Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B6-0590/2008Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B6-0590/2008

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE

19.11.2008

ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 4 van het Reglement door
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de volgende fracties: over de reactie van de Europese Unie op de verslechterende situatie in het oosten van de Democratische Republiek Congo

Procedure : 2008/2673(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B6-0590/2008
Ingediende teksten :
RC-B6-0590/2008
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over de reactie van de Europese Unie op de verslechterende situatie in het oosten van de Democratische Republiek Congo

Het Europees Parlement,

–  gezien de conclusies van de Raad van de Europese Unie over de situatie in de Democratische Republiek Congo (DRC) van 11 november 2008,

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 23 oktober 2008 over de Democratische Republiek Congo: botsingen in de oostelijke grensstreek van de DRC,

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 21 februari 2008 over de situatie in Noord-Kivu,

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 januari 2008 over de toestand in de Democratische Republiek Congo en verkrachting als oorlogsmisdaad, en naar zijn eerdere resoluties over schendingen van de rechten van de mens in de DRC,

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 november 2007 over het antwoord van de EU op onstabiele situaties in ontwikkelingslanden,

–  gezien de resolutie van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU van 22 november 2007 over de toestand in de Democratische Republiek Congo, met name in het oosten van het land, en de gevolgen daarvan voor de regio,

–  gezien de Mededeling van de Commissie van 25 oktober 2007 getiteld "Aanzet tot een antwoord van de EU op onstabiele situaties - Engagement voor duurzame ontwikkeling, stabiliteit en vrede onder moeilijke omstandigheden" (COM(2007)0643) en het daarbij gevoegde ambtelijk werkdocument van de Commissie (SEC(2007)1417),

–  gezien Resolutie 60/1 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 24 oktober 2005 over de resultaten van de wereldtop van 2005, inzonderheid de paragrafen 138 t/m 140 over de verantwoordelijkheid voor de bescherming van de bevolking,

–  gezien de conclusies van de Top van de SADC die zich bereid heeft verklaard "indien nodig" vredestroepen naar Noord-Kivu te sturen,

–  gezien de verklaring van de Raad van 10 oktober 2008 over de toestand in het oostelijke deel van de DRC,

–  gezien het verslag van de missie van de Commissie ontwikkelingssamenwerking naar Noord‑Kivu in 2008,

–  gezien de Europese consensus over humanitaire hulp van 18 december 2007,

–  gelet op artikel 103, lid 4, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de gevechten tussen het Congolese leger, de Mai Mai-militie, de rebellen van de ontslagen generaal Laurent Nkunda en de soldaten van de Democratische Strijdkrachten voor de bevrijding van Rwanda (Forces démocratiques pour la libération du Rwanda - FDLR) alsook de troepen van het Oegandese Verzetsleger van de Heer (LRA) steeds erger zijn geworden en tot enorme ontreddering onder de burgerbevolking van Noord-Kivu blijven leiden,

B.   overwegende dat de voormalige Nigeriaanse president Olusegun Obasanjo als VN-gezant op zondag 16 november met rebellenleider Laurent Nkunda een overeenkomst heeft weten te sluiten over de samenstelling van een tripartiet comité dat moet waken over de naleving van een staakt-het-vuren tussen het leger en de rebellen; overwegende dat Olusegun Obasanjo dringend de steun nodig heeft van de partnermogendheden van de betrokken landen om een oplossing af te dwingen,

C.  overwegende dat intensieve internationale diplomatieke inspanningen waarbij regionale en Europese bemiddelaars betrokken zijn, gaande zijn, met als doel te voorkomen dat de gevechten in Noord-Kivu escaleren tot een herhaling van de algemene oorlog in Congo in 1998-2003, waarbij zes buurlanden betrokken waren; overwegende dat een regionale top over de crisis in het oosten van de DRC op 7 november in Nairobi plaatshad,

D.   overwegende dat sinds het begin van de gewelddadigheden miljoenen mensen zijn omgekomen en ontheemd zijn geraakt en dat naar schatting 250.000 mensen ontheemd zijn geraakt sinds de gevechten in de DRC in augustus door generaal Laurent Nkunda zijn hervat, met als gevolg een humanitaire catastrofe in het oosten van Congo;

