Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B7-0168/2011Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B7-0168/2011

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over de situatie en het cultureel erfgoed in Kashgar (Autonome Regio Xinjiang Oeigoer, China)

9.3.2011

ingediend overeenkomstig artikel 122, lid 5, van het Reglement
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
Verts/ALE (B7‑0168/2011)
ALDE (B7‑0181/2011)
S&D (B7‑0182/2011)
PPE (B7‑0183/2011)
ECR (B7‑0186/2011)

Tunne Kelam, László Tőkés, Mario Mauro, Cristian Dan Preda, Bernd Posselt, Bogusław Sonik, Filip Kaczmarek, Csaba Sógor, Eija-Riitta Korhola, Elena Băsescu, Sari Essayah, Monica Luisa Macovei, Kinga Gál namens de PPE-Fractie
Véronique De Keyser, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg namens de S&D-Fractie
Marietje Schaake, Niccolò Rinaldi, Marielle De Sarnez, Ramon Tremosa i Balcells, Edward McMillan-Scott, Kristiina Ojuland namens de ALDE-Fractie
Charles Tannock, Ryszard Antoni Legutko, Tomasz Piotr Poręba namens de ECR-Fractie
Frieda Brepoels, Helga Trüpel, Heidi Hautala, Barbara Lochbihler, Raül Romeva i Rueda, Judith Sargentini, Nicole Kiil-Nielsen namens de Verts/ALE-Fractie
Fiorello Provera


Procedure : 2011/2614(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B7-0168/2011
Ingediende teksten :
RC-B7-0168/2011
Debatten :
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie en het cultureel erfgoed in Kashgar (Autonome Regio Xinjiang Oeigoer, China)

Het Europees Parlement,

–   onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over China, met name over de mensen- en minderheidsrechten rechten, inzonderheid die van 26 november 2009 en 24 november 2010,

–   gelet op de 13e Top EU-China van 6 oktober 2010 in Brussel, dat het eerste Cultureel Forum van hoog niveau EU-China omvatte, ter versterking van de culturele dialoog en samenwerking tussen EU en China,

–   gezien de Verklaring van de Verenigde Naties betreffende de rechten van personen die behoren tot nationale, etnische, religieuze of taalminderheden, aangenomen bij resolutie van de Algemene Vergadering 47/135 van 18 december 1992, inhoudende dat ‘[s]taten het bestaan en de nationale of etnische, culturele, religieuze en taalkundige identiteit van minderheden op hun respectieve grondgebied dienen te beschermen’,

–   gelet op de artikelen 4, 22 en 119 van de Constitutie van de Volksrepubliek China, die voorzien in hulp van de regering bij de culturele ontwikkeling van door minderheden bewoonde regio’s respectievelijk overheidsbescherming van waardevolle cultuurhistorische monumenten en overblijfselen, en in bescherming van het culturele erfgoed van minderheidsnationaliteiten.

–   gelet op artikel 122, lid 5, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de Chinese regering in 2009 een project van 500 miljoen USD heeft afgekondigd, de zogenoemde "Kashgar Dangerous House Reform, (KDHR)" een stedelijk reconstructieproject in het kader waarvan in 2009 begonnen is met de geleidelijke afbraak van de oude zijderoute-stad Kashgar, met de bedoeling om 85 % van de traditionele oude stad te slopen om plaats te maken voor moderne appartementsgebouwen, en de overblijvende delen van de oude stad te verbouwen tot gemengde Sino-Oeigoerse toeristenattracties,

B.  overwegende dat Beijing de stad Kasjgar hardnekkig blijft uitsluiten van voordrachten voor plaatsing op de lijst van werelderfgoed door de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO), zoals de voorgenomen transnationale aanvraag voor bescherming van diverse plaatsen van cultureel belang langs de zijderoute in Centraal-Azië,

C. overwegende dat Kashgar, vanouds een centrum van handel en toerisme, een internationaal belangwekkende plaats is met een uniek architectureel erfgoed van historisch en geografisch belang ,

D. overwegende dat de stad Kashgar van hoge symbolische waarde is voor de culturele identiteit van de Oeigoer- en Hui-bevolking in de regio, evenals voor de culturele diversiteit in China,

E.  overwegende dat de officiële rechtvaardiging voor het herbouwprogramma, namelijk beveiliging tegen aardbevingen, niet de volledige afbraak van traditionele bouwwerken vereist, want er zijn andere opties zoals cultuurrespecterende renovatie,

