Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B8-0144/2015Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B8-0144/2015

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over Burundi: de zaak Bob Rugurika

11.2.2015 - (2015/2561(RSP))

ingediend overeenkomstig artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van het Reglement
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
Verts/ALE (B8‑0144/2015)
ECR (B8‑0146/2015)
ALDE (B8‑0148/2015)
EFD (B8‑0152/2015)
GUE/NGL (B8‑0154/2015)
S&D (B8‑0160/2015)
PPE (B8‑0163/2015)

Cristian Dan Preda, Maurice Ponga, Elmar Brok, Davor Ivo Stier, Bogdan Brunon Wenta, Mariya Gabriel, Giovanni La Via, Lara Comi, Tunne Kelam, Jiří Pospíšil, Dubravka Šuica, Pavel Svoboda, Stanislav Polčák, Francesc Gambús, Jaromír Štětina, Tomáš Zdechovský, Jeroen Lenaers, Marijana Petir, Andrej Plenković, Joachim Zeller, Franck Proust, Seán Kelly, David McAllister, Ivan Štefanec, Claude Rolin, József Nagy, Eduard Kukan, Elisabetta Gardini, László Tőkés, Ivana Maletić, Andrey Kovatchev, Monica Macovei namens de PPE-Fractie
Josef Weidenholzer, Victor Boștinaru, Richard Howitt, Pier Antonio Panzeri, Kashetu Kyenge, Elena Valenciano, Enrico Gasbarra, Linda McAvan, Ana Gomes, Krystyna Łybacka, Michela Giuffrida, Nikos Androulakis, Liisa Jaakonsaari, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Andi Cristea, Claudia Tapardel, Vilija Blinkevičiūtė, Goffredo Maria Bettini, Neena Gill, Victor Negrescu, Viorica Dăncilă, Maria Arena, Luigi Morgano, Marc Tarabella, Nicola Caputo, Doru-Claudian Frunzulică, Biljana Borzan, Tonino Picula, Miriam Dalli, José Blanco López, Miroslav Poche, Afzal Khan, Hugues Bayet namens de S&D-Fractie
Charles Tannock, Mark Demesmaeker, Jan Zahradil, Ryszard Czarnecki, Ruža Tomašić, Branislav Škripek namens de ECR-Fractie
Javier Nart, Ramon Tremosa i Balcells, Fernando Maura Barandiarán, Ivo Vajgl, Maite Pagazaurtundúa Ruiz, Marielle de Sarnez, Pavel Telička, Juan Carlos Girauta Vidal, Izaskun Bilbao Barandica, Gérard Deprez, Beatriz Becerra Basterrechea, Ivan Jakovčić, Louis Michel, Marietje Schaake, Ilhan Kyuchyuk, Petras Auštrevičius, Kaja Kallas, Robert Rochefort, Jozo Radoš, Urmas Paet, Johannes Cornelis van Baalen namens de ALDE-Fractie
Marie-Christine Vergiat, Martina Michels, Kostas Chrysogonos namens de GUE/NGL-Fractie
Judith Sargentini, Davor Škrlec, Barbara Lochbihler namens de Verts/ALE-Fractie
Ignazio Corrao, Fabio Massimo Castaldo, Laura Agea, Piernicola Pedicini, Eleonora Evi, Rosa D’Amato, Dario Tamburrano namens de EFDD-Fractie

Procedure : 2015/2561(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B8-0144/2015
Ingediende teksten :
RC-B8-0144/2015
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over Burundi: de zaak Bob Rugurika

(2015/2561(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien zijn eerdere resoluties over Burundi, met name die van 16 september 2014 over Burundi, in het bijzonder de zaak Pierre Claver Mbonimpa[1],

–   gezien de Overeenkomst van Cotonou,

–   gezien de verklaring van de VN-Veiligheidsraad van 10 april 2014 over de situatie in Burundi,

–   gezien de Overeenkomst van Arusha voor vrede en verzoening,

–   gezien de conclusies van de Raad van 22 juli 2014 over het gebied van de Grote Meren,

–   gezien de rapporten van het VN-bureau in Burundi,

–   gezien de EU-richtsnoeren over mensenrechtenverdedigers en vrijheid van meningsuiting, alsook de conclusies van de Raad van juni 2014 waarin wordt toegezegd dat de werkzaamheden met betrekking tot mensenrechtenverdedigers zullen worden geïntensiveerd;

–   gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens,

–   gezien het Afrikaanse Handvest voor democratie, verkiezingen en bestuur,

–   gezien het advies van 25 april 2013 van de nationale adviescommissie voor mensenrechten,

–   gezien de verklaring van de EU-delegatie in Burundi van 10 september 2014,

–   gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten,

–   gezien het Afrikaanse Handvest van de rechten van de mens en de volkeren,

–   gezien artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de Burundese autoriteiten mensenrechtenverdediger Bob Rugurika, directeur van Radio Publique Africaine (RPA), op 20 januari 2015 hebben aangehouden en gevangengezet omdat hij weigerde zijn bronnen vrij te geven nadat zijn radiostation een paar dagen eerder een onderzoeksreportage had uitgezonden over de moord op de drie bejaarde Italiaanse nonnen Lucia Pulici, Olga Raschietti en Bernadetta Boggian in Kamenge, een stad ten noorden van Bujumbura, in september 2014;

B.  overwegende dat hooggeplaatste ambtenaren van de inlichtingendiensten in de reportage werden beschuldigd van betrokkenheid bij de moorden, en dat hun was aangeboden hierop te reageren vóór de uitzendingen;

C. overwegende dat de Burundese autoriteiten geen bewijsmateriaal hebben overgelegd om de vasthouding van dhr. Rugurika, op grond van "schending van de openbare solidariteit, schending van het onderzoeksgeheim, bescherming van een misdadiger en medeplichtigheid aan moord", te rechtvaardigen; overwegende dat deze aanhouding deel uitmaakt van een patroon van aanvallen van de regering op de vrijheid van meningsuiting die gericht zijn tegen journalisten, activisten en leden van politieke partijen; overwegende dat dergelijke aanvallen zijn geëscaleerd in de aanloop naar de verkiezingen die in mei en juni 2015 in Burundi worden gehouden;

D. overwegende dat in internationale mensenrechtenwetgeving, waaronder het Afrikaanse Handvest van de rechten van de mens en de volkeren en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, die beide door Burundi zijn ondertekend, duidelijk is vastgelegd dat voorlopige hechtenis gebaseerd moet zijn op een geloofwaardige en juridisch onderbouwde aanklacht; overwegende dat de Burundese autoriteiten de noodzaak van de vasthouding van Rugurika op geen enkele manier hebben bewezen;

E.  overwegende dat dit niet de eerste keer is dat de regering van Burundi de media en mensenrechtengroeperingen ervan tracht te weerhouden gevoelige informatie te publiceren en verslag uit te brengen over vermeend machtsmisbruik door de regering; overwegende dat journalisten, ondanks deze aanhoudende intimidatie, het documenteren en schrijven over controversiële onderwerpen niet uit de weg zijn gegaan, waaronder Pierre Claver Mbonimpa, een prominente mensenrechtenverdediger die in mei 2014 werd gearresteerd omdat hij bepaalde opmerkingen had gemaakt bij Radio Publique Africaine, die pas later werd vrijgelaten hoewel de aanklachten tegen hem niet zijn ingetrokken;

F.  overwegende dat Burundi in juni 2013 een restrictieve perswet heeft aangenomen waardoor de vrijheden van de media zijn ingeperkt, op grond waarvan journalisten niet over alle onderwerpen mogen schrijven en berichtgeving over onderwerpen als openbare orde en veiligheid strafbaar kan worden gesteld; overwegende dat de journalistenbond van Burundi deze zaak aan het Oost-Afrikaanse Gerechtshof heeft voorgelegd;

G. overwegende dat de goedkeuring van een aantal restrictieve wetten in de aanloop naar de verkiezingen in 2015, waaronder de mediawet van april 2013, geleid heeft tot een verergering van de intimidatie en bedreigingen waarmee journalisten en anderen met kritische stemmen die politieke moorden, corruptie en slecht bestuur van het land aan de kaak stellen sinds 2010 worden geconfronteerd;

H. overwegende dat de persvrijheidindex 2014 van Verslaggevers zonder Grenzen 180 landen omvat en dat Burundi de 142ste plaats inneemt;

I.   overwegende dat de speciale rapporteur voor mensenrechtenverdedigers in Afrika, Reine Alapini-Gansou, deze aanhouding heeft veroordeeld, de onmiddellijke vrijlating van Bob Rugurika heeft geëist en opnieuw heeft gewezen op de verantwoordelijkheden van de Burundese autoriteiten die voortvloeien uit de Verklaring inzake de beginselen betreffende vrijheid van meningsuiting in Afrika en de verklaringen van Kigali en Grand Bay;

J.   overwegende dat het recht op vrijheid van meningsuiting is verankerd in de Burundese grondwet en in door Burundi ondertekende internationale en regionale verdragen, alsook deel uitmaakt van de Nationale Strategie voor goed bestuur en de bestrijding van corruptie, en tevens een essentiële voorwaarde is om in 2015 vrije en eerlijke verkiezingen te kunnen houden waarbij de uitslag door alle deelnemers wordt geaccepteerd;

K. overwegende dat een vrij, eerlijk, transparant en vreedzaam verkiezingsproces in 2015 het land, dat nog steeds in een postconflictsituatie verkeert, in staat zal stellen een uitweg te vinden uit de door het verkiezingsproces van 2010 veroorzaakte politieke impasse;

L.  overwegende dat EU-vertegenwoordigers, naar aanleiding van de resolutie van het Parlement van 18 september 2014 en met name de verwijzing daarin naar artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou, hebben gewezen op de noodzaak van inclusieve deelname aan het verkiezingsproces van alle politiek machten in het land, in overeenstemming met de routekaart en de gedragscode;

M. overwegende dat de regering van Burundi heeft toegezegd ervoor te zullen zorgen dat de twee bovengenoemde documenten tijdens de onderhandelingen met alle politieke machten in het land worden geëerbiedigd, en de EU en haar lidstaten nogmaals heeft verzocht om materiële en financiële steun voor het huidige verkiezingsproces te verstrekken en om voorafgaand aan, tijdens en na afloop van de verkiezingen waarnemingsmissies naar Burundi te sturen;

N. overwegende dat de EU Burundi kort geleden 432 miljoen euro uit het Europees Ontwikkelingsfonds 2014-2020 heeft toegekend ter ondersteuning van onder meer bestuurlijke verbeteringen en het maatschappelijk middenveld;

O. overwegende dat Burundi nog altijd de ergste politieke crisis doormaakt sinds het eind van de twaalfjarige burgeroorlog in 2005, waardoor niet alleen de interne stabiliteit van Burundi in gevaar is maar ook de stabiliteit van de buurlanden in een toch al zo wankele Afrikaanse regio;

1.  veroordeelt de ongerechtvaardigde vasthouding van Bob Rugurika en dringt aan op zijn onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating; verzoekt de autoriteiten tegelijkertijd hun onderzoek naar de tragische moord op de drie Italiaanse nonnen voort te zetten en de verantwoordelijken voor de rechter te brengen; verzoekt voorts om de instelling van een onafhankelijk onderzoek naar de moord op de drie nonnen;

2.  veroordeelt alle mensenrechtenschendingen in Burundi en de invoering van restrictieve wetten in de aanloop naar de nationale presidentiële en parlementaire verkiezingen in 2015, met name die welke de oppositie, de media en het maatschappelijk middenveld benadelen door de inperking van de vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering;

3.  verzoekt de Burundese autoriteiten te zorgen voor een passend en eerlijk evenwicht tussen de vrijheid van de media, met inbegrip van de vrijheid van journalisten om onderzoek te doen naar en verslag uit te brengen over misdrijven, en de noodzaak om de integriteit van strafrechtelijke onderzoeken te waarborgen;

4.  verzoekt de Burundese regering om een eerlijk en open politiek debat mogelijk te maken in de aanloop naar de verkiezingen in 2015 en om zich te houden aan de door alle Burundese politieke leiders ondertekende routekaart en gedragscode die tot stand zijn gekomen door onderhandelingen onder auspiciën van de VN; wijst er nogmaals op dat in de Burundese grondwet is vastgelegd dat de president van de Republiek wordt gekozen voor een termijn van vijf jaar die eenmaal kan worden verlengd en dat niemand meer dan twee ambtstermijnen als president kan fungeren;

5.  verzoekt de Burundese regering de verkiezingskalender na te leven en de oppositiepartijen te betrekken bij het toezicht op de verkiezingen, inclusief de fase van gedeeltelijke registratie van nieuwe kiezers, zoals overeengekomen tussen de Onafhankelijke Nationale Kiescommissie (CENI) en de politieke partijen tijdens de evaluatievergadering inzake kiezersregistratie van 29 en 30 januari 2015;

6.  spreekt zijn grote bezorgdheid uit over de inmenging van de regering in de interne organisatie van de oppositiepartijen, het gebrek aan vrijheid voor die partijen om campagne te voeren en het feit dat de rechterlijke macht steeds vaker oppositieleiders uitsluit van het verkiezingsproces;

7.  dringt er bij de regering van Burundi op aan de jeugdbeweging van de CNDD-FDD aan banden te leggen en te voorkomen dat deze "tegenstanders" intimideert en aanvalt, en ervoor te zorgen dat degenen die dergelijke daden hebben gepleegd berecht worden; dringt aan op een onafhankelijk internationaal onderzoek naar de berichten dat de CNDD-FDD haar jeugdbeweging wapens en trainingen verstrekt; doet een beroep op de leiders van de oppositiepartijen om geweld tegen hun tegenstanders te voorkomen;

8.  benadrukt het belang van de eerbiediging van de gedragscode voor verkiezingen (Code de bonne conduite en matière électorale) en de onder auspiciën van de VN tot stand gekomen routekaart voor de verkiezingen die in 2013 door de politieke leiders is ondertekend, en geeft zijn volledige steun aan de VN en de internationale gemeenschap, die zich ervoor inzetten een verdere toename van het politiek geweld in de aanloop naar de verkiezingen in 2015 te voorkomen en veiligheid en vrede blijvend te herstellen;

9.  verzoekt allen die betrokken zijn bij het verkiezingsproces, waaronder de organen die verantwoordelijk zijn voor de organisatie van de verkiezingen en de veiligheidsdiensten, de in de Overeenkomst van Arusha neergelegde verbintenissen na te komen, daar deze overeenkomst een einde heeft gemaakt aan de burgeroorlog en het fundament vormt van de Burundese grondwet;

10. onderstreept de prominente rol die de EU moet spelen bij het toezicht op de situatie voorafgaand aan de verkiezingen om te voorkomen dat beloftes niet worden nagekomen, hetgeen niet alleen ernstige gevolgen kan hebben voor het democratiseringsproces maar ook voor de vrede en veiligheid in Burundi en in het hele gebied van de Grote Meren;

11. benadrukt opnieuw dat Burundi gebonden is door de mensenrechtenclausule van de Overeenkomst van Cotonou, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Afrikaans Handvest van de rechten van de mens en de volkeren en op grond daarvan verplicht is de universele rechten van de mens, waaronder de vrijheid van meningsuiting, te eerbiedigen; dringt er bij de regering van Burundi op aan dat zij in de aanloop naar de verkiezingen in 2015 een echt, open politiek debat mogelijk maakt, waarbij niemand bang voor intimidatie hoeft te zijn, en wel door zich niet te mengen in de interne organisatie van de oppositiepartijen, door alle partijen zonder beperkingen campagne te laten voeren, met name op het platteland, en door geen misbruik van de rechterlijke macht te maken om politieke concurrenten de mond te snoeren;

12. verzoekt de Commissie, de vicevoorzitter / hoge vertegenwoordiger en de lidstaten te blijven werken aan een duidelijk en principieel EU-beleid tegenover Burundi om de aanhoudende ernstige mensenrechtenschendingen aan te pakken, in overeenstemming met het strategisch EU-kader voor de mensenrechten; verzoekt de Commissie na te gaan of er wellicht met Burundi overleg zoals bedoeld in artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou moet worden gestart met het oog op eventuele opschorting van de overeenkomst, en de nodige passende maatregelen te nemen voor de periode dat het overleg plaatsvindt;

13. verzoekt de vicevoorzitter / hoge vertegenwoordiger gebruik te maken van de geïntensiveerde politieke dialoog zoals bedoeld in artikel 8 van de partnerschapsovereenkomst van Cotonou met de Burundese regering, teneinde de sluiting van de politieke ruimte in Burundi concreet aan te pakken en duidelijke, concrete benchmarks vast te stellen om de ontwikkelingen te meten, alsook een strategie voor de aanpak ervan;

14. verzoekt de Burundese regering, de leiders van de oppositiepartijen en maatschappelijke activisten om alles in het werk te stellen om de vredes- en verzoeningscommissie op democratische en transparante wijze te ondersteunen, teneinde misdrijven uit het verleden af te handelen en vooruitgang te boeken met het oog op de toekomst;

15. verzoekt de Europese Unie en de lidstaten de middelen vrij te maken die nodig zijn om de humanitaire situatie in dit deel van de wereld het hoofd te bieden, en samen te werken met VN-organen, met name op het gebied van chronische ondervoeding;

16. verzoekt de Commissie haar middelen voor de periode 2014-2020 zo snel mogelijk toe te kennen aan de ngo's en internationale organisaties die rechtstreeks met de bevolking werken en druk uit te oefenen op de regering van Burundi om de hervormingen door te voeren die nodig zijn om de staat te consolideren;

17. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de lidstaten, de regering van Burundi, de regeringen van de landen van het gebied van de Grote Meren, de Afrikaanse Unie, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de covoorzitters van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU en het Pan-Afrikaanse Parlement.