GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over het vrije verkeer van werknemers binnen de Europese Unie
14.12.2011
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
PPE (B7‑0727/2011)
S&D (B7‑0728/2011)
Verts/ALE (B7‑0729/2011)
ALDE (B7‑0730/2011)
Traian Ungureanu, Csaba Őry, Elena Băsescu, Iliana Ivanova, Marian-Jean Marinescu namens de PPE-Fractie
Rovana Plumb, Stephen Hughes, Hannes Swoboda, Kinga Göncz, Vilija Blinkevičiūtė, Ioan Enciu, Iliana Malinova Iotova, Ivailo Kalfin, Cătălin Sorin Ivan, George Sabin Cutaş, Daciana Octavia Sârbu, Victor Boştinaru, Silvia-Adriana Ţicău namens de S&D-Fractie
Marian Harkin, Renate Weber, Filiz Hakaeva Hyusmenova namens de ALDE-Fractie
Marije Cornelissen namens de Verts/ALE-Fractie
Resolutie van het Europees Parlement over het vrije verkeer van werknemers binnen de Europese Unie
Het Europees Parlement,
– gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A7‑0258/2011),
– gezien de artikelen 21, 45 en 47 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en de artikelen 15, 21, 29, 34 en 45 van het Handvest van de grondrechten,
– gezien artikel 151 VWEU,
– gezien Verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap[1],
– gezien de mededeling van de Commissie van 6 december 2007, getiteld "Mobiliteit, een instrument voor meer en betere banen: het Europees actieplan voor arbeidsmobiliteit (2007‑2010)" (COM(2007)0773),
– gezien de mededeling van de Commissie van 18 november 2008 over het effect van het vrije verkeer van werknemers in de context van de uitbreiding van de EU (COM(2008)0765),
– gezien de mededeling van de Commissie van 13 juli 2010 getiteld "Het vrije verkeer van werknemers opnieuw garanderen: rechten en belangrijkste ontwikkelingen" (COM(2010)0373),
– gezien zijn resolutie van 5 april 2006 over de overgangsregeling die het vrij verkeer van werknemers op de arbeidsmarkten van de Europese Unie beperkt[2],
– gezien het verslag van de Commissie aan de Raad over het functioneren van de overgangsregelingen inzake vrij verkeer van werknemers uit Bulgarije en Roemenië (COM(2011)729 def.),
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité getiteld "De resterende obstakels voor de mobiliteit op de interne arbeidsmarkt in kaart gebracht",
– gelet op artikel 115, lid 5, van zijn Reglement,
A. overwegende dat het recht om in een andere EU-lidstaat te wonen en werken een van de fundamentele vrijheden van de EU is, waarmee gelijke behandeling en bescherming tegen discriminatie op grond van nationaliteit wordt geboden, en dat het een fundamenteel bestanddeel vormt van het Europees burgerschap zoals door de Verdragen erkend, maar dat de burgers van een tweetal lidstaten nog steeds belemmeringen ondervinden in de uitoefening van hun recht om werk te aanvaarden in een andere lidstaat;
B. overwegende dat mobiele werknemers uit Roemenië en Bulgarije volgens de mededeling van de Commissie van 11 november 2011 een positief effect hebben gehad op de economieën van de lidstaten die deze mobiele werknemers hebben opgenomen;
C. overwegende dat er geen negatieve effecten zijn gemeld in de lidstaten die de overgangsmaatregelen met betrekking tot het vrij verkeer van werknemers uit de in 2004 en 2007 toegetreden lidstaten niet hebben toegepast, maar dat een aantal lidstaten hebben besloten op hun arbeidsmarkt beperkingen te blijven toepassen ten aanzien van Roemeense en Bulgaarse staatsburgers, zulks veeleer onder politieke druk dan uit terechte vrees voor mogelijke ongunstige uitwerking op hun economie en arbeidsmarkt;
D. overwegende dat de mobiele werknemers uit Roemenië en Bulgarije die op het grondgebied van een andere lidstaat verblijven, tegen het eind van 2010 volgens recente cijfers 0,6% van de totale EU-bevolking uitmaakten;
E. overwegende dat de instroom van Roemeense en Bulgaarse werknemers in de gastlanden positief heeft uitgewerkt doordat die werknemers in beroepen en sectoren zijn gaan werken waar tekorten bestonden;
F. overwegende dat de Commissie in haar jongste mededeling stelt dat mobiele werknemers uit Roemenië en Bulgarije zich naar veel grotere waarschijnlijkheid in hun economisch productiefste levensfase zullen bevinden dan onder de autochtone beroepsbevolking het geval is, aangezien 65% van de economisch actieve migranten in de beroepsleeftijd uit de EU-2 jonger is dan 35 jaar, tegen slechts 34% van de beroepsbevolking in de EU-15;
G. overwegende dat recente cijfers van Eurostat uitwijzen dat mobiele werknemers uit Roemenië en Bulgarije geen significant effect op de lonen en werkloosheidscijfers van de gastlanden hebben;
H. overwegende dat mobiliteitsstromen voornamelijk door de vraag naar arbeid worden gestuurd en dat tijdelijke beperkingen in tijden van wanverhouding tussen vraag en aanbod op de Europese arbeidsmarkten de economische ontwikkeling van Europese bedrijven kunnen belemmeren en het recht om op het grondgebied van een andere lidstaat te werken en verblijven uithollen;
I. overwegende dat Roemeense en Bulgaarse werknemers te maken hebben met volledige of gedeeltelijke inperking van hun fundamenteel recht van vrij verkeer, dat stoelt op het in de Verdragen verankerde beginsel van gelijke behandeling, terwijl tegelijkertijd de grensoverschrijdende mobiliteit van werknemers in het kader van "dienstverlening" steeds meer de plaats inneemt van het vrij verkeer van werknemers, hetgeen tot oneerlijke concurrentie op het vlak van lonen en arbeidsvoorwaarden leidt;
J. overwegende dat het vrij verkeer van werknemers een positief sociaal-economisch voorbeeld voor de EU en de lidstaten vormt en een mijlpaal betekent voor de integratie, economische ontwikkeling, sociale cohesie en individuele verbetering in het arbeidsleven in de EU, en tevens een tegenwicht biedt voor de ongunstige effecten van de economische crisis en Europa tot een sterkere economische macht maakt die de uitdaging van de mondiale veranderingen aankan;
K. overwegende dat de recente maatschappelijke ontwikkelingen, met name als reactie op industriële veranderingen, globalisering, nieuwe arbeidspatronen, demografische veranderingen en ontwikkelingen op vervoersgebied, een grotere mate van mobiliteit van werknemers vergen;
L. overwegende dat mobiliteit binnen de EU essentieel is om alle Europese burgers dezelfde rechten en verantwoordelijkheden te garanderen;
M. overwegende dat de Commissie in haar jongste mededeling stelt dat de arbeidsmarktverstoringen waarmee een aantal lidstaten momenteel te maken hebben, toe te schrijven zijn aan een breed scala van factoren, met name de financiële en economische crisis en structurele problemen op de arbeidsmarkt, en niet zozeer aan de instroom van Roemeense en Bulgaarse werknemers;
N. overwegende dat de Roemeense en Bulgaarse werknemers in 2010 slechts 1% van alle werklozen (leeftijdsgroep 15-64) in de EU uitmaakten, vergeleken bij 4,1% voor de werknemers uit derde landen, waaruit duidelijk blijkt dat zij niet van invloed zijn op de arbeidsmarktcrisis in de afzonderlijke landen;
O. overwegende dat in de huidige economische malaise de overmakingen van mobiele werknemers naar hun thuisland netto positief kunnen uitwerken op de betalingsbalans van die landen;
P. overwegende dat bepaalde lidstaten hebben aangekondigd de beperkingen voor Bulgaarse en Roemeense werknemers tot 2014 te willen handhaven, terwijl andere hebben aangekondigd dat zij hun arbeidsmarkt voor alle EU-werknemers zullen openstellen;
1. is van oordeel dat de mobiliteit van werknemers in de EU nooit beschouwd mag worden als een bedreiging voor de nationale arbeidsmarkten;
2. verzoekt de lidstaten alle van kracht zijnde overgangsmaatregelen in te trekken, aangezien er geen reële economische argumenten zijn voor inperking van het recht van Roemenen en Bulgaren om op het grondgebied van een andere lidstaat te werken en verblijven; beschouwt dergelijke belemmeringen als contraproductief voor EU-burgers; verlangt dat de begunstigingsclausule in de hele Unie daadwerkelijk wordt toegepast;
3. verzoekt de Raad zich aan te sluiten bij het laatste verslag van de Commissie aan de Raad over het functioneren van de overgangsregelingen inzake vrij verkeer van werknemers uit Bulgarije en Roemenië (COM (2011)729 def), en de voorgestelde aanpak te volgen wanneer hij beoordeelt of tijdelijke beperkingen een nuttige en noodzakelijke maatregel zijn;
4. vraagt de Commissie om een duidelijke definitie van "ernstige of dreigende verstoringen van de arbeidsmarkt";
5. verzoekt de Commissie een aantal duidelijke criteria en een betere, op economische en sociale indicatoren gebaseerde methodologie te ontwerpen om te kunnen uitmaken of er duidelijke gronden zijn voor uitbreiding van door de lidstaten ingestelde volledige of gedeeltelijke beperkingen om een mogelijke verstoring van de arbeidsmarkt door Roemeense en Bulgaarse werknemers tegen te gaan, en deze aanpak ook te volgen wanneer een lidstaat om toestemming vraagt de vrijwaringsclausule in te roepen;
6. verzoekt de Commissie om de maatstaven aan de hand waarvan een lidstaat tijdelijke beperkingen mag blijven hanteren, op de meest transparante wijze bekend te maken, rekening houdend met de gevolgen van een dergelijk besluit voor de economie van de Europese Unie en de rechtvaardigingsgronden die het Europese Hof van Justitie nog aanvaardt in het kader van zijn strikte interpretatie van afwijkingen van de fundamentele vrijheden;
7. wijst erop dat de lidstaten die beperkingen handhaven zonder duidelijke en inzichtelijke sociaal-economische gronden aan te voeren, ontleend aan ernstige verstoring van de arbeidsmarkt, conform de desbetreffende rechtspraak van het Hof van Justitie, de Verdragen schenden; verzoekt de Commissie als hoedster van de Verdragen erop toe te zien dat het beginsel van verkeersvrijheid wordt nageleefd;
8. verzoekt de Commissie en de lidstaten de overgangsperioden van beperkingen op te heffen zodat Bulgaarse en Roemeense staatsburgers het door de Verdragen erkende recht op gelijke behandeling kunnen genieten, om aldus eerlijke concurrentie tussen bedrijven te garanderen en sociale en economische dumping te voorkomen;
9. wijst erop dat de overgangsmaatregelen een averechts effect hebben als het gaat om de bestrijding van het verschijnsel "fictieve zelfstandige", zwartwerken en illegale arbeid, aangezien mensen die geen toegang tot de legale arbeidsmarkt hebben er soms toe overgaan als fictieve zelfstandige te werken of illegale arbeid te verrichten hetgeen misbruik van hun werknemersrechten in de hand werkt;
10. verzoekt de EU-25 het nodige overleg met de werkgevers- en werknemersorganisaties te plegen alvorens te besluiten tot beëindiging of verlenging van volledige of gedeeltelijke beperkingen van het vrij verkeer van werknemers uit Roemenië en Bulgarije;
11. verzoekt de lidstaten die voornemens zijn de beperkingen op de arbeidsmarkt voor Roemeense en Bulgaarse werknemers te handhaven, op duidelijke en transparante wijze een alomvattende motivering te verstrekken, volgens de door de Commissie gekozen criteria en methodologie, en onderbouwd door overtuigende argumenten en cijfers, waaronder alle ter zake doende sociaal-economische indicatoren, op basis waarvan zij tot de slotsom zijn gekomen dat geografische mobiliteit tot ernstige verstoring van hun arbeidsmarkt leidt;
12. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.