GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over externe aspecten van de energiezekerheid
16.9.2009
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
PPE (B7‑0040/2009)
S&D (B7‑0043/2009)
Verts/ALE (B7‑0045/2009)
ALDE (B7‑0046/2009)
ECR (B7‑0058/2009)
Elmar Brok, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Jacek Saryusz-Wolski, Pilar del Castillo Vera namens de PPE-Fractie
Kristian Vigenin, Teresa Riera Madurell namens de S&D-Fractie
Johannes Cornelis van Baalen namens de ALDE-Fractie
Reinhard Bütikofer, Franziska Katharina Brantner, Rebecca Harms, Claude Turmes namens de FractieVerts/ALE
Roberts Zīle, Charles Tannock, Michał Tomasz Kamiński, Adam Bielan, Tomasz Piotr Poręba, Ryszard Antoni Legutko
namens de ECR-Fractie
Resolutie van het Europees Parlement over externe aspecten van de energiezekerheid
Het Europees Parlement,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 september 2007 over een gemeenschappelijk Europees buitenlands beleid inzake energie,
- gelet op de intergouvernementele overeenkomst tussen Oostenrijk, Bulgarije, Hongarije en Turkije over het gaspijpleidingproject "Nabucco", welke op 13 juli 2009 te Ankara werd ondertekend,
- gelet op de overname door de Russische aardolie- en aardgasmaatschappij Surgutneftegaz van een omvangrijk minderheidsaandeel (21,2 %) in de Hongaarse petrochemische onderneming MOL, die deel uitmaakt van het Nabucco-consortium,
- gezien het op 6 augustus 2009 in Ankara ondertekende protocol inzake samenwerking in de gassector tussen Rusland en Turkije, waarin Turkije voorafgaande toestemming verleent voor de bouw van de gaspijpleiding South Stream en Rusland toestaat om onderzoekswerkzaamheden te verrichten voor de pijpleiding in Turkse wateren,
- gelet op het Memorandum of Understanding dat op 13 juli 2009 werd ondertekend door twaalf ondernemingen uit de EU voor het lanceren van het Industrieel Initiatief DESERTEC voor de grootschalige ontwikkeling van het potentieel aan zonne-energie in het Midden-Oosten en Noord Afrika,
- gelet op de Tweede Strategische Energiebeleidsevaluatie,
- gezien het voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen to veiligstelling van de aardgasvoorziening en houdende intrekking van Richtlijn 2004/67/EG (COM(2009) 363 def.),
- gezien het voorstel voor een Verordening van de Raad inzake mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur binnen de Europese Gemeenschap en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 736/96 (COM(2009) 361 def.),
- gelet op de komende Vijftiende Conferentie van de Deelnemende Partijen (COP 15) van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) en de Vijfde Conferentie van de Deelnemende Partijen aan het Protocol van Kyoto (COP/MOP 5), welke van 7 tot en met 18 december 2009 te Kopenhagen (Denemarken) zal worden gehouden,
– gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de zekerheid van de energiebevoorrading een essentieel onderdeel vormt van de algemene veiligheid, stabiliteit en welvaart van de Europese Unie en een basiselement voor de verdere economische en sociale ontwikkeling van Europa, waarvoor echter nog altijd geen basis is gelegd in de Verdragen,
B. overwegende dat het ontbreken van een daadwerkelijk en doelmatig gemeenschappelijk Europees beleid inzake de zekerheid van de energievoorziening de samenhang en geloofwaardigheid van het externe optreden van de EU ondermijnt,
C. overwegende dat de EU thans in hoge mate afhankelijk is van energie-importen en dat deze afhankelijkheid volgens de huidige tendensen waarschijnlijk zal toenemen,
D. overwegende dat, ondanks de daling van de olie- en gasprijzen ten gevolge van de wereldwijde financiële crisis, de trage omschakeling op meer energie-efficiënte brandstoffen, de dalende productie van de olie- en gasvelden in de wereld, niettegenstaande recent ontdekte reserves, en de blijvende stijging van de vraag onherroepelijk zullen leiden tot een terugkeer naar krapper wordende markten voor fossiele brandstoffen en een toenemende afhankelijkheid van de invoer voor de olieverbruikende landen, wanneer de crisis eenmaal achter de rug is,
