Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B8-0440/2017Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B8-0440/2017

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over het ontwikkelen van een ambitieuze industriestrategie van de EU als strategische prioriteit voor groei, banen en innovatie in Europa

3.7.2017 - (2017/2732(RSP))

ingediend overeenkomstig artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 4, van het Reglement
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
PPE (B8‑0440/2017)
S&D (B8‑0445/2017)
Verts/ALE (B8‑0446/2017)
ALDE (B8‑0447/2017)
ECR (B8‑0449/2017)

Massimiliano Salini namens de PPE-Fractie
Patrizia Toia, Martina Werner, Dan Nica namens de S&D-Fractie
Evžen Tošenovský, Zdzisław Krasnodębski, Hans-Olaf Henkel namens de ECR-Fractie
Lieve Wierinck namens de ALDE-Fractie
Reinhard Bütikofer namens de Verts/ALE-Fractie


Procedure : 2017/2732(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B8-0440/2017
Ingediende teksten :
RC-B8-0440/2017
Debatten :
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over het ontwikkelen van een ambitieuze industriestrategie van de EU als strategische prioriteit voor groei, banen en innovatie in Europa

(2017/2732(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name de artikelen 9, 151, 152, 153, leden 1 en 2, en 173,

–  gezien de artikelen 14, 27 en 30 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–  gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), met name artikel 5, lid 3, VEU en Protocol nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 23 november 2010 getiteld "Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen: een Europese bijdrage aan volledige werkgelegenheid" (COM(2010)0682),

–  gezien zijn resolutie van 15 januari 2014 over de herindustrialisering van Europa ter bevordering van concurrentievermogen en duurzaamheid[1],

–  gezien de mededeling van de Commissie van 22 januari 2014 getiteld "Voor een heropleving van de Europese industrie" (COM(2014)0014),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 14 oktober 2015 getiteld "Handel voor iedereen – Naar een meer verantwoord handels- en investeringsbeleid" (COM(2015)0497),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 10 oktober 2012 getiteld "Een sterkere Europese industrie om bij te dragen tot groei en economisch herstel" (COM(2012)0582),

–  gezien de politieke beleidslijnen van voorzitter Juncker "Een nieuwe start voor Europa: mijn agenda voor banen, groei, billijkheid en democratische verandering",

–  gezien zijn resolutie van 5 oktober 2016 over de behoefte aan een Europees herindustrialiseringsbeleid in het licht van de recente Caterpillar- en Alstom-zaken[2],

–  gezien de conclusies van de Europese Raad van 15 december 2016 en van 23 juni 2017,

–  gezien de conclusies van de Raad over de agenda voor het concurrentievermogen van de industrie, over de digitale transformatie van het Europese bedrijfsleven en over het pakket "Technologieën van de digitale eengemaakte markt en modernisering van overheidsdiensten",

–  gezien zijn resolutie van 9 maart 2011 over een industriebeleid in een tijd van mondialisering[3],

–  gezien de mededeling van de Commissie van 19 april 2016 getiteld "De digitalisering van het Europese bedrijfsleven – De voordelen van een digitale eengemaakte markt ten volle benutten" (COM(2016)0180),

–  gezien zijn resolutie van 1 juni 2017 over de digitalisering van de Europese industrie[4],

–  gezien de conclusies van de Raad van 29 mei 2017 over een toekomstige EU-strategie voor het industriebeleid,

–  gezien de Overeenkomst van Parijs, die het Europees Parlement op 4 oktober 2016 heeft bekrachtigd,

–  gezien de vraag aan de Commissie over "Werken aan een ambitieuze industriestrategie voor de EU als een strategische prioriteit voor groei, werkgelegenheid en innovatie in Europa" (O-000047/2017 – B8-0319/2017),

–  gezien artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de Europese industrie wereldleider is in tal van industriële sectoren, goed is voor meer dan de helft van de uitvoer van de EU, ongeveer 65 % van de investeringen in onderzoek en ontwikkeling en meer dan 50 miljoen arbeidsplaatsen (zowel direct als indirect, in totaal 20 % van alle banen in de Unie);

