GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE
11.3.2009
- –Charles Tannock, José Ribeiro e Castro, Jürgen Schröder, Laima Liucija Andrikienė, Colm Burke, Filip Kaczmarek, Bernd Posselt, Tunne Kelam, Eija-Riitta Korhola en Mario Mauro, namens de PPE-DE-Fractie
- –Pasqualina Napoletano, Alain Hutchinson en Josep Borrell Fontelles, namens de PSE-Fractie
- –Thierry Cornillet, Marco Cappato, Marios Matsakis en Frédérique Ries, namens de ALDE-Fractie
- –Eoin Ryan, Adam Bielan, Mieczysław Edmund Janowski, Ewa Tomaszewska, Hanna Foltyn-Kubicka, Konrad Szymański, Dariusz Maciej Grabowski en Inese Vaidere, namens de UEN-Fractie
- –Margrete Auken en Frithjof Schmidt, namens de Verts/ALE-Fractie
- –PPE-DE (B6‑0127/2009)
- –PPE-DE (B6‑0128/2009)
- –ALDE (B6‑0130/2009)
- –UEN (B6‑0131/2009)
- –Verts/ALE (B6‑0132/2009)
Resolutie van het Europees Parlement over de verbanning van ngo's uit Darfur
Het Europees Parlement,
– gezien de verklaring van het Voorzitterschap namens de Europese Unie van 6 maart 2009 naar aanleiding van het besluit van het Internationaal Strafhof om een arrestatiebevel uit te vaardigen tegen de president van Sudan, Omar Hassan Al-Bashir,
– gezien de verklaring van commissaris Louis Michel van 5 maart 2009 over de verbanning van humanitaire ngo's uit Sudan,
– onder verwijzing naar zijn vorige resoluties over de toestand in Sudan en Darfur, waaruit met name blijkt dat het Parlement het Internationaal Strafhof blijft steunen,
– gelet op het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof (ICC) en de inwerkingtreding ervan op 1 juli 2002,
– gezien resolutie 1593 van de VN-Veiligheidsraad, die op 31 maart 2005 is goedgekeurd, waarin de toestand in Darfur onder de aandacht wordt gebracht van het Internationaal Strafhof,
– gelet op artikel 115, lid 5, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Kamer van vooronderzoek van het ICC op 4 maart 2009 een arrestatiebevel heeft uitgevaardigd tegen de president van Sudan, Omar Hassan Al-Bashir, wegens vermeende misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden in de door conflicten verscheurde Sudanese provincie Darfur,
B. overwegende dat de Sudanese regering op het besluit van het ICC heeft gereageerd met de verbanning van 13 toonaangevende niet-gouvernementele organisaties uit Darfur,
C. overwegende dat de hulporganisaties in Darfur bezig zijn met de grootste humanitaire operatie ter wereld, en overwegende dat de Verenigde Naties melding maakt van 4,7 miljoen mensen, met inbegrip van 2,7 miljoen binnenlands ontheemden, die hulp nodig hebben,
D. overwegende dat de verbanning van de hulporganisaties tot een stijging van het sterfte- en ziektecijfer kan leiden als gevolg van het afbreken van de gezondheidszorg en het uitbreken van infectieziekten zoals diarree en infecties van de luchtwegen; overwegende dat de verbanning onder meer kan leiden tot een lagere vaccinatiegraad en een hoger sterftecijfer onder kinderen indien deze laatsten geen toegang hebben tot therapeutische voedings- en voedselcentra,
E. overwegende dat de hulporganisaties in kwestie verdreven zijn op een tijdstip waarop hun diensten van vitaal belang zijn, vooral nu er een meningitisepidemie heerst in het westen van Darfur; overwegende dat de slachtoffers van deze epidemie als gevolg van de verbanning van de hulporganisaties geen of nauwelijks medische behandeling zullen krijgen,
F. overwegende dat het VN-concept van "beschermingsplicht" ("Responsibility to Protect") inhoudt dat wanneer nationale instanties er duidelijk niet in slagen hun bevolking te beschermen, anderen ervoor verantwoordelijk zijn de nodige bescherming te bieden,
G. overwegende dat de regering van Sudan als lid van de Verenigde Naties krachtens resolutie 1593 (2005), die de Veiligheidsraad heeft aangenomen overeenkomstig zijn in hoofdstuk 7 vastgelegde bevoegdheden, verplicht is om met het ICC samen te werken,
H. diep geschokt door het feit dat de Sudanese regering sinds de uitvaardiging van het arrestatiebevel herhaaldelijk heeft geweigerd samen te werken met het ICC, en het ICC en de internationale gemeenschap zelfs keer op keer heeft geschoffeerd,
1. veroordeelt scherp het feit dat dertien humanitaire hulporganisaties uit Khartoem zijn verdreven als reactie op het internationale arrestatiebevel dat het ICC op 4 maart 2009 heeft uitgevaardigd tegen de president van Sudan, Omar Hassan Al-Bashir;
2. geeft naar aanleiding van het besluit van het ICC om een arrestatiebevel uit te vaardigen tegen de Sudanese president Omar Hassan Al-Bashir wegens vermeende misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden in Darfur, opnieuw uiting aan zijn onvoorwaardelijke steun en zijn onvoorwaardelijke respect voor het ICC, dat een sleutelrol speelt in de bevordering van internationale gerechtigheid door een eind te maken aan de sfeer van straffeloosheid die rond misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden hangt, en geeft eveneens uiting aan zijn respect voor de internationale humanitaire wetgeving;
3. toont zich erg bezorgd over de onmiddellijke impact van de verbanning van deze hulporganisaties op de verlening van de humanitaire hulp die voor honderdduizenden mensen van levensbelang is;
4. eist dat de Sudanese regering het besluit om de dertien hulporganisaties te verbannen, meteen ongedaan maakt en toelaat dat de hulporganisaties hun essentiële bijdrage tot het overleven van de kwetsbare bevolking van Darfur voortzetten; vraagt dat de Raad en de Commissie meer inspanningen leveren ten opzichte van de Afrikaanse Unie, de Arabische Liga en China om te bewerkstelligen dat de regering van Sudan dit doet;
5. doet, indien Sudan niet terugkomt op zijn besluit om de hulporganisaties te verbannen, een beroep op het Bureau van de Verenigde Naties voor de rechten van de mens en op het ICC om te onderzoeken of dit besluit een schending vormt van de fundamentele rechten van de mens en als een oorlogsmisdaad kan worden beschouwd;
6. vraagt dat de aanklager van het ICC duidelijk maakt dat het ICC in geval van geweld tegen vredeshandhavers of humanitaire hulpoperaties of in de kampen in Darfur een onderzoek zal instellen naar wie voor dit geweld verantwoordelijk is, en dat de verantwoordelijken net als Al-Bashir kunnen worden beschuldigd van oorlogsmisdaden;
7. vraagt dat de Sudanese regering actieve maatregelen neemt om te beletten dat mensenrechtenactivisten in Sudan worden vervolgd indien zij zich positief uitlaten over het besluit van het ICC, en eveneens afziet van om het even welke vorm van pesterij of intimidatie tegenover verdedigers van de mensenrechten;
8. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor Sudan, de regering van Sudan, de regeringen van de lidstaten en de leden van de VN-veiligheidsraad, de instellingen van de Afrikaanse Unie, de instellingen van de Arabische Liga en de aanklager van het ICC.