Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B6-0063/2008Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B6-0063/2008

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE

10.3.2008

ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 4 van het Reglement door
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de volgende fracties: over de Gedragscode van de EU betreffende de wapenhandel - het uitblijven van een gemeenschappelijk standpunt van de Raad om de gedragscode te veranderen in een juridisch bindend instrument

Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B6-0063/2008
Ingediende teksten :
RC-B6-0063/2008
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over de Gedragscode van de EU betreffende de wapenhandel - het uitblijven van een gemeenschappelijk standpunt van de Raad om de gedragscode te veranderen in een juridisch bindend instrument

Het Europees Parlement,

–  gelet op artikel 103, lid 4 van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de Gedragscode van de EU betreffende de wapenhandel in 2008 tien jaar bestaat,

B.  overwegende dat het Coreper meer dan twee jaar geleden, op 30 juni 2005, op technisch niveau overeenstemming heeft bereikt over de tekst van een gemeenschappelijk standpunt die het resultaat was van een langdurig proces om de Gedragscode betreffende de wapenhandel te herzien teneinde deze code te veranderen in een doeltreffend instrument voor de controle op de wapenuitvoer vanaf het grondgebied van de EU en door bedrijven in de EU,

C.  overwegende dat door de aanneming van het gemeenschappelijk standpunt de gedragscode voor alle lidstaten een juridisch bindend instrument voor controle op de wapenuitvoer zal worden,

D.  overwegende dat het Parlement zich herhaaldelijk zeer verheugd heeft getoond over dit gemeenschappelijk standpunt, met name in zijn resolutie van 18 januari 2007 over het zevende en achtste jaarrapport van de Raad uit hoofde van uitvoeringsbepaling nr. 8 van de Gedragscode van de Europese Unie betreffende wapenuitvoer[1],

E.  overwegende dat de Europese Raad sinds 2005 niet in staat is gebleken dit gemeenschappelijk standpunt op politiek niveau aan te nemen,

F.  overwegende dat de redenen hiervoor nooit officieel zijn verklaard, maar blijkbaar verband houden met de wens van sommige lidstaten van de EU om het huidige wapenembargo van de EU jegens de Volksrepubliek China af te schaffen,

G.  overwegende dat dit vraagstuk een extra urgente dimensie heeft gekregen vanwege de volgende ontwikkelingen:

  • (i)de ondertekening van het Verdrag van Lissabon, dat de EU ertoe verbindt te handelen als een verantwoordelijke speler op het wereldtoneel;
  • (ii)het evoluerende Europese Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB), in het kader waarvan steeds meer externe militaire en civiele missies worden ontplooid en personeel van de EU kan worden bedreigd met wapens die door lidstaten van de EU zijn geleverd;

       (iii)   recente verklaringen door EU-lidstaten waaruit blijkt dat zij hun wapenuitvoer willen verhogen als middel om hun economische belangen te bevorderen;

  • (iv)diverse initiatieven om het aankoopbeleid voor wapens van de afzonderlijke lidstaten alsmede de intracommunautaire wapenhandel en ‑verkoop te harmoniseren,

H.  overwegende dat, ondanks de positieve inspanningen van COARM om de gedragscode en de toepassing ervan te verbeteren, dit werk wordt ondermijnd door de wapenuitvoer uit EU-lidstaten naar landen die in een situatie van conflict of instabiliteit verkeren of waar de mensenrechten niet worden geëerbiedigd, en derhalve volgens de gedragscode als "onverantwoorde bestemming" moeten worden beschouwd,

I.  overwegende dat het ontbreken van politieke wil om de gedragscode in een gemeenschappelijk standpunt om te zetten in tegenspraak is met de voortrekkersrol van de Europese Unie en haar lidstaten bij de bevordering van juridische instrumenten die zijn gericht op het controleren van alle internationale, openbare en particuliere wapentransacties, met name het verdrag inzake de wapenhandel,

1.  betreurt de huidige politieke impasse rond de aanneming van dit gemeenschappelijk standpunt in het licht van het feit dat de gedragscode reeds tien jaar bestaat;

2.  dringt erop aan dat het Sloveense voorzitterschap de aanneming van dit gemeenschappelijk standpunt als permanent punt op de agenda van de bijeenkomsten van de Raad Algemene Zaken zet totdat de kwestie is opgelost;

3.  dringt er bij de lidstaten die tegen een juridisch bindende gedragscode gekant zijn, op aan hun standpunt te heroverwegen;

4.  gelooft dat de bijdrage van de EU aan een internationaal bindend verdrag inzake de wapenhandel aan geloofwaardigheid zal winnen zodra haar eigen stelsel voor de wapenuitvoer juridisch bindend wordt;

5.  is ervan overtuigd dat gelijktijdig met de aanneming van het gemeenschappelijk standpunt onder andere de volgende maatregelen moeten worden genomen:

  • a)het voorkomen van onverantwoordelijke wapenhandel door een strikte toepassing van de criteria van de gedragscode zowel op bedrijven als op nationale strijdkrachten,
  • b)het verbeteren en toepassen van controles op de tussenhandel; het voorkomen van illegale wapenhandel via de lucht en over zee,
  • c)het snel onderzoeken van recente berichten over de schending van wapenembargo's,
  • d)het voorkomen van de verkoop aan particuliere tussenhandelaren van wapens die in de loop van EVDB-, SSR- en andere acties van de EU zijn ingezameld, en de daaropvolgende verkoop ervan,
  • e)het verbeteren van de transparantie en de kwaliteit van gegevens die door de lidstaten worden verstrekt in het kader van het jaarrapport over de gedragscode;

6.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten van de EU.