E.  overwegende dat de MONUC, ondanks haar mandaat krachtens hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties, op grond waarvan alle nodige middelen mogen worden gebruikt om alle pogingen tot gebruik van geweld te voorkomen en de bescherming van de burgers te garanderen,

-  over onvoldoende middelen beschikte om de burgers te beschermen sinds de recente hervatting van de gevechten in het oosten van de DRC en de Hutustrijders uit Rwanda die op het Congolese grondgebied aanwezig zijn, te ontwapenen en repatriëren,

-  gedwongen is om te wachten op het groene licht van India en Pakistan om Indiase en Pakistaanse soldaten de strijd in te sturen, zulks in strijd met de inhoud van het mandaat op grond waarvan MONUC ter plaatse is,

-  niet is opgetreden om de slachting te stoppen van meer dan 200 mensen die plaatshad op 5 november 2008 in Kiwandja, hoewel zij daar een militaire basis heeft,

F.  overwegende dat de VN-Veiligheidsraad op 11 november 2008 de situatie in Oost-Congo opnieuw heeft besproken zonder tot overeenstemming te komen over versterking van MONUC met de 3000 man waarom MONUC gevraagd had,

G.  overwegende dat slechts 6000 van de 17.000 manschappen van MONUC in Noord-Kivu gestationeerd zijn,

H.  overwegende dat de leden van de VN-Veiligheidsraad – waaronder België, Frankrijk, Italië en het Verenigd Koninkrijk – vooralsnog hebben geweigerd MONUC extra middelen voor de uitvoering van haar opdracht ter beschikking te stellen, overwegende dat de Raad van de Europese Unie oproept tot versterkte samenwerking tussen de EU, haar lidstaten en MONUC,

I.  overwegende dat op initiatief van commissaris Louis Michel een regionale top heeft plaatsgehad in Nairobi, waar de presidenten van Congo, Joseph Kabila, en Rwanda, Paul Kagame, zijn overeengekomen er onmiddellijk voor te zorgen dat alle in het verleden gesloten akkoorden worden nageleefd, om vrede en duurzame politieke stabiliteit te garanderen,

J.  overwegende dat evenwel geen onmiddellijk staakt-het-vuren in het oosten van de DRC op deze top volgde en dat de hevige gevechten tussen de partijen in het conflict voortgingen, met ernstige gevolgen voor de burgerbevolking,

K.  overwegende dat MONUC duidelijk heeft vastgesteld dat de strijders van Laurent Nkunda steun krijgen uit Rwanda en dat secretaris-generaal van de Verenigde Naties Ban Ki-moon de Afrikaanse leiders heeft opgeroepen deze historische verantwoordelijkheid op dit cruciale moment voor de regio, voor Afrika en voor de wereld op zich te nemen,

L.  overwegende dat de humanitaire organisaties zich momenteel bekommeren om het lot van 200.000 vluchtelingen in de kampen rond de stad Goma en dat volgens hun ramingen nog ongeveer een miljoen burgers op de vlucht voor het geweld zich in de vrije natuur ophouden; overwegende dat de situatie in de vluchtelingenkampen van dag tot dag verslechtert en dat de Hoge Commissaris voor de vluchtelingen zijn vrees uitspreekt dat de vluchtelingenkampen worden gemilitariseerd,

M.  overwegende dat de rekrutering van kindsoldaten in het oosten van de DRC sinds de escalatie van het conflict aanzienlijk is toegenomen,

N.  overwegende dat zowel de Congolese troepen als de strijders van de Democratische Strijdkrachten voor de bevrijding van Rwanda (FDLR) betrokken zijn bij de exploitatie en verkoop van delfstoffen in het oosten van de DRC,

O.  overwegende dat Congolese parlementsleden een plan hebben uitgewerkt om de crisis in het oosten van de DRC te beëindigen, waarin wordt opgeroepen tot een algemeen engagement voor een militaire, politieke en diplomatieke dialoog tussen de partijen in het conflict,

P.  overwegende dat de ministers van Buitenlandse Zaken van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, Bernard Kouchner en David Miliband, een versterking van MONUC hebben aanbevolen in plaats van de inzet van een Europese strijdmacht in Noord-Kivu, maar tevens hebben gesteld dat uitzending van een Europese strijdmacht niet uitgesloten is, mocht zulks nodig zijn,

Q.  overwegende dat de cholera-, mazelen- en kinkhoestepidemieën in Noord-Kivu oprukken doordat ontheemden massaal in tijdelijke locaties worden ondergebracht,

1.  is bijzonder bezorgd door de intensivering van de botsingen in Noord-Kivu en de gevolgen hiervan voor de bevolking in het oosten van de DRC en de regio als geheel, met name de humanitaire gevolgen van het recente offensief van de CNDP, dat tot grote aantallen ontheemden en doden in Noord-Kivu heeft geleid;

2.   is diep geschokt over de moordpartijen, de misdaden tegen de menselijkheid en de seksuele gewelddaden tegen vrouwen en meisjes in de oostelijke provincies van de DRC en verzoekt alle bevoegde nationale en internationale autoriteiten de daders stelselmatig te laten berechten; verzoekt de VN-Veiligheidsraad met spoed alle nodige maatregelen te nemen waarmee verdere aanvallen op de burgerbevolking van de oostelijke provincies van de DRC werkelijk kunnen worden voorkomen;

3.   is ingenomen met het besluit van de Commissie en de lidstaten om de humanitaire hulp aan de door deze crisis getroffen burgerbevolking op te voeren; vestigt de aandacht op de problemen die de humanitaire organisaties wegens de veiligheidssituatie in Noord-Kivu ondervinden om hulp te verlenen waar dat nodig is; roept alle partijen ertoe op de toegang tot de kwetsbare bevolking en de veiligheid van de hulpverleners te waarborgen zodat de hulpverlening door kan gaan; herinnert eraan dat het van wezenlijk belang is dat de militaire middelen en mogelijkheden slechts in zeer uitzonderlijke gevallen en als allerlaatste redmiddel worden ingezet, ter ondersteuning van humanitaire hulpacties;

4.   herhaalt er sterk van overtuigd te zijn dat de processen van Amani en Nairobi nog steeds het adequate kader zijn om de situatie in het oosten van de DRC op lange termijn te stabiliseren;

5.   dringt er bij Laurent Nkunda op aan dat hij zich houdt aan zijn eigen verklaring ter ondersteuning van het vredesproces voor het oosten van de DRC na gesprekken met speciaal gezant van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en voormalig president van de Republiek Nigeria Olusegun Obasanjo; verzoekt de CNDP in dit verband onverwijld aan het vredesproces van Amani deel te nemen; herhaalt de Congolese autoriteiten te steunen bij hun zoektocht naar een politieke oplossing voor de crisis; is ingenomen met het plan dat door de Congolese parlementsleden is voorgesteld en waarin wordt opgeroepen tot een algeheel engagement voor een militaire, politieke en diplomatieke dialoog;

6.   is van oordeel dat er een internationale conferentie moet worden gehouden over het gebied van de Grote Meren, die zou moeten zoeken naar een duurzame politieke oplossing voor het conflict en een gedegen integratie van de regio zou moeten bevorderen, die alle landen van de regio ten goede zal komen;

7.   benadrukt dat bijkomende inspanningen nodig zijn om een einde te maken aan de activiteit van buitenlandse gewapende groepen in het oosten van de DRC, met name de FDLR; verzoekt de regering van de DRC en de andere regeringen in de regio om de nodige stappen in deze zin te ondernemen; is ingenomen met de overeenkomst tussen de DRC en Rwanda die door de twee ministers van Buitenlandse Zaken is aangekondigd en op grond waarvan Rwandese inlichtingendiensten het grondgebied van de RDC kunnen betreden en kunnen samenwerken met het Congolese leger om een einde te maken aan de aanwezigheid van de FDLR in de regio;