B.  overwegende dat de bijdrage van de Europese verwerkende industrie aan het bbp van EU de afgelopen 20 jaar echter is geslonken van 19 % tot minder dan 15,5 %, terwijl ook haar bijdrage aan banen en investeringen in onderzoek en ontwikkeling gedurende diezelfde periode is afgenomen;

C.   overwegende dat de versterking van de industriële basis van de EU dan ook essentieel is om deskundigheid en knowhow in de EU te houden;

D.  overwegende dat het beleid van de EU de Europese industrie in staat moet stellen haar concurrentievermogen en capaciteit te handhaven om te investeren in Europa en om sociale en milieu-gerelateerde uitdagingen, inclusief klimaatverandering, aan te pakken en een leider te blijven op het vlak van sociale en milieuverantwoordelijkheid;

E.  overwegende dat de circulaire economie een grote positieve weerslag kan hebben op de herindustrialisering van Europa, het verminderen van het energieverbruik en het verkleinen van de afhankelijkheid van grondstoffen uit derde landen, en overwegende dat investeringen in hernieuwbare energie en energie-efficiëntie een sterke aanjager zijn van industriële vernieuwing die een positieve spiraal teweeg kan brengen;

F.  overwegende dat een ambitieus innovatiebeleid, dat de productie van kwalitatief hoogwaardige, innovatieve, energie-efficiënte producten stimuleert en dat duurzame productieprocessen bevordert, de EU in staat zal stellen haar mondiale concurrentiepositie te versterken; overwegende dat innovatie en investeringen in O&O, banen en vernieuwing van vaardigheden essentieel zijn voor duurzame groei; overwegende dat een innovatieve industrie sterk afhankelijk is van de onderzoekscapaciteit van de EU, vooruitgang op onderzoeksgebied en onderzoek in samenwerkingsverband in het bijzonder;

G.  overwegende dat de Europese zowel grootschalige als kleinschalige industrie te maken heeft met mondiale concurrentie en overwegende dat een geïntegreerde en goed functionerende interne markt en open en eerlijke handel met derde landen van essentieel belang zijn voor de EU-industrie, waarbij eerlijke handel in industriële producten in overeenstemming met de normen van de EU moet plaatsvinden;

H.  overwegende dat kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's), die het overgrote deel van alle Europese bedrijven uitmaken en de ruggengraat van het Europese bedrijfsleven vormen, met grote uitdagingen kampen vanwege mondiale veranderingen in de economie en financiële en administratieve obstakels;

I.  overwegende dat vrouwelijke ondernemers slechts 31 % van de Europese zelfstandigen vertegenwoordigen en 30 % van de startende ondernemers, en momenteel ondervertegenwoordigd zijn in de industrie, met name wat betreft wetenschappelijke, technische en managementfuncties;

J.  overwegende dat meer dan 60 % van alle ondernemingen vandaag de dag familiebedrijven zijn en tot 50 % van alle banen in de particuliere sector in de Europese Unie leveren;

K.  overwegende dat de strategie ter ondersteuning van de digitalisering van de industrie van essentieel belang is voor het concurrentievermogen van de Europese economie;

L.  overwegende dat EU-financieringsinstrumenten en -programma's een strategische rol spelen bij het bevorderen van het concurrentievermogen en het aantrekken van investeringen in de EU, alsook bij het voorkomen van het wegvloeien van investeringen;

1.  onderstreept de essentiële rol van de industrie als katalysator van duurzame groei, werkgelegenheid en innovatie in Europa;

2.  benadrukt het belang om de industriële basis van de EU te moderniseren en herinnert aan het streefdoel van de EU, namelijk dat 20 % van het bbp van de Unie tegen 2020 gebaseerd moet zijn op industrie;

3.  dringt er bij de Commissie op aan om begin 2018 samen met de lidstaten een Uniestrategie en een actieplan te ontwikkelen voor een samenhangend en alomvattend industriebeleid dat gericht is op de herindustrialisering van Europa, met streefdoelen, indicatoren, maatregelen en tijdschema’s; dringt er bij de Commissie op aan deze strategie te baseren op een beoordeling van de gevolgen van het mainstreamen van het industriebeleid in de strategische beleidsinitiatieven van de EU en een uitvoerige dialoog met de belanghebbenden, en in al haar grote beleidsinitiatieven rekening te houden met het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de industrie; wijst erop dat deze Uniestrategie onder meer gebaseerd moet zijn op digitalisering, op een energie- en hulpbronnenefficiënte economie en op een benadering die uitgaat van de hele levenscyclus en de circulaire economie;