F.  overwegende dat Beijing ook in andere delen van China bezig is met destructieve modernisering van de bebouwing, in de vorm van diverse plaatselijke "Ontwikkelingsplannen", waarbij historische bouwwerken worden afgebroken, met gedwongen verhuizing van de bewoners, zonder oog voor het kostbare historische en culturele erfgoed en zonder in de eerste plaats te denken aan conservering - in beschermde gebieden of musea- van de overblijfsels of belangrijkste bouw- of architectuurvoorbeelden die toekomstige generaties en de wereld een beeld geven van een Chinese historische en culturele ontwikkeling van duizenden jaren,

G. overwegende dat Beijing doorgaat met het voeren van een repressief etnocultureel beleid in de Autonome Regio Xinjiang Oeigoer (XUAR), dat een grimmig hoogtepunt bereikte met het gewelddadig neerslaan van de Oeigoerse protesten in Urumqi bij de onlusten van 2009,

H. overwegende dat de Oeigoer- en Hui-bevolking blootstaan aan voortdurende mensenrechtenschendingen en dat adequate politieke vertegenwoordiging en culturele zelfbestemming velen blijven ontzegd,

1.  roept de Chinese regering op onmiddellijk een eind te maken aan de culturele vernietiging die het architecturele voortbestaan van Kashgar bedreigt, en een alomvattend deskundigenonderzoek te entameren naar cultuurrespecterende renovatiemethoden,

2.  roept de Chinese regering op een eind te maken aan gedwongen verhuizing en sociale marginalisering van de Oeigoerbevolking van Kashgar, die door de afbraak van hun woongebieden teweeg worden gebracht, en de eerdere slachtoffers behoorlijk schadeloos te stellen voor de reeds geleden verliezen,

3.  verzoekt de Chinese autoriteiten alles in het werk te stellen om te komen tot een serieuze dialoog tussen Han-Chinezen en Oeigoeren, een meer integraal en omvattend economisch beleid in Sinkiang te gaan voeren, gericht op stimulering van plaatselijke betrokkenheid, en om de culturele identiteit van de Oeigoeren te beschermen;

4.  vraagt de Chinese regering met klem haar constitutionele verplichtingen trouw te blijven, door voldoende steun te geven aan de culturele tradities in Kashgar en XUAR die sterk onder de invloed staan van de Oeigoerse culturele identiteit,

5.  vraagt de Chinese autoriteiten dringend meer maatregelen te treffen tegen illegale handel- en smokkelactiviteiten die mede oorzaak zijn van het teloorgaan van het erfgoed van de Chinese beschaving ,

6.  vraagt de Chinese minister van cultuur de bestaande regel- en wetgeving inzake de bescherming van cultuurhistorische overblijfselen te herzien, om de huidige veranderingen in de levenswijze van etnische minderheidsgroepen te ondervangen die soms, zich onbewust van de schatten die zij bezitten, niet op de juiste wijze met hun cultureel erfgoed omgaan of bescherming ervan niet nodig vinden; stelt dat op nationaal niveau aan een opvoedingscampagne over deze kwestie moet worden gewerkt;

7.  vraagt de Chinese regering dringend alsnog de mogelijkheid te bezien om de stad Kashgar op te nemen in de gezamenlijke voordracht van Kazachstan, Kirgizistan, Tadzjikistan en Oezbekistan om de zijderoute door de UNESCO tot werelderfgoed te laten verklaren;

8.  vraagt de Chinese regering haar discriminerende en repressieve beleid tegen de Oeigoer- en Hui-bevolking te staken, en hun fundamentele rechten op vrije cultuuruiting te respecteren, daarbij vooral denkend aan Tursunjan Hezim, een voormalige geschiedenisleraar die na een geheim process werd veroordeeld tot zeven jaar cel, en andere activisten die de afgelopen maanden werden veroordeeld;

9.  vraagt de Europese Dienst voor Extern Optreden extra maaregelen te bedenken in het kader van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten, om de mensenrechten en culturele rechten van de etnische, religieuze en taalkundige minderheidsgroepen in China te beschermen;

10. vraagt de EU-vertegenwoordigers en de vicevoorzitter van de Commissie/ hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid de gesprekken over mensen- en minderheidsrechten met de Volksrepubliek China te intensiveren, en de mensenrechtendialoog effectiever en meer resultaatgericht te doen verlopen;

11. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties, UNESCO, het Nationale Volkscongres (en het Permanente Comité) van de Volksrepubliek China en het permanente comité van de Regionale partij van XUAR.