GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de EU en Mauritanië
10.5.2011
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
PPE (B7‑0193/2011)
S&D (B7‑0194/2011)
Verts/ALE (B7‑0195/2011)
ALDE (B7‑0196/2011)
GUE/NGL (B7‑0197/2011)
Carmen Fraga Estévez namens de PPE-Fractie
Ulrike Rodust namens de S&D-Fractie
Carl Haglund namens de ALDE-Fractie
Isabella Lövin namens de Verts/ALE-Fractie
João Ferreira namens de GUE/NGL-Fractie
Resolutie van het Europees Parlement over de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de EU en Mauritanië
Het Europees Parlement,
– gezien de artikelen 208 en 218 VWEU,
– gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 1982,
– gezien Verordening (EG) nr. 1801/2006 van de Raad van 30 november 2006 betreffende de sluiting van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Mauritanië[1],
– gezien het bezoek van de Commissie visserij aan Mauritanië in november 2010,
– gezien de mondelinge vraag aan de Commissie over de onderhandelingen over verlenging van de visserijpartnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en Mauritanië (B7‑0015/2011),
– gezien artikel 115, lid 5, van zijn Reglement,
A. overwegende dat het huidige protocol bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij met de Islamitische Republiek Mauritanië op 31 juli 2012 afloopt en overwegende dat de Commissie voornemens is onderhandelingen te openen over de verlenging van dit protocol en daarvoor van de Raad een mandaat heeft ontvangen,
B. overwegende dat de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij met Mauritanië voorzag in een financiële bijdrage van 305 miljoen euro over vier jaar, waardoor deze overeenkomst een belangrijke internationale overeenkomst voor Mauritanië is, aangezien de door de EU verrichte betalingen en de door haar betaalde licentierechten ongeveer een derde van het totale nationale inkomen,
C. overwegende dat de Mauritaanse visserijsector buitengewoon belangrijk is voor de Mauritaanse economie, omdat deze 10% van het BBP vertegenwoordigt, tussen de 35% en 50% van de export van Mauritanië voor zijn rekening neemt en zorgt voor 29% van de ontvangsten van de nationale begroting;
D. overwegende dat Mauritanië een van de armste landen in Afrika is, dat het gerangschikt is als arm land met een zware schuldenlast (HIPC), dat het financieel afhankelijk is van buitenlandse hulp en dat het wordt gekenmerkt door grote politieke instabiliteit,
E. overwegende dat samenwerking op wederzijds belang gebaseerd moet zijn en de vorm moet aannemen van al dan niet gezamenlijke initiatieven en maatregelen die elkaar aanvullen en zorgen voor samenhangende beleidsmaatregelen,
F. overwegende dat de Commissie visserij tijdens haar recente bezoek aan Mauritanië geen duidelijkheid heeft kunnen krijgen over een aantal belangrijke kwesties in verband met het visserijbeleid van het land, waaronder de toestand van de visbestanden en de omvang van de visserijactiviteiten van de Mauritaanse vloot en andere vloten,
G. overwegende dat uit hoofde van de artikelen 61 en 62 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee het beheer van de visvangst erop gericht moet zijn "de populaties van geoogste soorten in stand te houden of weer te brengen op het peil dat een gedurig maximale opbrengst oplevert, zoals nader bepaald door van belang zijnde milieutechnische en economische factoren",
H. overwegende dat de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij heeft bijgedragen tot de overbevissing van bepaalde bestanden, met name het octopusbestand, waardoor de vangstmogelijkheden voor Mauritaanse vissers zijn teruggelopen en de EU-industrie dankzij de gesubsidieerde toegangsrechten voor EU-vaartuigen concurrentievoordelen heeft verkregen;
I. overwegende dat het van essentieel belang is bij onderhandelingen over vangstmogelijkheden uit hoofde van het nieuwe protocol rekening te houden met de betrekkingen tussen Mauritanië en derde landen die in het kader van bilaterale of particuliere overeenkomsten ook binnen de exclusieve economische zone (EEZ) vissen,
J. overwegende dat in artikel 218 VWEU duidelijke voorwaarden zijn neergelegd waaronder het Parlement betrokken moet worden bij besluiten over visserijovereenkomsten en overwegende dat deze de wens van het Parlement gerechtvaardigen om een bijdrage te leveren tot het proces en om zijn prioriteiten aan te geven voor de nieuwe protocollen waarover moet worden onderhandeld;
K. overwegende dat bijlage II van de Kaderovereenkomst over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie de verstrekking aan het Parlement en de behandeling van vertrouwelijke informatie van de Commissie, zoals omschreven in punt 1.2 van bijlage II, regelt met betrekking tot de uitoefening van de prerogatieven en bevoegdheden van het Parlement; overwegende dat de twee instellingen moeten handelen met inachtneming van hun wederzijdse verplichtingen tot loyale samenwerking in een sfeer van volledig wederzijds vertrouwen en met strikte inachtneming van de desbetreffende Verdragsbepalingen,
L. overwegende dat Mauritanië, ten gevolge van de geringe ontwikkeling van de visserijsector in het land, met inbegrip van het ontbreken van belangrijke aanvoerhavens buiten Nouadhibou, niet over de toegevoegde waarde beschikt waarover het zou beschikken, indien het zijn visserijbestanden zelf zou exploiteren (met inbegrip van de verwerking en verkoop);
M. overwegende dat de volgende steunmogelijkheden voor de visserijsector in Mauritanië onbevredigend zijn benut: de modernisering en ontwikkeling van kleinschalige traditionele kustvisserijbedrijven en met de visserij verband houdende bedrijven, de ontwikkeling van haveninfrastructuur en betere voorwaarden voor het ontladen van de vangsten, de ontwikkeling van aquacultuurprojecten en de verbetering van controle en toezicht op zee,
1. is ingenomen met het voorstel van de Commissie om onderhandelingen te openen over de verlenging van het protocol tussen de EU en de Islamitische Republiek Mauritanië, en onderstreept dat het slechts zou moeten voortbestaan indien het voor beide partijen voordelen oplevert, naar behoren wordt bijgesteld en correct wordt uitgevoerd;
2. is ingenomen met het voorstel van de Commissie om in de overeenkomst een mensenrechtenclausule op te nemen;
3. stelt dat bij de onderhandelingen over de toegang van schepen onder EU-vlag tot de Mauritaanse viswateren altijd moet worden uitgegaan van het beginsel van resthoeveelheden, zoals omschreven in het VN-Verdrag inzake het recht van de zee; onderstreept met name dat er een strenge evaluatie moet plaatsvinden van alle bestanden waarvoor vangstrechten worden gevraagd of die waarschijnlijk door de EU-vloot als bijvangst zullen worden gevangen; onderstreept dat de EU alleen toegang mag worden verleend tot die hoeveelheden die de Mauritaanse vloot niet kan vangen; benadrukt dat, indien vangstreducties nodig mochten zijn, de vloten uit derde landen (EU en andere) die de meeste milieuschade veroorzaken, als eerste verkleind moeten worden;
4. dringt aan op het ontvangen van betrouwbare gegevens over visserijmogelijkheden door derde landen in de Mauritaanse wateren ten einde de overtollige bestanden te kunnen vaststellen; is van mening dat, wanneer visbestanden met andere West-Afrikaanse landen worden gedeeld, bij de onderhandelingen over de visrechten in Mauritanië naar behoren rekening moet worden gehouden met de visserij-inspanningen in de andere landen;
5. is zeer bezorgd dat bij de evaluatie achteraf is geconcludeerd dat de meeste bestanden in Mauritanië hetzij volledig worden bevist hetzij worden overbevist, en dat voor deze bestanden verlagingen van de visserij-inspanningen worden aanbevolen; is van oordeel dat het gezamenlijk wetenschappelijk comité voldoende middelen moet krijgen om zijn werk te doen; moedigt de Commissie aan om met Mauritanië de ontwikkeling van op de lange termijn gerichte beheersplannen voor de visserij te bespreken, die alle visserijrechten dienen te omvatten welke door de Mauritaanse autoriteiten zowel aan de nationale vloot als aan de vloten uit derde landen zijn toegekend, met inbegrip van de afschaffing van de overcapaciteit van vloten;
6. is van oordeel dat alle relevante wetenschappelijke gegevens, met inbegrip van rapporten van het gezamenlijk wetenschappelijk comité, gegevens over vangsten door EU-vloten en gegevens over veroordelingen of inbreuken moeten worden doorgegeven aan het Parlement en openbaar toegankelijk moeten zijn;
7. dringt er bij de Commissie op aan de Mauritaanse autoriteiten te verzoeken garanties te bieden betreffende hun interpretatie van de controlemaatregelen; herhaalt met name dat vissersschepen uit de EU zijn uitgerust met satellietvolgsystemen voor vissersvaartuigen (VMS) en dat deze het instrument moeten zijn voor het bepalen van hun positie; onderstreept dat het vertrouwen op de visuele inschatting van de afstand tot de kust moet worden afgeschaft, aangezien is gebleken dat deze methode onbetrouwbaar is en tot rechtsonzekerheid voor de vloot heeft geleid; onderstreept dat het gebruik van alternatieve systemen van tevoren in onderling overleg moet worden vastgelegd; is van oordeel dat de positiesignalen rechtstreeks in "real time" naar de Mauritaanse autoriteiten moeten worden gezonden; is voorts van mening dat het protocol moet bepalen dat een defect VMS-systeem aan boord van een vaartuig binnen twee weken moet worden gerepareerd, omdat anders de visvergunning van dat vaartuig wordt opgeschort totdat de reparatie is afgerond;
8. is bezorgd over procedures voor het aan boord gaan van EU-vaartuigen door de Mauritaanse autoriteiten, hetgeen een terugkerend probleem vormt; heeft zijn twijfels over de naleving door de Mauritaanse autoriteiten van hoofdstuk VI van Bijlage II van het protocol, met name paragraaf 3 hiervan, waarin de procedures voor het aan boord gaan van vaartuigen zijn vastgelegd;
9. verzoekt de Commissie gelijktijdig te onderhandelen over de visserijmogelijkheden voor verschillende categorieën vissersschepen en over de technische maatregelen die voor elke categorie moeten worden toegepast, ter voorkoming van onderbenutting en situaties waarin de visserij onmogelijk wordt vanwege technische maatregelen, hetgeen leidt tot een aanzienlijke inkomstenderving; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de onder de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij vallende visserijactiviteiten voldoen aan dezelfde duurzaamheidscriteria als de visserijactiviteiten in EU-wateren, met inbegrip van die inzake de selectiviteit; verzoekt de Commissie een dialoog op gang te brengen met Mauritanië met als doel dat land te helpen bij het ontwikkelen van een verantwoord visserijbeleid, dat zowel aan instandhoudingsvereisten beantwoordt als aan het streven naar bevordering van de economische ontwikkeling van de visbestanden;
10. verzoekt de Commissie te zorgen voor de naleving van de Gedragscode van de FAO voor een verantwoorde visserij, vooral ten aanzien van de aanbeveling om plaatselijke ambachtelijke vissers preferentiële toegang te geven tot de bestanden in de Mauritaanse wateren;
11. moedigt Mauritanië aan tot ratificatie van de relevante internationale visserij-instrumenten, zoals het havenstaatakkoord en de VN-overeenkomst inzake visbestanden;
12. is van oordeel dat visserijovereenkomsten tussen de EU en derde landen moeten worden voorafgegaan door een breed debat in de betrokken landen waarbij wordt gezorgd voor de participatie van overheids-, civiele en maatschappelijke organisaties en de nationale parlementen, waardoor democratie en transparantie worden bevorderd;
13. is van mening dat de vergoeding die wordt betaald voor de toegang tot de visbestanden in de Mauritaanse wateren duidelijk moet worden losgekoppeld van de financiële steun voor het Mauritaanse meerjarenprogramma voor de visserij, in die zin dat een vermindering van de visserijmogelijkheden niet mag leiden tot een verlaging van de EU-betalingen in het kader van het meerjarenprogramma;
14. is bovendien van mening dat de financiële steun voor het Mauritaanse meerjarenprogramma voor de visserij moet stroken met de Mauritaanse behoeften inzake de ontwikkeling van een duurzame visserij, met name op het gebied van visserijbeheer (onderzoek, controle, participatiemechanismen voor belanghebbenden, infrastructuur, enz.), zoals verwoord in het samenwerkings- en ontwikkelingskader tussen de EU en Mauritanië; blijft van oordeel dat de financiële steun in het kader van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij de doelstellingen van de EU op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking moet ondersteunen om uitvoering te geven aan de in artikel 208 van het VWEU verankerde wettelijke verplichting tot "beleidscoherentie voor ontwikkeling";
15. is van oordeel dat een allesomvattende en gedetailleerde evaluatie moet worden verricht van de redenen waarom de doelstellingen inzake ontwikkelingssamenwerking en de diverse steunmaatregelen voor de visserijsector in Mauritanië slechts ten dele zijn verwezenlijkt; onderstreept dat de Mauritaanse autoriteiten bij deze evaluatie moeten worden betrokken;
16. is van oordeel dat de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij doeltreffende toezichtsmechanismen moet omvatten om te waarborgen dat de financiële middelen die bestemd zijn voor ontwikkeling en met name voor verbeteringen van de infrastructuur in de visserij, naar behoren worden gebruikt;
17. is verheugd over de bereidheid van de Regionale adviesraad voor de vollezee- en verrezeevloot om reders een billijk deel van de waarde van de vangsten te laten betalen;
18. erkent de omvangrijke investeringen die zowel de EU als bepaalde lidstaten in Mauritanië hebben gedaan, maar roept zowel de Commissie als de lidstaten op meer inspanningen te verrichten ter verbetering van de coördinatie van hun financiële bijdragen om te komen tot daadwerkelijke samenwerking in het kader van de ontwikkeling van Mauritanië en om ongecoördineerde overlapping van maatregelen te voorkomen;
19. is van oordeel dat de EU, zoals voorzien in artikel 6, lid 3, van het huidige protocol, de onverwijlde bouw moet steunen van adequate faciliteiten voor het aanvoeren van vis aan de centrale en zuidelijke kust van Mauritanië, met inbegrip van, maar niet beperkt tot Nouakchott, zodat in Mauritaanse wateren gevangen vis in nationale havens kan worden aangeland veeleer dan buiten het land, zoals thans het geval is; is van oordeel dat hierdoor de plaatselijke visconsumptie zal stijgen en de plaatselijke werkgelegenheid wordt ondersteund;
20. is van mening dat deze verbeteringen, in combinatie met het verwijderen van wrakken en het moderniseren van de zeer belangrijke haven van Nouabidou, de EU-vloot in staat zouden stellen doelmatiger te opereren, de investeringsstromen zouden vergemakkelijken en de weerslag van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij op de plaatselijke economie zouden vergroten;
21. benadrukt dat het Parlement ten volle moet worden betrokken bij het onderhandelingsproces en de controle op lange termijn van de werking van het nieuwe protocol, in overeenstemming met de in het VWEU vastgelegde verplichtingen betreffende het volledig en onverwijld informeren van het Parlement; spreekt opnieuw zijn overtuiging uit dat het Parlement vertegenwoordigd zou moeten zijn tijdens de vergaderingen van de gemengde commissies waarin de visserijovereenkomsten voorzien, en dringt erop aan dat het maatschappelijk middenveld, waartoe zowel de vertegenwoordigers van de EU-visserij als die van de Mauritaanse visserij behoren, ook aan deze vergaderingen deelneemt;
22. verzoekt de Commissie de evaluatie achteraf van het huidige protocol als ongerubriceerd document aan het Parlement te verstrekken, opdat de leden van het Parlement met kennis van zaken kunnen beoordelen of de voor de overeenkomst bepaalde doelstellingen zijn gehaald en of zij bijgevolg met een verlenging van het protocol moeten instemmen;
23. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de regeringen van de lidstaten en de regering van Mauritanië.
- [1] PB L 343 van 8.12.2006, blz. 1.