Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B6-0165/2009Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B6-0165/2009

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE

30.3.2009

ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 4 van het Reglement door
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de volgende fracties: over het Europese geweten en het totalitarisme

Procedure : 2009/2557(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B6-0165/2009
Ingediende teksten :
RC-B6-0165/2009
Debatten :
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over het Europese geweten en het totalitarisme

Het Europees Parlement,

–  gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens van de Verenigde Naties,

–  gezien resolutie 260 (III) A over genocide van 9 december 1948 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties,

–  gelet op de artikelen 6 en 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

–  gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–  gelet op Kaderbesluit 2008/913/JBZ van de Raad van 28 november 2008 betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht,

–  gezien de op 3 juni 2008 aangenomen Verklaring van Praag over het Europese geweten en het communisme,

–  onder verwijzing naar resolutie 1481 van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa van 26 januari 2006 over de noodzaak van internationale veroordeling van de misdaden van totalitaire communistische regimes,

–  gezien de in september 2008 aangenomen verklaring van het Europees Parlement over het aanwijzen van 23 augustus als de dag van herdenking van de slachtoffers van zowel het Stalinisme, als het nazisme,

–  onder verwijzing naar zijn talrijke resoluties over democratie en de eerbiediging van de fundamentele rechten en vrijheden, met inbegrip van zijn resolutie van mei 2005 over de toekomst van Europa zestig jaar na de Tweede Wereldoorlog, zijn resolutie van oktober 2008 over de herdenking van de Holodomor en zijn resolutie van januari 2009 over Srebrenica,

–  gelet op artikel 103, lid 4, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat geschiedkundigen het erover eens zijn dat volledig objectieve interpretaties van historische feiten onmogelijk zijn en dat objectieve historische beschrijvingen niet bestaan; verder overwegende dat professionele geschiedkundigen desalniettemin wetenschappelijke instrumenten gebruiken om het verleden te bestuderen en daarbij zo onpartijdig mogelijk proberen te zijn,

B.  overwegende dat geen enkel politiek orgaan of politieke partij het monopolie heeft op het interpreteren van de geschiedenis, en dat partijen niet kunnen claimen objectief te zijn,

C.  overwegende dat officiële politieke interpretaties van historische feiten niet door middel van meerderheidsbesluiten van parlementen moeten worden opgelegd; verder overwegende dat een parlement niet door middel van wetgeving kan bepalen hoe het verleden wordt gezien,

D.  overwegende dat één van de hoofddoelstellingen van het Europese integratieproces het waarborgen van respect voor fundamentele rechten en de rechtstaat in de toekomst is; verder overwegende dat de artikelen 6 en 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie passende mechanismen voor het verwezenlijken van deze doelstellingen bevatten,

E.  overwegende dat misinterpretaties van de geschiedenis tot exclusivistisch beleid kunnen leiden, en zo haat en racisme kunnen aanwakkeren,

F.  overwegende dat de herinnering aan Europa's trieste verleden levend moet worden gehouden om de slachtoffers in ere te houden, de daders te veroordelen en de basis te leggen voor een verzoening die op de waarheid en herdenking stoelt,

G.  overwegende dat de Europese integratie van begin af aan een reactie vormde op niet alleen het leed dat door de twee wereldoorlogen werd aangericht en de nazi-tirannie die tot de holocaust leidde, maar ook op de expansie van het totalitarisme en de ondemocratische communistische regimes in Midden- en Oost-Europa, en tevens een middel was om de grote verdeeldheid en vijandschap in Europa door samenwerking en integratie te overbruggen en om de oorlog te beëindigen en de democratie in Europa veilig te stellen,

H.  overwegende dat het Europese integratieproces een succes kan worden genoemd en tot de opbouw van een Europese Unie heeft geleid waarvan de landen van Midden- en Oost-Europa die vanaf het einde van WO II tot in de vroege jaren negentig onder communistische regimes hadden geleefd, thans deel uitmaken, en overwegende dat de eerdere toetreding van Griekenland, Spanje en Portugal ertoe bijgedragen heeft de democratie in Zuid-Europa veilig te stellen,

I.  overwegende dat Europa niet kan worden verenigd tenzij het erin slaagt zijn geschiedenis te herenigen, het communisme, het nazisme en het fascisme als zijn gezamenlijk erfgoed te beschouwen, en een eerlijk, diepgaand debat op gang te brengen over de misdaden van alle totalitaire regimes van de afgelopen eeuw,

J.  overwegende dat het herenigde Europa in 2009 de twintigste verjaardag viert van de val van de communistische dictaturen in Midden- en Oost-Europa en van de Berlijnse Muur, hetgeen aanleiding zou moeten zijn voor zowel een sterker bewustzijn van het verleden als een erkenning van de rol van democratische burgerinitiatieven, en tevens de aanzet zou moeten geven tot een versterking van het saamhorigheidsgevoel en de cohesie,