4.  is van mening dat het Europees regelgevingskader en publieke en private investeringen het bedrijfsleven in staat moeten stellen zich aan te passen aan en vooruit te lopen op deze veranderingen, teneinde bij te dragen aan nieuwe banen, groei, regionale convergentie en territoriale cohesie;

5.  onderstreept de rol van kmo's als ruggengraat van de EU-industrie en benadrukt de noodzaak om sterke waardeketens tussen kmo's, midcap-bedrijven en grotere ondernemingen te bevorderen, en de noodzaak om te streven naar een EU-industriebeleid dat aangepast is aan kmo's en de problemen aanpakt waarmee kmo's te kampen hebben; benadrukt de noodzaak om steun te verlenen aan de totstandbrenging van een ondernemingsvriendelijk klimaat door in de EU een gelijk speelveld te creëren voor alle kmo's, start-ups en scale-ups, jong ondernemerschap, in het bijzonder op de meest innovatieve gebieden, en ondernemingen van de sociale economie;

6.  benadrukt dat concurrentievermogensclusters, bedrijfsnetwerken en digitale-innovatiehubs een zeer nuttige oplossing zijn om belanghebbenden samen te brengen; dringt er bij de EU op aan overheidsinvesteringen in innovatie te ondersteunen, aangezien deze een strategisch belang dienen; verzoekt de Commissie deze clusters en hun samenwerking op Europees niveau te ondersteunen en daarbij de betrokkenheid van kmo's, onderzoekscentra en universiteiten op regionaal en lokaal niveau te waarborgen; dringt er bij de Commissie op aan platforms voor slimme specialisatie te ontwikkelen en daarbij intersectorale en interdisciplinaire contacten te bevorderen; benadrukt dat het noodzakelijk is de interregionale samenwerking te versterken om grensoverschrijdende mogelijkheden en transversale innovatie-allianties te ontwikkelen;

7.  verzoekt de Commissie aan te geven met welke uitdagingen en belemmeringen vrouwen geconfronteerd worden als zij ondernemer willen worden en vrouwelijk leiderschap, evenals manieren om ongelijkheid op het gebied van salaris en toegang tot functies aan te pakken, te bevorderen en te steunen;

8.  is ervan overtuigd dat de Europese industrie moet worden gezien als een strategische troef voor het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de EU; benadrukt dat alleen een sterke en veerkrachtige industrie en een toekomstgericht industriebeleid de EU in staat zullen stellen de verschillende uitdagingen die in het verschiet liggen het hoofd te bieden, zoals de duurzame herindustrialisering, mondiale concurrentie, snelle technologische vooruitgang, en het scheppen van hoogwaardige werkgelegenheid;

9.  benadrukt het belang van de energie-unie, de digitale eengemaakte markt, de digitale agenda en de connectiviteit van Europa door middel van een adequate, toekomstbestendige en efficiënte infrastructuur;

10.  benadrukt dat het voor de EU belangrijk is via herindustrialiseringsprocessen, en in het bijzonder onderzoek en digitalisering, de kwaliteit van Europese producten te bevorderen en daarmee het concurrentievermogen in Europa te vergroten;

11.  benadrukt dat, om de industrie van de Unie te steunen bij de uitdagingen van de snelle economische en regelgevende veranderingen in de geglobaliseerde wereld van vandaag, het van essentieel belang is om de Europese industrie aantrekkelijker te maken voor Europese en buitenlandse directe investeringen;

12.  wijst erop dat het belangrijk is tijdig een industriestrategie van de Unie vast te stellen en herinnert er in dit verband aan dat het noodzakelijk is in het volgende meerjarig financieel kader (MFK) voldoende financiële middelen voor de industriesector te waarborgen, met name in de vorm van specifieke instrumenten en fondsen zoals de Europese structuur- en investeringsfondsen, Horizon 2020, het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI), de Connecting Europe facility (CEF), en Cosme);

13.  herinnert aan de toezeggingen van de EU in het kader van de klimaatovereenkomst van Parijs; pleit ervoor in de industriestrategie van de EU doeltreffende financieringsinstrumenten en maatregelen op te nemen om het koolstofrisico te helpen verminderen en de risico's van koolstoflekkage aan te pakken;

14.  wijst erop dat het potentieel van de industrie, in het bijzonder op het vlak van milieutechnologieën, ten volle moet worden benut en dat ervoor moet worden gezorgd dat de bedrijven de beste beschikbare technieken en innovaties constant ontwikkelen en verspreiden;

15.  benadrukt dat het noodzakelijk is de administratieve lasten en nalevingskosten voor bedrijven, inclusief familiebedrijven, te beperken, waarbij de doeltreffendheid van de EU-wetgeving inzake de bescherming van consumenten, de volksgezondheid, de veiligheid en het milieu wordt gewaarborgd;

16.  benadrukt het belang voor de EU-industrie van vrije en eerlijke internationale handel, op basis van gemeenschappelijke regels en gelijke randvoorwaarden; dringt aan op meer consistentie tussen het handelsbeleid en het industriebeleid, teneinde incoherentie, die kan leiden tot bedrijfsverplaatsingen en een verdere de-industrialisatie in de EU, te voorkomen;

17.  benadrukt dat moet worden verhinderd dat het EU-handelsbeleid concurrentieverstorende activiteiten in de hand werkt; benadrukt dat een coherente, met de WTO-regels verenigbare en doeltreffende antidumping- en antisubsidiestrategie voor de EU noodzakelijk is;

18.  beklemtoont dat de Europese industrie wordt geconfronteerd met mondiale concurrentie en verzoekt de Commissie daarom de geschiktheid van de marktbepalingen en de huidige EU-mededingingsregels te evalueren in het licht van de respectievelijke mondiale marktontwikkelingen en de opkomst van de rol van belangrijke nationale spelers in derde landen;

19.  verzoekt de Commissie meer aandacht te besteden aan de rol van in het buitenland gevestigde staatsbedrijven die door hun regeringen worden gesteund en gesubsidieerd op een manier die de EU-internemarktregels verbieden voor entiteiten in de EU;

20.  verzoekt de Commissie om samen met de lidstaten een screening uit te voeren van directe buitenlandse investeringen in de EU in strategische bedrijfstakken, infrastructuur en belangrijke technologieën van de toekomst, of andere activa die belangrijk zijn voor de veiligheid en de bescherming van de toegang hiertoe, waarbij in het achterhoofd moet worden gehouden dat Europa in hoge mate afhankelijk is van directe buitenlandse investeringen;

21.  benadrukt dat er gecoördineerde EU-inspanningen nodig zijn, waarbij alle belanghebbenden, inclusief de sociale partners en academici, moeten worden geraadpleegd, ter bevordering van nieuwe vaardigheden alsook omscholing, bijscholing en een leven lang leren, zoals bepleit door de Commissie in haar Agenda voor nieuwe vaardigheden en banen;

22.  herinnert aan de belangrijke rol van het normalisatiebeleid van de EU en pleit voor meer aandacht voor de leidersrol van de EU in internationale normalisatie-instellingen;

23.  wijst erop dat de Europese inspanningen om minder afhankelijk te worden van de hulpbronnen van derde landen moeten worden gecoördineerd door een viersporenaanpak:

a.  eerlijke internationale markttoegang tot hulpbronnen

b.  duurzame mijnbouw

c.  innovaties op het vlak van technologische efficiëntie

d.  de circulaire economie

24.  onderstreept dat een nieuwe strategie voor het industriebeleid moet zorgen voor een afstemming tussen verschillende beleidsterreinen en het industriebeleid – in de eerste plaats handel, milieu, onderzoek, gezondheid, investeringen, mededinging, energie en klimaat – zodat er één enkele samenhangende benadering tot stand komt;

25.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten.