Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B8-0090/2014Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B8-0090/2014

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over de vervolging van mensenrechtenactivisten in Azerbeidzjan

17.9.2014 - (2014/2832(RSP))

ingediend overeenkomstig artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van het Reglement
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
ECR (B8‑0090/2014)
ALDE (B8‑0091/2014)
S&D (B8‑0093/2014)
PPE (B8‑0095/2014)
GUE/NGL (B8‑0096/2014)
Verts/ALE (B8‑0099/2014)
Cristian Dan Preda, Elmar Brok, Davor Ivo Stier, Bogdan Brunon Wenta, Giovanni La Via, Tunne Kelam, Monica Luisa Macovei, Petri Sarvamaa, Eduard Kukan, Jeroen Lenaers, Csaba Sógor, Jarosław Leszek Wałęsa, Róża Gräfin von Thun und Hohenstein, Agnieszka Kozłowska-Rajewicz, Jaromír Štětina, Dubravka Šuica, Pavel Svoboda, László Tőkés, Andrej Plenković
namens de PPE-Fractie

Josef Weidenholzer, Elena Valenciano Martínez-Orozco, Liisa Jaakonsaari, Kati Piri, Richard Howitt, Pier Antonio Panzeri, Ana Gomes, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Goffredo Maria Bettini, Luigi Morgano namens de S&D-Fractie
Charles Tannock namens de ECR-Fractie
Alexander Graf Lambsdorff, Louis Michel, Jozo Radoš, Marielle de Sarnez, Marietje Schaake, Pavel Telička, Martina Dlabajová, Juan Carlos Girauta Vidal, Johannes Cornelis van Baalen, Ramon Tremosa i Balcells, Petr Ježek, Ilhan Kyuchyuk namens de ALDE-Fractie
Marie-Christine Vergiat namens de GUE/NGL-Fractie
Ulrike Lunacek, Tamás Meszerics, Molly Scott Cato, Michèle Rivasi, Barbara Lochbihler, Ernest Maragall namens de Verts/ALE-Fractie
Fabio Massimo Castaldo, Ignazio Corrao


Procedure : 2014/2832(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B8-0090/2014
Ingediende teksten :
RC-B8-0090/2014
Debatten :
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over de vervolging van mensenrechtenactivisten in Azerbeidzjan

(2014/2832(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien zijn eerdere resoluties over de situatie in Azerbeidzjan, en met name van 18 april 2012 met de aanbevelingen van het Europees Parlement aan de Raad, de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden inzake de onderhandelingen over de associatieovereenkomst EU-Azerbeidzjan[1], en van 13 juni 2013 over de zaak-Ilgar Mammadov[2],

–   gezien de gezamenlijke mededeling van 15 mei 2012 van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's "Resultaten boeken voor een nieuw Europees nabuurschapsbeleid" (JOIN(2012)0014),

–   gezien het ENB-voortgangsverslag 2013 over Azerbeidzjan van de Commissie van maart 2014 (SEC(2014)0070),

–   gezien het ENB-actieplan EU-Azerbeidzjan,

–   gezien de verklaring van 2 augustus 2014 van de woordvoerders van de VV/HV en van de commissaris voor Uitbreiding en het Europees nabuurschapsbeleid, Štefan Füle, over de arrestatie van Leyla Yunus,

–   gezien de verklaring van 6 augustus 2014 van de woordvoerder van de VV/HV over de arrestatie van Rasul Jafarov,

–   gezien de verklaring van de EU van 14 augustus 2014 over de situatie van de mensenrechten en het maatschappelijk middenveld in Azerbeidzjan,

–   gezien de verklaring die commissaris Füle op 8 september 2014 in Baku heeft afgelegd over de cruciale rol die het maatschappelijk middenveld in het oostelijk partnerschap speelt, en gezien zijn aankondiging van een nieuw steunprogramma van de EU ten behoeve van het maatschappelijk middenveld in Azerbeidzjan, waarmee in de periode 2014-2015 een bedrag van 3 miljoen EUR aan steun zal worden verleend,

–   gezien de verklaring van 1 augustus 2014 van de secretaris-generaal van de Raad van Europa, Thorbjørn Jagland, over de arrestatie van Leyla Yunus, directeur van het Instituut voor Vrede en Democratie in Azerbeidzjan,

–   gezien de Verklaring van Baku, aangenomen door de Parlementaire Assemblee van de OVSE op haar jaarvergadering van 28 juni tot 2 juli 2014, waarin bezorgdheid wordt geuit over het misbruik van administratieve procedures en wetgeving in een groot aantal OVSE-landen om mensenrechtenactivisten en dissidenten te arresteren, op te sluiten, te intimideren of anderszins het zwijgen op te leggen,

–   gezien de in 1999 in werking getreden partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EG en Azerbeidzjan en de lopende onderhandelingen tussen de twee partijen over een nieuwe overeenkomst ter vervanging van de bestaande overeenkomst,

–   gezien artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de algemene mensenrechtensituatie in Azerbeidzjan de afgelopen jaren is verslechterd en dat er de laatste paar maanden sprake is van een enorme toename van onderdrukking door de overheid en druk op en intimidatie van ngo's, maatschappelijke activisten, journalisten en mensenrechtenactivisten;

B.  overwegende dat de regering het sinds eind juli gemunt heeft op een aantal belangrijke Azerbeidzjaanse mensenrechtenactivisten, en deze gevangen heeft gezet om, zo lijkt het, politieke redenen, en dat hierbij met name gewezen moet worden op het geval van Leyla Yunus, de bekende directeur van het Instituut voor Vrede en Democratie en haar man, de historicus Arif Yunus, alsmede Rasul Jafarov, voorzitter van de Azerbeidzjaanse Club voor de mensenrechten;

C. overwegende dat de voorzitter van de Vereniging voor juridisch onderwijs, Intigam Aliyev, een mensenrechtenadvocaat die voor het Europees Hof voor de rechten van de mens meer dan 200 zaken heeft verdedigd die betrekking hadden op onder meer de vrijheid van meningsuiting, het recht op een eerlijk proces en de kieswetten in Azerbeidzjan, op 8 augustus 2014 is gearresteerd en veroordeeld is tot drie maanden gevangenisstraf op basis van verschillende aanklachten, en dat dit voorval illustreert dat prominente mensenrechtenactivisten in het land steeds vaker de mond wordt gesnoerd en dat zij steeds vaker het slachtoffer zijn van vervolging;

D. overwegende dat bericht wordt dat Leyla Yunus door haar celgenote is mishandeld en dat er geen maatregelen zijn genomen om de celgenote te straffen of om Leyla Yunus te beschermen; overwegende dat mevrouw Yunus, ondanks het feit dat haar gezondheid in de gevangenis is verslechterd, geen passende medische zorg is geboden;

E.  overwegende dat Anar Mammadli, voorzitter van het Election Monitoring and Democracy Studies Centre (EMDS), en Bashir Suleymanli, bestuurslid van het EMDS, op 26 mei 2014 veroordeeld zijn tot 5 jaar en 6 maanden, respectievelijk 3 jaar en 6 maanden gevangenisstraf wegens onder meer belastingontduiking en illegaal ondernemerschap;

F.  overwegende dat ook acht activisten van de niet-gouvernementele jongerenorganisatie NIDA veroordeeld zijn wegens hooliganisme, drugsbezit en het bezit van explosieven en pogingen om de openbare orde te verstoren en dat bovendien de sociale-media-activisten Omar Mammadov, Abdul Abilov en Elsever Murselli, zonder dat zij zich konden laten bijstaan door een advocaat naar keuze, wegens drugsbezit veroordeeld zijn tot gevangenisstraffen uiteenlopend van vijf tot vijfeneenhalf jaar en dat allen hebben aangeven tijdens hun voorlopige hechtenis mishandeld te zijn;

G. overwegende dat nog veel meer journalisten, mensenrechtenverdedigers en activisten in Azerbeidzjan strafrechtelijk worden vervolgd, waaronder Hasan Huseynli, hoofd van de Intelligent Citizen Enlightenment Centre Public Union, die op 14 juli 2014 is veroordeeld tot 6 jaar gevangenisstraf, en Rauf Mirkadirov, onderzoeksjournalist van de gezaghebbende Russischtalige krant "Zerkalo", die in voorlopige hechtenis zit op verdenking van verraad; overwegende dat het hoofdkantoor van het Institute for Reporters' Freedom and Safety (IRFS), een gezaghebbende ngo op het gebied van mediarechten in het land, die geleid wordt door de bekende en internationaal erkende mensenrechtenactivist Emin Huseynov, op 8 augustus 2014 werd binnengevallen door de politie; overwegende dat daarnaast ook nog Seymur Haziyev, die als journalist voor de oppositie werkte, wegens criminele activiteiten en hooliganisme werd gearresteerd en twee maanden in voorlopige hechtenis werd gehouden;

H. overwegende dat er behalve deze gevallen nog tientallen eerdere gevallen zijn van politieke activisten, mensenrechtenactivisten, journalisten, bloggers en activisten op sociale media die door de autoriteiten in de afgelopen twee jaar gevangen zijn gezet op basis van gelijksoortige gefingeerde beschuldigingen, waaronder hooliganisme, drugsbezit, belastingontduiking en zelfs verraad; overwegende dat de recente golf arrestaties flinke gevolgen heeft gehad en een aantal bekende activisten ertoe heeft gebracht het land te ontvluchten of onder te duiken;

I.   overwegende dat de onafhankelijke Azerbeidzjaanse krant "Azadliq" zich vanwege financiële problemen genoodzaakt zag te stoppen met publiceren, en eerder al door de overheid onder druk werd gezet, waarschijnlijk vanwege haar publicaties over corruptie;

J.   overwegende dat het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) veelvuldig uitspraak heeft gedaan in zaken over schendingen van de mensenrechten in Azerbeidzjan, laatstelijk op 22 mei 2014 in de zaak Ilgar Mammadov, voorzitter van de Republican Alternative Civic Movement (REAL); overwegende dat de autoriteiten weigerden de heer Mammadov vrij te laten, ondanks het feit dat het EHRM tot de conclusie was gekomen dat zijn gevangenhouding politiek gemotiveerd was;

K. overwegende dat sinds 2006 vreedzame demonstraties in het centrum van Bakoe niet meer zijn toegestaan en dat er onlangs nieuwe, strenge boetes en langere periodes van administratieve detentie zijn ingevoerd voor organisatoren van en deelnemers aan ongeoorloofde openbare bijeenkomsten;

L.  overwegende dat de Azerbeidzjaanse autoriteiten geen rekening hebben gehouden met de adviezen van de Europese Commissie voor Democratie door Recht (de Commissie van Venetië) van de Raad van Europa inzake de wetgeving betreffende de vrijheid van vereniging, politieke partijen en bescherming tegen laster; overwegende dat er bovendien onvoldoende rekening is gehouden met de bevindingen van de Commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa naar aanleiding van de bezoeken die deze aan Azerbeidzjan heeft gebracht;

M. overwegende dat president Aliyev in februari 2014 enkele wijzigingen van de wet op de ngo's heeft ondertekend, waardoor deze wet de autoriteiten nu nog meer bevoegdheden verleent om nationale en buitenlandse ngo's in Azerbeidzjan tijdelijk op non-actief te stellen of permanent te verbieden, en bovendien nieuwe vergrijpen introduceert waarvoor boetes kunnen worden opgelegd, die bovendien verhoogd zijn tot 2 500 - 3 000 AZN (ongeveer 2 600 - 3 100 EUR) voor ngo's en 1 000 - 2 000 AZN (ongeveer 1 000 - 2 000) voor directeuren van nationale en buitenlandse ngo's;

N. overwegende dat, na een uitspraak van de districtsrechtbank van Bakoe-stad op 8 juli 2014, de bankrekening van de Oil Workers' Rights Protection Organisation Public Union in Bakoe is bevroren, evenals de bankrekening van haar leider Gahramanova Mirvari Uzeyir;

O. overwegende dat Azerbeidzjan lid is van de Raad van Europa en het Europees Verdrag voor de rechten van de mens heeft ondertekend;

P.  overwegende dat Azerbeidzjan sinds 14 mei 2014 het voorzitterschap van het Comité van Ministers van de Raad van Europa bekleedt;

1.  benadrukt dat de volwaardige eerbiediging van de mensenrechten, de democratische beginselen, de fundamentele vrijheden en de rechtsstaat centraal staat in het kader voor samenwerking met het Oostelijk Partnerschap en in de toezeggingen die Azerbeidzjan binnen de Raad van Europa en de OVSE heeft gedaan;

2.  veroordeelt in de sterkst mogelijke bewoordingen de arrestatie en gevangenhouding van Leyla Yunus, Arif Yunus, Rasul Jafarov, Intigam Aliyev en Hasan Huseyni en eist hun onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating en de intrekking van alle aanklachten tegen hen; eist een onmiddellijk en grondig onderzoek naar de aanval op Ilqar Nasibov en eist dat de personen die hiervoor verantwoordelijk zijn worden berecht;

3.  dringt er bij de autoriteiten in Azerbeidzjan op aan de fysieke en psychische integriteit van Leyla Yunus, Arif Yunusov en alle andere mensenrechtenactivisten in Azerbeidzjan te waarborgen en ervoor te zorgen dat zij onmiddellijk passende medische zorg en medicijnen krijgen en indien nodig in een ziekenhuis worden opgenomen;

4.  doet nogmaals een beroep op de regering van Azerbeidzjan om op zo kort mogelijke termijn concrete maatregelen te nemen om de mensenrechtensituatie in het land te verbeteren, alle politieke gevangenen onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten en op te houden met het om politieke redenen arresteren van personen;

5.  dringt er bij de Azerbeidzjaanse autoriteiten op aan om te stoppen met het lastigvallen en intimideren van maatschappelijke organisaties, politieke tegenstanders en onafhankelijke journalisten en zich niet langer te mengen in of afbreuk te doen aan het waardevolle werk dat zij doen ter bevordering van de democratie in Azerbeidzjan; verzoekt de Azerbeidzjaanse autoriteiten voorts om ervoor te zorgen dat alle gevangenen, waaronder journalisten en politieke en maatschappelijke activisten, ten volle gebruik kunnen maken van hun recht op een behoorlijke rechtsgang, en met name van het recht op toegang tot een advocaat naar eigen keuze, contact met familieleden en andere normen voor een eerlijk proces;

6.  betreurt de maatregelen die de regering van Azerbeidzjan heeft getroffen om de contacten tussen maatschappelijke en jonge activisten en intellectuelen uit Armenië en Azerbeidzjan te bemoeilijken, omdat deze contacten van groot belang zijn om een einde te maken aan de reeds zeer lang bestaande slechte verhouding tussen de twee landen; wijst in dit verband op het belangrijke werk dat Leyla Yunus en haar man Arif op dit gebied hebben verricht;

7.  dringt er bij de regering van Azerbeidzjan op aan advies in te winnen bij en ten volle samen te werken met de Commissie van Venetië van de Raad van Europa en haar commissaris en de Speciale Procedures-mandaathouders van de VN met betrekking tot mensenrechtenactivisten, het recht op vrijheid van vereniging en vreedzame vergadering, vrijheid van meningsuiting en willekeurige detentie, met als doel om haar wetgeving te herzien en haar werkwijze aan te passen in overeenstemming met de conclusies van de deskundigen op dit gebied;

8.  dringt er bij de Azerbeidzjaanse autoriteiten op aan zonder verder uitstel de mensenrechtenhervormingen door te voeren die al lang doorgevoerd hadden moeten zijn, en onder meer de toezeggingen gestand te doen die Azerbeidzjan heeft gedaan toen het land lid werd van de Raad van Europa en uitvoering te geven aan uitspraken die het Europees Hof voor de mensenrechten in zaken tegen Azerbeidzjan heeft gedaan;

9.  dringt er bij de Azerbeidzjaanse autoriteiten op aan het verbod op openbare bijeenkomsten in het centrum van Bakoe op te heffen en vreedzame demonstranten niet langer te beboeten of zonder proces gevangen te zetten;

10. herhaalt zijn standpunt dat steunverlening door de EU aan en samenwerking van de EU met de Republiek Azerbeidzjan, met inbegrip van de lopende onderhandelingen over een strategisch partnerschap inzake modernisering, slechts mogelijk is onder de voorwaarde dat het land de mensenrechten eerbiedigt en bevordert en er hierover clausules worden opgenomen, met name inzake de vrijheid van de media, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vergadering en vrijheid van vereniging;

11. benadrukt dat het Parlement alleen zijn goedkeuring aan de ondertekening van een partnerschapsovereenkomst met Azerbeidzjan zal hechten als zij van oordeel is dat aan bovengenoemde voorwaarden is voldaan, als de mensenrechtenactivisten zijn vrijgelaten, de wetgeving die de activiteiten van onafhankelijke maatschappelijke organisaties aan banden legt is ingetrokken en een einde is gemaakt aan de onderdrukking en intimidatie van ngo's en van de onafhankelijke media, de oppositie, mensenrechtenactivisten en jonge activisten en activisten die actief zijn op sociale netwerken;

12. dringt er bij de Raad, de Commissie en de EDEO op aan strikte toepassing te geven aan het "meer-voor-meer"-beginsel en daarbij met name de aandacht te richten op de situatie van mensenrechtenactivisten (overeenkomstig de EU-richtsnoeren over mensenrechtenverdedigers), willekeurige en politiek gemotiveerde gevangenhouding, de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, democratische hervormingen en fundamentele rechten en vrijheden; dringt met name aan op herziening van de programmering in het kader van het Europees nabuurschapsinstrument en op stopzetting van alle steun die niet puur gericht is op mensenrechten/het maatschappelijk middenveld;

13. betreurt dat de mensenrechtendialoog tussen de EU en Azerbeidzjan geen enkele substantiële vooruitgang heeft opgeleverd op het gebied van de mensenrechtensituatie in het land; verzoekt de EDEO deze dialoog te intensiveren om ervoor te zorgen dat deze doeltreffender en resultaatgerichter wordt, en hierover regelmatig verslag uit te brengen aan het Parlement;

14. vraagt de regering van Azerbeidzjan om de huidige onnodig complexe en langdurige procedure voor de registratie van ngo's te vereenvoudigen, vergaande wetswijzigingen door te voeren met het oog op het intrekken van de recente maatregelen ter beperking van de vrijheid van ngo's om donaties te aanvaarden zonder deze officieel te moeten registreren, en uitvoering te geven aan Aanbeveling CM/Rec(2007)14 van het Comité van ministers van de Raad van Europa inzake de juridische status van ngo's in Europa;

15. vraagt de Raad en de lidstaten er bij het Internationaal Olympisch Comité (IOC) op aan dringen om de Azerbeidzjaanse autoriteiten op te roepen een einde te maken aan de onderdrukkende maatregelen, en duidelijk te maken dat van de Azerbeidzjaanse autoriteiten als gastheren van de volgend jaar te houden Europese Olympische Spelen wordt verwacht dat zij de persvrijheid zullen eerbiedigen, in overeenstemming met het Olympisch Handvest;

16. roept de EDEO op de EU-richtsnoeren over mensenrechtenverdedigers onverkort toe te passen en in de ruimtes van de EU-delegatie in Bakoe geregeld vergaderingen te houden met onafhankelijke mensenrechtenorganisaties en deze vergaderingen te coördineren met vertegenwoordigingen van lidstaten van de EU, en op deze vergaderingen openlijk steun te betuigen met het werk van mensenrechtenverdedigers; dringt er bij de EDEO op aan alle rechtszaken en gerechtelijke procedures tegen mensenrechtenverdedigers nauwlettend te volgen en hierover verslag uit te brengen aan het Parlement;

17. herhaalt zijn standpunt van 24 mei 2012, en roept de Raad op de mogelijkheid te overwegen van gerichte sancties tegen degenen die verantwoordelijk zijn voor de schendingen van de mensenrechten, indien deze blijven plaatsvinden;

18. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de president, de regering en het parlement van de Republiek Azerbeidzjan, de EDEO, de Raad, de Commissie en de Raad van Europa.