GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE
3.9.2008
- –Charles Tannock, Laima Liucija Andrikienė, Urszula Gacek, Bernd Posselt, Eija-Riitta Korhola, Tunne Kelam en Tadeusz Zwiefka, namens de PPE-DE-Fractie
- –Pasqualina Napoletano, Hannes Swoboda, Christa Prets en Paulo Casaca, namens de PSE-Fractie
- –Marco Cappato, Marios Matsakis, Frédérique Ries en Renate Weber, namens de ALDE-Fractie
- –Cristiana Muscardini, Roberta Angelilli, Konrad Szymański en Ryszard Czarnecki, namens de UEN-Fractie
- –Angelika Beer, Monica Frassoni en Raül Romeva i Rueda, namens de Verts/ALE-Fractie
- –Tobias Pflüger, namens de GUE/NGL-Fractie
- –PSE (B6‑0389/2008)
- –PPE-DE (B6‑0394/2008)
- –ALDE (B6‑0400/2008)
- –GUE/NGL (B6‑0401/2008)
- –Verts/ALE (B6‑0403/2008)
- –UEN (B6‑0404/2008)
Resolutie van het Europees Parlement over executies in Iran
Het Europees Parlement,
– onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over Iran, met name die welke de mensenrechten betreffen, en meer in het bijzonder zijn resolutie van 19 juni 2008 over de executie van jonge overtreders in Iran,
– gezien de verklaring die het voorzitterschap op 13 juni 2008 namens de Europese Unie over de executie van Mohammad Hassanzadeh heeft afgelegd,
– gezien de verklaring die het voorzitterschap op 18 juli 2008 namens de Europese Unie over de toepassing van de doodstraf in Iran heeft afgelegd,
– gezien de verklaring die het voorzitterschap op 29 juli 2008 namens de Europese Unie over de executie van 29 personen in de Evin-gevangenis in Iran heeft afgelegd,
– gezien de verklaring die het voorzitterschap op 25 augustus 2008 over de executie door ophanging van Reza Hejazi heeft afgelegd,
– gezien de verklaring die het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie over de dreigende executie van Behnood Shojaee en Bahman Soleimanian op 19 en 28 augustus 2008 heeft afgelegd,
– gezien de resoluties van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, met name resolutie 62/168 van 18 december 2007 over de situatie van de mensenrechten in de Islamitische Republiek Iran en resolutie 62/149 van 18 december 2007 over een moratorium voor de toepassing van de doodstraf,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, het Verdrag voor de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie en het Verdrag inzake de rechten van het kind, die alle door de Islamitische Republiek Iran zijn ondertekend,
– gelet op artikel 115, lid 5, van zijn Reglement,
A. overwegende dat, volgens internationale mensenrechtenorganisaties[1], er dit jaar tot nu toe minstens 191 executies in Iran zijn uitgevoerd, terwijl er in 2007 in Iran meer executies werden uitgevoerd – 317 – dan in om het even welk ander land in de wereld behalve China, hoewel de bevolking van Iran 18 maal kleiner is dan die van China,
B. overwegende dat er op 27 juli 2008 in de Evin-gevangenis in Teheran 29 personen tegelijkertijd werden geëxecuteerd,
C. overwegende dat op 10 juni 2008 de 16-jarige Mohannad Hassanzadeh, een Iraanse Koerd, werd geëxecuteerd voor een misdaad die hij op 14-jarige leeftijd had gepleegd; overwegende dat op 22 juli de jonge overtreders Hassan Mozafari en Rahman Shahidi werden geëxecuteerd, en dat op 19 augustus 2008 de 19-jarige Reza Hezjazi werd opgehangen voor een moord die hij zou hebben gepleegd toen hij 15 was; overwegende dat op 26 augustus 2008 de 19-jarige Behnam Zare werd geëxecuteerd voor een overtreding die hij op 15-jarige leeftijd heeft begaan, waardoor hij al de zesde jonge overtreder is die in 2008 wordt terechtgesteld,
D. overwegende dat noch de familie van Zare of van Hezjazi, noch de advocaat op de hoogte werden gesteld van het tijdstip en de plaats van de geplande executies, wat in strijd is met het Iraanse recht,
E. overwegende dat de jonge overtreders Amir Marollahi, Behnood Shojaee, Mohammed Fadaei en Bahman Soleimanian binnenkort dreigen te worden geëxecuteerd,
F. overwegende dat de executie van jonge overtreders krachtens het internationaal recht verboden is, overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, lid 5, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, en van het Verdrag inzake de rechten van het kind; overwegende dat momenteel minstens 130 kinderen en zeer jonge overtreders op de dood wachten, ondanks de wettelijke verplichtingen van Iran,
G. overwegende dat activisten die ijveren voor de rechten van minderheden steeds meer met de doodstraf worden bedreigd, zoals Yaghoub Mehrnehad, een etnische Baluch en uitvoerend directeur van de Voice of Justice Youth Association, die op 4 augustus 2008 werd geëxecuteerd nadat hij lokale gezagsdragers in het openbaar in verlegenheid had gebracht door te eisen dat ze verantwoording zouden afleggen voor hun geringe prestaties,
