Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B8-1276/2016Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B8-1276/2016

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over de betrekkingen tussen de EU en Turkije

23.11.2016 - (2016/2993(RSP))

ingediend overeenkomstig artikel 123, leden 2 en 4, van het Reglement
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
Verts/ALE (B8-1276/2016)
ALDE (B8-1277/2016)
GUE/NGL (B8-1278/2016)
ECR (B8-1281/2016)
PPE (B8-1282/2016)
S&D (B8-1283/2016)

Cristian Dan Preda, Renate Sommer, Elmar Brok, Michaela Šojdrová namens de PPE-Fractie
Gianni Pittella, Kati Piri, Knut Fleckenstein, Eric Andrieu, Nikos Androulakis, Maria Arena, Zigmantas Balčytis, Brando Benifei, José Blanco López, Vilija Blinkevičiūtė, Biljana Borzan, Nicola Caputo, Nicola Danti, Isabella De Monte, Elena Gentile, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Sylvie Guillaume, Sergio Gutiérrez Prieto, Liisa Jaakonsaari, Agnes Jongerius, Eva Kaili, Cécile Kashetu Kyenge, Krystyna Łybacka, Vladimír Maňka, Costas Mavrides, Alessia Maria Mosca, Victor Negrescu, Demetris Papadakis, Vincent Peillon, Pina Picierno, Miroslav Poche, Liliana Rodrigues, Monika Smolková, Tibor Szanyi, Paul Tang, Marc Tarabella, Elena Valenciano, Julie Ward, Boris Zala, Carlos Zorrinho namens de S&D-Fractie
Charles Tannock, Mark Demesmaeker, Angel Dzhambazki, Ruža Tomašić namens de ECR-Fractie
Guy Verhofstadt, Alexander Graf Lambsdorff, Petras Auštrevičius, Beatriz Becerra Basterrechea, Izaskun Bilbao Barandica, Marielle de Sarnez, Martina Dlabajová, José Inácio Faria, María Teresa Giménez Barbat, Nathalie Griesbeck, Ivan Jakovčić, Petr Ježek, Louis Michel, Urmas Paet, Maite Pagazaurtundúa Ruiz, Frédérique Ries, Marietje Schaake, Hannu Takkula, Pavel Telička, Ramon Tremosa i Balcells, Hilde Vautmans, Cecilia Wikström namens de ALDE-Fractie
Takis Hadjigeorgiou, Kateřina Konečná, Merja Kyllönen, Barbara Spinelli, Neoklis Sylikiotis, Eleonora Forenza, Marie-Christine Vergiat, Younous Omarjee, Sofia Sakorafa, Helmut Scholz, Marisa Matias, Miguel Urbán Crespo, Tania González Peñas, Xabier Benito Ziluaga, Lola Sánchez Caldentey, Estefanía Torres Martínez namens de GUE/NGL-Fractie
Rebecca Harms, Ska Keller, Bodil Valero, Ernest Maragall, Ulrike Lunacek, Barbara Lochbihler, Josep-Maria Terricabras, Helga Trüpel, Igor Šoltes, Heidi Hautala, Bart Staes, Molly Scott Cato, Judith Sargentini, Klaus Buchner, Jean Lambert namens de Verts/ALE-Fractie


Procedure : 2016/2993(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B8-1276/2016
Ingediende teksten :
RC-B8-1276/2016
Debatten :
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over de betrekkingen tussen de EU en Turkije

(2016/2993(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn eerdere resoluties, met name die van 27 oktober 2016 over de situatie van journalisten in Turkije[1] en die van 14 april 2016 over het verslag 2015 inzake Turkije[2],

–  gezien het voortgangsverslag 2016 over Turkije, dat de Commissie op 9 november 2016 heeft gepubliceerd (SWD(2016)0366),

–  gezien het EU-onderhandelingskader voor Turkije van 3 oktober 2005,

–  gezien de conclusies van de Raad van 18 juli 2016 over Turkije,

–  gezien Verordening (EU) nr. 231/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA II)[3],

–  gezien het recht van vrije meningsuiting, dat is neergelegd in het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR), waarbij Turkije partij is,

–  gezien de verklaringen van de commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa,

–  gezien de verklaring van 26 juli 2016 van de commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa over maatregelen die zijn genomen in het kader van de noodtoestand in Turkije,

–  gezien artikel 123, leden 2 en 4, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de Europese Unie en het Europees Parlement de mislukte militaire staatsgreep in Turkije sterk hebben veroordeeld en de legitieme bevoegdheid van de Turkse autoriteiten hebben erkend om degenen die voor deze poging verantwoordelijk zijn en erbij betrokken waren te vervolgen;

B.  overwegende dat Turkije weliswaar een belangrijke partner is, maar dat het land als kandidaat-lidstaat de strengste democratische normen dient na te leven, met inbegrip van de eerbiediging van de mensenrechten, de rechtsstaat, fundamentele vrijheden en het universele recht op een eerlijk proces; overwegende dat Turkije sinds 1950 lid is van de Raad van Europa en daardoor gebonden aan het EVRM;

C.  overwegende dat de repressieve maatregelen van de Turkse regering in het kader van de noodtoestand disproportioneel zijn en in strijd zijn met de fundamentele rechten en vrijheden die in de Turkse grondwet zijn verankerd, de democratische waarden waarop de Europese Unie is gegrondvest en het IVBPR; overwegende dat de autoriteiten sinds de staatsgreep tien leden van de Turkse Grote Nationale Vergadering hebben gearresteerd, alsook circa 150 journalisten – het hoogste cijfer ter wereld; overwegende dat er 2 386 rechters en openbare aanklagers en 40 000 andere mensen zijn aangehouden, waarvan er meer dan 31 000 zich nog in hechtenis bevinden; overwegende dat 129 000 ambtenaren ofwel geschorst blijven (66 000) ofwel zijn ontslagen (63 000), in de meeste gevallen tot dusver zonder aanklacht;

D.  overwegende dat president Erdoğan en leden van de Turkse regering zich herhaaldelijk hebben uitgelaten over de herinvoering van de doodstraf; overwegende dat de Raad in zijn conclusies van 18 juli 2016 over Turkije nogmaals heeft benadrukt dat de ondubbelzinnige verwerping van de doodstraf een essentieel onderdeel is van het acquis van de Unie;

E.  overwegende dat er grote zorg leeft over de omstandigheden waarin personen die na de couppoging zijn gearresteerd en opgesloten, worden vastgehouden, en over de zware beknotting van de vrije meningsuiting in pers en media in Turkije,

F.  overwegende dat bij ernstige en voortdurende inbreuk op aan de Unie ten grondslag liggende beginselen van vrijheid, democratie, mensenrechten, fundamentele vrijheden en rechtsstaat, de Commissie ingevolge paragraaf 5 van het onderhandelingskader, op eigen initiatief of op verzoek van een-derde van de lidstaten, de opschorting van de onderhandelingen zal aanbevelen en de voorwaarden voor eventuele hervatting daarvan voorstellen;

G.  overwegende dat een tijdelijke stopzetting van de onderhandelingen zou betekenen dat de huidige gesprekken worden bevroren, dat er geen nieuwe hoofdstukken worden geopend en dat er geen nieuwe initiatieven worden genomen met betrekking tot het EU-onderhandelingskader van Turkije;

1.  veroordeelt met klem de disproportionele repressieve maatregelen die sinds de mislukte militaire staatsgreep in juli 2016 in Turkije worden genomen; blijft er aan vasthouden dat Turkije geassocieerd blijft met de EU, verzoekt de Commissie en de lidstaten echter een tijdelijke bevriezing van de lopende toetredingsonderhandelingen met Turkije te initiëren;

2.  neemt zich voor zijn standpunt te herzien zodra de buitenproportionele maatregelen op grond van de noodtoestand in Turkije worden opgeheven; noemt het voor die herziening beslissend in hoeverre de rechtsstaat en de mensenrechten overal in het land worden hersteld; zou opheffing van de noodtoestand als geschikt moment zien om aanstalten te gaan maken met een dergelijke herziening;

3.  benadrukt nogmaals dat de herinvoering van de doodstraf door de Turkse regering een formele opschorting van het toetredingsproces tot gevolg zou hebben;

4.  wijst erop dat Turkije tot nu toe niet voldoet aan 7 van de 72 benchmarks van de routekaart voor visumliberalisering, en dat sommige daarvan erg belangrijk zijn;

5.  wijst erop dat opwaardering van de douane-unie belangrijk is voor Turkije; beklemtoont dat opschorting van de werkzaamheden rond die opwaardering van de douane-unie ernstige economische gevolgen voor het land zou hebben;

6.  verzoekt de Commissie in het voor 2017 geplande tussentijdse evaluatieverslag over het IPA ook in te gaan op de jongste ontwikkelingen in Turkije; vraagt de Commissie de mogelijkheid na te gaan van verhoogde steun voor het Turkse maatschappelijke middenveld uit het Europese Instrument voor Democratie en Mensenrechten;

7.  moedigt de Commissie, de Raad van Europa en de Commissie van Venetië ertoe aan om de Turkse rechterlijke autoriteiten extra bijstand te verlenen;

8.  onderstreept het strategische belang van de betrekkingen tussen de EU en Turkije voor beide partijen; onderkent dat Turkije weliswaar een belangrijke partner van de EU is, maar is van mening dat beide partners de politieke wil tot samenwerking moeten tonen; meent dat Turkije deze politieke wil niet toont, aangezien het handelen van de regering Turkije verder van het Europese pad af brengt;

9.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter /hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de regering en het parlement van Turkije.