GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Djibouti
3.7.2013 - (2013/2690(RSP))
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
ECR (B7‑0347/2013)
Verts/ALE (B7‑0348/2013)
PPE (B7‑0349/2013)
ALDE (B7‑0351/2013)
S&D (B7‑0355/2013)
José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Cristian Dan Preda, Elmar Brok, Bernd Posselt, Filip Kaczmarek, Tunne Kelam, Roberta Angelilli, Eija-Riitta Korhola, Elena Băsescu, Monica Luisa Macovei, Philippe Boulland, Jean Roatta, Mariya Gabriel, Sergio Paolo Francesco Silvestris, Giovanni La Via, Eduard Kukan, Sari Essayah, Laima Liucija Andrikienė, Petri Sarvamaa, Zuzana Roithová, Krzysztof Lisek, Bogusław Sonik namens de PPE-Fractie
Véronique De Keyser, Norbert Neuser, Ricardo Cortés Lastra, Liisa Jaakonsaari, Ana Gomes, Joanna Senyszyn, Mitro Repo, Pino Arlacchi, Marc Tarabella, Antigoni Papadopoulou namens de S&D-Fractie
Marielle de Sarnez, Marietje Schaake, Charles Goerens, Johannes Cornelis van Baalen, Izaskun Bilbao Barandica, Kristiina Ojuland, Robert Rochefort, Hannu Takkula, Ramon Tremosa i Balcells, Nathalie Griesbeck namens de ALDE-Fractie
Isabelle Durant, Judith Sargentini, Raül Romeva i Rueda, Barbara Lochbihler, Nicole Kiil-Nielsen, Ulrike Lunacek namens de Verts/ALE-Fractie
Charles Tannock namens de ECR-Fractie
Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Djibouti
Het Europees Parlement,
– gezien zijn resolutie van 15 januari 2009 over de situatie in de Hoorn van Afrika en zijn resolutie van 18 december 1997 over de mensenrechtensituatie in Djibouti,
– gezien de gezamenlijke verklaring die de internationale waarnemingsmissies (van de Afrikaanse Unie (AU), de Arabische Liga, de Organisatie van Islamitische Samenwerking (OIC) en de Intergouvernementele Ontwikkelingsautoriteit (IGAD)) op 24 februari 2013 in Djibouti hebben afgelegd naar aanleiding van de parlementsverkiezingen van 22 februari 2013 in de Republiek Djibouti,
– gezien het Afrikaanse Handvest van de rechten van de mens en de volkeren, dat door Djibouti is geratificeerd,
– gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948,
– gezien de Overeenkomst van Cotonou van 23 juni 2000, die op 22 juni 2010 is herzien,
– gezien de verklaring van 12 maart 2013 van de woordvoerder van Catherine Ashton, hoge vertegenwoordiger van de EU, over de situatie na de parlementsverkiezingen in Djibouti,
– gezien artikel 122, lid 5, en artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat Djibouti en zijn strategische infrastructuur (havens en vrije zones) gezien zijn ligging bovenaan de Hoorn van Afrika en de toegang tot de Rode Zee van groot belang zijn voor de gehele regio;
B. overwegende dat Djibouti een cruciale rol vervult bij de bestrijding van piraterij en terrorisme in de regio;
C. overwegende dat Djibouti vanaf zijn onafhankelijkheid in 1977 tot 2003 een eenpartijstelsel heeft gekend;
D. overwegende dat het land sinds de parlementsverkiezingen van 22 februari 2013 in een ernstige politieke crisis verkeert;
E. overwegende dat Ismail Omar Guelleh, die in 1999 aan de macht is gekomen en in 2005 met 100% van de stemmen tot president werd herverkozen, heeft aangekondigd dat hij in 2016 geen nieuw mandaat ambieert; overwegende dat president Guelleh in april 2011 met bijna 80% van de stemmen werd herverkozen in verkiezingen die door een groot deel van de oppositie werden geboycot omdat het Djiboutiaanse parlement de grondwet had gewijzigd om ervoor te zorgen dat president Guelleh zich opnieuw kandidaat kon stellen voor een nieuw mandaat;
F. overwegende dat de oppositiepartijen, voor het eerst sinds president Guelleh aan de macht kwam en in de hoop dat het democratische pluralisme de bovenhand zou halen, besloten deel te nemen aan de parlementsverkiezingen van 22 februari 2013, dit nadat een nieuw, gedeeltelijk proportioneel kiesstelsel werd ingevoerd waardoor ook minderheidspartijen zetels in het parlement kunnen veroveren;
G. overwegende dat deze verkiezingen onder het toezicht stonden van waarnemers van de AU, de Arabische Liga, de OIC en de IGAD, die de verrichtingen in 154 stembureaus en 12 telbureaus volgden en meldden dat de verkiezingen transparant waren verlopen en er geen gevallen van fraude of gebruik van valse stembiljetten werden ontdekt;
H. overwegende dat volgens de resultaten van de Grondwettelijke Raad, de Unie voor de Presidentiële Meerderheid (UMP) 68% van de stemmen behaalde;
I. overwegende dat de oppositie, die voor het eerst sinds de onafhankelijkheid van het land zetels in het parlement veroverde, beweerde dat er massaal was gefraudeerd en dat zij de verkiezingen had gewonnen; overwegende dat de Grondwettelijke Raad de klacht van de oppositie tegen de uitslag van de verkiezingen verwierp;
J. overwegende dat de oppositie het na de verkiezingen samengestelde parlement boycot; overwegende dat de autoriteiten de "legitieme nationale assemblee" (ANL) hebben veroordeeld, die door een deel van de oppositie na de betwiste verkiezingen van februari 2013 werd opgericht en die naast het nationale parlement bestaat; overwegende dat de ANL wordt voorgezeten door Ismail Guedi Hared, de leider van de Unie voor nationale redding (USN), een lijst die opkwam in het kiesdistrict Djibouti-stad;
K. overwegende dat de resultaten van de parlementsverkiezingen van 22 februari 2013 ondanks de oproepen van de EU nog niet voor alle stembureaus zijn bekendgemaakt, wat het vermoeden van fraude voedt;
L. overwegende dat het aantal geregistreerde kiezers voor het kiesdistrict Djibouti-stad wijzigde telkens nieuwe officiële cijfers werden bekendgemaakt;
M. overwegende dat de onderdrukking met buitensporig machtsvertoon van demonstraties van oppositiepartijen die betwijfelen dat de parlementsverkiezingen regelmatig zijn verlopen, naar verluidt 10 dodelijke slachtoffers heeft geëist omdat de ordehandhavers schoten hebben afgevuurd;
N. overwegende dat demonstranten van de oppositie massaal zijn gearresteerd; overwegende dat ngo's alarm slaan over verdachte overlijdens, foltering en verdwijningen;
O. overwegende dat sinds de verkiezingen van 22 februari naar verluidt meer dan duizend oppositieleden voor langere of kortere tijd werden opgesloten;
P. overwegende dat naar verluidt momenteel zo'n 60 politieke gevangenen vastgehouden worden; overwegende dat militanten van de oppositie permanent het slachtoffer zijn van repressie door de autoriteiten;
Q. overwegende dat de meeste oppositieleiders en veel journalisten worden vervolgd;
R. overwegende dat de journalist Mydaneh Abdallah Okieh, die ook instaat voor de communicatie van de oppositiecoalitie USN, wordt beschuldigd van "laster aan de politie" omdat hij op het sociale netwerk Facebook foto's heeft geplaatst van demonstranten die het slachtoffer zijn van repressie; overwegende dat het Hof van Beroep op 26 juni zijn straf heeft opgetrokken van 45 dagen tot vijf maanden;
S. overwegende dat de drie leiders van de oppositiecoalitie USN in april 2013 zijn veroordeeld tot twee jaar opsluiting en ontzegging van hun burgerlijke en politieke rechten; overwegende dat hun beroep slechts op 25 november zal worden behandeld;
T. overwegende dat de woordvoerder van de oppositiecoalitie USN, Daher Ahmed Farah, op 4 maart 2013 werd gearresteerd; overwegende dat hij schuldig werd bevonden aan het oproepen tot opstand na de parlementsverkiezingen van februari 2013; overwegende dat in dezelfde zaak twee andere personen terechtstonden, waarbij de ene een voorwaardelijke gevangenisstraf heeft gekregen en de andere werd vrijgesproken; overwegende dat het Hof van Beroep Daher Ahmed Farah op 26 juni opnieuw tot twee maanden effectieve gevangenisstraf heeft veroordeeld;
U. overwegende dat de omstandigheden in de gevangenissen van Djibouti uiterst zorgwekkend zijn;
V. overwegende dat de grondwet van 1992 fundamentele vrijheden en basisbeginselen van goed bestuur erkent;
W. overwegende dat artikel 10 van de grondwet bepaalt dat "het recht op verdediging, met inbegrip van het recht op bijstand van een advocaat naar keuze, in alle stadia van de gerechtelijke procedure gewaarborgd is";
X. overwegende dat Djibouti het Internationaal Pact over de burger- en politieke rechten en ook het Internationaal Pact over de economische, sociale en culturele rechten heeft ondertekend;
Y. overwegende dat Djiboutiaanse vrouwen het slachtoffer zijn van diverse vormen van geweld, zoals verkrachting, genitale verminking, huiselijk geweld, seksuele intimidatie en kinderhuwelijken, wat verregaande negatieve gevolgen heeft voor het fysisch en psychisch welzijn van vrouwen;
Z. overwegende dat Djibouti de 167e plaats bekleedt (op 179 landen) in de wereldwijde persvrijheidranglijst 2013 die door Reporters zonder Grenzen is opgesteld; overwegende dat buitenlandse journalisten niet naar Djibouti mogen reizen, wat ernstige problemen met zich brengt om betrouwbare informatie te verkrijgen over wat er zich in het land afspeelt;
AA. overwegende dat volgens een raming van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) van maart 2012, 180 000 mensen in Djibouti voedselhulp nodig hebben;
BB. overwegende dat de Europese Unie en haar lidstaten de afgelopen 20 jaar de belangrijkste verstrekkers van financiële steun aan Djibouti waren; overwegende dat de betalingen van de VS, Japan en Frankrijk voor het gebruik van hun militaire basissen een inkomensbron zijn die voor Djibouti een permanente groei waarborgt;
CC. overwegende dat de eerbiediging van de mensenrechten, de democratische beginselen en de rechtsstaat de hoeksteen van het ACS-EU-partnerschap vormt en een essentieel onderdeel van de Overeenkomst van Cotonou is;
1. uit zijn grote bezorgdheid over de situatie in Djibouti sinds de parlementsverkiezingen van 22 februari 2013 en over het gespannen politieke klimaat in het land; is met name bezorgd over de meldingen van massale arrestaties van leden van de oppositie, onderdrukking van demonstraties tegen onregelmatigheden bij de verkiezingen, en aanvallen op de vrijheid van de media;
2. verzoekt de Djiboutiaanse autoriteiten een einde te maken aan de repressie tegen politieke tegenstanders en iedereen vrij te laten die om politieke redenen wordt vastgehouden;
3. verzoekt de Djiboutiaanse autoriteiten de eerbiediging te waarborgen van de mensenrechten die erkend zijn in de nationale en internationale overeenkomsten die Djibouti heeft ondertekend, en de burgerlijke en politieke rechten en vrijheden, waaronder het recht om vreedzaam te demonstreren en de persvrijheid, te vrijwaren;
4. veroordeelt ten zeerste de daden van seksueel geweld tegen vrouwen, en wijst erop dat de Djiboutiaanse regering verantwoordelijk is om een einde te maken aan de straffeloosheid door de daders van seksueel geweld tegen vrouwen gerechtelijk te vervolgen;
5. dringt erop aan dat de rechten van de verdediging worden geëerbiedigd, met name het recht van beklaagden op bijstand van een advocaat naar keuze in alle stadia van de gerechtelijke procedure; verzoekt de autoriteiten de familie van gevangenen toe te staan hen materiële hulp te bieden, met name medische goederen;
6. verzoekt de regering van Djibouti met de steun van de instellingen die de verkiezingsresultaten hebben gevalideerd, met name de Afrikaanse Unie, een proces van politieke dialoog met de oppositie aan te knopen, overeenkomstig de aankondiging door het staatshoofd op 27 juni 2013 ter gelegenheid van de verjaardag van de onafhankelijkheid van Djibouti; verzoekt de Europese Unie de werkzaamheden van regionale organisaties te steunen en bij te dragen aan de inspanningen om een politieke oplossing voor de huidige crisis te vinden;
7. dringt erop aan dat onmiddellijk een gerechtelijk onderzoek wordt ingesteld om duidelijkheid te scheppen over het optreden van de politie en het leger tijdens demonstraties en om de daders van schendingen van de mensenrechten te straffen;
8. is ingenomen met het feit dat de verkiezingen van 22 februari 2013 vreedzaam zijn verlopen, zoals is benadrukt door diverse vertegenwoordigers van de internationale gemeenschap, waaronder de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger en de leiders van de vier verkiezingswaarnemingsmissies die naar Djibouti werden gestuurd; is ingenomen met de betrokkenheid voor de toekomst van het land die het Djiboutiaanse volk en alle politieke partijen hebben getoond door aan de verkiezingen deel te nemen;
9. is ingenomen met het feit dat aan de verkiezingen van 22 februari 2013 oppositiekrachten hebben deelgenomen, namelijk de Unie voor nationale redding (USN), en dit voor het eerst sinds de onafhankelijkheid van Djibouti in 1977;
10. herhaalt de oproep van de Europese Unie om de resultaten van alle stembureaus bij de verkiezingen van 22 februari 2013 bekend te maken;
11. verzoekt alle politieke krachten in Djibouti de rechtsstaat, met inbegrip van het recht om vreedzaam te demonstreren, te eerbiedigen en zich niet schuldig te maken aan geweld en repressie;
12. is bereid de situatie in Djibouti op de voet te volgen en restrictieve maatregelen voor te stellen indien de Overeenkomst van Cotonou (2000), en met name de artikelen 8 en 9, niet worden geëerbiedigd; verzoekt de Commissie eveneens de situatie nauwgezet te volgen;
13. verzoekt de EDEO, de Commissie en hun partners met klem samen met Djibouti aan politieke hervormingen op de lange termijn te werken, wat met name zou moeten worden bevorderd door de reeds bestaande goede betrekkingen gezien het feit dat Djibouti een cruciale rol vervult bij de bestrijding van terrorisme in de regio en militaire basissen op zijn grondgebied toelaat;
14. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de regering van Djibouti, de instellingen van de Afrikaanse Unie, de Intergouvernementele Ontwikkelingsautoriteit, de Arabische Liga, de Organisatie van Islamitische Samenwerking, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de covoorzitters van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU.