogers gewond raakten, onder wie de Georgische ombudsman, Sozar Subari,
E. overwegende dat president Saakashvili op 7 november voor een periode van 15 dagen in Tbilisi de noodtoestand afkondigde - die inmiddels op 16 november is opgeheven, hetgeen volgens regeringsvertegenwoordigers nodig was om recht en orde onmiddellijk te herstellen,
F. overwegende dat president Saakashvili de noodtoestand heeft afgekondigd en de eerste minister Zurab Nogaideli vervolgens verklaarde dat het een poging tot staatsgreep betrof en dat de maatregelen waren getroffen om deze te verijdelen, overwegende dat president Saakashvili in een televisietoespraak de Russische geheime dienst FSB verantwoordelijk stelde voor de gebeurtenissen in Tbilisi en verklaarde dat hij vooraf was ingelicht dat het ging om een complot om de Georgische regering vóór het eind van het jaar omver te werpen, zonder dat hij echter bewijzen gaf voor deze beschuldiging,
G. overwegende dat twee TV-zenders van de oppositie, Imedi en Caucasia, op de avond van 7 november uit de lucht zijn genomen, overwegende dat de gebouwen van de zender Imedi televisie en radio vóór het afkondigen van de noodtoestand en zonder voorafgaande kennisgeving door gewapende en gemaskerde leden van veiligheidsdiensten zijn bestormd, waarbij minstens 90% van de zendapparatuur is vernietigd, overwegende dat een rechtbank in Tbilisi de zendvergunning van Imedi heeft ingetrokken en de banktegoeden van de zender heeft bevroren omdat zijn berichtgeving over de gebeurtenissen van 7 november neer zou komen op een aansporing om de regering omver te werpen, overwegende dat het gerechtelijke vonnis de directeur van Imedi pas een week later ter hand is gesteld, overwegende dat de Georgische Nationale Commissie voor Communicatie de televisiezendvergunning van Imedi voor drie maanden heeft opgeschort omdat het station de zendwet zou hebben overtreden,
H. overwegende dat president Saakasjvili op 8 november als verzoeningsgezind gebaar vervroegde presidentsverkiezingen op 5 januari heeft voorgesteld in combinatie met een referendum over de datum van de volgende parlementsverkiezingen,
I. overwegende dat de Rusland op 13 november, één jaar eerder dan gepland de basis in Batumi in de autonome republiek Ajara aan Georgië heeft overgedragen, nadat het in juni haar andere basis in Georgië, Alhalkalaki, had ontruimd;
J. overwegende dat de Georgische economie nog steeds grote schade ondervindt van het Russische invoerverbod voor Georgische wijn en landbouwproducten, waarvoor steeds duidelijker politieke redenen lijken te zijn,
K. overwegende dat zowel de situatie in Abchazië als in Zuid-Ossetië bijdraagt aan de spanning in de regio;
1. spreekt zijn diepe bezorgdheid uit over de recente ontwikkelingen in Georgië en het gewelddadige politieoptreden tegen vreedzame demonstraties, de sluiting van onafhankelijke media en het uitroepen van de noodtoestand voor een periode van 15 dagen als jongste escalaties;
2. verzoekt de Georgische autoriteiten om eerbiediging van het beginsel van de vrijheid van meningsuiting, met inbegrip van de vrijheid van vergadering en de vrijheid van de media; herinnert de regering eraan dat zij zich ertoe verplicht heeft zich in te zetten voor democratie, mensenrechten en de rechtsstaat;
3. roept alle partijen op om openhartig en terughoudend te zijn, gematigdheid te betrachten en een constructieve en vruchtbare dialoog aan te gaan ten einde de fragiele democratische instellingen te ondersteunen
4. verzoekt de Raad, de Hoge Vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid en zijn speciale afgezant voor de Zuidelijke Kaukasus met klem om alles in het werk te stellen om de partijen tot een dialoog te bewegen, te streven naar ontspanning en bij te dragen tot herstel van het wederzijds vertrouwen;
5. verzoekt de Georgische autoriteiten opdracht te geven tot een diepgaand, onpartijdig en onafhankelijk onderzoek naar de ernstige schendingen van de mensenrechten en de vrijheid van de media, met name de aantijgingen inzake buitensporige geweldaanwending door rechtshandhavers, teneinde alle verantwoordelijken op te sporen en voor de rechter te brengen en de wettelijk bepaalde strafrechtelijke en/of bestuursrechtelijke sancties op te leggen;
6. wil de autoriteiten doordringen van de bezorgdheid van de internationale gemeenschap over de recente gebeurtenissen in Georgië, die indruisen tegen de Euro-atlantische waarden; herinnert Georgië eraan dat democratie, mensenrechten en de rechtsstaat voorwaarden zijn voor integratie in de Euro-Atlantische regio;
7. doet een beroep op de Raad en de Commissie, de lidstaten van de EU, de OVSE, de Raad van Europa, de NAVO en de VS om actiever de aandacht te vestigen op politieke grieven en tekortkomingen in en rond Georgië, o.a. bij de uitvoering van het actieplan in het kader van het ENB; stelt vast dat met veel beschuldigingen inzake schending van democratische procedures en mensenrechten in Georgië de afgelopen jaren niets is gedaan; is daarom van mening dat een opener internationaal debat het pluralistische openbare discours en de democratische ontwikkeling in Georgië verder zou kunnen versterken;
8. juicht het besluit toe om vervroegde presidentsverkiezingen te houden en verzoekt de regering te waarbogen dat alle kandidaten tijdens de verkiezingscampagne op voet van gelijkheid en op onpartijdige wijze toegang tot de media hebben;
9. verzoekt de Georgische autoriteiten vrije en eerlijke verkiezingen te waarborgen die volledig in overeenstemming zijn met de internationale normen; verzoekt de regering de scheiding der machten in het Georgische politieke bestel te eerbiedigen, zich tijdens de verkiezingscampagne te onthouden van het gebruik van "bestuurlijke middelen" en de vrijheid van meningsuiting voor alle kandidaten te garanderen; is verheugd over de bereidheid van de Georgische autoriteiten om internationale waarnemers toe te staan op de verkiezingen toezicht te houden;
10. dringt er bij de Georgische autoriteiten op aan ervoor te zorgen dat alle media objectiviteitsnormen in acht nemen en zich houden aan de internationale journalistieke normen en dat alle partijen en kandidaten in gelijke mate toegang hebben tot zowel de publieke als de particuliere media, verzoekt de Georgische autoriteiten met name de zender Imedi TV en Radio toe staan de uitzendingen onverwijld te hervatten en dringt er bij hen op aan ervoor te zorgen dat deze onderneming schadeloos wordt gesteld voor de aan zijn gebouwen toegebrachte schade en de vernietiging van zijn apparatuur;
11. verwelkomt de door het Georgische parlement goedgekeurde wijzigingen in de kieswet, op grond waarvan de oppositiepartijen zes vertegenwoordigers in de centrale kiescommissie en in elk van de kiescommissies van de districten mogen benoemen en de beperkingen op het toezicht van internationale waarnemers op de verkiezingen worden opgeheven;
12. verzoekt alle politieke krachten in Georgië samen een wet op de audiovisuele activiteiten op te stellen, om er met ondersteuning van Europese deskundigen voor te zorgen dat de bestaande regelgeving ter waarborging van de vrijheid van meningsuiting en een eerlijk openbaar debat verder wordt verbeterd en geharmoniseerd met de Europese beginselen;
13. moedigt de Georgische politieke krachten en het maatschappelijk middenveld aan in debat te gaan over de scheiding der machten in het politieke bestel, hetgeen zou kunnen leiden tot een efficiëntere controle op het handelen van de uitvoerende macht en een pluralistischer karakter van het openbare debat over tal van cruciale vraagstukken, variërend van de sociale consequenties van economische hervormingen en de "Russische factor" in de Georgische binnenlandse politiek tot verschillende benaderingen van onopgeloste conflicten;
14. neemt met bezorgdheid kennis van het vermoeden dat de Russische inlichtingendienst zich in het politieke proces in Georgië mengt en beklemtoont de noodzaak van een grotere transparantie in het politieke leven, met name wat betreft de partijfinanciering, toegang tot de media en interne partijdemocratie, legt er de nadruk op dat genoemde vermoedens moeten worden aangetoond volgens het nationale recht en de internationale praktijk;
15. verklaart andermaal dat het de territoriale integriteit van Georgië onaantastbaar acht en dringt er bij de Raad en de Commissie op aan op krachtiger steun te bieden aan het streven naar onderhandelingen die moeten leiden tot een vreedzame oplossing voor de conflicten over Zuid-Ossetië en Abchazië;
16. dringt aan op het sturen van een waarnemersmissie van het EP naar de komende presidentsverkiezingen;
17. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de lidstaten, de president en het parlement van Georgië, de OVSE, de Raad van Europa en de president en het parlement van de Russische Federatie.
- [1] PB C 098 E van 23.4.2004, blz. 193.
- [2] PB C 166 E van 7.7.2005, blz. 63.
- [3] Aangenomen teksten: P6_TA(2006)0456.
- [4] Aangenomen teksten: P6_TA-PROV(2007)0538.