H. overwegende dat een andere activist die ijvert voor de rechten van minderheden, de Koerdische leraar Farzad Kamangar, zonder bewijzen ter dood is veroordeeld omdat hij de wapens zou hebben opgenomen tegen de staat,
placeI. overwegende dat bekentenissen vaak na foltering en zonder bijstand van een advocaat worden verkregen, en dat de rechtsgang niet voldoet aan de minimumnormen van een eerlijk proces,
J. overwegende dat het Iraanse gerecht op 5 augustus 2008 heeft aangekondigd het gebruik van steniging als executiemiddel op te schorten, met als gevolg dat 10 anonieme vrouwen voor wie steniging dreigde, niet zouden worden gestenigd,
K. overwegende dat er redenen tot bezorgdheid zijn over het feit dat leden en gewezen leden van de Iraanse oppositie, die momenteel overeenkomstig artikel 27 van het vierde Verdrag van Genève samen worden beschermd in kamp Ashraf in het noorden van Irak door multinationale troepen onder leiding van de VS, dreigen te worden uitgewezen of naar Iran te moeten terugkeren, waar hen zware vervolging of mogelijks zelfs de doodstraf zou kunnen wachten,
1. is ten zeerste ontstemd over de recente executie van meerdere jonge overtreders in Iran, waardoor Iran het enige land ter wereld is waar deze erge en onmenselijke straf in 2008 nog wordt toegepast;
2. vestigt met name de aandacht op het lot van Soghra Najafpour, die de afgelopen 19 jaar van haar leven vrijwel uitsluitend zat te wachten op de doodstraf voor een moord die werd begaan toen ze 13 was;
3. verzoekt het hoofd van justitie, Ayatollah Mahmoud Hashemi Sharoudi, alle doodstraffen voor jonge overtreders stelselmatig om te zetten in een andere straf, en verzoekt de Iraanse autoriteiten met klem de executie van Amir Marollahi, Behnood Shojaee, Mohammed Fadaei en Bahman Soleimanian niet uit te voeren;
4. veroordeelt stellig het toenemend aantal executies en verzoekt de Iraanse autoriteiten met klem een moratorium voor de doodstraf in te voeren, met het oog op de afschaffing van de doodstraf overeenkomstig de resolutie die de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 18 december 2007 heeft goedgekeurd;
5. herhaalt zijn verzoek aan de leden van de Majlis om de wetgeving dringend te wijzigen, ten einde te waarborgen dat niemand wordt geëxecuteerd voor een misdaad die werd begaan toen hij of zij jonger dan 18 was en de leeftijd voor juridische aansprakelijkheid op te trekken tot de internationale normen;
6. steunt de wetgevingsinspanningen in Iran om een afzonderlijk wetgevend en gerechtelijk stelsel in te voeren voor jonge overtreders, en verzoekt de leden van de Majlis maatregelen te nemen met het oog op opvoeding en sociale reclassering van jonge overtreders; verzoekt de Commissie de Iraanse autoriteiten te steunen bij elk verzoek om internationale samenwerking op dit gebied;
7. veroordeelt met klem de vervolging en opsluiting van burgers in Iran die ijveren voor de verdediging van de mensenrechten en campagne voeren tegen de doodstraf, en doorgaans worden beschuldigd van "activiteiten tegen de nationale veiligheid"; dringt met name aan op de onvoorwaardelijke vrijlating van Emadeddin Baghi en Mohammad Sadegh Kabovand, alsook op de omzetting van de doodstraf voor Farzad Kamangar en op een nieuw onderzoek naar zijn zaak;
8. is verheugd over de recente aankondiging van de opschorting van steniging als executiemiddel; is evenwel bezorgd over het feit dat in het voorstel voor een hervorming van het strafwetboek waarover het parlement zich momenteel buigt, steniging nog wordt behouden voor bepaalde vormen van overspel, en verzoekt de leden van de Majlis zich te verbinden tot de volledige afschaffing van steniging;
9. verzoekt de Iraakse en de Amerikaanse autoriteiten geen Iraanse vluchtelingen en asielzoekers voor wie ernstig vervolgingsgevaar dreigt gedwongen naar Iran te doen terugkeren, en meer bepaald met de UNHCR en andere organisaties samen te werken om een bevredigende oplossing op de lange termijn te vinden voor de situatie van diegenen die momenteel in kamp Ashraf vastzitten;
10. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de regering en het parlement van de Islamitische Republiek Iran, de Raad, de Commissie, de hoge vertegenwoordiger voor het GBVB, de regeringen en de parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de Raad voor de mensenrechten van de VN, de hoge commissaris voor de vluchtelingen van de VN, en de regeringen van de Verenigde Staten en Irak.
- [1] Amnesty International