GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Libië
17.9.2014 - (2014/2844(RSP))
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
Verts/ALE (B8‑0111/2014)
S&D (B8‑0120/2014)
PPE (B8‑0131/2014)
ECR (B8‑0132/2014)
ALDE (B8‑0135/2014)
Cristian Dan Preda, Arnaud Danjean, Jacek Saryusz-Wolski, Elmar Brok, Andrej Plenković, David McAllister, Mariya Gabriel, Francisco José Millán Mon, Philippe Juvin, Davor Ivo Stier, Monica Luisa Macovei, Gabrielius Landsbergis, Dubravka Šuica, Ivana Maletić namens de PPE-Fractie
Ana Gomes namens de S&D-Fractie
Charles Tannock, Anna Elżbieta Fotyga, Valdemar Tomaševski namens de ECR-Fractie
Marietje Schaake, Jozo Radoš, Marielle de Sarnez, Andrus Ansip, Robert Rochefort, Ramon Tremosa i Balcells, Ivan Jakovčić, Johannes Cornelis van Baalen, Petras Auštrevičius, Louis Michel namens de ALDE-Fractie
Barbara Lochbihler namens de Verts/ALE-Fractie
Fabio Massimo Castaldo, Ignazio Corrao
Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Libië
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Libië,
– gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 augustus 2014 en de conclusies van de Europese Raad van 30 augustus 2014 over Libië,
– gezien de verklaringen van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) van 26 augustus 2014,
– gezien het ENB-pakket voor Libië van 15 september 2014,
– gezien de benoeming op 14 augustus 2014 van Bernardino León als nieuwe speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties voor Libië,
– gezien de resoluties nrs. 1970, 1973 (2011) en 2174 van 27 augustus 2014 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties,
– gezien het verslag van de United Nations Support Mission in Libya (UNSMIL) "Overzicht van de schendingen van de internationale mensenrechten en het humanitair recht tijdens het aanhoudende geweld in Libië" van 4 september 2014,
– gezien de vergadering van de speciale gezanten voor Libië van de Arabische Liga, de Europese Unie, Frankrijk, Duitsland, Italië, Malta, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten met de Verenigde Naties op 24 juli 2014 om de recente ontwikkelingen in Libië te bespreken,
– gezien de parlementaire verkiezingen die in juni 2014 zijn gehouden in Libië,
– gezien de Conventies van Genève van 1949 en de aanvullende protocollen van 1977, en de verplichting van partijen bij gewapende conflicten om ervoor te zorgen dat het internationaal humanitair recht in alle omstandigheden wordt geëerbiedigd,
– gezien het Verdrag inzake de veiligheid van VN-personeel en geassocieerd personeel, en het facultatieve protocol daarbij,
– gezien het besluit van de Raad van 22 mei 2013 tot oprichting van de EU-grensversterkingsmissie EUBAM Libië (European Union Border Assistance Mission in Libya),
– gezien het feit dat Libië op 25 april 1981 het Verdrag van de Afrikaanse Unie betreffende specifieke aspecten van de vluchtelingenproblematiek in Afrika heeft geratificeerd,
– gezien artikel 123, leden 2 en 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Libiërs in februari 2011 de straat op gingen om politieke rechten te eisen, en overwegende dat zij daarbij stuitten op willekeurig staatsgeweld dat de aanleiding was voor een negen maanden durende burgeroorlog die leidde tot afzetting van het Kadhafi-regime; overwegende dat de veiligheidssituatie, de politieke stabiliteit, de mensenrechten- en de humanitaire situatie in Libië de laatste weken ernstig zijn verslechterd;
B. overwegende dat de botsingen tussen rivaliserende milities, en met name die uit Misrata en Zintan, in de afgelopen maanden zijn toegenomen en dat de gevechten om de controle over Tripoli en Benghazi Libië en zijn democratie hebben gedestabiliseerd, alsmede de democratische transitie en geleid hebben tot steeds grotere aantallen burgerslachtoffers, binnenlandse ontheemden en vluchtelingen; overwegende dat volgens schattingen van UNSMIL ten minste 100 000 Libiërs in eigen land ontheemd zijn geraakt door de laatste serie gevechten, en dat nog eens 150 000 mensen, waaronder veel migranten, het land hebben verlaten;
C. overwegende dat pro-islamistische milities op 24 augustus 2014 Tripoli en de civiele luchthaven aldaar hebben ingenomen; overwegende dat pro-islamistische milities gelieerd zijn aan gewapende groeperingen zoals de Islamitische Staat, AQIM, al-Jammaa al-Libiya, al-Moukatila en Ansar al-Charia;
D. overwegende dat de recente gevechten het alleen maar waarschijnlijker hebben gemaakt dat de terroristische groeperingen zich zullen verspreiden; overwegende dat, als hier niets aan wordt gedaan, de nu al wankele situatie in de gehele regio zou kunnen verergeren;
E. overwegende dat de gevechten tussen plaatselijke gewapende groeperingen in Libië escaleren, en dat er ook aanvallen worden uitgevoerd op burgers en eigendommen van burgers, waarbij de mensenrechten op grote schaal worden geschonden, en in sommige gevallen oorlogsmisdrijven worden gepleegd; overwegende dat tientallen burgers naar verluidt zijn ontvoerd in Tripoli en Benghazi louter en alleen omdat ze bij een bepaalde stam, familie of godsdienst horen; overwegende dat degenen die zich schuldig maken aan geweld geen rekening lijken te houden met de gevolgen ervan voor onschuldige burgers;
F. overwegende dat de mensenrechtensituatie in het hele land verder verslechtert, en dat er bijvoorbeeld gevallen plaatsvinden van willekeurige gevangenneming, ontvoeringen, moorden, foltering van en geweld tegen journalisten, functionarissen, politici en mensenrechtenactivisten, zoals de wrede moord op de vooraanstaande activiste Salwa Bugaighis;
G. overwegende dat de recente gevechten hebben geleid tot een algehele verslechtering van de levensomstandigheden in Libië, met schaarste aan voedsel, water en elektriciteit; overwegende dat het vertrek van buitenlands medisch personeel en de schaarste aan medische hulpmiddelen de benarde toestand van de burgers nog hebben verergerd;
H. overwegende dat er sinds december 2013 een aantal buitenlandse onderdanen is vermoord of ontvoerd aangezien de veiligheidssituatie is verslechterd; overwegende dat verscheidene EU-lidstaten zich in augustus 2014 hebben aangesloten bij de Verenigde Staten toen die het aanhoudende geweld in Libië krachtig veroordeelden;
I. overwegende dat er op 25 juni 2014 parlementsverkiezingen zijn gehouden; overwegende dat het democratisch verkozen huis van afgevaardigden, dat het voormalige Algemene Nationale Congres vervangt, na de recente gewelddadigheden is uitgeweken van Tripoli naar Tobruk, en overwegende dat de islamistische milities het huis van afgevaardigden noch de nieuwe regering erkennen en hun eigen regering en parlement hebben gevormd;
J. overwegende dat de grondwetgevende vergadering die in februari 2014 is verkozen en die is samengesteld uit 60 vertegenwoordigers van de drie historische regio's van Libië, volgens de Libische staatsmedia eind 2014 met een ontwerpgrondwet zal komen waarover in maart 2015 een referendum zal worden gehouden;
K. overwegende dat het Algemene Nationale Congres tijdens een vergadering op 25 augustus 2014 Omar al-Hasi tot premier koos en hem vroeg een regering te vormen; overwegende dat de geloofwaardigheid van het politieke proces in Libië dringend moet worden hersteld; overwegende dat de wijdverbreide scepsis onder gewone Libiërs geleid heeft tot afbrokkelende geloofwaardigheid en een lage opkomst bij de recente verkiezingen; overwegende dat het democratische proces dat op gang kwam toen kolonel Kadhafi werd afgezet steeds meer in gevaar komt te gevolge van de recente gewelddadigheden;
L. overwegende dat UNSMIL als belangrijkste taak heeft gekregen te werken aan staatsopbouw en dat de Europese Unie ernaar streeft Libië door middel van EUBAM te ondersteunen;
M. overwegende dat er geruchten gaan over externe betrokkenheid bij het geweld in Libië, met inbegrip van militaire actie en leveranties van wapens en munitie en het uitvoeren van acties waardoor de lokale verdeeldheid wordt verergerd, hetgeen grote gevolgen heeft voor de broze bestuursstructuur en waardoor de overgang van Libië naar een democratische samenleving wordt ondermijnd; overwegende dat sommige Golfstaten en andere regionale actoren nu hun steun betuigen aan rivaliserende partijen van het escalerende binnenlandse conflict in Libië;
N. overwegende dat resolutie nr. 2174 (2014) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties toestemming geeft voor reisverboden en het bevriezen van vermogensbestanddelen van personen en groepen die door het Comité worden aangewezen als personen die handelingen verrichten of steunen die een gevaar vormen voor de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van Libië, of die het politieke overgangsproces belemmeren of ondermijnen;
O. overwegende dat honderden migranten en vluchtelingen, die het geweld in Libië wilden ontvluchten, naar verluidt zijn omgekomen toen ze de Middellandse Zee probeerden over te steken naar Europa, waardoor er een enorme vluchtelingencrisis is ontstaan in Italië en Malta; overwegende dat volgens de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen (UNHCR) sinds juni 1 600 personen zijn omgekomen toen ze Europa probeerden te bereiken; overwegende dat Libië het belangrijkste vertrekpunt is voor migranten die Europa proberen te bereiken; overwegende dat volgens schattingen van de UNHCR ongeveer 98 000 van de bij benadering 109 000 personen die sinds het begin van dit jaar in Italië zijn aangekomen, uit Libië zouden zijn vertrokken; overwegende dat van nog eens 500 migranten wordt gevreesd dat zij zijn omgekomen nadat hun boot naar verluidt op 15 september 2014 zou zijn geramd door een ander vaartuig in de buurt van Malta;
P. overwegende dat de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties de situatie in Libië op 26 februari 2011 heeft doorverwezen naar het Internationaal Strafhof; overwegende dat het Internationaal Strafhof op 27 juni 2011 drie arrestatiebevelen heeft uitgevaardigd voor Moammar Kadhafi, Saif al-Islam Kadhafi en Abdullah al-Senussi voor misdaden tegen de menselijkheid; overwegende dat de andere verdachten niet in hechtenis worden gehouden op gezag van het Hof; overwegende dat de Libische autoriteiten erop hebben aangedrongen deze verdachten te berechten binnen het Libische rechtsstelsel;
Q. overwegende dat Egypte op 25 augustus 2014 de derde ministeriële bijeenkomst heeft georganiseerd voor Libiës buurlanden, waaraan de ministers van Buitenlandse Zaken van Libië, Tunesië, Algerije, Sudan, Niger en Tsjaad, alsmede de Arabische Liga hebben deelgenomen om de Libische crisis te bespreken; overwegende dat het forum een persverklaring heeft doen uitgaan waarin de legitimiteit van de Libische instituties wordt bevestigd, buitenlandse inmenging wordt afgewezen, wordt aangedrongen op ontwapening van de milities en wordt voorgesteld om een graduele sanctieregeling in te voeren tegen personen en groeperingen die het politieke proces in de weg staan;
1. veroordeelt het toenemende geweld, met name tegen de burgerbevolking en civiele instanties; dringt er bij de conflictpartijen op aan om onmiddellijk alle gewelddadigheden te staken en een staakt-het-vuren overeen te komen om een einde te maken aan het lijden van de bevolking, en om deel te nemen aan een inclusieve nationale politieke dialoog om een staat op te bouwen die gebaseerd is op eerbiediging van de mensenrechten, democratie en de rechtsstaat; dringt erop aan dat degenen die verantwoordelijk zijn voor alle schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht, ter verantwoording worden geroepen; geeft uiting aan zijn diepe bezorgdheid en solidariteit met de Libische burgerbevolking en instituties;
2. dringt er bij alle partijen bij het conflict op aan de internationale humanitaire beginselen van menselijkheid, neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid te eerbiedigen om ervoor te zorgen dat er humanitaire hulp wordt verleend en dat de veiligheid van de burgers die hulp ontvangen wordt gewaarborgd, evenals de veiligheid van het personeel dat betrokken is bij het verstrekken van humanitaire hulp;
3. herinnert eraan dat alle partijen in Libië zich eraan moeten committeren dat de burgerbevolking te allen tijde wordt beschermd, en dat alle gedetineerden moeten worden behandeld overeenkomstig de internationale mensenrechten en het humanitair recht; herinnert eraan dat aanvallen die bewust worden uitgevoerd op personeel dat betrokken is bij humanitaire hulp of vredeshandhavingsmissies overeenkomstig het VH-handvest, ten einde burgers en eigendommen van burgers te beschermen krachtens het internationaal recht in gewapende conflicten, een oorlogsmisdrijf vormen krachtens het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof (ICC);
4. neemt nota van de impact op de regionale en Europese veiligheid die het gevolg is van de algemene onveiligheid en het afbrokkelende bestuur in Libië; herinnert eraan dat de gevechten die plaatsvonden in juli en augustus 2014 om de controle over de luchthaven van Tripoli op dramatische wijze geëscaleerd zijn en geleid hebben tot chaos, waarbij talloze doden zijn gevallen en strategische infrastructuur is vernietigd;
5. maakt zich ernstig zorgen over berichten over betrokkenheid van regionale actoren bij het geweld in Libië en dringt er bij de buurlanden en de regionale actoren op aan om af te zien van acties die de huidige verdeeldheid zouden kunnen verergeren en de democratische transitie van Libië zouden kunnen ondermijnen; dringt er bij hen op aan om hun grenscontroles, onder meer in havens en op luchthavens, te verscherpen en alle goederen die van en naar Libië worden vervoerd zeer grondig te inspecteren; prijst de Tunesische gastvrijheid voor de honderdduizenden Libische burgers die momenteel in Tunesië verblijven om het geweld in Libië ontvluchten;
6. herinnert aan resolutie nr. 2174 van de VN-Veiligheidsraad, die op 27 augustus 2014 is aangenomen, en waarin de bestaande internationale sancties tegen Libië worden uitgebreid tot personen die zich bezighouden met of voorstander zijn van handelingen die "een bedreiging vormen voor de vrede, stabiliteit of veiligheid van Libië, of de succesvolle voltooiing van het politieke overgangsproces in het land belemmeren of ondermijnen"; verzoekt de hoge vertegenwoordiger, de EU, haar lidstaten en de internationale gemeenschap in haar geheel te overwegen of er maatregelen getroffen kunnen worden tegen specifieke personen die het vooruitzicht op vrede en een democratische transitie in Libië bedreigen en ze op een lijst te plaatsen op dezelfde manier waarop de internationale gemeenschap dat indertijd heeft gedaan met Kadhafi en zijn vertrouwelingen;
7. herinnert eraan dat de strijdende partijen ter verantwoording moeten worden geroepen en moeten worden vervolgd door nationale rechtbanken of het Internationaal Strafhof, dat bevoegd is voor oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid, genocide en verkrachtingen als oorlogsmisdrijf, die in Libië zijn gepleegd sinds 15 februari 2011, overeenkomstig resolutie nr. 1970 van de VN-Veiligheidsraad;
8. steunt de inspanningen van de VN-missie in Libië (UNSMIL) ten zeerste, alsmede die van de recent benoemde speciale VN-gezant voor Libië, Bernardino León, om de nationale dialoog tussen politici en invloedrijke actoren in Libië te bevorderen en faciliteren; dring er bij de internationale gemeenschap op aan om in het kader van de Verenigde Naties, in actie te komen met betrekking tot de situatie in Libië;
9. steunt het huis van afgevaardigden als democratisch gekozen orgaan na de verkiezingen van juni 2014; dringt er bij Libiës interim-regering, het verkozen huis van afgevaardigden en de wetgevende vergadering op aan hun taken uit te voeren op basis van de rechtsstaat en de mensenrechten, in een geest van inclusiviteit in het belang van het land en om de rechten van alle Libische burgers te beschermen, inclusief de religieuze minderheden; dringt er bij alle partijen op aan hen te steunen en deel te nemen aan een inclusieve politieke dialoog om terug te keren naar een stabiele situatie en overeenstemming te bereiken over een uitweg uit de crisis; verzoekt de leden van het huis van afgevaardigden een bezoek te brengen aan het Europees Parlement en de pas verkozen leden te ontmoeten, om parlementaire betrekkingen met hen aan te gaan;
10. beseft dat vrouwen bij de overgang naar democratie in het land een grote rol hebben gespeeld en benadrukt dat vrouwen ten volle betrokken moeten worden bij de nationale besluitvorming en bij de oprichting van nationale instellingen op alle niveaus;
11. benadrukt dat de administratie van de exploitatie en verkoop van olie in handen moet liggen van de Libische autoriteiten, en dringt er bij de internationale gemeenschap op aan om geen transacties aan te gaan met andere actoren; verzoekt internationale bedrijven die zaken doen in Libië hun financiële activiteiten in de energiesector openbaar te maken;
12. dringt er bij de Commissie en de EDEO op aan de acties van de lidstaten in Libië te coördineren en hun steun te richten op de opbouw van staatsstructuren en instituties en, tezamen met de lidstaten, VN, NAVO en regionale partners, te assisteren bij de oprichting van effectieve en op nationaal niveau aangestuurde en gecontroleerde veiligheidstroepen (leger- en politiemacht) die de vrede en de orde in het land kunnen handhaven, alsmede de pogingen om een staakt-het-vuren overeen te komen te steunen en een regeling op te stellen om toe te zien op de handhaving ervan; benadrukt dat de EU tevens steun moet verlenen aan het Libische rechtsstelsel, alsmede op andere gebieden die cruciaal zijn voor het democratisch bestuur;
13. wijst erop dat de Unie een EU-grensmissie (EUBAM) in Libië is gestart die tot er dusverre niet in is geslaagd om haar doelstelling (verbetering van de veiligheid van de grenzen van het land te verbeteren) te verwezenlijken; merkt op dat deze missie tijdelijk is opgeschort, en dat het meeste personeel om veiligheidsredenen is gerepatrieerd, met uitzondering van een klein team dat is ondergebracht in Tunis; benadrukt dat een veiligheidsgerelateerde EU-bijdrage die alleen gericht zou zijn op grensbeveiliging duidelijk te kort zou schieten en inconsistent zou zijn met de behoeften van het land en de uitdagingen op het gebied van regionale veiligheid, met inbegrip van die van de EU; dringt er derhalve bij de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid op aan het mandaat van de EU-grensversterkingsmissie EUBAM te herzien en in het kader van het GBVB een nieuwe missie in het leven te roepen, die rekening houdt met de gewijzigde situatie in Libië en met de noodzaak om te werken aan staatsopbouw, versterking van instellingen en hervorming van de veiligheidssector;
14. maakt zich nog steeds grote zorgen over de verspreiding van wapens, munitie en explosieven, en het smokkelen van wapens in Libië, omdat dit een gevaar vormt voor de stabiliteit in Libië en voor de Libische bevolking;
15. is ten zeerste bezorgd over de ongekende hoeveelheid asielzoekers en migranten zonder geldige verblijfspapieren die zijn aangekomen op de Italiaanse en Maltese kusten, van wie velen vertrokken zijn van Libisch grondgebied; dringt er bij de EU op aan werk te maken van de prioriteiten die zijn vastgesteld door de Mediterranean Task Force en een politieke dialoog over migratiezaken aan te gaan met de Libische regering, zodra de omstandigheden dit toelaten; betreurt ten zeerste dat nog eens 500 migranten zijn omgekomen nadat hun boot naar verluidt door een ander vaartuig in de buurt van Malta zou zijn geramd;
16. verzoekt de EU en haar lidstaten om Italië met raad en daad bij te staan bij de prijzenswaardige inspanningen om de uit de hand lopende migratiestromen uit Noord-Afrika, vooral uit Libië, aan te pakken;
17. dringt erop aan dat het UNHCR in Libië weer actief wordt en zijn werkzaamheden onbelemmerd kan verrichten; vraagt de EU door te gaan met het bieden van humanitaire, financiële en politieke bijstand in crisisgebieden in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, teneinde de onderliggende oorzaken van migratie en humanitaire problemen aan te pakken;
18. is zeer bezorgd over de toenemende aanwezigheid van aan Al-Qaida gelieerde terroristische groeperingen en individuen die in Libië actief zijn, en bevestigt dat iedere bedreiging van de internationale vrede en veiligheid die wordt veroorzaakt door terroristische daden, overeenkomstig het Handvest van de Verenigde Naties en het internationaal recht, inclusief de toepasselijke internationale mensenrechten, vluchtelingenrecht en humanitair recht, met alle middelen moet worden bestreden;
19. herhaalt dat de EU vastbesloten is om de democratische aspiraties van de Libische bevolking te blijven steunen, met name in de huidige crisis en tijdens de democratische transitie van het land; dringt aan op een versterkte betrokkenheid van de EU bij de totstandbrenging van stabiliteit en de democratische transitie in Libië;
20. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regering en het huis van afgevaardigden van Libië, de secretaris-generaal van de VN, de Arabische Liga en de Afrikaanse Unie.