GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over Irak: de situatie van minderheden, inclusief de Irakese Turkmenen
13.3.2013 - (2013/2562(RSP))
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
PPE (B7‑0147/2013)
S&D (B7‑0148/2013)
Verts/ALE (B7‑0149/2013)
ECR (B7‑0150/2013)
ALDE (B7‑0151/2013)
José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Krzysztof Lisek, Elmar Brok, Mario Mauro, Esther de Lange, Cristian Dan Preda, Bernd Posselt, Tunne Kelam, Roberta Angelilli, Filip Kaczmarek, Eija-Riitta Korhola, Sergio Paolo Francesco Silvestris, Giovanni La Via, Monica Luisa Macovei, Sari Essayah, Philippe Boulland, Jean Roatta, Elena Băsescu, Petri Sarvamaa, Eduard Kukan, Zuzana Roithová, Bogusław Sonik namens de PPE-Fractie
Véronique De Keyser, Silvia Costa, Maria Eleni Koppa, Liisa Jaakonsaari, Pino Arlacchi, Mitro Repo namens de S&D-Fractie
Metin Kazak, Marietje Schaake, Alexander Graf Lambsdorff, Norica Nicolai, Leonidas Donskis, Louis Michel, Marielle de Sarnez. Ramon Tremosa i Balcells, Alexandra Thein, Robert Rochefort, Phil Bennion, Izaskun Bilbao Barandica, Sarah Ludford, Edward McMillan-Scott, Kristiina Ojuland namens de ALDE-Fractie
Barbara Lochbihler, Tarja Cronberg, Rui Tavares, Raül Romeva i Rueda namens de Verts/ALE-Fractie
Charles Tannock, Struan Stevenson, Ryszard Antoni Legutko, Geoffrey Van Orden, Tomasz Piotr Poręba, Ryszard Czarnecki, Adam Bielan, Valdemar Tomaševski namens de ECR-Fractie
Jaroslav Paška
Resolutie van het Europees Parlement over Irak: de situatie van minderheden, inclusief de Irakese Turkmenen
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Irak, met name die van 6 april 2006 over Irak: de Assyrische gemeenschap; de situatie in de gevangenissen[1] en die van 25 november 2010 over Irak: de doodstraf (in het bijzonder het geval Tariq Aziz) en het geweld tegen christenen[2],
– gezien de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds, en zijn wetgevingsresolutie van 17 januari 2013 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds[3],
– gezien het gemeenschappelijk strategisch document voor Irak (2011-2013) van de Commissie,
– gezien de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de EU (VV:HV), Catherine Ashton, van 25 januari 2013 over de recente golf van terroristische aanslagen in Irak,
– gezien de verklaring van de HV/VV, Catherine Ashton, van 24 januari over de moorden op de begrafenis in Tuz Khurmatu,
– gezien het International Compact met Irak, dat opgestart is door VN-secretaris-generaal Ban Ki-Moon en Iraaks premier Nouri al-Maliki in 2007, met daarin het engagement om arme en kwetsbare groepen te beschermen tegen ontbering en verhongering,
– gezien het "Mensenrechtenrapport over de mensenrechten in Irak: januari tot juni 2012" dat gezamenlijk is gepresenteerd door de missie van de Verenigde Naties voor bijstand aan Irak (United Nations Assistance Mission in Iraq, UNAMI) en de Commissie op 19 december 2012,
– gezien het begeleidende persbericht van het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten (Office of the High Commissioner for Human Rights, OHCHR) van de VN, Navi Pillay, met de verklaring dat het aantal terechtstellingen dat tot op dat moment in 2012 had plaatsgehad en de wijze waarop de terechtstellingen waren uitgevoerd, namelijk in grote groepen, uiterst gevaarlijk was, niet te verantwoorden was en dreigde de gedeeltelijke en weifelachtige vooruitgang met betrekking tot de rechtstaat in Irak ernstig te ondermijnen,
– gezien de verklaring van VN-secretaris-generaal Ban Ki-Moon van 25 januari 2013 waarin deze de recente golf van terroristische aanslagen in heel Irak, waarbij honderden zijn gedood en vele anderen gewond, streng veroordeelt,
– gezien de Verklaring van de VN van 1981 inzake de uitbanning van alle vormen van intolerantie en discriminatie gebaseerd op religie of geloof,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966, waarbij Irak partij is,
– gelet op artikel 122, lid 5, en artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat Irak nog steeds geconfronteerd wordt met ernstige politieke, veiligheids- en sociaaleconomische uitdagingen en dat het politieke toneel in het land uiterst gefragmenteerd is en geteisterd wordt door geweld, met ernstige negatieve gevolgen voor het legitieme verlangen van het Irakese volk naar vrede, welvaart en een echte overgang naar democratie;
B. overwegende dat de Irakese grondwet gelijkheid voor de wet garandeert voor alle burgers en met name in artikel 125 de administratieve, politieke, culturele en onderwijsrechten van de diverse nationaliteiten als Turkmenen, Chaldeeërs, Assyriërs en alle andere nationaliteiten en dat artikel 31 van de grondwet van de Koerdische regio, die van kracht is sinds 2009, nationale, culturele en administratieve autonomie garandeert voor Turkmenen, Arabieren, Chaldeeërs, Assyriërs, Aramezen, Armeniërs en anderen die burger zijn van Koerdistan, wanneer zij de meerderheid van de bevolking vertegenwoordigen;
C. overwegende dat het Irakese parlement op 9 april 2012 zijn goedkeuring heeft gehecht aan de Hoge Commissie voor de mensenrechten, die wel niet volledig operationeel is, maar die de eerste onafhankelijke mensenrechtencommissie is in de geschiedenis van het land;
D. overwegende dat het in de politieke dialoog met zijn Irakese tegenhangers focust op de mensenrechtensituatie in Irak, die ernstige bezorgdheid blijft wekken, gezien de onbevredigende situatie voor kwetsbare groepen, inclusief minderheden;
E. overwegende dat in de overeenkomst tussen de EU en Irak en met name in de mensenrechtenclausule hiervan het feit wordt benadrukt dat bij de politieke dialoog tussen de EU en Irak moet worden gefocust op de mensenrechten en op een versterking van de democratische instellingen;
F. overwegende dat Irak al lang de thuis is van diverse etnische en religieuze minderheden, inclusief Turkmenen, christenen, Koerden, shabakken, mandeeën, Armeniërs, jazidi's, Baha'i, zwarte Irakezen, Assyriërs, joden, Palestijnen en anderen;
G. overwegende dat ten aanzien van de minderheden in Irak assimilatiemaatregelen zijn genomen en dat zij ondervertegenwoordigd zijn in de Irakese regering en overheidsorganen; dat als gevolg hiervan de populaties van minderheidsgroepen in Irak de laatste jaren drastisch zijn geslonken, doordat velen het land zijn ontvlucht, terwijl anderen zijn gedwongen zich elders in Irak te vestigen;
H. overwegende dat Turkmenen naar verluidt de op twee na grootste etnische groep in Irak zijn; overwegende dat er een conflict aan de gang is tussen Turkmenen en Koerden over Kirkuk, een regio die rijk is aan olie en andere natuurlijke hulpbronnen, waarbij op Turkmenen aanvallen zijn uitgevoerd en Turkmenen zijn ontvoerd, zowel door Koerdische strijders als door Arabische extremistische groepen; overwegende dat zowel soennitische als sjiitische Turkmenen zijn geviseerd om sektarische redenen;
I. overwegende dat het conflict dat aan de gang is tussen de Irakese centrale regering en het regionale bestuur van Koerdistan, recent is geëscaleerd, hetgeen negatieve gevolgen heeft voor de veiligheidssituatie in de regio en een gevaar oplevert voor de vreedzame co-existentie van verschillende etnische groepen, met name Koerden, Arabieren en Turkmenen;
J. overwegende dat naast territoriale spanningen Noord-Irak ook het terrein is van klaarblijkelijk sektarische aanvallen, waarbij de sjiitische bevolking frequent wordt geviseerd door soennitische groepen; overwegende dat op 31 december 39 pelgrims zijn gedood tijdens het sjiitische festival van Arba'een; overwegende dat op 23 januari bij een aanval op een sjiitische moskee in Tuz Khurmatu, een dorp in de provincie Nineveh in Noord-Irak, een gebied dat betwist wordt door de Irakese regering en het regionale bestuur van Koerdistan en waar en significante Turkmeense bevolking woont, op zijn minst 42 doden en 117 gewonden zijn gevallen;
K. overwegende dat ondanks een significante verbetering van de veiligheidssituatie de hoeveelheid geweld waarmee de Irakese bevolking wordt geconfronteerd, onaanvaardbaar hoog blijft, met dagelijks berichten van bomaanslagen en vuurgevechten; en overwegende dat de voortdurende spanning en het voortdurende geweld ervoor zorgen dat de meeste Irakezen onzeker zijn over hun toekomst en het onmogelijk maken om de economische en sociale integratie van de Irakese bevolking als geheel te bevorderen;
1. is zeer bezorgd door de toenemende gewelddaden tegen de burgerbevolking in Irak, met name tussen soennieten en sjiieten, maar ook door de aanvallen tegen bijzonder kwetsbare groepen als religieuze, etnische en culturele minderheden, en verzoekt de Irakese autoriteiten de veiligheid en de openbare orde te verbeteren en terrorisme en sektarisch geweld te bestrijden in het hele land;
2. veroordeelt de aanval van 23 januari 2013 op de Turkmeense begrafenis in Tuz Khurmatu van een overheidsambtenaar die de dag voordien was vermoord, waarbij op zijn minst 42 doden en 117 gewonden zijn gevallen, de aanval van 3 februari 2013, waarbij bij een zelfmoordbomaanslag bij een politiekantoor in Kirkuk 30 personen zijn gedood en 70 verwond, en de aanval van 16 december 2012, toen 2 Turkmeense leraren zijn ontvoerd, gemarteld en levend verbrand;
