Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B7-0629/2010Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B7-0629/2010

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over Irak: de doodstraf (in het bijzonder het geval Tariq Aziz) en het geweld tegen christenen

24.11.2010

ingediend overeenkomstig artikel 122, lid 5, van het Reglement
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
PPE (B7‑0629/2010)
S&D (B7‑0630/2010)
ALDE (B7‑0631/2010)
Verts/ALE (B7‑0632/2010)
ECR (B7‑0633/2010)
EFD (B7‑0648/2010)

José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Elmar Brok, Constance Le Grip, Mario Mauro, Esther de Lange, Cristian Dan Preda, Bernd Posselt, Laima Liucija Andrikienė, Filip Kaczmarek, Lena Kolarska-Bobińska, Eija-Riitta Korhola, Monica Luisa Macovei, Elena Băsescu, Tunne Kelam, Elisabeth Jeggle, Cristiana Muscardini, Bogusław Sonik, Thomas Mann, Sari Essayah, Csaba Sógor, Martin Kastler, Carlo Casini namens de PPE-Fractie
Véronique De Keyser, Gianni Pittella, Silvia Costa, David-Maria Sassoli namens de S&D-Fractie
Louis Michel, Frédérique Ries, Marietje Schaake, Alexandra Thein, Renate Weber, Leonidas Donskis, Ramon Tremosa i Balcells, Sarah Ludford, Edward McMillan-Scott, Antonyia Parvanova, Kristiina Ojuland, Jelko Kacin namens de ALDE-Fractie
Frieda Brepoels, Jill Evans, Barbara Lochbihler, Heidi Hautala, Jan Philipp Albrecht, Raül Romeva i Rueda namens de Verts/ALE-Fractie
Charles Tannock, Struan Stevenson, Peter van Dalen namens de ECR-Fractie
Fiorello Provera, Bastiaan Belder namens de EFD-Fractie
Cornelis de Jong


Procedure : 2010/2964(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B7-0629/2010
Ingediende teksten :
RC-B7-0629/2010
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over Irak: de doodstraf (in het bijzonder het geval Tariq Aziz) en het geweld tegen christenen

Het Europees Parlement,

–   onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over de toestand in Irak,

–   onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over de afschaffing van de doodstraf, in het bijzonder die van 26 april 2007 over het initiatief voor een universeel moratorium op de doodstraf,

–   gezien resolutie 62/149 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 18 december 2007, waarin een moratorium op de toepassing van de doodstraf wordt geëist, en resolutie 63/168 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 18 december 2008, waarin wordt aangedrongen op de tenuitvoerlegging van resolutie 62/149,

–   gezien de in de plenaire vergadering van 16 juni 2010 gehouden toespraak van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en het veiligheidsbeleid over het mensenrechtenbeleid, waarin deze verklaarde dat afschaffing van de doodstraf in de gehele wereld een prioriteit is voor de EU,

–   gezien de slotverklaring van het vierde wereldcongres tegen de doodstraf, dat heeft plaatsgevonden in Genève van 24 tot 26 februari 2010, waarin wordt opgeroepen tot de universele afschaffing van de doodstraf,

–   gezien artikel 2 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–   gezien de conclusies van de Raad van 16 november 2009 over vrijheid van godsdienst of geloof, waarin het strategische belang van deze vrijheid en van het bestrijden van religieuze onverdraagzaamheid wordt benadrukt,

–   gezien de Verklaring van de VN van 1981 inzake de uitbanning van alle vormen van intolerantie en discriminatie gebaseerd op religie of geloof,

–   gezien de verklaringen van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, Catharine Ashton, over Irak, in het bijzonder van 1 november 2010 na het geweld tegen gelovigen in de kathedraal "Our Lady of Salvation" in Bagdad,

–   gezien zijn jaarverslagen over de situatie van de mensenrechten in de wereld en zijn voorgaande resoluties over religieuze minderheden in de wereld,

–   gelet op artikel 122, lid 5, van zijn Reglement,

Ten aanzien van de doodstraf (met inbegrip van het geval Tariq Aziz)

 

