Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B8-0594/2016Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B8-0594/2016

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over Djibouti

11.5.2016 - (2016/2694(RSP))

ingediend overeenkomstig artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van het Reglement
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
Verts/ALE (B8-0594/2016)
ECR (B8-0596/2016)
S&D (B8-0597/2016)
GUE/NGL (B8-0599/2016)
PPE (B8-0601/2016)
ALDE (B8-0603/2016)

Cristian Dan Preda, Elmar Brok, Andrej Plenković, Davor Ivo Stier, Eva Paunova, Milan Zver, Kinga Gál, David McAllister, Brian Hayes, Maurice Ponga, Bogdan Brunon Wenta, Adam Szejnfeld, Jarosław Wałęsa, Marijana Petir, Giovanni La Via, Tunne Kelam, Patricija Šulin, Ivan Štefanec, Dubravka Šuica, Ivana Maletić, Jaromír Štětina, Therese Comodini Cachia, Sven Schulze, Luděk Niedermayer, Eduard Kukan, Pavel Svoboda, Romana Tomc, Lefteris Christoforou, Csaba Sógor, Roberta Metsola, Michaela Šojdrová, Claude Rolin, Tomáš Zdechovský, József Nagy, Krzysztof Hetman, Stanislav Polčák, László Tőkés, Ramona Nicole Mănescu, Inese Vaidere, Lara Comi namens de PPE-Fractie
Eric Andrieu, Nikos Androulakis, Maria Arena, Francisco Assis, Zigmantas Balčytis, Hugues Bayet, Brando Benifei, Goffredo Maria Bettini, José Blanco López, Vilija Blinkevičiūtė, Simona Bonafè, Biljana Borzan, Victor Boştinaru, Nicola Caputo, Andrea Cozzolino, Andi Cristea, Nicola Danti, Isabella De Monte, Monika Flašíková Beňová, Knut Fleckenstein, Doru-Claudian Frunzulică, Eider Gardiazabal Rubial, Elena Gentile, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Neena Gill, Michela Giuffrida, Maria Grapini, Sylvie Guillaume, Sergio Gutiérrez Prieto, Richard Howitt, Cătălin Sorin Ivan, Liisa Jaakonsaari, Afzal Khan, Jude Kirton-Darling, Miapetra Kumpula-Natri, Cécile Kashetu Kyenge, Javi López, Juan Fernando López Aguilar, Krystyna Łybacka, David Martin, Edouard Martin, Marlene Mizzi, Sorin Moisă, Alessia Maria Mosca, Victor Negrescu, Momchil Nekov, Pier Antonio Panzeri, Demetris Papadakis, Pina Picierno, Tonino Picula, Miroslav Poche, Inmaculada Rodríguez-Piñero Fernández, Daciana Octavia Sârbu, Siôn Simon, Monika Smolková, Tibor Szanyi, Claudia Tapardel, Marc Tarabella, Patrizia Toia, Elena Valenciano, Julie Ward, Josef Weidenholzer, Flavio Zanonato, Carlos Zorrinho namens de S&D-Fractie
Angel Dzhambazki, Ruža Tomašić, Arne Gericke, Mark Demesmaeker, Charles Tannock namens de ECR-Fractie
Javier Nart, Nedzhmi Ali, Petras Auštrevičius, Beatriz Becerra Basterrechea, Izaskun Bilbao Barandica, Marielle de Sarnez, Dita Charanzová, Gérard Deprez, Martina Dlabajová, Nathalie Griesbeck, Antanas Guoga, Marian Harkin, Filiz Hyusmenova, Ivan Jakovčić, Petr Ježek, Ilhan Kyuchyuk, Urmas Paet, Maite Pagazaurtundúa Ruiz, Carolina Punset, Jozo Radoš, Frédérique Ries, Marietje Schaake, Jasenko Selimovic, Hannu Takkula, Pavel Telička, Ramon Tremosa i Balcells, Ivo Vajgl, Johannes Cornelis van Baalen, Hilde Vautmans, Paavo Väyrynen, Valentinas Mazuronis, Cecilia Wikström namens de ALDE-Fractie
Marie-Christine Vergiat, Kateřina Konečná, Tania González Peñas, Miguel Urbán Crespo, Lola Sánchez Caldentey, Xabier Benito Ziluaga, Estefanía Torres Martínez, Jiří Maštálka, Merja Kyllönen, Barbara Spinelli namens de GUE/NGL-Fractie
Jean Lambert, Maria Heubuch, Heidi Hautala, Michèle Rivasi, Bart Staes, Ernest Urtasun, Barbara Lochbihler, Tamás Meszerics, Jordi Sebastià, Davor Škrlec, Bodil Valero, Igor Šoltes, Bronis Ropė, Judith Sargentini namens de Verts/ALE-Fractie
Ignazio Corrao, Fabio Massimo Castaldo, Piernicola Pedicini, Laura Ferrara, Laura Agea, Isabella Adinolfi, Rolandas Paksas namens de EFDD-Fractie