3. veroordeelt krachtig alle terroristische aanvallen en spreekt zijn medeleven uit met de families en vrienden van de overledenen en de gewonden;
4. spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit door het feit dat de nieuwe vlaag van instabiliteit en sektarisch geweld in Irak de ophanden zijnde provinciale verkiezingen van 20 april in gevaar kan brengen, waarvan de annulering de kans op een democratischere en inclusievere bestuursstructuur zou schaden;
5. betreurt het feit dat ondanks de vermelding in de grondwet van de rechten van Turkmenen en andere minderheden, deze minderheden nog steeds voortdurend worden getroffen door etnisch en sektarisch geweld en discriminatie;
6. verzoekt zowel de Irakese regering als het regionale bestuur van Koerdistan de aanvallen te veroordelen en snel een grondig onderzoek van de recente terroristische aanvallen in de regio uit te voeren, inclusief de uiterst dodelijke recente bomaanslag op de sjiitische moskee in Tuz Khurmatu, en de verantwoordelijken voor het gerecht te brengen;
7. verzoekt de Irakese regering en het regionale bestuur van Koerdistan onmiddellijk stappen te ondernemen om het territoriale geschil in de Nineveh-vlakte te de-escaleren, de multiculturele, multi-etnische en multireligieuze diversiteit van de provincie te erkennen en de burgers ervan toe te staan hun identiteit, inclusief hun taal, religie en cultuur, vrij te kiezen;
8. verzoekt de politieke krachten die vertegenwoordigd zijn in de Irakese Raad van Volksvertegenwoordigers, om een echte, inclusieve nationale dialoog te starten met als doel te zorgen voor effectief democratisch bestuur in Irak, met eerbiediging van de individuele en collectieve rechten van alle Irakese burgers; dringt bij de Irakese regering aan op de organisatie van een nationale volkstelling, die voortdurend wordt uitgesteld, om na te gaan hoe groot de Turkmeense en andere minderheidspopulaties zijn;
9. verzoekt de Irakese regering en alle politieke leiders de nodige maatregelen te nemen om te zorgen voor veiligheid en bescherming van de Irakese burgers in het algemeen en van de leden van kwetsbare etnische en religieuze minderheden in het bijzonder; verzoekt de regering de veiligheidsdiensten op te dragen bij de ordehandhaving terughoudend te werk te gaan, overeenkomstig de regels van de rechtstaat en de internationale normen;
10. is in deze samenhang tevreden met de recente start van een reorganisatie- en rehabilitatieprogramma voor detentiecentra en gevangenissen onder de autoriteit van het Irakese ministerie van Justitie en hoopt dat dit zal helpen om een einde te maken aan het endemische gebruik van foltering en de wijd verbreide straffeloosheid in Irak, die door de mensenrechtenorganisaties wordt betreurd;
11. betreurt ten zeerste het hoge aantal terechtstellingen in Irak, waar vaak de doodstraf wordt uitgesproken na een oneerlijk proces en op basis van bekentenissen die zijn verkregen onder dwang; dringt er bij de Irakese regering op aan snel een moratorium af te kondigen op alle terechtstellingen, met het oog op de afschaffing van de doodstraf in de nabije toekomst;
12. benadrukt het feit dat door de Irakese autoriteiten en de internationale hulporganisaties gecoördineerde actie moet worden ondernomen om kwetsbare groepen te helpen en adequate omstandigheden te scheppen voor hun veiligheid en waardigheid, met name initiatieven ter bevordering van een dialoog en wederzijds respect tussen alle religieuze en ethische gemeenschappen in Irak;
13. benadrukt het feit dat het belangrijk is om in de EU JUST LEX-initiatieven indien mogelijk voldoende aandacht te geven aan de rechten van de Turkmenen en van minderheden in het algemeen en is tevreden met de successen van de EU JUST LEX-missie en de uitvoering ervan in Irak;
14. benadrukt het feit dat de met de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Irak opgerichte samenwerkingsraad moet worden gebruikt als kanaal om de Irakese partner te informeren over de bezorgdheid met betrekking tot de situatie van de etnische en religieuze minderheden in het land;
15. verzoekt de internationale gemeenschap en de EU de Irakese regering te helpen bij de organisatie van vreedzame, vrije en eerlijke regionale verkiezingen in april;
16. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlands en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en de Raad van Volksvertegenwoordigers van Irak, het regionale bestuur van Koerdistan, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en de VN-Mensenrechtenraad.
- [1] PB C 293 E van 2.12.2006, blz. 322.
- [2] PB C 99 E van 3.4.2012, blz. 115.
- [3] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0022.