GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over mensenrechtenschendingen in Bahrein
14.3.2012
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
Verts/ALE (B7‑0171/2012)
S&D (B7‑0172/2012)
PPE (B7‑173/2012)
ECR (B7‑0174/2012)
ALDE (B7‑0176/2012)
José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Elmar Brok, Mario Mauro, Cristian Dan Preda, Roberta Angelilli, Bernd Posselt, Filip Kaczmarek, Tunne Kelam, Monica Luisa Macovei, Elena Băsescu, Eija-Riitta Korhola, Sari Essayah, Zuzana Roithová, Sergio Paolo Francesco Silvestris, Giovanni La Via, Franck Proust, Bogusław Sonik, Tadeusz Zwiefka, Alf Svensson namens de PPE-Fractie
Véronique De Keyser, Ana Gomes, Richard Howitt, Pino Arlacchi namens de S&D-Fractie
Marietje Schaake, Ramon Tremosa i Balcells, Annemie Neyts-Uyttebroeck, Graham Watson, Alexander Graf Lambsdorff, Robert Rochefort, Alexandra Thein, Kristiina Ojuland, Nadja Hirsch, Marielle de Sarnez, Edward McMillan-Scott, Sarah Ludford, Leonidas Donskis, Johannes Cornelis van Baalen, Sonia Alfano, Izaskun Bilbao Barandica, Marian Harkin namens de ALDE-Fractie
Barbara Lochbihler, Frieda Brepoels, Rui Tavares, Raül Romeva i Rueda, Carl Schlyter namens de Verts/ALE-Fractie
Charles Tannock, Ashley Fox, Ryszard Antoni Legutko, Tomasz Piotr Poręba, Ryszard Czarnecki, Michał Tomasz Kamiński, Paweł Robert Kowal, Marek Henryk Migalski namens de ECR-Fractie
Resolutie van het Europees Parlement over mensenrechtenschendingen in Bahrein
Het Europees Parlement,
– gezien zijn vorige resoluties van 7 juli 2011[1] over de situatie in Syrië, Jemen en Bahrein in het kader van de situatie in de Arabische wereld en Noord-Afrika, en van 27 oktober 2011 over Bahrein[2],
– gezien zijn resolutie van 24 maart 2011[3] over de betrekkingen van de Europese Unie met de Samenwerkingsraad van de Golf,
– gezien de verklaringen van de Voorzitter van 12 april 2011 over de dood van twee Bahreinse burgeractivisten en van 28 april 2011 ter veroordeling van de doodstraf die was uitgesproken tegen vier Bahreini voor de deelname aan vreedzame prodemocratische protesten,
– gezien de hoorzitting binnen de Subcommissie mensenrechten van het Europees Parlement van 3 oktober 2011 over Bahrein,
– gezien de verklaringen in 2011 van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger (VV/HV) over Bahrein, en met name die van 24 november 2011 over de publicatie van het verslag van de Bahreinse onafhankelijke onderzoekscommissie; gezien de verklaring van de woordvoerder van hoge vertegenwoordiger Catherine Ashton van 13 februari 2012 over de herdenking van de ongeregeldheden in Bahrein, en de verklaringen binnen het Europees Parlement van 12 oktober 2011 van de VV/HV over de situatie in Egypte, Syrië, Jemen en Bahrein,
– gezien de conclusies van de Raad over Bahrein van 21 maart, 12 april en 23 mei 2011,
– gezien de verklaringen van 23 juni en 30 september 2011 van de secretaris-generaal van de VN over de lange gevangenisstraffen die waren opgelegd aan 21 Bahreinse politieke activisten, mensenrechtenactivisten en oppositieleiders, waaronder in sommige gevallen levenslang, en de verklaring van 15 februari 2012 van de woordvoerder van de secretaris-generaal over Bahrein,
– gezien de verklaring van de 66e Algemene Vergadering van de VN van 29 september 2011 over Bahrein,
– gezien de persverklaring van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk Bahrein van 5 oktober 2011 en de verklaring van het Bahreinse Ministerie van Volksgezondheid over de veroordeling van artsen, verpleegsters en medisch personeel van 30 september 2011,
– gezien de verklaring van de Bahreinse openbare aanklager van 23 oktober 2011 over het houden van nieuwe processen voor doktoren die eerder waren vervolgd in militaire processen,
– gezien het verslag van 23 november 2011 van de Bahreinse onafhankelijke onderzoekscommissie,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966, het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing en het Arabisch Handvest voor de rechten van de mens, die allemaal door Bahrein zijn ondertekend,
– gezien artikel 19, onder d), van de Bahreinse grondwet,
– gezien de EU-richtsnoeren inzake mensenrechtenactivisten van 2004, die in 2008 zijn geactualiseerd,
– gezien het rapport van Human Rights Watch van 28 februari 2012,
– gezien de Conventie van Genève van 1949,
– gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948,
– gezien artikel 122, lid 5, van zijn Reglement,
A. overwegende dat het op 14 februari 2012 precies een jaar geleden was dat er een vreedzame volksdemonstratie voor de eerbiediging van de fundamentele mensenrechten en democratische hervormingen had plaatsgevonden; overwegende dat de overheidsdiensten toen mensen hadden gearresteerd en vreedzame demonstranten hadden belet zich te verzamelen; overwegende dat de ordehandhavers zich toen met geweld op de demonstranten hadden gestort; overwegende dat in woongebieden traangas, hagel en verdovingsgranaten waren gebruikt, en dat de politie naar verluidt verschillende woningen was binnengedrongen;
B. overwegende dat protesten nog altijd met geweld worden onderdrukt; overwegende dat de mensenrechtenactivisten, advocaten, onderwijzers, gezondheidswerkers en bloggers die deelnamen aan de vreedzame prodemocratische protesten nog altijd worden vervolgd, gearresteerd en gemarteld; overwegende dat volgens mensenrechtenorganisaties de afgelopen twee maanden meer dan honderd burgers willekeurig zijn opgepakt;
C. overwegende dat de op toerisme en het bankwezen gebaseerde economie, die reeds verzwakt is door de wereldwijde financiële crisis, slechts moeizaam weer tot leven komt;
D. overwegende dat op 29 januari 2012 circa 250 politieke gevangenen een wijdverbreide nationale hongerstaking hebben ingeluid, omdat 14 vooraanstaande politieke en mensenrechtenactivisten sinds maart 2011 willekeurig worden vastgehouden;
E. overwegende dat de Bahreinse autoriteiten internationale mensenrechtenorganisaties en journalisten de toegang tot het land hebben ontzegd en hun bezoeken aan banden hebben gelegd, wat hen ernstig belet hun werkzaamheden uit te voeren;
F. overwegende dat uit het verslag van de Bahreinse onafhankelijke onderzoekscommissie – waartoe de koning afgelopen juni opdracht had gegeven en dat in november 2011 werd gepubliceerd – is gebleken dat er tijdens de ongeregeldheden vorig jaar 35 mensen zijn omgekomen, met inbegrip van vijf beveiligingsmedewerkers en vijf arrestanten die tijdens hun voorarrest werden doodgemarteld; overwegende dat in het verslag van de Bahreinse onafhankelijke onderzoekscommissie werd geconcludeerd dat er buitensporig geweld was gebruikt tegen vreedzame demonstranten, politieke en mensenrechtenactivisten en journalisten, dat er op grote schaal werd gemarteld en dat velen waren vervolgd of veroordeeld omdat zij gebruikmaakten van hun recht op vrije meningsuiting en vergadering; overwegende dat de Bahreinse onafhankelijke onderzoekscommissie in haar verslag vermeldt dat de gerechtelijke onderzoeken niet volgens de internationale normen inzake een eerlijke procesgang zijn verlopen, noch volgens het Bahreinse strafwetboek;
G. overwegende dat de koning van Bahrein de bevindingen van het verslag heeft aanvaard en een 19-koppige nationale commissie heeft ingesteld om het uitvoeringsproces te leiden; overwegende dat de nationale commissie haar conclusies ten aanzien van de politie, de rechterlijke macht, onderwijs en media op 20 maart 2012 bekend zou moeten maken; overwegende dat koning Hamad Ben Issa Al Khalifa van Bahrein publiekelijk heeft toegezegd hervormingen te zullen doorvoeren met het oog op een nationale verzoening;
H. overwegende dat Bahrein aan de hand van de aanbevelingen van de Bahreinse onafhankelijke onderzoekscommissie een bijzondere onderzoekseenheid heeft ingesteld binnen het openbaar ministerie, met als doel de aansprakelijkheid vast te stellen van degenen die tijdens het afgelopen jaar onwettige of nalatige handelingen zijn begaan met de dood, foltering of mishandeling van burgers tot gevolg;
I. overwegende dat de aanbevelingen van de Bahreinse onafhankelijke onderzoekscommissie maar traag worden uitgevoerd; overwegende dat er een proces in gang is gezet voor een nationale verzoeningsdialoog;
J. overwegende dat oneerlijke processen voor militaire en burgerrechtbanken volgens verschillende ngo-verslagen een centraal onderdeel zijn van de onderdrukking van de prodemocratische protestbeweging in Bahrein; overwegende dat een van de aanbevelingen van de Bahreinse onafhankelijke onderzoekscommissie luidt dat alle burgers die voor een militaire rechtbank zijn berecht, hun zaak door een gewone rechtbank moeten laten herzien, maar dit is nog niet in alle gevallen opgevolgd;
K. overwegende dat de Bahreinse autoriteiten herhaaldelijk hebben toegezegd mensenrechtenhervormingen te zullen doorvoeren en met internationale mensenrechtenorganisaties te zullen samenwerken;
L. overwegende dat er herhaaldelijk een beroep is gedaan op de regering van Bahrein om een permanente uitnodiging aan de VN-Mensenrechtenraad te richten voor zijn bijzondere procedures;
M. overwegende dat de speciale rapporteur van de VN voor foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, Juan Méndez, van 8 tot 17 maart 2012 een bezoek had moeten brengen aan Bahrein, maar formeel door de Bahreinse autoriteiten werd verzocht zijn reis tot na juli 2012 uit te stellen;
N. overwegende dat naar verluidt meer dan 4 000 mensen zijn ontslagen of van de universiteit zijn gestuurd omdat zij aan de protesten hadden deelgenomen; overwegende dat volgens de Bahreinse vakbonden meer dan 1 000 van deze mensen hun baan nog altijd niet hebben teruggekregen, en overwegende dat tientallen universitaire studenten nog altijd wachten op toestemming om hun studie weer te mogen hervatten; overwegende dat velen die weer in hun ambt werden hersteld onder druk werden gezet om een verklaring te ondertekenen dat zij zich van vakbondgerelateerde activiteiten zullen weerhouden, en om akkoord te gaan met een overplaatsing naar een andere functie dan voorheen;
O. overwegende dat Verslaggevers zonder grenzen op grond van de gebeurtenissen van vorig jaar Bahrein heeft aangemerkt als een "vijand van internet";
1. is ingenomen met de aanbevelingen van de Bahreinse onafhankelijke onderzoekscommissie, en dringt er bij de Bahreinse regering op aan dat zij alle noodzakelijke stappen neemt om deze aanbevelingen volledig en spoedig uit te voeren om zo de belangrijkste kwesties aan te pakken, de straffeloosheid te beëindigen, de sociale consensus te herstellen, de bescherming van de mensenrechten op een lijn te brengen met de internationale mensenrechtennormen en vergaande hervormingen door te voeren;
2. betuigt zijn solidariteit met alle slachtoffers van onderdrukking in Bahrein en hun families;
3. veroordeelt de aanhoudende schending van de mensenrechten in Bahrein en verzoekt de Bahreinse autoriteiten en veiligheidstroepen met klem een einde te maken aan het buitensporig gebruik van geweld, met inbegrip van het overmatige gebruik van traangas, onderdrukking, foltering, onrechtmatige detentie en vervolging van vreedzame demonstranten, alsook om de grootst mogelijke terughoudendheid te betrachten bij hun inspanningen om protesten onder controle te houden; dringt er bij de autoriteiten op aan de eigen wetgeving en de internationale verplichtingen strikt na te leven; onderstreept het door Bahrein erkende recht op een eerlijk proces;
4. herhaalt zijn verzoek om de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle vreedzame demonstranten, politieke en mensenrechtenactivisten, artsen en verpleegkundigen, bloggers en journalisten, met name Abdulhadi al-Khawaja, voorzitter van het Bahreinse Centrum voor de mensenrechten, en Mahdi Abu Dheeb, voorzitter van de Bahreinse Lerarenvereniging, die zijn opgesloten en veroordeeld omdat zij hun recht op vrije meningsuiting, vereniging en vreedzame vergadering hebben uitgeoefend of aan hun beroepsverplichtingen hebben voldaan;
5. benadrukt dat de demonstranten uiting hebben gegeven aan hun legitieme democratische aspiraties en dringt er bij de Bahreinse autoriteiten op aan het verzoeningsproces in het kader van een inclusieve en constructieve dialoog te voltooien, aangezien een dergelijke dialoog essentieel is voor de democratische stabiliteit in de Bahreinse pluriforme samenleving, waarin de rechten van iedere burger in gelijke mate moeten worden gewaarborgd, zowel naar de letter van de wet als in de praktijk.
6. verzoekt de Bahreinse autoriteiten met klem om een grondig, onpartijdig en onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de schending van de mensenrechten van vreedzame demonstranten en burgers door de politie en de veiligheidsdiensten en als gevolg van de militaire aanwezigheid in Bahrein tijdens en na de prodemocratische protesten, om ervoor te zorgen dat de daders verantwoording zullen afleggen en straffeloosheid te vermijden, ongeacht de positie of rang van de dader, en om maatregelen aan te nemen om toekomstige mensenrechtenschendingen te voorkomen;
7. verzoekt de Bahreinse regering alle aanklachten en veroordelingen met betrekking tot de uitoefening van het recht op vrije meningsuiting, vereniging en vreedzame vergadering die sinds februari 2011 in de nationale veiligheidsrechtbanken of burgerrechtbanken zijn ingediend of uitgesproken, ongeldig te verklaren, alsook alle veroordelingen die uitsluitend op een bekentenis zijn gebaseerd;
8. verzoekt de Bahreinse autoriteiten erop toe te zien dat alle aangeklaagden onmiddellijke en volledige toegang hebben tot juridische bijstand, zoals voorschreven door de Bahreinse en internationale wetgeving, ook met betrekking tot het verhoor en de voorbereiding voor de rechtszaak; verzoekt de autoriteiten voorts onderzoek te doen naar geloofwaardige beschuldigingen van foltering en mishandeling tijdens het verhoor, en om ambtenaren die niet aan de vereisten van een eerlijk proces voldoen, aansprakelijk te stellen;
9. verzoekt de VV/HV om de Bahreinse regering aan haar beloften te houden met betrekking tot de mensenrechten, de invoering van alle noodzakelijke hervormingen, de start van een onafhankelijk onderzoek naar mensenrechtenschendingen en de berechting van de verantwoordelijken, om er bij de Bahreinse regering op aan te dringen dat zij alle aanklachten tegen artsen en medisch personeel intrekt, en om eenieder die in hechtenis is gesteld wegens deelname aan de vreedzame prodemocratische protesten vrij te laten;
10. verzoekt de Bahreinse autoriteiten om de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, waaronder de vrijheid van meningsuiting (zowel online als offline), de vrijheid van vereniging en van vreedzame vergadering, godsdienstvrijheid, vrouwenrechten en gendergelijkheid, in ere te herstellen en te eerbiedigen, om discriminatie tegen te gaan en om alle beperkingen van de toegang tot informatie en communicatietechnologieën onmiddellijk te beëindigen; verzoekt de Bahreinse autoriteiten om een einde te maken aan alle toegangsbeperkingen voor buitenlandse journalisten en internationale mensenrechtenorganisaties, en om in te stemmen met toezicht op het aangekondigde onafhankelijke onderzoek naar mensenrechtenschendingen en de uitvoering van de aangekondigde hervormingen;
11. is ingenomen met de oprichting van een Ministerie voor Mensenrechten en Sociale Ontwikkeling in Bahrein, en vraagt dat ministerie overeenkomstig de internationale mensenrechtennormen en -verplichtingen op te treden;
12. verzoekt de nationale autoriteiten en de betrokken Europese bedrijven de nodige stappen te nemen om ervoor te zorgen dat de ontslagen personen die hun baan nog niet hebben teruggekregen, onmiddellijk in hun ambt worden hersteld;
13. is ingenomen met de opschorting door de Verenigde Staten van de uitvoer van wapens en andere instrumenten die voor de gewelddadige onderdrukking van burgers en mensenrechtenschendingen kunnen worden gebruikt, en vraagt de lidstaten in dit verband zich te houden aan het gemeenschappelijk standpunt van de Europese Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie;
14. benadrukt zijn scherpe veroordeling van het gebruik van de doodstraf en dringt er bij de Bahreinse autoriteiten op aan dat zij onmiddellijk een moratorium afkondigen;
15. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, en de regering en het parlement van het Koninkrijk Bahrein.
- [1] Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0333.
- [2] Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2011)0475.
- [3] Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0109.