Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B7-0075/2012/REV1Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B7-0075/2012/REV1

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over de doodstraf in Belarus, met name de zaken Dzmitry Kanavalau en Uladzislau Kavalyou (2012/2539(RSP))

15.2.2012

ingediend overeenkomstig artikel 122, lid 5, van het Reglement
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
PPE (B7‑0075/2012)
ECR (B7‑0076/2012)
S&D (B7‑0078/2012)
Verts/ALE (B7‑0080/2012)
GUE/NGL (B7‑0081/2012)
ALDE (B7‑0083/2012)

José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Jacek Protasiewicz, Elmar Brok, Vytautas Landsbergis, Mario Mauro, Eduard Kukan, Inese Vaidere, Filip Kaczmarek, Laima Liucija Andrikienė, Jacek Saryusz-Wolski, Andrzej Grzyb, Cristian Dan Preda, Bernd Posselt, Monica Luisa Macovei, Csaba Sógor, Roberta Angelilli, Tunne Kelam, Elena Băsescu, Eija-Riitta Korhola, Sari Essayah, Zuzana Roithová, Sergio Paolo Francesco Silvestris, Giovanni La Via, Lena Kolarska-Bobińska, Bogusław Sonik, Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė, Tadeusz Zwiefka namens de PPE-Fractie
Véronique De Keyser, Libor Rouček, Justas Vincas Paleckis, Kristian Vigenin, Marek Siwiec, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Liisa Jaakonsaari, Rovana Plumb namens de S&D-Fractie
Ivars Godmanis, Leonidas Donskis, Sonia Alfano, Gerben-Jan Gerbrandy, Kristiina Ojuland, Robert Rochefort, Ramon Tremosa i Balcells, Edward McMillan-Scott, Marielle De Sarnez, Graham Watson, Anneli Jäätteenmäki, Marietje Schaake, Izaskun Bilbao Barandica, Louis Michel, Jelko Kacin, Antonyia Parvanova namens de ALDE-Fractie
Elisabeth Schroedter, Werner Schulz, Barbara Lochbihler, Raül Romeva i Rueda namens de Verts/ALE-Fractie
Charles Tannock, Marek Henryk Migalski namens de ECR-Fractie
Helmut Scholz namens de GUE/NGL-Fractie

Procedure : 2012/2539(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B7-0075/2012
Ingediende teksten :
RC-B7-0075/2012
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over de doodstraf in Belarus, met name de zaken Dzmitry Kanavalau en Uladzislau Kavalyou (2012/2539(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien de resolutie van het Europees Parlement van 17 december 2009 over Belarus en zijn andere resoluties over dat onderwerp, met name die van 13 september 2011, 12 mei 2011, 10 maart 2011 en 20 januari 2011,

–   gezien de resolutie van het Europees Parlement van 7 oktober 2010 over de Werelddag tegen de doodstraf en zijn eerdere resoluties over de afschaffing van de doodstraf, met name die van 26 april 2007 over het initiatief voor een wereldwijd moratorium op de doodstraf,

–   gezien resolutie 65/206 van de Algemene Vergadering van de VN van 21 december 2010 waarin wordt opgeroepen tot een moratorium op de doodstraf en zijn eerdere resoluties uit 2007 en 2008 over de doodstraf,

–   gezien de resolutie van de Parlementaire Vergadering van 6-10juli 2010 van de OVSE over de doodstraf,

–   gezien resolutie 1857 (2012) van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa over de situatie in Belarus van 25 januari 2012,

–   gezien de verklaring van 1 december 2011 van de hoge vertegenwoordiger van de EU, Catherine Ashton, over de doodstraffen in Belarus,

–   gezien de verklaring van de voorzitter van het Europees Parlement, Martin Schulz, waarin hij het doodvonnis van Dzmitry Kanavalau and Uladzislau Kavalyou veroordeelt,

–   gezien het besluit van de Raad Buitenlandse Zaken van de EU van 23 januari 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus,

–   gezien artikel 2 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–   gezien de verklaring van de Top Oostelijk Partnerschap die op 7-9 mei 2009 in Praag werd aangenomen en de verklaring over de toestand in Belarus die werd aangenomen ter gelegenheid van de Top Oostelijk Partnerschap in Warschau van 30 september 2011,

–   gezien artikel 122 van zijn Reglement,

A. overwegende dat Belarus het enige land in Europa blijft dat de doodstraf kent en nog steeds terechtstellingen uitvoert;

B.  overwegende dat in juli 2011 Aleh Hryshkautsou en Andrei Burdyka terecht werden gesteld terwijl hun zaken nog voor het mensenrechtencomité van de VN aanhangig waren en dat volgens mensenrechtenactivisten sinds 1991 ongeveer 400 mensen in Belarus terecht zijn gesteld;

C. overwegende dat de meest recente doodvonnissen op 30 november 2011 door het Hooggerechtshof van de Republiek Belarus werden uitgesproken tegen Dzmitry Kanavalau en Uladzislau Kavalyou omdat zij zich, naar beweerd werd, in 2005 schuldig hadden gemaakt aan terroristische aanslagen in Vitebsk, in 2008 in Minsk en in april 2011 in de metro van Minsk;

D. overwegende dat er volgens geloofwaardige berichten (FIDH, Human Rights Watch) argumenten voor zijn dat de aanklagers en het Hooggerechtshof van Belarus een oneerlijk proces hebben gevoerd en dat het onderzoek ontsierd werd door ernstige schendingen van de mensenrechten en het opzettelijk negeren van belangrijke bewijsstukken die op de onschuld van de twee mannen wezen, en overwegende dat er volgens waarnemers van het proces gedurende het voorlopige onderzoek en het gerechtelijk onderzoek van het de zaak sprake was van ernstige overtredingen van de procedure;

E.  overwegende dat Dzmitry Kanavalau en Uladzislau Kavalyou geen toegang tot advocaten kregen en dat geloofwaardige berichten erop wijzen dat gedurende de ondervragingen gemarteld werd om bekentenissen te verkrijgen, dat er geen forensisch bewijs is die een van de twee mannen met de explosie in verband zou kunnen brengen en dat er geen sporen van explosieve stoffen op de kleren of de lichamen van de mannen zijn aangetroffen;

F.  overwegende dat alle belangrijke bewijsstukken waarnaar de aanklager gedurende het proces heeft verwezen onmiddellijk na de verkondiging van het besluit van het Hooggerechtshof zijn vernietigd;

G. overwegende dat overeenkomstig artikel 14, deel 1, van het door de Republiek Belarus geratificeerde Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten "eenieder er recht op heeft om door een ter zake bevoegde, onafhankelijke en onpartijdige rechtbank op een eerlijke wijze en in het openbaar te worden gehoord";

H. overwegende dat de ouders van de heer Kanavalau werden geïntimideerd en door functionarissen van de geheime dienst werden gecontroleerd en dat mannen in onopvallende kleding permanent bij hun huis aanwezig waren, waardoor het voor de familie al maandenlang niet mogelijk was om met de buitenwereld communiceren;

I.   overwegende dat de doodstraf in Belarus nog steeds een "staatsgeheim" blijft en dat volgens het Belarussische wetboek van strafrecht de data van de terechtstellingen niet bekend worden gemaakt aan gedetineerden die op voltrekking van de doodstraf wachten, de families van de veroordeelden en het publiek; overwegende dat de doodstraf achter gesloten deuren door de kogel wordt voltrokken, dat het lichaam van de terechtgestelde niet voor een begrafenis aan familieleden wordt vrijgegeven en de plaats van een graf niet medegedeeld wordt;

J.   overwegende dat de terechtstelling van de heer Kanavalau en de heer Kavalyou thans op handen is;

K. overwegende dat de uitspraak van het Hooggerechtshof in deze zaak definitief is en dat geen beroep mogelijk is; overwegende dat op grond van de Belarussische wet een gratieverzoek door de president van het land in overweging kan worden genomen; overwegende dat Uladzislau Kavalyou bij Alyaksandr Lukashenka een gratieverzoek heeft ingediend waarin hij alle beschuldigingen ontkent en vraagt hem van alle verantwoordelijkheid voor de misdaden te ontslaan, maar tot dusver geen antwoord heeft ontvangen;

L.  overwegende dat de Belarussische autoriteiten de verklaring van Praag van de Top van het Oostelijk Partnerschap hebben ondertekend waarin zij hun gehechtheid aan de beginselen van het internationale recht en aan fundamentele waarden, zoals democratie, de rechtstaat en eerbiediging van mensenrechten en fundamentele vrijheden, tot uiting hebben gebracht;

1.  brengt in herinnering dat de Europese Unie en andere internationale instellingen bij de Belarussische autoriteiten herhaaldelijk op afschaffing van de doodstraffen hebben aangedrongen;

2.  onderstreept dat deze onomkeerbare, wrede, inhumane en onterende straf, die het recht op leven schendt, onaanvaardbaar is; betreurt het feit dat de Belarussische autoriteiten nog steeds geen duidelijke stappen hebben gezet naar de afschaffing van de doodstraf of de onmiddellijke invoering van een moratorium op deze straf;

3.  veroordeelt de terdoodveroordeling van de heer Kavalyou en de heer Kanavalau en dringt er bij Alyaksandr Lukashenka op aan beide mannen gratie te verlenen en een moratorium af te kondigen op alle doodvonnissen en terechtstellingen, teneinde de doodstraf uit het strafrechtelijke systeem te lichten door ratificatie van het tweede facultatieve protocol bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en in overeenstemming met de internationale normen;

4.  verzoekt de Belarussische autoriteiten om uitvoering van een volledig, eerlijk en onpartijdig onderzoek van de beschuldigingen in dit verband en vraagt hen te waarborgen dat daadwerkelijk recht wordt gedaan aan de slachtoffers van de afschuwelijke terroristische daden in kwestie;

5.  dringt er bij de Raad en de Commissie op aan alle beschikbare instrumenten op het vlak van diplomatie en samenwerkingsbijstand aan te wenden teneinde zich in te zetten voor afschaffing van de doodstraf in Belarus;

6.  doet een beroep op de landen van het Oostelijk Partnerschap en Rusland er bij Belarus op aan te dringen het moratorium op de doodstraf in te voeren;

7.  spoort de maatschappelijke middengroepen van Belarus en niet-gouvernementele organisaties met nadruk aan om samen te werken ten behoeve van de afschaffing van de doodstraf;

8.  vraagt de Belarussische autoriteiten om hervatting van de werkzaamheden van de parlementaire werkgroep inzake de doodstraf die in 2010 van start zijn gegaan, de eigen wetgeving aan te passen aan de verplichtingen van het land op grond van internationale mensenrechtenverdragen en ervoor te zorgen dat de internationaal erkende normen voor een eerlijke procesvoering nauwgezet worden geëerbiedigd;

9.  moedigt de Belarussische autoriteiten aan de rol van het justitiële apparaat in Belarus en zijn activiteiten te bevorderen zonder ingrijpen of druk van de uitvoerende macht, de aanbevelingen van de speciale VN-rapporteur over de onafhankelijkheid van rechters en advocaten uit te voeren, te zorgen voor een passende publiciteit voor het justitiële proces en zich te conformeren aan de OVSE-verplichtingen inzake menselijke dimensies, met name op rechtsstatelijk gebied;

10. veroordeelt de voortdurende vervolging om politieke redenen in Belarus van verdedigers van de mensenrechten en leden van de democratische oppositie, alsmede de pesterijen tegen activisten van het maatschappelijk midden en de onafhankelijke media; vraagt om de onmiddellijke vrijlating van allen die om politieke redenen veroordeeld zijn en gedetineerd zijn of andere vormen van straf ondergaan, onder wie Ales Bialiatski, voorzitter van het mensenrechtencentrum "Viasna" en ondervoorzitter van FIDH;

11. eist de onmiddellijke vrijlating van alle politieke gevangenen; is verheugd over het besluit van de Raad buitenlandse zaken van de EU van 23 januari 2011 ter verbreding van sanctiecriteria voor maatregelen die de weg vrijmaken voor de toekomstige benoeming van personen die verantwoordelijk zijn voor ernstige schendingen van de mensenrechten dan wel de repressie van de maatschappij en de democratische oppositie in Belarus, en herhaalt dat er geen sprake kan zijn van vooruitgang in de dialoog tussen Belarus en de EU zolang dit land geen vooruitgang heeft geboekt op de punten democratie, mensenrechten en de rechtsstaat en totdat alle politieke gevangenen, onder wie de twee voormalige kandidaten voor het presidentschap, Mikalai Statkevich en Andrei Sannikau, hoofden van de presidentsverkiezingscampagnes van de oppositiekandidaten Pavel Seviarynets en Dzmitry Bandarenka, en Syarhey Kavalenka, een politiek gevangene die van niet-naleving van zijn huisarrest wordt beschuldigd, een langdurige hongerstaking heeft gehouden die tot een kritieke verslechtering van zijn gezondheid heeft geleid en zijn leven rechtstreeks bedreigt, onvoorwaardelijk worden vrijgelaten en volledig in hun burgerrechten worden hersteld;

12. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en het parlement van de Republiek Belarus, de Raad van Europa en de Organisatie voor veiligheid en samenwerking in Europa.