GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over de overeenkomst tussen de EU en Marokko over wederzijdse liberalisatiemaatregelen inzake landbouw- en visserijproducten
13.2.2012
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
Verts/ALE (B7‑0047/2012)
GUE/NGL (B7‑0055/2012)
José Bové, Yannick Jadot, Raül Romeva i Rueda namens de Verts/ALE-Fractie
Paul Murphy, Willy Meyer, Jacky Hénin, Patrick Le Hyaric, Younous Omarjee, Kartika Tamara Liotard, Marisa Matias, Takis Hadjigeorgiou, Søren Bo Søndergaard, Marie-Christine Vergiat, Miguel Portas, Helmut Scholz, Kyriacos Triantaphyllides, Sabine Lösing namens de GUE/NGL-Fractie
Resolutie van het Europees Parlement over de overeenkomst tussen de EU en Marokko over wederzijdse liberalisatiemaatregelen inzake landbouw- en visserijproducten
Het Europees Parlement,
– gezien het ontwerp van besluit van de Raad (15975/2010),
– gezien de ontwerpovereenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko betreffende liberaliseringsmaatregelen voor het onderlinge handelsverkeer van landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten, inzake de vervanging van de protocollen nrs. 1, 2 en 3 en de bijlagen daarbij, en houdende wijziging van de Euromediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds (15974/2010),
– gezien de VN-resoluties 1754, 1783, 1813 en 1920 en alle vorige VN-resoluties waarin naar het conflict in de Westelijke Sahara wordt verwezen als zijnde een dekolonisatiekwestie, waarvan de oplossing moet stoelen op het zelfbeschikkingsrecht van de Sahrawi's,
– gezien artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat het Barcelona-proces, dat in 1995 van start ging, de aanzet heeft gegeven tot associatieovereenkomsten tussen de Europese Unie en een twaalftal landen van het zuidelijke Middellandse-Zeegebied,
B. overwegende dat het Barcelona-proces gericht heette te zijn op versterking van dialoog en samenwerking en totstandbrenging van een gebied van vrede, veiligheid en stabiliteit;
C. overwegende dat de in 2005 opgestelde Routekaart van Rabat zich veeleer richtte op stimulering van vrijhandelsovereenkomsten en verdere liberalisering dan op evenwichtige ontwikkeling van de regio, in het belang van de werkende bevolking, de kleine landbouwers en de armen;
D. overwegende dat de Westelijke Sahara niet bij Marokko hoort, en expliciet noch impliciet deel mag uitmaken van overeenkomsten die de EU met het Koninkrijk Marokko sluit; dat het Europees Hof van Justitie heeft bevestigd dat de Unie bij al haar handelingen is gebonden aan het internationaal recht, en dat de opname van de Westelijke Sahara in het toepassingsgebied van de overeenkomst een inbreuk op het internationaal recht zou betekenen;
E. overwegende dat de vrijhandelsovereenkomst tussen de Verenigde Staten en Marokko geen betrekking heeft op de Westelijke Sahara, zoals de Amerikaanse handelsgezant Robert Zoellick bevestigde in zijn schrijven van 20 juli 2004 aan het Huis van Afgevaardigden;
F. overwegende dat de recente ontwikkelingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten het fundamenteel tekortschieten van het beleid van de EU jegens de landen van het zuidelijke Middellandse-Zeegebied hebben aangetoond;
G. overwegende dat bevordering van vrede, sociale zekerheid en sociale stabiliteit via regionale integratie en duurzame ontwikkeling en diversificatie van de economieën in de landen van het zuidelijke Middellandse-Zeegebied, de belangrijkste punten zijn die de EU in haar handelspolitiek jegens het zuidelijke Middellandse-Zeegebied als leidraad moet nemen, om verbetering te brengen in de levensstandaard van de bevolking;
H. overwegende dat de Arabische Lente heeft aangetoond dat democratische tekortkomingen het eerst moeten worden aangepakt, op ieder gemeenschappelijk beleidsterrein van de EU en de landen van het zuidelijke Middellandse-Zeegebied;
I. overwegende dat voedselsoevereiniteit en -zekerheid, behoud van ecosystemen en versterking van de economische en sociale structuur in de primaire sector, in zowel EU-landen als derde landen, vergen dat de internationale handel meer loskomt van de concurrentiegedachte, die de economische machtspositie van de multinationals in de hand werkt en alle rijkdom bij hen laat samenvloeien;
J. overwegende dat in de handelsbetrekkingen met Marokko rekening moet worden gehouden met wat er nodig is voor de economische en plattelandsontwikkeling van het land, in het bijzonder de behoeften van kleine en middelgrote producenten in zowel Marokko als de EU, en dat het Europees Parlement daarom de belangrijke rol erkent van het boerenfamiliebedrijf en de kleinschalige visserij, de noodzaak van stimulering van duurzame landbouw- en visserijactiviteiten, waarbij natuurlijke rijkdommen, het plattelandsmilieu, het mariene milieu en de visbestanden moeten worden beschermd, met name door middel van een deugdelijk waterbeheer en door vermijding van uitgestrekte monocultuuraanplant;
K. overwegende dat het verschijnsel landroof door buitenlandse investeerders de afgelopen jaren sterk is toegenomen, met alle negatieve gevolgen van dien voor de plaatselijke gemeenschappen;
L. overwegende dat de duurzame arbeidsmogelijkheden moeten worden uitgebreid in de landbouw- visserij- en aanverwante sectoren in Marokko, waarbij de belangrijke rol van het kleine boerenfamiliebedrijf moet worden onderstreept, de arbeidsrechten moeten worden gerespecteerd, en de voedselverwerkingsindustrie moet worden gestimuleerd, zodat er arbeidsmogelijkheden ontstaan die op den duur gekwalificeerde, veilige, goed betaalde en georganiseerde banen moeten opleveren;
M. overwegende dat bijzondere aandacht moet worden geschonken aan het genderaspect, zodat er meer fatsoenlijke banen voor vrouwen komen en oplossingen voor het combineren van werk en gezin voor zowel mannen als vrouwen worden bevorderd;
N. overwegende dat de groente- en fruitsector zeer belangrijk is in veel plattelandsgebieden van de zuidelijke landen binnen de Europese Unie, met name in Spanje, Portugal, Griekenland en Frankrijk, waar de economische en sociale crisis alarmerende dimensies heeft aangenomen;
O. overwegende dat een in opdracht van DG Handel door de Universiteit van Manchester uitgevoerde duurzaamheidseffectbeoordeling met betrekking tot een volwaardige vrijhandelszone in het Middellandse-Zeegebied vooral voor de eerste tien jaar van bestaan eerder een toename van sociale problemen en onduurzame belasting van het milieu voorspelt;
P. overwegende dat een verlenging van het protocol bij de visserijovereenkomst tussen de EU en Marokko op 14 december 2011 door het Europees Parlement van de hand werd gewezen;
1. is gekant tegen de overeenkomst tussen Marokko en de EU betreffende wederzijdse liberaliseringsmaatregelen voor de handel in landbouw- en visserijproducten alsook tegen alle voorbereidselen tot sluiting van vrijhandelsovereenkomsten met de landen in het Middellandse-Zeegebied; is van mening dat de sluiting van vrijhandelsovereenkomsten nadelig zal uitwerken voor de kleine boeren, de werkende bevolking en de jeugd, en ook voor het milieu, in zowel in het zuidelijke Middellandse-Zeegebied als in EU;
2. verzoekt de Commissie dringend nieuwe onderhandelingen te beginnen met een duidelijk mandaat, teneinde te kunnen voorzien in de behoefte aan duurzame economische en sociale ontwikkeling, en aan voedselsoevereiniteit en -zekerheid in zowel Marokko als de EU-landen, tot wederzijds gewin en met vermijding van concurrentie tussen producenten aan weerszijden van de Middellandse Zee;
3. verlangt dat bij het nemen van economische en handelspolitieke beslissingen de inspanningen gericht blijven op versterking van de Noord-Zuid en de Zuid-Zuid ontwikkelingssamenwerking, alsook op de verbetering van meerwaardeketens binnen de verschillende landen zodat zich fatsoenlijke productie- en consumptiepatronen kunnen ontwikkelen;
4. beschouwt onderhandelingen op voet van gelijkheid en met inschakeling van alle belangrijke partijen, de vakbonden en de belangenorganisaties voor het kleine en middelgrote boerenbedrijf en de kleinschalige visserij, als sleutelvoorwaarden voor succesvolle handelsbetrekkingen, in het belang van de werkende bevolking, kleine boeren, vissers en de jongeren; houdt daarom staande dat bescherming van natuurlijke rijkdommen, passende betaling van producenten, eerlijke lonen en duurzame banen, die stabiliteit op de lokale markten brengen en het milieu ontzien, de belangrijkste elementen zijn waaraan de uitkomst van alle handelsbesprekingen moet worden getoetst;
5. is bezorgd over het feit dat volgens de laatste UNICEF-rapporten 1,5 miljoen kinderen in de schoolgaande leeftijd in Marokko nog altijd het recht op onderwijs wordt ontzegd, dat er vooral op plattelandsgebieden nog steeds sprake is van kinderarbeid, en dat de toenemende exportgerichte productie een belemmering kan vormen voor iedere poging om deze onrechtmatige praktijken te stoppen;
6. onderstreept dat er nadere, zorgvuldig uit te voeren onafhankelijke duurzaamheidseffectbeoordelingen nodig zijn, met inschakeling van alle belangrijke partijen, vakbonden en belangenorganisaties voor het kleine en middelgrote boerenbedrijf en voor de kleinschalige visserij, ter vermijding van eventuele nadelige gevolgen voor de mensen in het zuidelijke Middellandse-Zeegebied en de mensen in de meest kwetsbare economieën in de EU;
7. is ervan overtuigd dat de Westelijke Sahara, overeenkomstig het internationaal recht, uitdrukkelijk buiten het toepassingsgebied moet worden gerekend van iedere overeenkomst die de EU met het Koninkrijk Marokko sluit, en dat de deur moet worden opengezet voor afzonderlijke overeenkomsten met het volk van de Westelijke Sahara, via hun legitieme vertegenwoordigers, indien zij dat wensen;
8. herhaalt dat de soevereiniteit van Marokko over de Westelijke Sahara in het internationaal recht nooit is erkend, zoals blijkt uit het advies van het Internationaal Gerechtshof in Den Haag van oktober 1975; stelt vast dat Marokko het gebied van de Westelijke Sahara illegaal bezet en daarom geen soevereine zeggenschap heeft over de natuurlijke rijkdommen van dat gebied; vraagt de EU van het Koninkrijk Marokko te verlangen het internationale recht te eerbiedigen waar het gaat om de winning van natuurlijke rijkdommen in de Westelijke Sahara;
9. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de lidstaten, de VN-commissie van 24 (speciale commissie voor dekolonisatie), de regering van Marokko en de regering van de Democratische Arabische Republiek Sahrawi (DARS).