E. overwegende dat verscheidene lidstaten in hoge mate afhankelijk zijn van één enkele aardgasleverancier en dat ongerechtigde onderbrekingen in de levering van aardgas ernstige problemen kunnen veroorzaken, zoals is gebleken tijdens het vorige gasconflict tussen Rusland en Oekraïne begin dit jaar,
F. overwegende dat een aantal lidstaten niet over voldoende natuurlijke reserves beschikt om het hoofd te bieden aan crisissituaties,
G. overwegende dat pogingen om de zekerheid van de energievoorziening uitsluitend op nationaal niveau veilig te stellen wegens de bestaande en toenemende afhankelijkheid van politiek onstabiele gebieden inzake energievoorziening ontoereikend zijn gebleken, en geen garanties kunnen bieden voor de belangen op lange termijn van alle EU-lidstaten,
H. overwegende dat de bestaande instrumenten voor vroegtijdige waarschuwing de gascrisis van januari 2009 niet hebben kunnen voorspellen,
I. overwegende dat voorspelbare risico's voor de zekerheid van de energievoorziening zullen blijven bestaan zolang energieproducerende en doorvoerlanden zich niet houden aan gemeenschappelijke en doorzichtige regels, zoals vastgelegd in het Verdrag inzake het Energiehandvest en het Doorvoerprotocol,
J. overwegende dat een belangrijke ontwikkeling in de richting van een groter aandeel van hernieuwbare energiebronnen in het huidige energiepakket van de Europese Unie een grote bijdrage zou leveren aan de vermindering van de importafhankelijkheid van haar energiegebruik, waardoor enerzijds de veiligheid van haar energievoorziening zou worden verbeterd en anderzijds een grote bijdrage zou worden geleverd aan het realiseren van haar toezegging om de emissie van broeikasgassen tegen 2020 met 20 % of meer, als daarover in Kopenhagen overeenstemming wordt bereikt, te verminderen,
K. overwegende dat de kosteneffectiefste oplossing voor het verminderen van de afhankelijkheid van de EU op energiegebied bestaat in het bevorderen van energiebesparingen, hernieuwbare energie en maatregelen inzake energie-efficiëntie, die tevens bijdragen tot het creëren van werk, het bestrijden van de klimaatverandering en vooruitgang op weg naar een economie die zuinig met grondstoffen omgaat,
L. overwegende dat nauwe samenwerking op het vlak van energievoorziening een van de meest doeltreffende en noodzakelijke vertrouwensbevorderende elementen vormt van de verhoudingen tussen de Europese Unie en de haar omringende landen,
M. overwegende dat er, hoewel reeds enkele stappen zijn gezet, behoefte bestaat aan een echt gemeenschappelijk energiebeleid voor het reguleren van de interne markt, hoewel dit niet geldt voor het energiepakket van een land dat voorbehouden blijft aan de lidstaten, als voor wat externe aspecten betreft, en dat rekening houdt met de politieke en economische belangen van alle lidstaten,
N. overwegende dat een gemeenschappelijk Europees extern energiezekerheidsbeleid, gebaseerd op solidariteit, diversificatie en eendracht bij de verdediging van gemeenschappelijke belangen, betere samenwerking tussen de belangrijkste energieproducenten, transitlanden en gebruikende landen, en dat gericht is op bevordering van de duurzaamheid, synergieën zou bewerkstelligen bij het helpen verzekeren van de veilige energievoorziening van de Europese Unie en bevorderlijk zou zijn voor de kracht van de EU, haar vermogen om te handelen op het vlak van de buitenlandse politiek en haar geloofwaardigheid als een wereldwijde actor,
1. verwacht dat de Commissie, de Raad en de lidstaten meer strategisch leiderschap aan de dag leggen bij de totstandbrenging van een echt gemeenschappelijk Europees buitenlands beleid op het gebied van energiezekerheid, waarop het heeft aangedrongen in zijn resolutie van 26 september 2007 inzake een gemeenschappelijk Europees buitenlands beleid op energiegebied;