8.   roept de Afrikaanse Unie, de VN-Veiligheidsraad en alle internationale hoofdrolspelers, met inbegrip van de EU, de VS en China, op om de druk op alle partijen om het vredesproces voort te zetten, op te voeren, een oplossing te vinden voor het vraagstuk van de controle over de delfstoffenvoorraden en te streven naar een breed vredesakkoord in plaats van alleen maar een staakt-het-vuren, en roept deze actoren op druk uit te oefenen op Rwanda en Oeganda opdat zij zich ertoe verplichten een eind te maken aan de vrije doorgang en het vrij opereren van de troepen van Nkunda op hun grondgebied;

9.   dringt er bij alle betrokken partijen op aan de rechtsstaat te herstellen en de straffeloosheid te bestrijden, met name in verband met de massale verkrachtingen van vrouwen en meisjes en het ronselen van kindsoldaten;

10.  roept de regering van de DRC op samen met Rwanda en MONUC een plan te ontwikkelen om de leiders van de genocide onder de FDLR te isoleren en gevangen te nemen en om degenen die niet betrokken waren bij de genocide en die bereid zijn te demobiliseren de kans te geven zich in de DRC te vestigen of opnieuw in Rwanda te integreren;

11.  roept de Congolese autoriteiten op onmiddellijk een einde te maken aan alle plunderingen en geweldplegingen door regeringstroepen, zoals gemeld door OCHA;

12.  doet een beroep op de lidstaten van de EU om uitvoering te geven aan de aanbevelingen van het VN-panel van deskundigen voor de illegale exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van de DRC, waaronder de aanbevelingen voor sancties tegen personen en ondernemingen wier deelname aan de plundering van deze rijkdommen is bewezen, teneinde daarmee bij te dragen aan de stabilisering van het land;

13.  wijst erop dat de illegale exploitatie van natuurlijke hulpbronnen in het oosten van de DRC een financieringsbron voor de rebellengroepen is en bijgevolg een bron van instabiliteit in de regio; herhaalt dat het belangrijk is deze illegale exploitatie te bestrijden; verzoekt in deze samenhang de Congolese autoriteiten om in samenwerking met MONUC de economische levensader van de rebellengroepen af te sluiten, door hun de toegang tot delfstoffen (met name diamant, coltan en goud) en handelsroutes te beletten;

14.  verzoekt de Commissie en de Raad om in besprekingen met de regeringen van de DRC en haar buurlanden aan te dringen op uitvoering van een doeltreffend systeem voor traceerbaarheid en herkomstgarantie voor natuurlijke rijkdommen zoals goud, cassiteriet (tinerts), coltan, kobalt, diamant, pyrochloor en hout, waarbij ook moet worden gezorgd voor de stationering op hun grondgebied van door de VN gemandateerde waarnemers die controle uitoefenen op de invoer van natuurlijke rijkdommen uit de DRC en waarbij ook garanties moeten worden geboden voor de bescherming van deze toezichthouders;

15.  pleit nogmaals voor de daadwerkelijke invoering van controlemechanismen, zoals het Kimberley-proces voor de certificering van de herkomst van grondstoffen die in de EU worden ingevoerd;

16.  verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat Europese bedrijven geen producten verhandelen, verwerken of importeren die verkregen zijn uit delfstoffen waarvan de winning de gewapende groepen in de DRC ten goede komt, en eenieder die in deze praktijken volhardt, ter verantwoording te roepen;

17.  verzoekt de Commissie en de Raad alles in het werk te stellen om een politieke oplossing te vinden, omdat dit de enige manier is om een einde aan de conflicten in de DRC te maken; is in dit verband verheugd over het initiatief van commissaris Michel om in Nairobi een bijeenkomst te beleggen van de president van de DRC en de president van de Republiek Rwanda; verzoekt de Commissie contact met de autoriteiten van de DRC op te nemen om het akkoord betreffende de repatriëring van de FDLR-strijders naar Rwanda uit te voeren; dringt er bij de autoriteiten van de DRC en de Republiek Rwanda op aan hun samenwerking te intensiveren met het oog op de nakoming van de toezeggingen die in Nairobi zijn gedaan en prioriteit te geven aan dialoog en overleg, om bij te dragen tot de totstandbrenging van een duurzame vrede in het oosten van de DRC en stabiliteit in de regio;

18.  pleit voor nultolerantie tegenover seksueel geweld tegen meisjes en vrouwen, dat als wapen in de strijd wordt gebruikt, en eist harde bestraffing van degenen die zich daaraan schuldig maken; wijst op het belang van de toegang tot gezondheidszorg in conflictsituaties en in vluchtelingenkampen, vooral in het licht van de recente uitbraak van cholera, kinkhoest en mazelen;

19.  betuigt andermaal zijn steun aan de MONUC-vredesmacht in de gegeven dramatische omstandigheden, waarin haar aanwezigheid, alle gebreken ervan ten spijt, onontbeerlijk blijft, en verlangt dat alles in het werk wordt gesteld opdat de vredesmacht haar mandaat volledig kan uitvoeren en gebruik kan maken van zijn wapens om mensen in gevaar te beschermen; dringt er in dit verband bij de Raad, en met name België, Frankrijk, Italië en het Verenigd Koninkrijk op aan het voortouw te nemen om te bereiken dat de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties MONUC steunt door versterking van haar operationele capaciteit in de vorm van toereikende uitrusting en mankracht;

20.  verzoekt de Raad er bij de VN-Veiligheidsraad op aan te dringen MONUC te voorzien van het mandaat en de middelen om de exploitatie van delfstoffen door gewapende groepen aan te pakken, onder andere door de monitoring en controle van belangrijke grensposten, landingsstroken, geselecteerde mijnbouwgebieden en aanvoerroutes;

21.  dringt erop aan dat, ingeval er meer manschappen ter plaatse gestationeerd worden, hun mandaat toegespitst wordt op de bescherming van de burgers, alsmede op het ondersteunen van en meewerken aan de naleving van nieuwe vredesakkoorden die kunnen worden gesloten;

22.  verzoekt de Raad en de Commissie samen met de regering van de DRC, de Verenigde Naties en andere belangrijke donors een nieuw plan op te stellen voor brede ontwapening, demobilisatie en re-integratie in de DRC, op basis van het EU-concept voor steun voor ontwapening, demobilisatie en re-integratie, alsmede een ambitieuze strategie voor de hervorming van de veiligheidssector voor het land, op basis van het EU-beleidskader voor hervorming van de veiligheidssector, waarbij beide adequaat moeten worden gefinancierd, zowel met communautaire als met GBVB-middelen;

23.  verzoekt de regering van de DRC alles in het werk te stellen om degenen die verantwoordelijk zijn voor de in de regio begane oorlogsmisdaden, op te sporen en te berechten;

24.  verzoekt de Raad en de Commissie onmiddellijk grootschalige programma's voor humanitaire hulp, gezondheidszorg en re-integratie voor de burgerbevolking in de oostelijke delen van de DRC uit te voeren, met bijzondere aandacht voor steun aan vrouwen en meisjes die het slachtoffer zijn van seksueel geweld, zowel om te voorzien in de onmiddellijke behoeften als ter voorbereiding van de wederopbouw; wijst op de belangrijke rol die vrouwen spelen bij de wederopbouw van verwoeste gemeenschappen;

25.  neemt met belangstelling kennis van de aanstelling van een team van bemiddelaars, met onder andere voormalig president Olusegun Obasanjo van de Republiek Nigeria en voormalig president Benjamin Mkapa van de Verenigde Republiek Tanzania; verzoekt de Raad met de Internationale Conferentie voor de regio van de Grote Meren en de Afrikaanse Unie samen te werken om de situatie in het oosten van de DRC te stabiliseren;

26.  verzoekt de Raad samen te werken met internationale en regionale bemiddelaars om de economische agenda's van de strijdende partijen in het kader van de lopende bemiddelingsinspanningen expliciet aan te pakken;

27.  verzoekt de Raad en de Commissie de ontwikkelingen op humanitair en veiligheidsvlak in het oosten van de DRC nauwlettend te volgen om de verschillende actiemogelijkheden in het licht van de omstandigheden grondig te kunnen analyseren

28.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de lidstaten, de secretaris-generaal van de Afrikaanse Unie en de regeringen van de Democratische Republiek Congo en de SADC.