Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B8-0484/2018Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B8-0484/2018

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over dierenwelzijn, het gebruik van antimicrobiële stoffen en de milieugevolgen van de industriële vleeskuikenhouderij

22.10.2018 - (2018/2858(RSP))

ingediend overeenkomstig artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 4, van het Reglement
ter vervanging van de volgende ontwerpresoluties:
B8-0484/2018 (S&D, GUE/NGL, Verts/ALE, EFDD)
B8-0485/2018 (PPE)
B8-0487/2018 (ECR)
B8-0489/2018 (ALDE)

Michel Dantin, Herbert Dorfmann namens de PPE-Fractie
Karin Kadenbach namens de S&D-Fractie
Jørn Dohrmann, Anthea McIntyre, James Nicholson, John Flack namens de ECR-Fractie
Elsi Katainen namens de ALDE-Fractie
Anja Hazekamp, Marina Albiol Guzmán, Paloma López Bermejo, Ángela Vallina, Younous Omarjee, Dimitrios Papadimoulis, Stelios Kouloglou, Stefan Eck namens de GUE/NGL-Fractie
Keith Taylor, Thomas Waitz namens de Verts/ALE-Fractie
Eleonora Evi, Marco Zullo, Laura Agea, Rosa D’Amato, Piernicola Pedicini namens de EFDD-Fractie


Procedure : 2018/2858(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B8-0484/2018
Ingediende teksten :
RC-B8-0484/2018
Debatten :
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over dierenwelzijn, het gebruik van antimicrobiële stoffen en de milieugevolgen van de industriële vleeskuikenhouderij

(2018/2858(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien Richtlijn 2007/43/EG van de Raad van 28 juni 2007 tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens[1] ("de vleeskuikenrichtlijn"),

–  gezien zijn resolutie van 26 november 2015 over een nieuwe strategie voor het welzijn van dieren voor de periode 2016-2020[2],

–  gezien het Europees "één gezondheid"-actieplan tegen antimicrobiële resistentie van 2017,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 19 januari 2012 over de strategie van de EU voor de bescherming en het welzijn van dieren 2012-2015 (COM(2012)0006),

–  gezien het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 13 april 2018 over de toepassing van Richtlijn 2007/43/EG en de invloed daarvan op het welzijn van vleeskuikens alsook over de ontwikkeling van welzijnsindicatoren (COM(2018)0181),

–  gezien de studie van de Commissie van 21 november 2017 over de toepassing van Richtlijn 2007/43/EG van de Raad en de ontwikkeling van welzijnsindicatoren,

–  gezien het akkoord over de verordening inzake geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, dat op 5 juni 2018 werd bereikt,

–  gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid ("diergezondheidswetgeving")[3],

–  gezien Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen[4],

–  gezien de Europese Overeenkomst inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren en Richtlijn 98/58/EG van de Raad van 20 juli 1998 inzake hetzelfde onderwerp[5],

–  gezien Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/302 van de Commissie van 15 februari 2017 tot vaststelling van BBT-conclusies (beste beschikbare technieken) op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad, voor intensieve pluimvee- of varkenshouderij[6],

–  gezien artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de EU een belangrijke mondiale vleeskuikenproducent is, waarbij er ongeveer 7 miljard voor voedingsdoeleinden worden geslacht; overwegende dat de pluimveesector, die produceert volgens het Europese "van boer tot bord"-beginsel, werkt biedt aan meer dan een kwart miljoen mensen en dat er in Europa 23 000 grote vleeskuikenbedrijven zijn;

B.  overwegende dat in Richtlijn 2007/43/EG (de vleeskuikenrichtlijn) minimumvoorschriften zijn neergelegd voor de bescherming van vleeskuikens; overwegende dat het van belang is dat de Commissie, de lidstaten en de producenten deze voorschriften naleven en regelmatig controles op dit gebied verrichten;

C.  overwegende dat uit de studie van de Commissie van 21 november 2017 over de toepassing van Richtlijn 2007/43/EG van de Raad blijkt dat 34 % van de vleeskuikens wordt gehouden in een bezettingsdichtheid van 33 kg/m2, wat de algemene regel is, 40 % in een bezettingsdichtheid tussen 34 en 39 kg/m2, en 26 % in de hoogste, door de richtlijn toegelaten bezettingsdichtheid (tot 42 kg/m2);

D.  overwegende dat de vleeskuikenrichtlijn niet op uniforme wijze wordt gehandhaafd en dat uit het recente verslag van de Commissie over de toepassing ervan blijkt dat de handhaving in de verschillende lidstaten op zijn best inconsistent is;