A. overwegende dat het Iraakse Hooggerechtshof op 26 oktober 2010 de 74-jarige voormalig vicepremier Tariq Aziz, samen met twee andere voormalige gezagsdragers, ter dood veroordeeld heeft; overwegende dat, indien het beroep tegen de uitspraak wordt afgewezen, het doodsvonnis waarschijnlijk binnen 30 dagen zal worden voltrokken,

B.  overwegende dat Tariq Aziz tijdens een eerdere rechtszaak was veroordeeld tot 22 jaar eenzame opsluiting en dat dit arrest in feite neerkwam op levenslang, gezien de slechte gezondheidstoestand van de man, die in gevangenschap al door een aantal beroerten en longproblemen is getroffen, en ook een heelkundige ingreep voor de verwijdering van een bloedklonter in de hersenen heeft ondergaan,

C. overwegende dat de Iraakse president, Jalal Talabani, heeft verklaard het executiebevel voor Tariq Aziz niet te zullen ondertekenen; overwegende dat in de Iraakse grondwet weliswaar is bepaald dat doodsvonnissen door de president moeten worden geratificeerd, maar dat voorzien is in mechanismen om de terechtstelling op besluit van het parlement te laten voltrekken,

D. overwegende dat de terdoodveroordeling van Tariq Aziz geen positief effect zal hebben op het klimaat van geweld in Irak en dat het land grote behoefte heeft aan nationale verzoening,

E.  overwegende dat de EU zich sterk inzet voor de universele afschaffing van de doodstraf en naar een wereldwijde aanvaarding hiervan streeft,

F.  overwegende dat de doodstraf als extreme vorm van wrede, onmenselijke en onterende bestraffing is, een schending vormt van het recht op leven zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, en als een daad van foltering onaanvaardbaar is voor staten die de mensenrechten eerbiedigen,

Ten aanzien van het geweld tegen christenen

G. overwegende dat op 22 november 2010 in Mosul twee christenen zijn gedood; overwegende dat op 10 november minstens vijf mensen gedood zijn bij een serie bomaanslagen en mortieraanvallen in christelijke wijken van de Iraakse hoofdstad Bagdad; en overwegende dat dit geweld is voorafgegaan door een aanval van Islamitische militanten op een Aramese kathedraal in Bagdad op 31 oktober 2010, waarbij meer dan 50 christenen zijn vermoord,

H. overwegende dat de militante groepering "Islamic State of Iraq", waarvan wordt vermoed dat zij banden heeft met de internationale Al-Qaida-beweging, de verantwoordelijkheid voor het bloedbad heeft opgeëist en heeft gezworen nog meer aanvallen op christelijke doelwitten te zullen uitvoeren,

I.   overwegende dat, volgens artikel 10 van de Iraakse grondwet, de regering geacht wordt het gewijde karakter van heiligdommen en religieuze plaatsen te beschermen en in stand te houden; overwegende dat in artikel 43 wordt bepaald dat volgelingen van alle godsdiensten vrij zijn hun religieuze riten te beoefenen en hun religieuze instellingen te beheren,

J.   overwegende dat honderdduizenden christenen het land zijn ontvlucht uit vrees voor de talrijke aanvallen op hun gemeenschappen en kerken; overwegende dat vele van de overgebleven Iraakse Assyriërs (Chaldeërs, Arameërs en andere christelijke minderheden) nu ontheemd zijn, op de vlucht voor extremistisch geweld tegen hen,

K. overwegende dat de Assyriërs (Chaldeërs, Arameërs en andere christelijke minderheden) afstammen van een oud inheems volk dat in zijn geschiedenis voortdurend vervolgd en verdreven is, en overwegende dat hun cultuur in Irak dreigt uit te sterven,

L.  overwegende dat in Irak de schendingen van de mensenrechten, meer bepaald van etnische en religieuze minderheden, op grote schaal blijven voortduren; overwegende dat de veiligheid en de rechten van alle minderheden, met inbegrip van religieuze groeperingen, in alle samenlevingen geëerbiedigd en beschermd moeten worden,