Procedure : 2016/2694(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B8-0594/2016
Ingediende teksten :
RC-B8-0594/2016
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over Djibouti

(2016/2694(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn voorgaande resoluties over Djibouti, waaronder die van 4 juli 2013 over de situatie in Djibouti[1] en die van 15 januari 2009 over de situatie in de Hoorn van Afrika[2],

–  gezien het nationaal indicatief programma voor Djibouti in het kader van het elfde Europees Ontwikkelingsfonds van 19 juni 2014,

–  gezien de verklaringen van 12 april 2016 en van 23 december 2015 van de woordvoerder van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO),

–  gezien de verklaring van hoge vertegenwoordiger Federica Mogherini, namens de EU, ter gelegenheid van de Werelddag van de Persvrijheid op 3 mei 2016,

–  gezien het regionaal politiek EU-partnerschap voor vrede, veiligheid en ontwikkeling in de Hoorn van Afrika,

–  gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten,

–  gezien het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing,

–  gezien het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen,

–  gezien het Afrikaanse Handvest van de rechten van de mens en de volkeren, dat door Djibouti is geratificeerd,

–  gezien de acties en mededelingen van de Organisatie voor voedsel en landbouw (FAO) van de Verenigde Naties betreffende Djibouti,

–  gezien de voorlopige conclusies van 10 april 2016 van de verkiezingswaarnemingsmissie van de Afrikaanse Unie, die toezicht hield op de presidentsverkiezingen,

–  gezien het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof, waarbij Djibouti sinds 2003 als staat partij is,

–  gezien de op 30 december 2014 getekende kaderovereenkomst tussen de UMP (Unie voor de Presidentiële Meerderheid), de heersende coalitie, en de USN (Unie voor nationale redding), de coalitie van oppositiepartijen, die ten doel heeft "vreedzame en democratische nationale politiek" te bevorderen,

–  gezien het door de Djiboutiaanse Raad van Ministers aangenomen Besluit nr. 2015-3016 PR/PM van 24 november 2015 tot vaststelling van buitengewone veiligheidsmaatregelen naar aanleiding van de aanslagen in Parijs van 13 november 2015;

–  gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948,

–  gezien het protocol bij het Afrikaanse handvest inzake de mensenrechten en de rechten van volkeren met betrekking tot de rechten van vrouwen in Afrika,

–  gezien de Overeenkomst van Cotonou van 23 juni 2000, die op 22 juni 2010 is herzien,

–  gezien de grondwet van de Republiek Djibouti van 1992, waarin de fundamentele vrijheden en de grondbeginselen van goed bestuur worden erkend,

–  gezien de richtsnoeren voor verkiezingswaarnemingsmissies van de Afrikaanse Unie,