E.  overwegende dat het overmatig gebruik van antimicrobiële diergeneesmiddelen, als groeibevorderaar en voor metafylaxe en profylaxe, een van de belangrijkste factoren is die een rol spelen bij het ontstaan van bacteriën met antimicrobiële resistentie; overwegende dat een slecht welzijn als gevolg van een hoge bezettingsdichtheid en warmtestress immunologische tekorten kan veroorzaken waardoor vleeskuikens vatbaarder worden voor ziekten;

F.  overwegende dat de aanwezigheid van multiresistente zoönotische stammen van campylobacter spp. en salmonella spp. in vleeskuikenbedrijven en in het vlees van vleeskuikens volgens de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) een steeds grotere bedreiging vormt voor de volksgezondheid;

G.  overwegende dat de regels inzake dierenwelzijn geactualiseerd moeten worden op basis van nieuwe wetenschappelijke bevindingen, waarbij ook gekeken moet worden naar het concurrentievermogen op de lange termijn van de agrarische veehouderij; overwegende dat de toepassing van landbouwsystemen die het welzijn vergroten, de resultaten op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn kan verbeteren en zo bijdraagt tot een vermindering van de behoefte aan antimicrobiële stoffen, waarbij een hoogwaardige productkwaliteit gewaarborgd blijft;

H.  overwegende dat uit het wetenschappelijk advies van de EFSA van 2010 over de invloed van genetische parameters op het welzijn en de stressbestendigheid van commerciële vleeskuikens blijkt dat genetische selectie op basis van het groeitempo van vleeskuikens de gezondheid en het welzijn van deze dieren in gevaar kan brengen;

I.  overwegende dat Europese burgers veel belang hechten aan dierenwelzijn en als consumenten in staat willen zijn met meer kennis van zaken keuzes te maken;

J.  overwegende dat uit de laatste speciale Eurobarometer over dierenwelzijn blijkt dat meer dan 50 % van de Europese burgers bij het kopen van dierlijke producten op zoek zijn naar informatie over de productiemethode en dat zij bereid zijn meer te betalen voor meer dierenwelzijn; overwegende dat meer dan 80 % van de Europese burgers willen dat het welzijn van gekweekte dieren in de EU toeneemt;

K.  overwegende dat 25 % van het borstpluimveevlees dat in de EU geconsumeerd wordt, geïmporteerd wordt uit derde landen waar de wetgeving inzake dierenwelzijn minder streng is; overwegende dat het grootste deel van het ingevoerde pluimveevlees wordt gebruikt voor verwerking in levensmiddelen en in de horeca, waar bekendmaking van informatie over de oorsprong en etikettering van het vlees niet verplicht is;

L.  overwegende dat Thailand, Brazilië en Oekraïne, samen goed voor 90 % van de invoer uit derde landen, audits hebben ondergaan door DG SANTE van de Commissie, waarbij belangrijke tekortkomingen aan het licht zijn gekomen in het productieproces en met betrekking tot de EU-wetgeving; overwegende dat EU-landbouwers en ngo's hun bezorgdheid hebben geuit over de economische, sociale en milieugevolgen van de invoer van goedkoop kippenvlees en de misleidende etikettering van kippenvlees dat in de Europese Unie wordt verwerkt, maar afkomstig is uit derde landen;

1.  neemt kennis van de resultaten van het verslag van de Commissie over de toepassing van Richtlijn 2007/43/EG en de invloed ervan op het welzijn van vleeskuikens, waaruit blijkt dat slechts twee derde van de lidstaten de richtlijn naar behoren toepast; is bezorgd over het feit dat uit het verslag blijkt dat een hoge bezettingsdichtheid van meer dan de algemene regel van 33 kg/m2 op veel plaatsen voorkomt;

2.  is bezorgd over de toename van multiresistente zoönoseverwekkers die typisch zijn voor de vleeskuikenhouderij, zoals campylobacter spp., salmonella spp. en E. coli;

3.  erkent de inspanningen die de pluimveehouders bij de toepassing van de richtlijn in de verschillende lidstaten al hebben geleverd op het gebied van het welzijn van vleeskuikens, met name in het kader van vrijwillige regelingen;

4.  verzoekt de Commissie en de lidstaten te zorgen voor een geharmoniseerde tenuitvoerlegging en volledige handhaving van Richtlijn 2007/43/EG op het gebied van bouwspecificaties en veiligheid, om de doelstellingen van de richtlijn te waarborgen;

5.  benadrukt dat oneerlijke concurrentie leidt tot ongelijke voorwaarden, omdat degenen die de regels niet naleven degenen die de regels wel naleven onderuit halen;

6.  verzoekt de Commissie te zorgen voor robuuste en meetbare geharmoniseerde dierenwelzijnsindicatoren voor vleeskuikens en ouderdieren, met inbegrip van richtsnoeren voor de beste beschikbare praktijken voor broederijen;

7.  verzoekt de Commissie en de lidstaten het probleem van pluimveestalbranden aan te pakken door goede praktijken te bevorderen; verzoekt de lidstaten zich er ten volle voor in te zetten dat personen die belast zijn met de zorg voor dieren passende en voldoende scholing krijgen, zoals bepaald in Richtlijn 2007/43/EG;

8.  verzoekt de EFSA een advies uit te brengen over de prevalentie en risicofactoren voor antimicrobieel resistente campylobacter spp., salmonella spp. en E. coli met zoönotisch potentieel;

9.  is ingenomen met het feit dat er op 5 juni 2018 een akkoord is bereikt over de verordening inzake geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik; is ingenomen met de bepalingen ter beperking van het gebruik van antibiotica voor metafylaxe en profylaxe; herinnert aan zijn standpunt over preventieve maatregelen en aan het gezamenlijk wetenschappelijk advies van het EMA en de EFSA[7] waarin wordt opgeroepen tot het gebruik van fokdieren die gezonder en trager groeien, een bezettingsdichtheid die het risico op ziekte niet vergroot, kleinere groepen, afzondering van zieke dieren (artikel 10 van Verordening (EU) 2016/429) en toepassing van de bestaande wetgeving op het gebied van welzijn; vertrouwt erop dat de verordening het broodnodige optreden inzake antimicrobiële resistentie (AMR) zal vergemakkelijken en innovatie op het gebied van diergeneeskunde zal bevorderen; is van mening dat de Europese pluimveesector en de nationale overheden initiatieven nemen om het gebruik van antibiotica te beperken door pluimveebedrijven te moderniseren;

10.  benadrukt dat de levenskwaliteit van pluimvee kan worden verbeterd en de noodzaak tot het gebruik van antimicrobiële stoffen kan worden verminderd door verbetering van de technieken voor de dierhouderij, bijvoorbeeld door te zorgen voor natuurlijk licht, schone lucht, meer leefruimte en minder uitstoot van ammoniak; herinnert de Commissie aan haar verklaring in de strategie voor diergezondheid en aan de uitspraak die zij in dat kader heeft gedaan dat voorkomen beter is dan genezen;

11.  benadrukt dat de bevordering van dierenwelzijn op zich ook al een preventieve maatregel is, omdat daarmee de kans dat dieren ziek worden kleiner wordt en dus ook minder gebruik moet worden gemaakt van antimicrobiële stoffen, en de productiecijfers vaak ook hoger liggen; merkt op dat onjuist gebruik van antimicrobiële stoffen ertoe kan leiden dat deze stoffen niet langer doeltreffend zijn, wat dus een gevaar vormt voor de volksgezondheid;

12.  verzoekt de Commissie AMR-onderzoek en goede praktijken te bevorderen en ervoor te zorgen dat de lidstaten daadwerkelijk preventieve maatregelen uitvoeren, zoals het bewaken van ziekten en het verrichten van controles;

13.  dringt er bij de Commissie op aan beleid te bevorderen om het gebruik van alternatieve houderijsystemen voor vleeskuikens en van traditionele en/of vleeskuikenrassen die meer welzijn mogelijk maken aan te moedigen;

14.  verzoekt de Commissie een stappenplan op te stellen ter ondersteuning van een concurrentiële en duurzame vleesproductie van pluimvee en van houderijmethoden die meer welzijn van vleeskuikens waarborgen;

15.  verzoekt de Commissie om de controles aan de grenzen bij de invoer van kippenvlees uit derde landen te verbeteren, om ervoor te zorgen dat deze invoer in overeenstemming is met de EU-wetgeving inzake dierenwelzijn, voedselveiligheid en milieubescherming;

16.  wijst erop dat de invoer van kippenvlees uit landen met lagere normen op het gebied van milieu, sociaal beleid, voedselveiligheid en dierenwelzijn is toegenomen; verzoekt de Commissie erop toe te zien dat ingevoerd kippenvlees en vleesproducten en bereidingen afkomstig van kip geproduceerd zijn overeenkomstig de normen op het gebied van milieu, sociaal beleid, voedselveiligheid en dierenwelzijn die in de Unie gelden, om zo eerlijke en gelijke concurrentievoorwaarden voor EU-producenten te waarborgen;

17.  verzoekt de Commissie wetgeving voor te stellen inzake verplichte etikettering van de oorsprong van in de EU ingevoerd vlees dat verder wordt verwerkt in de detailhandel, de catering en de horeca, om consumenten in staat te stellen met kennis van zaken hun keuze te bepalen;

18.  verzoekt de Commissie een EU-methode vast te stellen voor de productmarkering voor vleeskuikens die vergelijkbaar is met de bestaande EU-methode voor eieren, om de transparantie en de communicatie met de consumenten inzake dierenwelzijn in de landbouwproductie te verbeteren;

19.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en de lidstaten.

 

Laatst bijgewerkt op: 24 oktober 2018
Juridische mededeling - Privacybeleid