2. is ingenomen met de maatregelen tot diversificatie en verbetering van de veiligheid van de energievoorziening van de EU, zoals die door de Commissie werden voorgesteld in haar Tweede Strategische Energiebeleidsevaluatie; is evenwel van mening dat er behoefte bestaat aan duidelijke gedefinieerde prioriteiten en spoedige actie voor de tenuitvoerlegging daarvan, waarbij het Parlement volledig hiervan op de hoogte moet worden gesteld;
3. herhaalt dat een naar behoren werkende interne energiemarkt en de diversificatie van energiebronnen van cruciaal belang zijn om toekomstige gastoevoeronderbrekingen en –crisissen te voorkomen; onderstreept derhalve dat meer investeringen nodig zijn in hernieuwbare energiebronnen, energiebronnen met gering koolstofverbruik en energie-efficiëntie, die centraal zouden moeten staan in het Actieplan voor energie 2010-2014;
4. is verheugd over de nieuwe voorstellen voor verordeningen inzake maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening en investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur binnen de Europese Gemeenschap, die bijdragen tot verhoging van de continuïteit van de gasvoorziening in de Europese Unie door de lidstaten te verplichten tot preventieve maatregelen en verbetering van hun instrumenten voor crisisbeheer en door te zorgen voor meer transparantie en minder bureaucratische rompslomp;
5. dringt aan op grotere inspanningen om te anticiperen op potentiële problemen bij de energievoorziening om verstoringen in de toekomst te voorkomen, waartoe ondermeer de effectiviteit van het Netwerk van correspondenten inzake energiezekerheid (NESCO) moet worden opgevoerd; verzoekt de Commissie met spoed over te gaan tot een evaluatie van de bestaande mechanismen voor vroegtijdig alarm, de NESCO en andere instrumenten, die weinig effectief gebleken zijn tijdens de Russisch-Oekraiense energiecrisis van 2009;
6. dringt er bij de Europese Unie en haar lidstaten op aan installaties voor de opslag van gas te ontwikkelen dat snel inzetbaar is;
7. beschouwt de verbetering van de interconnecties binnen Europa van essentieel belang, aangezien het opvullen van de bestaande leemtes een voorwaarde is voor de efficiënte werking van de interne markt en voor energiesolidariteit; is in dit verband ingenomen met het akkoord over de financiering van infrastructuurprojecten als onderdeel van het Europese economische herstelplan (250 miljoen euro), en om Europa een nieuw Europees supernet voor elektriciteit en gas te geven maar houdt vol dat een algemene verhoging van de overheidsfinanciering op het vlak van energiezekerheid absoluut noodzakelijk is;
8. onderstreept de urgentie van de uitvoering van strategische projecten voor de diversificatie van de energieleveringen, met name in de Zuidelijke Corridor; feliciteert in dit verband dat de regeringen van Oostenrijk, Bulgarije, Hongarije, Roemenië en Turkije onafhankelijker zijn geworden van de Russische leveranties met de op 13 juli 2009 ondertekende Intergouvernementele overeenkomst inzake het juridische kader voor het Nabucco-pijpleidingproject, een belangrijke stap op weg naar de verwezenlijking van dit prioritaire EU-project, maar onderstreept tegelijkertijd het belang van een algemene regeling voor de ontwikkeling van de corridor die de EU verbindt met de nieuwe gasbronnen in het Midden-Oosten en het gebied van de Kaspische Zee, onafhankelijk van een specifieke onderneming of pijpleiding, en hoofdzakelijk gericht op het snel tot stand brengen van deze verbinding; spoort de hierbij betrokken ondernemingen en lidstaten aan om in samenwerking met de Commissie eerste overeenkomsten te sluiten met de potentiële leveranciers om de pijpleidingen 'vol' te krijgen;
9. benadrukt dat de EU een intensieve dialoog moet aangaan met haar voornaamste energieleveranciers, met het oog op een sterkere interdependentie op energiegebied en een grotere veiligheid van de energievoorziening voor de gehele EU, waarbij het accent vooral gelegd moet worden op grotere doelmatigheid, een gelijke toegang tot de markt, non-discriminatie en transparantie;