–  gezien artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat Ismail Omar Guelleh sinds 1999 president van Djibouti is, en dat hij tijdens de verkiezingen van april 2016 met 87,1 % van de stemmen weliswaar een monsterzege heeft behaald, maar dat deze uitslag volgens oppositiepartijen en mensenrechtenorganisaties is behaald door middel van politieke onderdrukking; overwegende dat de verkiezingen van 2005, 2011 en 2016 door sommige oppositiekandidaten werden geboycot; overwegende dat president Guelleh het parlement er in 2010 toe had overgehaald de grondwet te wijzigen, na te hebben verklaard dat hij zich in 2016 niet opnieuw bij de verkiezingen kandidaat zou stellen, zodat hij in 2011 een derde termijn kon dienen; overwegende dat de hierdoor veroorzaakte protesten van het maatschappelijk middenveld werden onderdrukt;

B.  overwegende dat Djibouti vanwege zijn gunstige ligging in de Golf van Aden van strategisch belang is voor buitenlandse militaire bases en beschouwd wordt als een uitvalsbasis voor de bestrijding van piraterij en terrorisme;

C.  overwegende dat tien Djiboutiaanse vrouwen in Parijs in hongerstaking zijn gegaan met het oog op een internationaal onderzoek naar de verkrachting van Djiboutiaanse vrouwen, waarbij vier van de hongerstakers verklaarden zelf te zijn verkracht, terwijl een andere, Fatou Ambassa (30), vastte ter nagedachtenis aan haar nichtje, Halima, dat in 2003 op zestienjarige leeftijd is overleden aan de gevolgen van een groepsverkrachting; overwegende dat acht van deze vrouwen hun protesten 19 dagen volhielden, van 25 maart tot 12 april 2016, en dat hun voorbeeld door tien andere vrouwen in Brussel werd gevolgd; overwegende dat de Djiboutiaanse autoriteiten hun beweringen tegenspreken; overwegende dat tijdens het conflict tussen het Djiboutiaanse leger en FRUD vrouwen zijn gegijzeld; overwegende dat het in 1993 opgerichte Djiboutiaanse vrouwencomité (Comité des Femmes Djiboutiennes Contre le Viol et l'Impunité (COFEDVI)) op grond van circa twintig ingediende klachten 246 gevallen van verkrachting door soldaten heeft geregistreerd;

D.  overwegende dat er geen EU-verkiezingswaarnemingsmissie was uitgenodigd om de verkiezingen te volgen en dat het aanbod van de EU om een missie van verkiezingsdeskundigen te sturen door de Djiboutiaanse autoriteiten werd afgeslagen; overwegende dat de verkiezingswaarnemingsmissie van de Afrikaanse Unie aanbeveelt een onafhankelijke verkiezingscommissie op te richten die belast is met het aansturen van het verkiezingsproces, met inbegrip van het bekendmaken van de voorlopige resultaten;

E.  overwegende dat drie oppositiekandidaten, Omar Elmi Khaireh, Mohamed Moussa Ali en Djama Abdourahman Djama, de verkiezingsresultaten van april 2016 betwistten omdat deze niet transparant waren en niet overeenkwamen met de wil van het Djiboutiaanse volk; overwegende dat de resultaten niet door lokale mensenrechtenorganisaties werden erkend; overwegende dat de oppositie zeer weinig politieke ruimte heeft, met beperkte vrijheid van meningsuiting; overwegende dat de politiemacht en veiligheidsdiensten het land onder strakke controle houden, en dat de rechterlijke macht zwak is en nauwe banden met de regering heeft; overwegende dat oppositieleiders voortdurend worden opgesloten en lastiggevallen en dat er melding is gemaakt van foltering; overwegende dat het leger de opdracht zou hebben gekregen vertegenwoordigers van de oppositie van sommige stembureaus te verwijderen zodat de stembussen konden worden gevuld, terwijl andere regio's zoals Ali-Sabieh onder militaire controle werden geplaatst; overwegende dat president Guelleh al voordat de officiële resultaten bekend werden gemaakt een feest heeft gegeven, naar verluidt om het leger te belonen voor zijn bijdrage aan de verkiezingen; overwegende dat de Afrikaanse Unie een aantal onregelmatigheden heeft vastgesteld (het ontbreken van gegevens, het verzuimen de resultaten bekend te maken en het feit dat de stemmen niet in het openbaar werden geteld);

F.  overwegende dat op 31 december 2015, nadat enkele oppositieleden uit het parlement werden gezet, beroep werd gedaan op een in november 2015 ingevoerde wet tot instelling van de noodtoestand om individuele vrijheden te beperken en oppositieactivisten, mensenrechtenbeschermers, vakbondsleden en journalisten te onderdrukken;

G.  overwegende dat de heersende coalitie, de UMP, op 30 december 2014 haar handtekening heeft gezet onder een kaderovereenkomst met de oppositiecoalitie, de USN, die voorzag in de hervorming van de onafhankelijke nationale verkiezingscommissie (Commission Électorale Nationale Indépendante), de oprichting van een gezamenlijke parlementaire commissie en hervormingen op korte en middellange termijn; overwegende dat de gezamenlijke parlementaire commissie in februari 2015 is opgericht, maar dat geen van de belangrijkste ontwerpwetten (zoals de wet inzake de oprichting van een onafhankelijke verkiezingscommissie en de wet inzake de rechten en plichten van politieke partijen) zijn ingediend; overwegende dat de Djiboutiaanse autoriteiten op 26 augustus 2015 hebben aangekondigd dat de verkiezingscommissie niet zou worden hervormd;

H.  overwegende dat er in Djibouti geen commerciële televisie- of radiozenders zijn, en dat de autoriteiten nauwlettend toezicht houden op oppositiewebsites en de websites en socialemedia-accounts van mensenrechtenorganisaties regelmatig blokkeren; overwegende dat de regering eigenaar is van de grootste krant, La Nation, en van de nationale omroep, Radiodiffusion-Télévision de Djibouti, die zelfcensuur toepassen; overwegende dat Freedom House in 2015 heeft verklaard dat Djibouti niet vrij is; overwegende dat Djibouti de 170e plaats bekleedt (op 180 landen) in de wereldwijde persvrijheidranglijst 2015 die door Verslaggevers zonder grenzen is opgesteld; overwegende dat oppositiepartijen en -activisten tijdens het bewind van de UMP-coalitie voortdurend zijn onderdrukt en dat veel partijactivisten en journalisten, onder wie een BBC-verslaggever tijdens de campagne voor de presidentsverkiezingen van 2016, gerechtelijk zijn vervolgd; overwegende dat de belangrijkste oppositiekrant, l'Aurore, op 19 januari 2016 op bevel van de rechter werd gesloten; overwegende dat de Nationale Communicatiecommissie nog altijd niet is opgericht, hoewel dit in 1993 had moeten gebeuren;

I.  overwegende dat in de regio Mablas met name in 2012 een golf van willekeurige aanhoudingen van vermeende FRUD-leden heeft plaatsgevonden;

J.  overwegende dat de autoriteiten ten minste 27 mensen om het leven zouden hebben gebracht en meer dan 150 mensen zouden hebben verwond tijdens een cultureel evenement in Buldugo op 21 december 2015, hoewel de Djiboutiaanse regering volhoudt dat er slechts zeven doden zouden zijn gevallen; overwegende dat de politie later ook is binnengedrongen in de gebouwen waar de oppositieleiders vergadering hielden, een aantal van hen heeft verwond en twee vooraanstaande oppositieleiders (Abdourahman Mohammed Guelleh, secretaris-generaal van de USN, en Hamoud Abdi Souldan) zonder tenlastelegging heeft opgesloten; overwegende dat beide leiders enkele dagen voor de presidentsverkiezingen zijn vrijgelaten, en dat eerstgenoemde is aangeklaagd; overwegende dat een vakbondsleider en mensenrechtenbeschermer, Omar Ali Ewado, van 29 december 2015 tot 14 februari 2016 afgesloten van de buitenwereld gevangen heeft gezeten voor het publiceren van een lijst van de slachtoffers van het bloedbad en van vermisten; overwegende dat zijn advocaat ook is aangehouden op het vliegveld; overwegende dat Said Houssein Robleh, oppositieleider en secretaris-generaal van de LDDH, door de Djiboutiaanse politie is beschoten en momenteel in Europa in ballingschap is;