M. overwegende dat de EU herhaaldelijk heeft verklaard aan de vrijheid van gedachte, de vrijheid van geweten en de vrijheid godsdienst gehecht te zijn en heeft benadrukt dat de regeringen overal ter wereld de plicht hebben deze vrijheden te garanderen,

Ten aanzien van de doodstraf (met inbegrip van het geval Tariq Aziz)

 

1.  wijst er nogmaals op dat het van oudsher een verklaard tegenstander is van de doodstraf, voor alle gevallen en onder alle omstandigheden, met inbegrip van oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en genocide, en benadrukt nogmaals dat afschaffing van de doodstraf bijdraagt tot versterking van de menselijke waardigheid en geleidelijke ontwikkeling van de mensenrechten;

2.  betreurt daarom ten zeerste het besluit van het Iraakse Hooggerechtshof om Tariq Aziz en twee andere voormalige gezagsdragers ter dood te veroordelen; acht het evenwel belangrijk dat al diegenen die de mensenrechten schenden, met inbegrip van (voormalige) politici, ter verantwoording worden geroepen met inachtneming van de wet en het recht op een eerlijk proces;

3.  dringt er bij de Iraakse autoriteiten op aan om op hun besluit terug te komen en het door het hooggerechtshof uitgesproken doodsvonnis niet uit te voeren; verwelkomt de verklaring van president Jalal Talabani dat hij het executiebevel niet zal ondertekenen;

4.  spoort de Iraakse regering ertoe aan het Tweede Optioneel Protocol bij het Internationaal Verdrag over burgerrechten en politieke rechten betreffende de afschaffing van de doodstraf in alle omstandigheden, te ondertekenen en te ratificeren, en roept op tot een onmiddellijk moratorium op terechtstellingen;

5.  herinnert eraan dat de volledige afschaffing van de doodstraf een van de voornaamste doelen van het mensenrechtenbeleid van de EU blijft;

Ten aanzien van het geweld tegen christenen

6.  spreekt zijn diepe bezorgdheid en afkeuring uit over de recente aanvallen tegen christelijke en andere religieuze gemeenschappen in Irak, alsook over het feit dat de godsdienst wordt misbruikt door de plegers van deze gewelddaden;

7.  verzoekt de Iraakse autoriteiten met aandrang hun inspanningen om de christenen en andere kwetsbare minderheden te beschermen op te voeren, strenger op te treden tegen interetnisch geweld en al het mogelijke te doen om de plegers van deze misdaden voor de rechter te brengen met inachtneming van de beginselen van de wet en de internationale voorschriften;

8.  bevestigt zijn volle steun aan de Iraakse bevolking en roept alle Iraakse politieke geledingen ertoe op de handen in elkaar te slaan om de dreiging van geweld en terreur te bekampen; wijst erop dat het recht van alle religieuze groeperingen op vergadering en godsdienstbeleving moet worden beschermd; betreurt dat vooral plaatsen waar burgers bijeenkomen, bijvoorbeeld gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst, opzettelijk als doelwit worden gekozen; veroordeelt ten stelligste alle gewelddaden tegen kerken en gebouwen voor de eredienst, en dringt er op aan dat de Europese Unie en de internationale gemeenschap de strijd tegen het terrorisme opvoeren;

9.  betuigt zijn solidariteit met de families van de slachtoffers en vertrouwt erop dat het Iraakse volk zich zal blijven verzetten tegen alle pogingen van extremisten om de sektarische spanningen te doen oplaaien;

10. verwelkomt de verklaring van de Iraakse minister van Buitenlandse Zaken van 2 november 2010 waarin hij de gespecialiseerde instellingen en alle veiligheidstroepen ertoe oproept zich krachtig te verzetten tegen elke poging om de Iraakse burgers tegen elkaar op te zetten op sektarische en raciale gronden, en alles in het werk te stellen om de Iraakse burgers te beschermen en de vrije godsdienstbeleving te waarborgen;

11. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de regeringen en de parlementen van de lidstaten, de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de Voorzitter van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, de regeringen van de lidstaten van de Verenigde Naties, alsook aan de regering en het parlement van Irak.