GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over de inzet van gewapende drones
25.2.2014 - (2014/2567(RSP))
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
PPE (B7‑0201/2014)
Verts/ALE (B7‑0202/2014)
GUE/NGL (B7‑0203/2014)
S&D (B7‑0204/2014)
ALDE (B7‑0206/2014)
José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Arnaud Danjean, Michael Gahler, Tunne Kelam, Krzysztof Lisek, Elena Băsescu, Roberta Angelilli, Anne Delvaux namens de PPE-Fractie
Libor Rouček, Maria Eleni Koppa, Ana Gomes, Richard Howitt, Tonino Picula, Pino Arlacchi, Liisa Jaakonsaari namens de S&D-Fractie
Annemie Neyts-Uyttebroeck, Sarah Ludford, Phil Bennion, Marietje Schaake, Norica Nicolai, Ramon Tremosa i Balcells, Louis Michel, Jelko Kacin, Nathalie Griesbeck, Izaskun Bilbao Barandica, Sonia Alfano namens de ALDE-Fractie
Barbara Lochbihler, Tarja Cronberg, Jean Lambert, Rui Tavares, Reinhard Bütikofer, Judith Sargentini, Ulrike Lunacek, Nicole Kiil-Nielsen, Raül Romeva i Rueda, Iñaki Irazabalbeitia Fernández namens de Verts/ALE-Fractie
Sabine Lösing namens de GUE/NGL-Fractie
Resolutie van het Europees Parlement over de inzet van gewapende drones
Het Europees Parlement,
– gezien de verslagen over de inzet van gewapende drones van de speciale rapporteur van de VN inzake buitengerechtelijke, standrechtelijke en willekeurige executies van 28 mei 2010 en 13 september 2013 en van de speciale rapporteur van de VN inzake de bevordering en bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden bij de bestrijding van terrorisme van 18 september 2013,
– gezien de verklaring van de secretaris-generaal van de VN, Ban Ki-moon, van 13 augustus 2013 over de inzet van gewapende drones,
– gezien de hoorzitting van 25 april 2013 over de gevolgen van de inzet van drones voor de mensenrechten, gezamenlijk georganiseerd door de Subcommissie mensenrechten en de Subcommissie veiligheid en defensie van het Parlement,
– gezien zijn studie van 3 mei 2013 over de gevolgen voor de mensenrechten van de inzet van drones en onbemande robots bij oorlogvoering,
– gezien de conclusies van de Raad van 19 en 20 december 2013 over de voorbereidingen voor een programma van de volgende generatie Europese op afstand bestuurde vliegtuigen (RPAS) voor middelgrote hoogte en lange duur,
– gezien artikel 110, leden 2 en 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de inzet van op afstand bestuurbare vliegtuigen (hierna "drones") bij dodelijke extraterritoriale acties het afgelopen decennium zeer sterk is toegenomen;
B. overwegende dat een onbekend aantal burgers in hun dagelijks leven door aanvallen van drones buiten verklaarde conflictgebieden is gedood, ernstig gewond geraakt of getraumatiseerd;
C. overwegende dat staten, wanneer zij ervan worden beschuldigd dat er burgerdoden zijn gevallen ten gevolge van droneaanvallen, de verplichting hebben om onmiddellijk een onafhankelijk onderzoek in te stellen en, als de beschuldiging terecht is, de verantwoordelijken aan te wijzen, hen te straffen en de nabestaanden van de slachtoffers de mogelijkheid te bieden om verhaal te halen, inclusief de betaling van schadeloosstelling;
D. overwegende dat in artikel 51, lid 2 van Aanvullend Protocol I bij de Verdragen van Genève is vastgelegd dat "daden van geweld of bedreiging met geweld, waarvan het belangrijkste oogmerk is de burgerbevolking angst aan te jagen, [verboden zijn]";
E. overwegende dat droneaanvallen buiten een door een staat verklaarde oorlog op het grondgebied van een andere staat zonder de toestemming van laatstgenoemde of van de VN-Veiligheidsraad, een schending van het internationaal recht vormen en van de territoriale integriteit en de soevereiniteit van dat land;
F. overwegende dat de internationale mensenrechtenwetgeving willekeurig doden onder alle omstandigheden verbiedt; overwegende dat de internationale mensenrechtenwetgeving het doelgericht doden van personen die zich in niet-oorlogvoerende landen bevinden, niet toestaat;
G. overwegende dat zeven lidstaten (Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Italië, Nederland, Polen en Spanje) een intentieverklaring hebben getekend met het Europees Defensieagentschap (EDA), waarin het EDA de opdracht krijgt een studie te verrichten naar de mogelijkheden voor gezamenlijke productie van MALE-drones (Medium Altitude Long Endurance), waarmee militaire doelen kunnen worden aangevallen en die ingezet kunnen worden voor de bewaking van schepen met migranten op de Middellandse Zee, waarmee een eerste aanzet wordt gegeven voor een Europese drone (RPAS);
H. overwegende dat onderzoeks- en ontwikkelingsstudies in verband met de bouw van drones voor militair en civiel gebruik met EU-middelen zijn ondersteund, en overwegende dat gepland is dat dit in de toekomst zo zal blijven gaan;
1. geeft uiting aan zijn ernstige bezorgdheid over de inzet van gewapende drones buiten het internationale rechtskader; dringt er bij de EU op aan als antwoord hierop passend beleid te ontwikkelen op zowel Europees als mondiaal niveau waarin de mensenrechten en de internationale mensenrechtenwetgeving worden geëerbiedigd;
2. verzoekt de hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de lidstaten en de Raad:
(a) zich te verzetten tegen en een verbod uit te vaardigen op de praktijk van buitengerechtelijk doelgericht doden;
(b) ervoor te zorgen dat de lidstaten, overeenkomstig hun wettelijke verplichtingen, zich niet bezondigen aan onwettig doelgericht doden of het andere landen gemakkelijk maken dit te doen;
(c) gewapende drones op te nemen in alle relevante Europese en internationale regelingen inzake ontwapening en controle op wapens;
(d) een verbod uit te vaardigen op de ontwikkeling, de productie en het gebruik van volledig autonome wapens waarmee aanvallen zonder menselijke tussenkomst kunnen worden uitgevoerd;
(e) zich in te zetten om te garanderen dat, als er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat een persoon of entiteit binnen hun rechtsgebied gekoppeld kan worden aan onrechtmatig en doelgericht doden in het buitenland, er maatregelen worden genomen in overeenstemming met hun binnenlandse en internationale wettelijke verplichtingen;
(f) het werk van de speciale rapporteur van de VN inzake buitengerechtelijke, standrechtelijke en willekeurige executies en de speciale rapporteur van de VN inzake de bevordering en bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden bij de bestrijding van terrorisme te ondersteunen en gevolg te geven aan hun aanbevelingen;
3. dringt bij de Raad aan op vaststelling van een gemeenschappelijk standpunt van de EU inzake gewapende drones;
4. dringt er bij de EU op aan meer transparantie en verantwoordingsplicht te bevorderen bij derde landen bij de inzet van gewapende drones met het oog op de rechtsgrondslag van hun inzet en met het oog op de operationele verantwoordelijkheid, om gerechtelijke toetsing van drone-aanvallen mogelijk te maken en ervoor te zorgen dat slachtoffers van onrechtmatige drone-aanvallen daadwerkelijk een verhaalsrecht hebben;
5. verzoekt de Commissie verder om het Parlement naar behoren op de hoogte te houden van het gebruik van EU-middelen voor alle onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten in verband met de bouw van drones; dringt aan op beoordelingen van het effect op de mensenrechten van verdere ontwikkelingsprojecten van drones;
6. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Europese Dienst voor extern optreden, de parlementen van de lidstaten, de speciale rapporteur van de VN inzake buitengerechtelijke, standrechtelijke en willekeurige executies en de speciale rapporteur van de VN inzake de bevordering en bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden bij de bestrijding van terrorisme, alsmede de VN-secretaris-generaal.