Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B9-0173/2021Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B9-0173/2021

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in het oosten van de Democratische Republiek Congo en de moord op de Italiaanse ambassadeur Luca Attanasio en zijn gevolg

10.3.2021 - (2021/2577(RSP))

ingediend overeenkomstig artikel 144, lid 5, en artikel 132, lid 4, van het Reglement
ter vervanging van de volgende ontwerpresoluties:
B9-0173/2021 (The Left)
B9-0174/2021 (ID)
B9-0196/2021 (Verts/ALE)
B9-0198/2021 (Renew)
B9-0199/2021 (PPE)
B9-0200/2021 (S&D)
B9-0201/2021 (ECR)

Michael Gahler, Antonio Tajani, David McAllister, Sandra Kalniete, Isabel Wiseler-Lima, Miriam Lexmann, Paulo Rangel, Vladimír Bilčík, Michaela Šojdrová, Loránt Vincze, Ivan Štefanec, Eva Maydell, Jiří Pospíšil, Stanislav Polčák, Benoît Lutgen, Maria Walsh, Tom Vandenkendelaere, Adam Jarubas, Krzysztof Hetman, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska, David Lega, Lefteris Christoforou, Romana Tomc, Tomas Tobé, Christian Sagartz, Vangelis Meimarakis, Tomáš Zdechovský, Željana Zovko, Luděk Niedermayer, Inese Vaidere, Antonio López-Istúriz White, Ioan-Rareş Bogdan, Stelios Kympouropoulos, Seán Kelly, Peter Pollák, Magdalena Adamowicz, Janina Ochojska
namens de PPE-Fractie
Marek Belka, Isabel Santos, Maria Arena
namens de S&D-Fractie
Charles Goerens, Petras Auštrevičius, Malik Azmani, Olivier Chastel, Nicola Danti, Klemen Grošelj, Bernard Guetta, Svenja Hahn, Moritz Körner, Javier Nart, Jan-Christoph Oetjen, María Soraya Rodríguez Ramos, Nicolae Ştefănuță, Ramona Strugariu, Dragoş Tudorache, Hilde Vautmans, Frédérique Ries
namens de Renew-Fractie
Marco Campomenosi
namens de ID-Fractie
Salima Yenbou, Hannah Neumann
namens de Verts/ALE-Fractie
Raffaele Fitto, Carlo Fidanza, Nicola Procaccini, Pietro Fiocchi, Sergio Berlato, Raffaele Stancanelli, Vincenzo Sofo, Ryszard Antoni Legutko, Anna Fotyga, Karol Karski, Ryszard Czarnecki, Angel Dzhambazki, Assita Kanko, Elżbieta Kruk, Elżbieta Rafalska, Joanna Kopcińska, Jadwiga Wiśniewska, Adam Bielan, Eugen Jurzyca, Veronika Vrecionová, Emmanouil Fragkos, Bogdan Rzońca, Alexandr Vondra, Valdemar Tomaševski
namens de ECR-Fractie
Marisa Matias
namens de Fractie The Left
Tiziana Beghin, Dino Giarrusso, Daniela Rondinelli, Fabio Massimo Castaldo, Mario Furore, Chiara Gemma, Sabrina Pignedoli, Isabella Adinolfi


Procedure : 2021/2577(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B9-0173/2021
Ingediende teksten :
RC-B9-0173/2021
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in het oosten van de Democratische Republiek Congo en de moord op de Italiaanse ambassadeur Luca Attanasio en zijn gevolg

(2021/2577(RSP))

 

Het Europees Parlement,

 gezien zijn eerdere resoluties over de Democratische Republiek Congo (DRC), met name die van 18 januari 2018[1] met dezelfde titel en die van 17 september 2020 over het geval van dr. Denis Mukwege in de DRC[2],

 gezien de verklaring van de woordvoerder van de secretaris-generaal van de VN van 22 februari 2021 over de DRC,

 gezien de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) van 20 mei 2020 over de veiligheidssituatie in Ituri,

 gezien de resoluties van de VN-Veiligheidsraad, met name resolutie 2463 van 29 maart 2019 over de verlenging van het mandaat van de Stabilisatiemissie van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo (MONUSCO) tot 20 december 2019,

 gezien Besluit (GBVB) 2020/2033 van de Raad van 10 december 2020 tot wijziging van Besluit 2010/788/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen de DRC[3],

 gezien de maatregelen die zijn vastgesteld in Resolutie 2528 van de VN-Veiligheidsraad van 25 juni 2020 over de verlenging tot 1 juli 2021 van de maatregelen betreffende het wapenembargo tegen de DRC dat is ingesteld bij Resolutie 2293 (2016) van de Veiligheidsraad en de verlenging tot 1 augustus 2021 van het mandaat van de groep deskundigen die is ingesteld bij Resolutie 1533 (2004), waarbij een reeks sancties zijn verlengd tot 1 juli 2021, zoals een wapenembargo tegen gewapende groeperingen in de DRC, een reisverbod voor bepaalde personen en een bevriezing van tegoeden van door het sanctiecomité aangewezen personen en entiteiten,

 gezien het verslag van de VN van augustus 2010 over de inventarisatie van de ernstigste schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht die tussen maart 1993 en juni 2003 op het grondgebied van de DRC zijn begaan,

 gezien het verslag van het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de VN en de MONUSCO van 6 juli 2020 getiteld “Schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht door de gewapende groepering Geallieerde Democratische Strijdkrachten en door leden van de strijdkrachten en de veiligheidstroepen in het gebied Beni in de provincie Noord-Kivu en in de gebieden Irumu en Mambasa in de provincie Ituri tussen 1 januari 2019 en 31 januari 2020”,

 gezien Verordening (EU) 2017/821 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van verplichtingen inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen voor Unie-importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden (verordening inzake conflictmineralen)[4],

 gezien de Partnerschapsovereenkomst van 23 juni 2000 tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (de Overeenkomst van Cotonou)[5],

 gezien het Afrikaanse Handvest van de rechten van de mens en de volkeren dat is aangenomen op 27 juni 1981 en in werking is getreden op 21 oktober 1986,

 gezien de grondwet van de Democratische Republiek Congo, die op 18 februari 2006 is aangenomen,

 gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens,

 gezien het Handvest van de Verenigde Naties,

 gezien artikel 144, lid 5, en artikel 132, lid 4, van zijn Reglement,

A. overwegende dat Luca Attanasio, de ambassadeur van Italië in de DRC, Mustapha Milambo, zijn chauffeur, en Vittorio Iacovacci, een officier van de Italiaanse militaire politie, op 22 februari 2021 zijn gedood bij een aanval op hun konvooi door gewapende mannen; overwegende dat de ambassadeur en zijn personeel in een VN-voertuig vanuit Goma op weg waren naar een schoolproject van het Wereldvoedselprogramma van de VN in Rutshuru; overwegende dat ze een weg namen die eerder veilig was verklaard voor reizen zonder veiligheidsteam;

B. overwegende dat parkwachters van het Virunga National Park hebben geprobeerd het leven van de ambassadeur en zijn gevolg te redden; overwegende dat de parkwachters zelf voortdurend door rebellengroepen worden bedreigd met ontvoering en moord; overwegende dat bij een aanval in januari 2021 in Nyamitwitwi zes parkwachters zijn gedood en een zevende gewond is geraakt; overwegende dat bij een hinderlaag in april 2020 twaalf parkwachters en vijf burgers zijn gedood;

C. overwegende dat de ernstige veiligheidssituatie in het oosten van de DRC blijft verslechteren, met name aan de grens tussen Ituri, Zuid-Kivu en Noord-Kivu; overwegende dat ongeveer 120 gewapende groeperingen, waaronder de Democratische Strijdkrachten voor de Bevrijding van Rwanda, de Geallieerde Democratische Strijdkrachten en de Nduma-Verdediging van Congo-Rénové, in de regio actief zijn, rivaliseren om de toegang tot en controle over natuurlijke hulpbronnen, waaronder delfstoffen, en verantwoordelijk zijn voor ontvoeringen, moorden, foltering en seksueel geweld;

D. overwegende dat het geweld in het oosten van de DRC in 2020 meer dan 2 000 slachtoffers heeft geëist; overwegende dat het geweld sinds begin 2021 nog is toegenomen; overwegende dat burgers, voor het merendeel vrouwen en kinderen, het doelwit zijn van herhaald geweld, dat tussen 11 december 2020 en 10 januari 2021 heeft geleid tot de dood van meer dan 150 mensen; overwegende dat in de eerste twee maanden van 2021 meer dan 100 mensen zijn ontvoerd en vele anderen gewond zijn geraakt; overwegende dat er medische infrastructuur en natuurlijke hulpbronnen zijn vernield en dat er naar verluidt huizen in brand zijn gestoken; overwegende dat de humanitaire gevolgen van dit geweld zorgwekkend zijn; overwegende dat de VN tot op heden meer dan 67 000 ontheemden heeft geregistreerd;

E. overwegende dat er volgens de Kivu Security Tracker in Noord- en Zuid-Kivu sinds 1 januari 2021 152 moorden op burgers, 61 ontvoeringen voor losgeld en 34 gevallen van kidnapping zijn gemeld;

F. overwegende dat gewapende mannen op 12 maart 2017 twee VN-onderzoekers – Zaida Catalán, een Zweed, en Michael Sharp, een Amerikaan – en hun tolk, Beitu Tshintela, hebben geëxecuteerd toen zij mensenrechtenschendingen in de centrale provincie Kasaï van de DRC in kaart aan het brengen waren;

G. overwegende dat de DRC een van de hoogste aantallen binnenlandse ontheemden ter wereld heeft; overwegende dat meer dan vijf miljoen mensen ontheemd zijn geraakt als gevolg van de onveiligheid binnen de landsgrenzen; overwegende dat veel vrouwen en kinderen in precaire omstandigheden leven, buiten of in overvolle openbare ruimten slapen en blootstaan aan het risico van intimidatie, aanranding of seksuele uitbuiting; overwegende dat ontheemde bevolkingsgroepen vaak geen levensreddende basisvoorzieningen krijgen en het risico lopen ondervoed te raken en ziek te worden; overwegende dat in de provincie Noord-Kivu op 4 februari 2021 een ebola-uitbraak is gemeld;

H. overwegende dat het VN-Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden meldt dat er steeds vaker hulpverleners worden ontvoerd en hulpkonvooien worden aangevallen, waardoor humanitaire organisaties zich ertoe gedwongen hebben gezien hun steunverlening uit te stellen en hun activiteiten tijdelijk stop te zetten; overwegende dat leden van het maatschappelijk middenveld, onder wie activisten, journalisten en verdedigers van de mensenrechten, nog steeds het slachtoffer zijn van pesterijen, intimidatie en aanvallen; overwegende dat velen van hen hun leven op het spel zetten om de vrijheid van vereniging en meningsuiting te verdedigen;

I. overwegende dat het mandaat van de MONUSCO op 20 december 2021 afloopt en dat de sancties tegen de DRC die bij VN-resolutie 1533 zijn opgelegd, op 1 juli 2021 aflopen; overwegende dat het aantal manschappen en de begroting van MONUSCO steeds verder worden teruggeschroefd;

J. overwegende dat de EU de gerichte sancties tegen elf functionarissen van de DRC die verantwoordelijk zijn voor schendingen van de mensenrechten, in december 2020 heeft verlengd;

K. overwegende dat het in 2010 gepubliceerde verslag van de inventarisatie door de VN melding maakt van 617 bevestigde ernstige mensenrechtenschendingen in het oosten van de DRC tussen 1993 en 2003; overwegende dat het verslag een reeks aanbevelingen bevat, waarvan de meeste niet zijn uitgevoerd; overwegende dat straffeloosheid een ernstig probleem blijft;

1. veroordeelt in de krachtigste bewoordingen de moord op Luca Attanasio, Moustapha Milambo en Vittorio Iacovacci en betuigt zijn diepste medeleven met de families van de slachtoffers, de regering van Italië en de nationale personeelsleden van het Wereldvoedselprogramma; betreurt het verlies van mensenlevens en de moord op onschuldige burgers;

2. dringt aan op een grondig, onafhankelijk en transparant onderzoek naar de omstandigheden van de moorden; is verheugd over de toezegging van president Tshisekedi om een onderzoek in te stellen en dringt er bij de regering van de DRC en de provinciale leiders op aan volledig samen te werken met de Italiaanse autoriteiten en de Verenigde Naties;

3. benadrukt dat het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de regering van de DRC is om de veiligheid op haar grondgebied te waarborgen en haar bevolking te beschermen, met inachtneming van de rechtsstaat, de mensenrechten en het internationaal humanitair recht, hetgeen ook bescherming tegen misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden inhoudt;

4. benadrukt met klem dat de autoriteiten van de DRC meer inspanningen moeten leveren om een einde te maken aan de gewapende aanvallen op burgers en dat zij een grondig, onafhankelijk, doeltreffend en onpartijdig onderzoek moeten instellen naar alle moorden en de verantwoordelijken tijdens een eerlijk proces voor de rechter moeten brengen;

5. veroordeelt ten stelligste de ernstige schendingen van de mensenrechten en het humanitair recht door plaatselijke milities in het oosten van de DRC; dringt er bij de regering van de DRC op aan een mechanisme in te stellen om recht te doen geschieden en degenen die verantwoordelijk zijn voor de mensenrechtenschendingen die in het verslag van de VN over de inventarisatie zijn gedocumenteerd, alsook voor andere misdaden die in de DRC zijn gepleegd en die volgens het internationaal recht en het internationaal humanitair recht als ernstig worden beschouwd, verantwoording te doen afleggen;

6. dringt er bij president Félix Tshisekedi op aan zijn toezegging gestand te doen om ervoor te zorgen dat degenen die verantwoordelijk zijn voor de moord op de VN-onderzoekers Zaida Catalán en Michael Sharp en hun tolk Betu Tshintela ter verantwoording worden geroepen, en dringt aan op volledige transparantie in dit onderzoek;

7. is bezorgd over het feit dat burgers in het oosten van de DRC nog steeds het slachtoffer zijn van ernstige schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht, waaronder standrechtelijke executies, seksueel en gendergerelateerd geweld en de grootschalige rekrutering en inzet van kinderen door gewapende groepen, en dat er burgers zijn gedood door leden van de veiligheidstroepen van de DRC; benadrukt dat deze daden volgens het internationaal recht als oorlogsmisdaden kunnen worden aangemerkt; betreurt de voortdurende dreiging van geweld waarmee de plaatselijke bevolking, humanitaire en ontwikkelingswerkers, internationale organisaties, de diplomatieke gemeenschap en mensenrechtenverdedigers die in het oosten van de DRC actief zijn, te maken krijgen;

8. is uiterst bezorgd over de voortdurende straffeloosheid in het land; merkt op dat het feit dat er niets wordt gedaan aan de straffeloosheid van degenen die zich schuldig maken aan mensenrechtenschendingen, tot gevolg heeft dat de schendingen blijven voortduren; dringt er bij de autoriteiten van de DRC op aan de daders van de aanval van 22 februari 2021 snel voor de rechter te brengen en serieuze stappen te zetten in de richting van overgangsrechtspraak;

9. herhaalt zijn oproep om werk te maken van de aanbevelingen in het verslag van de VN over de inventarisatie, met name de aanbeveling om in de rechtbanken van de DRC gespecialiseerde gemengde kamers in te stellen om samenwerking tussen de rechterlijke macht van de DRC en de internationale gemeenschap bij de vervolging van mensenrechtenschendingen mogelijk te maken; vraagt dat de nationale justitiële sector in zijn geheel wordt versterkt opdat misdrijven die ernstige schendingen van de mensenrechten hebben veroorzaakt, worden vervolgd;

10. veroordeelt de schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht door de veiligheidstroepen en de strijdkrachten; dringt er bij de autoriteiten van de DRC op aan om officieren van de veiligheidstroepen en andere functionarissen van de uitvoerende macht die volgens de VN en internationale en Congolese mensenrechtenorganisaties bij ernstige schendingen van de mensenrechten betrokken zijn geweest, uit hun functie te ontheffen; vraagt dat er een formeel doorlichtingsmechanisme wordt ingesteld als onderdeel van de bredere inspanningen om de veiligheidssector te hervormen, om ervoor te zorgen dat de meest geschikte kandidaten worden aangeworven en dat de veiligheidstroepen handelen op een wijze die in overeenstemming is met de internationale mensenrechtennormen en de normen van het internationaal humanitair recht; vraagt de autoriteiten een einde te maken aan alle steun van veiligheidsofficieren en politieke leiders aan gewapende groeperingen en ervoor te zorgen dat degenen die voor dergelijke steun verantwoordelijk zijn, ter verantwoording worden geroepen tijdens een eerlijk proces;

11. vraagt de regering van de DRC een nultolerantiebeleid te voeren ten aanzien van samenwerking tussen politieke leiders, de strijdkrachten en de politie, en gewapende groeperingen;

12. vraagt de autoriteiten van de DRC met spoed een doeltreffend programma voor demobilisatie, ontwapening en re-integratie op te zetten, alsook een strategie voor de aanpak van gewapende groeperingen, met steun op lange termijn om te voorkomen dat voormalige strijders teruggaan; dringt er bij de autoriteiten van de DRC op aan om broodnodige humanitaire hulp te verlenen aan honderden gedemobiliseerde strijders die momenteel in kampen voor demobilisatie, ontwapening en re-integratie zitten, waar zij nauwelijks eten hebben en geen toegang krijgen tot adequate medische zorg;

13. benadrukt dat de MONUSCO vastbesloten is haar uiterste best te blijven doen om de burgerbevolking overeenkomstig haar mandaat te beschermen en de nationale inspanningen om de vrede en de stabiliteit in het land te consolideren, te ondersteunen; merkt op dat haar rol moet worden herbevestigd door een duidelijk mandaat waarin benchmarks met betrekking tot de veiligheidssituatie moeten worden gehaald voordat zij zich eventueel uit de regio terugtrekt;

14. herinnert eraan dat het geweld in het oosten van de DRC nauw verband houdt met de grondstoffenhandel; benadrukt dat alle zakelijke, individuele, statelijke of aan een staat gelieerde actoren die dergelijke misdrijven helpen plegen, voor de rechter moeten worden gebracht; is verheugd dat de verordening inzake conflictmineralen in januari 2021 in werking is getreden; benadrukt dat de DRC met deze verordening op de lijst van landen blijft staan die als door conflicten getroffen en risicovol worden beschouwd; merkt op dat de grootste uitdaging nog steeds ambachtelijk goud is, waarvan het beheer een bron van instabiliteit in de regio is; benadrukt dat er dringend verdere maatregelen moeten worden genomen op het gebied van zorgvuldigheidsverplichtingen en verantwoord ondernemerschap van bedrijven die in conflictgebieden actief zijn;

15. benadrukt dat verdere inspanningen moeten worden geleverd om de financiering af te snijden van gewapende groeperingen die bij destabiliserende activiteiten betrokken zijn via de illegale handel in natuurlijke hulpbronnen, waaronder goud of producten van in het wild levende dieren;

16. geeft uiting aan zijn ernstige bezorgdheid over de veiligheidssituatie en de humanitaire situatie, en met name over de recente toename van het aantal binnenlandse ontheemden in de DRC, die nog steeds zware gevolgen heeft voor de burgerbevolking; uit nogmaals zijn ernstige bezorgdheid over de voortdurende militaire activiteiten van buitenlandse en binnenlandse gewapende groeperingen en de smokkel van natuurlijke rijkdommen uit de DRC; roept alle internationale investeerders, met inbegrip van China, op om het internationaal recht, de internationale normen en de best practices inzake verantwoorde mijnbouw volledig in acht te nemen;

17. veroordeelt de moorden op parkwachters van het Virungapark tijdens de aanvallen in 2020; dringt er bij de regering van de DRC op aan de rebellen te ontwapenen en de veiligheid in en rond het park te herstellen;

18. is ingenomen met de publicatie van de VN-Veiligheidsraad van 14 januari 2021 met als titel “Strategie van de Verenigde Naties voor vredesconsolidatie, conflictpreventie en conflictoplossing in het gebied van de Grote Meren”; dringt er bij de betrokken partijen op aan de grensoverschrijdende samenwerking voort te zetten, onder meer via het Bureau van de speciale gezant van de VN voor het gebied van de Grote Meren, om het geweld, de mensenrechtenschendingen en de straffeloosheid in het oosten van de DRC aan te pakken;

19. vraagt de regering van de DRC te zorgen voor beter bestuur op alle niveaus van de staat en de samenleving, met inbegrip van de overheidsfinanciën en de bestrijding van corruptie; vraagt dat het sanctiemechanisme van de EU wordt gebruikt om corruptie te bestrijden; benadrukt hoe belangrijk het is om in 2023 een geloofwaardig verkiezingsproces te organiseren en om voor duurzame veiligheid in het oosten van de DRC te zorgen;

20. verzoekt de VV/HV, de EU-delegatie en de EU-missies in de DRC hun steun aan mensenrechtenverdedigers die in de DRC gevaar lopen, zichtbaarder te maken door gebruik te maken van alle beschikbare instrumenten (d.w.z. politieke, diplomatieke en financiële instrumenten), als beschermingsmaatregel om erkenning te geven aan hun mensenrechtenwerk en hun belangrijke rol als mensenrechtenverdedigers die strijden voor stabiliteit en vrede in de regio, en in voorkomend geval de afgifte van noodvisa te faciliteren en hun tijdelijk onderdak in de lidstaten te verschaffen;

21. vraagt de Europese Unie meer geld uit te trekken voor de DRC om iets te doen aan de ernstige onderfinanciering van de VN-agentschappen die met de lokale autoriteiten en gemeenschappen samenwerken om de burgerbevolking te beschermen;

22. wijst met klem op de noodzaak van grensoverschrijdende samenwerking in het gebied van de Grote Meren en een regionale strategie van de buurlanden om het geweld en de mensenrechtenschendingen in de DRC tegen te gaan; vraagt dat de missie van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid in het gebied van de Grote Meren bijdraagt tot de stabilisering van de veiligheidssituatie en de verbetering van de humanitaire situatie;

23. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Europese Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de ACS-EU-Raad van ministers en de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, de president, de eerste minister en het parlement van de Democratische Republiek Congo, en de Afrikaanse Unie en haar instellingen.

 

Laatst bijgewerkt op: 10 maart 2021
Juridische mededeling - Privacybeleid