Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B7-0003/2012Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B7-0003/2012

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over de conclusies van de Europese Raad (8-9 december 2011) over het ontwerp voor een internationale overeenkomst over een unie van begrotingsstabiliteit (2011/2546(RSP))

17.1.2012

ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 4, van het Reglement
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
PPE (B7‑0003/2012)
S&D (B7‑0004/2012)
Verts/ALE (B7‑0005/2012)
ALDE (B7‑0011/2012)

Elmar Brok namens de PPE-Fractie
Roberto Gualtieri namens de S&D-Fractie
Guy Verhofstadt namens de ALDE-Fractie
Daniel Cohn-Bendit namens de Verts/ALE-Fractie

Procedure : 2011/2546(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B7-0003/2012
Ingediende teksten :
RC-B7-0003/2012
Debatten :
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over de conclusies van de Europese Raad (8-9 december 2011) over het ontwerp voor een internationale overeenkomst over een unie van begrotingsstabiliteit (2011/2546(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien de conclusies van de bijeenkomst van de Europese Raad op 8 en 9 december 2011,

–   gezien de verklaring die de staatshoofden en regeringsleiders van de eurozone op 9 december 2011 hebben afgelegd,

–   gezien het "sixpack" en de twee Commissievoorstellen voor verdere versterking van de begrotingsdiscipline[1],

–   gezien de stand van zaken bij de onderhandelingen over het ontwerp van internationale overeenkomst over een versterkte economische unie,

–        gezien de inbreng die het Parlement via zijn vertegenwoordigers heeft gehad in de ad hoc werkgroep,

–   gezien artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,

1.  uit zijn twijfels over de noodzaak van zo'n internationale overeenkomst, waarvan de meeste hoofddoelen beter kunnen worden verwezenlijkt via EU-wetgeving, om zo een vastberaden antwoord voor de korte en de lange termijn te geven op de huidige financiële en economische crisis en de sociale crisis in vele lidstaten van de EU; blijft niettemin bereid aan een constructieve oplossing te werken;

2.  bevestigt zijn steun aan de bijdrage die aan de ad hoc werkgroep is geleverd door de leden die door de Conferentie van voorzitters waren benoemd om het Parlement te vertegenwoordigen; betreurt het dat het ontwerp van internationale overeenkomst van 10 januari 2012 tot dusverre de voorstellen van het Parlement niet weerspiegelt; wijst op de steun van talrijke lidstaten voor sommige voorstellen die het op de vergadering van 12 januari 2012 heeft gedaan; zal zich beraden over zijn standpunt, zodra het de voor 18 januari 2012 verwachte definitieve versie van het ontwerp heeft ontvangen;

3.  is er vast van overtuigd dat de Monetaire Unie alleen via de communautaire methode kan uitgroeien tot een echte economische en begrotingsunie; herinnert eraan dat de EU een politiek project is dat stoelt op gemeenschappelijke waarden, sterke gemeenschappelijke instellingen en eerbiediging van gemeenschappelijke regels;

4.  dringt er dus met name op aan dat:

–   in de nieuwe overeenkomst uitdrukkelijk wordt bepaald dat het EU-recht primeert boven de bepalingen van de overeenkomst;

–   alle maatregelen ter uitvoering van de overeenkomst worden genomen overeenkomstig de desbetreffende procedures waarin het EU-Verdrag voorziet;

–   de overeenkomst in overeenstemming is met het EU-recht, met name voor wat betreft de cijfers in het stabiliteits- en groeipact, en dat de overeenkomstsluitende partijen, als zij zich willen verbinden tot doelen die afwijken van het EU-recht, ervoor zorgen dat dit gebeurt via de toepasselijke wetgevingsprocedures van de EU en niet leidt tot dubbele normen;

–   de democratische verantwoordingsplicht gewaarborgd wordt door ervoor te zorgen dat zowel het Europees Parlement als de nationale parlementen op hun respectieve niveau sterker worden betrokken bij alle aspecten van de Europese economische coördinatie en beleidsaansturing;

–   de samenwerking tussen de nationale parlementen en het Europees Parlement plaatsvindt op een wijze die aansluit bij de EU-verdragen, overeenkomstig artikel 9 van Protocol 1 bij de Verdragen;

–   de nieuwe overeenkomst een juridisch bindende toezegging van de overeenkomstsluitende partijen bevat dat zij alle nodige maatregelen zullen nemen om ervoor te zorgen dat de inhoud van de overeenkomst binnen vijf jaar wordt opgenomen in de Verdragen;

5.  roept andermaal op tot het verwezenlijken van een Unie van zowel stabiliteit als duurzame groei; meent dat begrotingsdiscipline weliswaar de basis vormt voor duurzame groei, maar op zich niet kan zorgen voor herstel, en dat het met de overeenkomst voor iedereen duidelijk moet worden dat de Europese leiders op beide fronten even hard zullen vechten; dringt er derhalve op aan dat de overeenkomstsluitende partijen zich verplichten tot maatregelen ten behoeve van de convergentie en het concurrentievermogen, alsook tot het indienen van voorstellen voor een aflossingsfonds, projectobligaties, een heffing op financiële transacties binnen het EU-recht en, met inachtneming van begrotingsdiscipline, een routekaart voor stabiliteitsobligaties;

6.  benadrukt dat dezelfde institutionele, juridische en politieke argumenten gelden voor andere multilaterale overeenkomsten met betrekking tot de financiële crisis, bijvoorbeeld het Europees Stabiliteitsmechanisme; wenst daarom op dezelfde wijze bij de onderhandelingen daarover te worden betrokken;

7.  behoudt zich het recht voor om alle politieke en juridische instrumenten waarover het beschikt in te zetten om het EU-recht en de rol van de EU-instellingen te verdedigen, in het bijzonder als bepaalde elementen van de definitieve overeenkomst niet verenigbaar zouden zijn met het EU-recht;

8.  herinnert de Commissie eraan dat zij de plicht heeft haar institutionele rol als hoedster van de Verdragen volledig te vervullen;

9.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de staatshoofden en regeringsleiders, de voorzitter van de Raad, de voorzitter van de Eurogroep, de Commissie en de Europese Centrale Bank.