K.  overwegende dat de detentievoorzieningen in de Djiboutiaanse gevangenissen bijzonder zorgwekkend zijn;

L.  overwegende dat de Raad van Ministers van Djibouti naar aanleiding van de terroristische aanslagen van 13 november 2015 in Parijs op 24 november Besluit nr. 2015-3016 PR/PM heeft aangenomen, op grond waarvan verzameling en bijeenkomsten in openbare ruimtes bij wijze van antiterrorismemaatregel is verboden;

M.  overwegende dat er in Djibouti geen wetgeving is tegen huiselijk geweld en verkrachting binnen het huwelijk; overwegende dat de autoriteiten het VN-comité voor de uitbanning van discriminatie van vrouwen (CEDAW) hebben geïnformeerd dat zij zich bewust zijn van de tekortkomingen in hun pogingen om gendergerelateerd geweld aan te pakken; overwegende dat in Djibouti bij 98 % van de vrouwen verschillende vormen van genitale verminking zijn toegepast, hoewel dit sinds 2005 illegaal is;

N.  overwegende dat volgens de Wereldbank meer dan 23 % van de Djiboutianen in extreme armoede leeft, en dat 74 % rondkomt van meer dan 3 USD per dag; overwegende dat de voedselonzekerheid in Djibouti is verergerd door hoge voedselprijzen, waterschaarste, klimaatverandering en de afname van weidegrond; overwegende dat Djibouti begunstigde is van het EU-steunpakket van 79 miljoen EUR voor de landen van de Grote Hoorn van Afrika die getroffen zijn door El Niño;

O.  overwegende dat de eerbiediging van de mensenrechten, de democratische beginselen en de rechtsstaat de hoeksteen van het ACS-EU-partnerschap vormt en een essentieel onderdeel van de Overeenkomst van Cotonou is; overwegende dat de EU de regelmatige politieke dialoog met Djibouti krachtens artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou onverwijld moet intensiveren;

P.  overwegende dat Djibouti momenteel 105 miljoen EUR ontvangt uit bilaterale EU-fondsen, met name voor water en sanitaire voorzieningen en voedsel- en voedingszekerheid, als onderdeel van het nationaal indicatief programma van de EU in het kader van het elfde Europees Ontwikkelingsfonds; overwegende dat Djibouti tussen 2013 en 2017 14 miljoen EUR zal hebben ontvangen in het kader van het EU-initiatief Ondersteuning van de weerbaarheid in de Hoorn van Afrika, dat erop gericht is gemeenschappen te helpen het hoofd te bieden aan terugkerende droogte;

Q.  overwegende dat Djibouti momenteel meer dan 15 000 vluchtelingen uit Somalië en Eritrea herbergt, en nog circa 8000 uit Jemen; overwegende dat vrouwen en meisjes in vluchtelingenkampen het risico lopen op gendergerelateerd geweld; overwegende dat de Commissie bijstand, zoals levensreddende diensten, en financiële steun verleent aan de gemeenschappen met vluchtelingenkampen;

1.  geeft uiting aan zijn zorgen over de stagnatie van het democratiseringsproces in Djibouti – die wordt verergerd door de wijziging door het parlement van de bepalingen van de Djiboutiaanse grondwet betreffende de beperking van presidentiële ambtstermijnen – en over de berichten dat oppositieleden zouden zijn geïntimideerd en bij veel stembureaus zouden zijn weggehouden; benadrukt het belang van vrije verkiezingen, zonder intimidatie;

2.  dringt aan op een grondig onderzoek naar de transparantie van het verkiezingsproces en de verkiezingen van 2016 in Djibouti; herhaalt het verzoek van de EU de resultaten van ieder stembureau voor de verkiezingen van zowel 2013 als 2016 openbaar te maken;

3.  spreekt zijn sterke afkeuring uit over de door verschillende ngo's gemelde verkrachtingen van burgers door Djiboutiaanse soldaten, zoals onderstreept door de hongerstakingen, en verzoekt de Djiboutiaanse autoriteiten een grondig onderzoek in te stellen naar de handelingen van met name het leger en een einde te maken aan straffeloosheid; verzoekt de VN onderzoek te doen naar de mensenrechtensituatie in Djibouti, en met name de situatie van vrouwen in het land; verklaart zich solidair met de Djiboutiaanse vrouwen die momenteel in Frankrijk en in België in hongerstaking zijn;

4.  keurt militaire en politionele inmenging in democratische processen af en herhaalt dat een grondig en transparant onderzoek naar het verkiezingsproces van essentieel belang is; maakt zich zorgen over de klaarblijkelijke bereidheid van de president zijn overwinning tijdens de verkiezingen van april 2016 vroegtijdig te vieren; herinnert Djibouti eraan dat het partij is bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing en dat er in artikel 16 van de Djiboutiaanse grondwet is vastgelegd dat niemand mag worden gefolterd of mishandeld of een wrede, onmenselijke, onterende of vernederende behandeling mag ondergaan; verzoekt Djibouti grondig onderzoek te doen naar de meldingen van foltering en mishandeling en ervoor te zorgen dat daders worden vervolgd en, indien zij schuldig worden bevonden, passende straffen krijgen opgelegd, en dat de slachtoffers adequaat worden gecompenseerd, en een onafhankelijk mechanisme op te zetten voor het onderzoeken van meldingen van wangedrag;

5.  betreurt het besluit van de Djiboutiaanse autoriteiten om de overeenkomst van 2014 tot hervorming van de verkiezingscommissie te schenden en vraagt hun nauw samen te werken met de oppositie met het oog op een eerlijker en transparanter verkiezingsproces;

6.  herinnert de Djiboutiaanse autoriteiten aan hun toezegging, overeenkomstig de richtsnoeren voor verkiezingswaarnemingsmissies van de Afrikaanse Unie, om journalisten te beschermen, veroordeelt de manier waarop journalisten zijn behandeld en wijst de Djiboutiaanse autoriteiten op het belang van persvrijheid en het recht op een eerlijk proces; vraagt de Djiboutiaanse autoriteiten een met redenen omklede verklaring te verschaffen voor de behandeling van journalisten; veroordeelt de intimidatie en opsluiting zonder aanklacht van oppositieleiders, journalisten en onafhankelijke mensenrechtenactivisten tijdens de aanloop naar de presidentsverkiezingen ten zeerste; roept de Djiboutiaanse autoriteiten ertoe op een eind te maken aan de onderdrukking van politieke tegenstanders en journalisten en iedereen die op politieke gronden of wegens het uitoefenen van mediavrijheid wordt vastgehouden, vrij te laten; verzoekt de Djiboutiaanse autoriteiten de wetgeving inzake de noodtoestand van het land te herzien en deze volledig in overeenstemming te brengen met het internationaal recht;

7.  veroordeelt het gebrek aan onafhankelijke pers in Djibouti, evenals het feit dat websites die kritisch tegenover de regering staan worden gemonitord en gecensureerd; betreurt dat staatsmedia zelfcensuur toepassen; verzoekt de Djiboutiaanse regering FM-omroepvergunningen toe te kennen aan alle onafhankelijke mediaorganen die hierom verzoeken; vraagt de regering buitenlandse journalisten vrije toegang te bieden tot het land zodat zij hun werk veilig en objectief kunnen uitvoeren; vraagt de Djiboutiaanse regering de nationale communicatiecommissie op te richten en onafhankelijke en commerciële omroepen toe te staan;

8.  betreurt de moorden die tijdens de culturele viering van 21 december 2015 hebben plaatsgevonden, evenals de daaropvolgende aanhoudingen en intimidatie van mensenrechtenactivisten en oppositieleden; betuigt zijn deelneming aan de families van de slachtoffers en eist een volledig en onafhankelijk onderzoek teneinde de verantwoordelijken op te sporen en te berechten; herhaalt zijn krachtige veroordeling van willekeurige detentie en stelt dat de rechten van de verdediging moeten worden geëerbiedigd;

9.  verzoekt de Djiboutiaanse autoriteiten de eerbiediging te waarborgen van de mensenrechten die erkend zijn in de nationale en internationale overeenkomsten die Djibouti heeft ondertekend, en de burgerlijke en politieke rechten en vrijheden, waaronder het recht om vreedzaam te demonstreren en de mediavrijheid, te vrijwaren;

10.  verzoekt de regering met klem politieagenten en andere ambtenaren te blijven opleiden op het vlak van de toepassing van de wet ter voorkoming van mensenhandel, zich sterker in te zetten voor de berechting van mensenhandelaren en om gerechtelijke, wetgevende en administratieve autoriteiten, het maatschappelijk middenveld, niet-gouvernementele organisaties die in het land actief zijn en het publiek bewust te maken van mensenhandel;

11.  staat erop dat mannen en vrouwen in Djibouti voor de wet gelijk worden behandeld en herinnert de autoriteiten eraan dat zij partij zijn bij het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen;

12.  is ingenomen met het optreden van de regering van Djibouti tegen het wijdverbreide gebruik van genitale mutilatie bij vrouwen, maar zou graag zien dat er meer vorderingen worden geboekt;

13.  verzoekt de autoriteiten ngo's toegang te verlenen tot de regio's Obock, Tadjoural en Dikhil;

14.  dringt erop aan dat het geweld tegen burgers in het noorden en het zuidwesten van het land, waar de verkrachtingen plaatsvinden, wordt beëindigd, en eist dat er een einde wordt gemaakt aan de gedwongen vestiging van dorpsbewoners die gebruikt worden als menselijk schild rond de Djiboutiaanse legerkampen in Garabtissane, Margoita en Galela, regio's waar Afarvrouwen volledig aan de militairen zijn overgeleverd;

15.  is bereid de situatie in Djibouti op de voet te volgen en restrictieve maatregelen voor te stellen indien de Overeenkomst van Cotonou (2000), en met name de artikelen 8 en 9, niet worden geëerbiedigd; verzoekt de Commissie eveneens de situatie nauwgezet te volgen;

16.  verzoekt de Europese Dienst voor extern optreden, de Commissie en hun partners met klem samen met Djibouti aan politieke hervormingen op de lange termijn te werken, wat met name zou moeten worden bevorderd door de reeds bestaande goede betrekkingen, gezien het feit dat Djibouti een cruciale rol vervult bij de bestrijding van terrorisme en piraterij in de regio, militaire basissen op zijn grondgebied toelaat en bijdraagt aan stabiliteit in de regio;

17.  verzoekt de Commissie verdere steun te verlenen aan onafhankelijke organisaties en het maatschappelijk middenveld, met name door zo spoedig mogelijk een oproep tot inschrijvingen uit te schrijven in het kader van het Europees Instrument voor democratie en de mensenrechten;

18.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de regering van Djibouti, de instellingen van de Afrikaanse Unie, de Intergouvernementele Ontwikkelingsautoriteit, de Arabische Liga, de Organisatie van Islamitische Samenwerking, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de EU-lidstaten en de covoorzitters van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU.