GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE
28.1.2008
- –Lívia Járóka, namens de PPE-DE-Fractie
- –Jan Marinus Wiersma, Hannes Swoboda, Katalin Lévai, Adrian Severin en Jan Andersson, namens de PSE-Fractie
- –Viktória Mohácsi en Alfonso Andria, namens de ALDE-Fractie
- –Elly de Groen-Kouwenhoven, Milan Horáček en Gisela Kallenbach, namens de Verts/ALE-Fractie
- –Giusto Catania, Vittorio Agnoletto, Mary Lou McDonald en Dimitrios Papadimoulis, namens de GUE/NGL-Fractie
- –PPE-DE (B6‑0050/2008)
- –ALDE (B6‑0051/2008)
- –Verts/ALE (B6‑0052/2008)
- –PSE (B6‑0053/2008)
- –GUE/NGL (B6‑0055/2008)
Resolutie van het Europees Parlement over de Europese Roma-strategie
Het Europees Parlement,
– gelet op de artikelen 3, 6, 7, 29 en 149 van het EG-Verdrag, die de lidstaten ertoe verplichten gelijke kansen voor alle burgers te waarborgen,
– gelet op artikel 13 van het EG-Verdrag, dat de Europese Gemeenschap in staat stelt gepaste maatregelen te nemen om discriminatie op grond van ras of etnische afstamming te bestrijden,
– onder verwijzing naar zijn resoluties van 28 april 2005 over de situatie van de Roma in de Europese Unie, van 1 juni 2006 over de situatie van de Roma-vrouwen in de Europese Unie, en van 14 november 2007 over de toepassing van Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden,
– onder verwijzing naar Richtlijn 2000/43/EG houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming, en Richtlijn 2000/78/EG tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep, alsook het kaderbesluit betreffende de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat,
– gezien het verslag over racisme en vreemdelingenhaat in de lidstaten van de EU in 2007, gepubliceerd door het Bureau voor de grondrechten,
– gezien de uitroeping in 2005 van het decennium van de Roma-integratie en de instelling van een Roma-onderwijsfonds door een aantal EU-lidstaten, kandidaat-lidstaten en andere landen waarin de instellingen van de Europese Unie aanwezig zijn,
– gelet op artikel 4 van het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden alsmede het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van de Raad van Europa,
– gezien het alomvattende actieplan dat is aangenomen door bij de OVSE aangesloten staten, met inbegrip van lidstaten en kandidaat-lidstaten van de EU, en dat is gericht op verbetering van de situatie van Roma en Sinti in het OVSE-gebied, waarin deze staten onder andere toezeggen hun inspanningen om ervoor te zorgen dat Roma en Sinti een volwaardige en gelijkwaardige rol in onze samenlevingen kunnen spelen, te zullen versterken en discriminatie jegens hen uit te bannen,
– gelet op het Europese Handvest van de grondrechten en het statuut van het Bureau voor de grondrechten,
– gezien het in 2007 door de Commissie gepubliceerde verslag met als titel "Etnische minderheden op de arbeidsmarkt - Een dringende oproep tot betere sociale insluiting", opgesteld door de Deskundigengroep op hoog niveau voor de sociale integratie van etnische minderheden en hun volwaardige participatie op de arbeidsmarkt,
– gelet op artikel 108, lid 5 van zijn Reglement,
A. overwegende dat de 12 tot 15 miljoen in Europa levende Roma, waarvan 10 miljoen in de Europese Unie, te lijden hebben van discriminatie op grond van ras en in veel gevallen van ernstige structurele discriminatie, armoede en sociale uitsluiting, alsook van meervoudige discriminatie op grond van geslacht, leeftijd, handicap en seksuele geaardheid; overwegende dat een meerderheid van de Europese Roma sedert de uitbreidingen van 2004 en 2007 EU‑burgers zijn geworden, waarmee zij en hun familieleden het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten hebben gekregen,
B. overwegende dat de situatie van de Europese Roma, die van oudsher in tal van Europese landen leven en aan de samenleving hebben bijgedragen, anders is dan die van de nationale minderheden in Europa, hetgeen specifieke maatregelen op Europees niveau rechtvaardigt,
C. betreurende dat de Europese Roma vaak geconfronteerd worden met rassendiscriminatie bij de uitoefening van hun fundamentele rechten als EU-burgers om zich vrijelijk te verplaatsen en te vestigen;
D. overwegende dat talrijke Roma en Roma-gemeenschappen die hebben besloten zich te vestigen in een andere lidstaat dan die waarvan zij onderdaan zijn, zich in een bijzonder kwetsbare positie bevinden,
E. erkennende dat maar weinig vooruitgang is geboekt met de bestrijding van rassendiscriminatie ten aanzien van de Roma en de verdediging van hun recht op onderwijs, tewerkstelling, gezondheidszorg en huisvesting in zowel EU-lidstaten als kandidaat-lidstaten,
F. overwegende dat rassenscheiding in het onderwijs in de EU-lidstaten nog altijd wordt geduld; erkennende dat die discriminatie bij de toegang tot kwaliteitsonderwijs een blijvende negatieve invloed heeft op de mogelijkheden van Roma-kinderen om zich te ontplooien en gebruik te maken van hun rechten op educatieve vorming;
G. overwegende dat er sprake is van benedenmaatse en onhygiënische levensomstandigheden en van gettovorming op grote schaal, waarbij de Roma geregeld het slachtoffer worden van verjaging ofwel worden tegengehouden wanneer zij dergelijke buurten willen verlaten,
H. overwegende dat Roma-gemeenschappen in het algemeen een onaanvaardbaar hoog werkloosheidspeil kennen, hetgeen specifieke maatregelen om de toegang tot banen te vergemakkelijken noodzakelijk maakt; overwegende dat de Europese arbeidsmarkt, evenals de Europese samenleving als geheel, zeer veel baat zou hebben bij maatschappelijke integratie van de Roma,
I. overwegende dat de EU beschikt over een waaier van mechanismen en instrumenten die kunnen worden gebruikt om de toegang van de Roma tot onderwijs, werk, huisvesting en gezondheidszorg van kwaliteit te verbeteren, met name het integratiebeleid, het regionaal beleid en het werkgelegenheidsbeleid;
J. erkennende dat de sociale integratie van de Roma-gemeenschappen nog altijd niet bereikt is en dat het gebruik van EU-instrumenten noodzakelijk is om daadwerkelijke en duidelijke veranderingen op dit vlak te realiseren,
K. erkennende dat moet worden gezorgd voor daadwerkelijke participatie van de Roma in de politiek, met name ten aanzien van besluiten die gevolgen voor het leven en het welzijn van de Roma-gemeenschappen hebben,
L. overwegende dat de zigeunerhaat ("romafobie") in Europa nog altijd wijd verbreid is en door ultranationalistische en rechtsgerichte politieke partijen aangemoedigd en gebruikt wordt, en zijn hoogtepunt bereikt in racistische aanslagen, haatzaaien, fysiek geweld, onwettige verjaging en pesterij door de politie,
M. overwegende dat de meeste Roma-vrouwen geconfronteerd worden met dubbele discriminatie, namelijk als Roma én als vrouw,
N. overwegende dat de holocaust van de Roma ("porajmos") volledige erkenning verdient, gezien de ernst van de nazimisdaden die tot doel hadden om de Europese zigeuners evenals de joden en andere groepen fysiek te elimineren;
1. veroordeelt in elk opzicht en ondubbelzinnig alle vormen van racisme en discriminatie waarmee de Roma en andere als 'zigeuners' bestempelde personen te maken krijgen;
2. toont zich verheugd over het besluit van de Europese Raad van 14 december 2007, waarin staat dat de Raad "zich bewust is van de uitzonderlijke situatie van de Roma in de Europese Unie en de lidstaten en de Unie verzoekt alle mogelijke middelen te gebruiken om de integratie van de Roma te bevorderen" en waarin tevens staat dat de Europese Raad "de Commissie verzoekt de bestaande beleidsmaatregelen en instrumenten te bestuderen en voor eind juni 2008 verslag uit te brengen aan de Raad over de geboekte vorderingen";
3. is van oordeel dat de Europese Unie en de lidstaten een gedeelde verantwoordelijkheid hebben voor de bevordering van de integratie van de Roma en de waarborging van hun grondrechten als Europese burgers en dat zij hun inspanningen om tot tastbare resultaten in dezen te komen, dringend dienen op te voeren; verzoekt de lidstaten en de EU-instellingen de nodige maatregelen goed te keuren om een adequaat sociaal en politiek klimaat voor de integratie van de Roma te scheppen;
4. verzoekt het nieuwe Bureau voor de grondrechten van de Europese Unie de bestrijding van zigeunerhaat topprioriteit in zijn werkprogramma te geven;
5. herhaalt dat de EU een belangrijke rol speelt bij de bestrijding van discriminatie van Roma, die vaak structureel is en daarom een overkoepelende aanpak op EU-niveau vereist, maar wijst er tegelijk op dat de lidstaten over de essentiële bevoegdheden beschikken om de Roma te beschermen, ondersteunen en weerbaar te maken en dat het in de eerste plaats aan de lidstaten is om daar politieke wil, tijd en middelen in te investeren;
6. verzoekt de Commissie een Europese kaderstrategie voor de integratie van de Roma te ontwikkelen om op Europees niveau beleidssamenhang op het gebied van de maatschappelijke integratie van de Roma te bieden en verzoekt de Commissie tevens gestalte te geven aan een omvattend communautair actieplan voor de integratie van de Roma met het oog op de verlening van financiële steun voor de verwezenlijking van de doelstelling van de Europese kaderstrategie voor de integratie van de Roma;
7. verzoekt de Commissie een taskforce op te richten om de uitvoering van een Europese kaderstrategie voor de integratie van de Roma te coördineren, de samenwerking tussen de lidstaten te vergemakkelijken, gezamenlijke acties van de lidstaten te coördineren en ervoor te zorgen dat alle bevoegde instanties rekening met de Roma-kwesties houden;
8. is verheugd over de door de Europese Commissie aangekondigde initiatieven, waaronder een mededeling over een herziene strategie voor de bestrijding van discriminatie, het komende groenboek over onderwijs aan leerlingen die een migratieachtergrond hebben of deel uitmaken van een achtergestelde minderheid, en het voornemen om extra maatregelen te nemen voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2000/43/EG; is met name verheugd over het voorstel om een Roma-forum op hoog niveau op te zetten, als structuur voor de ontwikkeling van doeltreffend beleid voor de aanpak van de Roma-problematiek;
9. verzoekt de Commissie na te gaan hoe de antidiscriminatiewetgeving op het gebied van onderwijs verscherpt kan worden, met speciale aandacht voor desegregatie, en binnen een jaar na de aanneming van deze resolutie over haar bevindingen aan het Parlement verslag uit te brengen; herhaalt dat niet-discriminatoire toegang tot kwaliteitsonderwijs een van de prioriteiten zou moeten vormen van de Europese strategie voor de integratie van Roma; dringt er bij de Commissie op aan een verdubbelde inspanning te leveren inzake de financiering en ondersteuning van acties in de lidstaten die erop gericht zijn Roma-kinderen reeds op jonge leeftijd in het reguliere onderwijs te integreren; verzoekt de Commissie steun te geven voor programma's voor positieve actie voor Roma op het gebied van het middelbaar en hoger onderwijs, met inbegrip van beroepsopleiding, volwasseneneducatie, levenslang leren en universitair onderwijs; verzoekt de Commissie eveneens steun te verlenen aan andere programma's die positieve en doeltreffende vormen van desegregatie aanbieden;
10. verzoekt de Commissie de integratie van de Roma op de arbeidsmarkt te ondersteunen met behulp van financiële middelen voor opleiding en bijscholing, maatregelen ter bevordering van positieve actie op de arbeidsmarkt, strenge handhaving van de antidiscriminatiewetgeving op het gebied van werkgelegenheid en maatregelen die Roma ertoe aanmoedigen als zelfstandige aan de slag te gaan of een kleine onderneming op te zetten;
11. verzoekt de Commissie de mogelijkheid van een regeling voor microkredieten, zoals voorgesteld in het verslag over 2007 van de Deskundigengroep op hoog niveau, te overwegen, teneinde de oprichting van kleine bedrijven aan te moedigen en een einde te maken aan de woekerpraktijken die grote delen van de kansarme gemeenschappen verlammen;
12. verzoekt de Raad, de Commissie en de lidstaten steun te verlenen voor ruim opgezette nationale programma's ter verbetering van de gezondheidssituatie van de Roma-gemeenschappen; verzoekt alle lidstaten onmiddellijk een einde te maken aan en een adequate oplossing te vinden voor (i) de algemene uitsluiting van sommige Roma-gemeenschappen van gezondheidszorg, zoals het geval is met gemeenschappen in afgelegen gebieden, en (ii) de extreme mensenrechtenschendingen in de gezondheidszorg, die in het verleden hebben plaatsgevonden of nog plaatsvinden, zoals rassensegregatie in medische instellingen en gedwongen sterilisatie van Roma-vrouwen;
13. dringt er bij de Commissie op aan gebruik te maken van bestaande positieve modellen om steun te verlenen aan (i) programma's die erop gericht zijn om, in de lidstaten waar dit voorkomt, een eind te maken aan het bestaan van Roma-sloppenwijken, die ernstige sociale, milieu- en gezondheidsrisico's opleveren, en (ii) andere programma's die positieve en doeltreffende vormen van huisvesting aanbieden voor Roma, Roma-migranten inbegrepen;
14. verzoekt de Commissie en de Raad het EU-beleid voor de Roma af te stemmen op het Decennium van de integratie van de Roma en gebruik te maken van bestaande initiatieven als het Roma-onderwijsfonds, het actieplan van de OVSE en de aanbevelingen van de Raad van Europa om de doeltreffendheid van hun inspanningen op dit gebied te vergroten;
15. onderstreept dat het van belang is de lagere overheden bij een en ander te betrekken met het oog op een doeltreffende tenuitvoerlegging van de inspanningen ter bevordering van de integratie van de Roma en ter bestrijding van discriminatie;
16. roept de lidstaten ertoe op de Roma vanaf de laagste niveaus bij het beleid te betrekken zodat ze maximaal voordeel kunnen halen uit de stimuleringsmaatregelen van de EU voor alle initiatieven ter ondersteuning van hun rechten en de integratie van hun gemeenschappen op het gebied van onderwijs, werkgelegenheid en burgerparticipatie, zulks omdat succesvolle integratie een aanpak van onderaf en gedeelde verantwoordelijkheden vereist; onderstreept het belang van de ontwikkeling van menselijk potentieel en vakbekwaamheid bij de Roma met het oog op een ruimere vertegenwoordiging bij het openbaar bestuur op alle niveaus, inclusief de Europese instellingen;
17. herinnert eraan dat alle kandidaat-lidstaten bij de onderhandelingen en in het kader van het toetredingsproces hebben toegezegd de integratie van de Roma-gemeenschappen te zullen verbeteren en hun rechten op onderwijs, werk, gezondheidszorg en huisvesting te zullen bevorderen; verzoekt de Commissie na te gaan of die toezeggingen zijn nagekomen en hoe de huidige situatie van de Roma in alle EU-lidstaten is;
18. verzoekt de Commissie en de betrokken autoriteiten dan ook om alle nodige stappen te ondernemen om een einde te maken aan de varkensmesterij op het terrein van het voormalig concentratiekamp Lety (Tsjechië) en er een passend gedenkteken te plaatsen;
19. is van oordeel dat het Europees Parlement dieper moet ingaan op de diverse aspecten van en uitdagingen voor het Europees beleid voor wat betreft de integratie van de Roma;
20. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de kandidaat-landen, de Raad van Europa en de OVSE.