10. onderstreept dat dialogen over energie nooit mogen plaatsvinden ten koste van openhartige en op resultaten gerichte dialogen over de mensenrechten en dat de bescherming van de mensenrechten en energiezekerheid een prioriteit moeten zijn op de agenda van de volgende Top EU-Rusland en een vast bestanddeel moeten worden van de nieuwe overeenkomst EU-Rusland;
11. dringt aan op de vaststelling van een gezamenlijke benadering van de EU ten aanzien van de onderhandelingen met de externe partners over transitregels en transitbetalingen en doet een beroep op de lidstaten om elkander en de Commissie op de hoogte te stellen van strategische besluiten en overeenkomsten over projecten op het gebied van de energie-infrastructuur;
12. verzoekt de Commissie onverwijld maatregelen te nemen tegen pogingen tot vijandige overname door niet-transparante buitenlandse entiteiten op de Europese energiemarkt en de EU-mededingingsregels strikt toe te passen; maakt zich onder andere zorgen over het feit dat Surgutneftegaz onlangs een aandeel heeft verworven in de Hongaarse energiemaatschappij MOL en over het onvermogen van Surgutneftegaz om zijn eigendomsstructuur en de identiteit van de begunstigde eigenaars openbaar te maken, zoals op legitieme wijze was gevraagd door de Hongaarse regelgevende instantie voor de energiemarkt; verzoekt de Commissie onderzoeken in te stellen naar de activiteiten van niet-transparante buitenlandse entiteiten, zoals CENTREX, die onlangs een belang van 20% heeft genomen in de Oostenrijkse handels- en opslagfaciliteit Baumgarten;
13. verzoekt de EU met de landen in het gebied van de Noordzee samen te werken, gezien hun aanzienlijke potentieel aan energiebronnen, met name door de opwekking van off-shore windenergie;
14. verzoekt de Raad en de Commissie samen te werken met de EU-landen in het gebied van de Middellandse Zee en Noord-Afrika, gezien hun aanzienlijke potentiële energiereserves en hun substantiële kansen voor hun eigen ontwikkeling; moedigt in het bijzonder het gebruik van zonne- en windenergie in deze gebieden aan; is verheugd over de recente vooruitgang in het DESERTEC Industrial Initiative met het oog op de grootschalige ontwikkeling van het potentieel aan zonne-energie in het Midden-Oosten en in Noord-Afrika; beklemtoont dat de maatregelen van de EU voor het DESERTEC-project coherent moeten zijn en een actieve bijdrage moeten leveren aan de ontwikkeling van Noord-Afrika en de landen in het Midden-Oosten; verzoekt de bij dit project betrokken ondernemingen en lidstaten dan ook om - samen met de Commissie - ontwikkeling te bevorderen middels een daadwerkelijke technologie-overdracht en het opbouwen van capaciteit voor plaatselijke bedrijven en het maatschappelijk middenveld, teneinde eigendom te waarborgen en een duurzaam partnerschap op te bouwen met de mediterrane landen waar DESERTEC zal worden ontwikkeld;
15. benadrukt de strategische betekenis van het Noordpoolgebied voor de EU, zowel met betrekking tot energiebronnen, het milieu, de biodiversiteit en vervoerskwesties als door de openstelling van de Noord-Oostpassage;
16. onderstreept dat de vooruitgang bij de opbouw van een gemeenschappelijk Europees energiebeleid in grote mate afhankelijk is van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon; dringt er bij de EU en de lidstaten op aan stappen te zetten voor het waarborgen van een bindende, progressieve en alomvattende verdragsgrondslag voor een gemeenschappelijk Europees energiebeleid inzake levering en bevoorradingszekerheid; vraagt om de snelle ratificering van het Verdrag van Lissabon, dat een clausule betreffende energiesolidariteit bevat en het energiebeleid tot een gedeelde verantwoordelijkheid van de EU en de lidstaten maakt, als een stap in de goede richting;
17. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, en de regeringen en parlementen van de lidstaten.