K.  overwegende dat het belangrijk is diegenen te herdenken die zich actief tegen het totalitarisme hebben verzet en het verdienen om vanwege hun toegewijdheid en hun trouw aan idealen, hun eer en hun moed als helden van het totalitaire tijdperk in het bewustzijn van de Europeanen te worden gegrift,

L.  overwegende dat het vanuit het perspectief van de slachtoffers niets uitmaakt welk regime hen om het even welke reden van hun vrijheid heeft beroofd, gemarteld of vermoord heeft,

1.  betuigt zijn respect voor alle slachtoffers van de totalitaire en ondemocratische regimes van Europa en betuigt zijn dank aan al degenen die tegen de tirannie en onderdrukking gestreden hebben;

2.  getuigt er andermaal van dat een vreedzaam en welvarend Europa dat gegrondvest is op waarden zoals de eerbiediging van de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten, hem na aan het hart ligt;

3.  beklemtoont dat het belangrijk is de gedachtenis aan het verleden levend te houden omdat verzoening zonder herdenking niet mogelijk is en bevestigt andermaal dat het eendrachtig stelling neemt tegen elke vorm van totalitarisme van welke ideologische achtergrond dan ook;

4.  wijst erop dat de laatste misdaden tegen de menselijkheid en de laatste genocide in Europa niet langer geleden dan in juli 1995 plaatsvonden, en dat we voortdurend op onze hoede moeten blijven om ondemocratische, xenofobe, autoritaire of totalitaire ideeën en tendensen te bestrijden;

5.  benadrukt dat de herinnering aan de misdrijven van totalitaire en ondemocratische regimes in Europa alleen levend kan worden gehouden door de documentatie en getuigenissen van Europa's woelige verleden te steunen, aangezien geen verzoening zonder gedachtenis mogelijk is;

6.  betreurt het dat de toegang tot documenten van persoonlijk en wetenschappelijk belang twintig jaar na de ineenstorting van de totalitaire communistische regimes in Midden- en Oost-Europa in sommige lidstaten nog steeds ten onrechte wordt beperkt; roept alle lidstaten op echt alles in het werk te stellen om de betrokken archieven open te stellen, met inbegrip van de archieven van de voormalige geheime diensten, geheime politie en spionagediensten;

7.  veroordeelt deze misdrijven tegen de menselijkheid en grootschalige schendingen van de mensenrechten door totalitaire communistische regimes met kracht en op ondubbelzinnige wijze; betuigt de slachtoffers van deze misdrijven en hun familieleden zijn medeleven met, begrip voor en erkenning van hun leed;

8.  wijst erop dat de volkeren van Europa er door vrijwillig te kiezen voor de Europese integratie als een model van vrede en verzoening blijk van hebben gegeven zich te willen inzetten voor een gedeelde toekomst en dat de Europese Unie een bijzondere verantwoordelijkheid draagt om niet alleen in maar ook buiten de Europese Unie de democratie en de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat te bevorderen en te waarborgen;

9.  verzoekt de Europese Commissie en de lidstaten zich verder in te spannen om de geschiedenis van Europa beter te onderrichten en het historisch succes van de Europese integratie en het scherpe contrast tussen het tragische verleden en de vreedzame en democratische maatschappelijke orde van de Europese Unie van vandaag te benadrukken;

10.  is van mening dat het op passende wijze in stand houden van historische herinneringen, een algemene herevaluatie van de geschiedenis van Europa en een pan-Europese erkenning van alle historische aspecten van het moderne Europa de Europese integratie zal versterken;

11.  verzoekt de Raad en de Commissie in het licht hiervan de activiteiten te steunen en te behartigen van ngo's - zoals Memorial in de Russische Federatie - die zich actief bezighouden met het onderzoek naar en het verzamelen van documenten die verband houden met de misdrijven die onder Stalin zijn begaan;

12.  herhaalt zijn permanente steun voor versterking van de internationale rechtsorde;

13.  verzoekt om oprichting van een Platform Europese nagedachtenis en Europees geweten, dat steun moet bieden voor de vorming van netwerken en de samenwerking tussen nationale onderzoeksinstituten die zich specialiseren in de geschiedenis van het totalitarisme, en voor het opzetten van een Europees documentatiecentrum/monument voor de slachtoffers van alle totalitaire regimes;

14.  dringt aan op versterking van de bestaande financiële instrumenten voor steun voor de hierboven vermelde initiatieven;

15.  dringt erop aan 23 augustus uit te roepen tot een pan-Europese dag voor het herdenken van de slachtoffers van alle totalitaire en autoritaire regimes die moet worden gekenmerkt door waardigheid en onpartijdigheid;

16.  is ervan overtuigd dat met de openbaarmaking en beoordeling van de misdaden van de totalitaire communistische regimes uiteindelijk wordt gestreefd naar verzoening, die bereikt kan worden door het aanvaarden van verantwoordelijkheid, het vragen om vergeving en het bevorderen van een proces van morele vernieuwing;

17.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de parlementen van de lidstaten, de regeringen en parlementen van de kandidaat-lidstaten, de regeringen en parlementen van de met de Europese Unie geassocieerde landen en de regeringen en parlementen van de leden van de Raad van Europa.