Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B9-0236/2021Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B9-0236/2021

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over Rusland, de zaak Aleksej Navalny, de toenemende militaire aanwezigheid aan de grens met Oekraïne en de Russische aanvallen in Tsjechië

28.4.2021 - (2021/2642(RSP))

ingediend overeenkomstig artikel 132, leden 2 en 4, van het Reglement
ter vervanging van de volgende ontwerpresoluties:
B9-0236/2021 (Verts/ALE)
B9-0237/2021 (Renew)
B9-0250/2021 (S&D)
B9-0251/2021 (PPE)
B9-0252/2021 (ECR)

Michael Gahler, Željana Zovko, Andrius Kubilius, Sandra Kalniete, Isabel Wiseler-Lima, Andrzej Halicki, Antonio López-Istúriz White, Miriam Lexmann, David Lega, Rasa Juknevičienė, Jerzy Buzek, Riho Terras, Arba Kokalari, Tomáš Zdechovský, Luděk Niedermayer, Vladimír Bilčík, Traian Băsescu, Jiří Pospíšil, Stanislav Polčák, Eugen Tomac, Michaela Šojdrová
namens de PPE-Fractie
Marek Belka, Włodzimierz Cimoszewicz, Tonino Picula
namens de S&D-Fractie
Bernard Guetta, Petras Auštrevičius, Dita Charanzová, Olivier Chastel, Vlad Gheorghe, Klemen Grošelj, Moritz Körner, Dragoș Pîslaru, Frédérique Ries, María Soraya Rodríguez Ramos, Michal Šimečka, Nicolae Ştefănuță, Ramona Strugariu, Dragoş Tudorache
namens de Renew-Fractie
Sergey Lagodinsky
namens de Verts/ALE-Fractie
Anna Fotyga, Veronika Vrecionová, Ruža Tomašić, Jadwiga Wiśniewska, Witold Jan Waszczykowski, Elżbieta Rafalska, Hermann Tertsch, Charlie Weimers, Jan Zahradil, Jacek Saryusz-Wolski, Zdzisław Krasnodębski, Adam Bielan, Elżbieta Kruk, Zbigniew Kuźmiuk
namens de ECR-Fractie


Procedure : 2021/2642(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B9-0236/2021
Ingediende teksten :
RC-B9-0236/2021
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over Rusland, de zaak Aleksej Navalny, de toenemende militaire aanwezigheid aan de grens met Oekraïne en de Russische aanvallen in Tsjechië

(2021/2642(RSP))

Het Europees Parlement,

 gezien zijn eerdere resoluties over Rusland en Oekraïne,

 gezien het Handvest van de VN, het VN-Verdrag inzake het recht van de zee, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van de Raad van Europa (EVRM),

 gezien het pakket maatregelen ter uitvoering van de akkoorden van Minsk, dat op 12 februari 2015 in Minsk werd overeengekomen en ondertekend, en in zijn geheel werd bekrachtigd bij Resolutie 2202 (2015) van de VN-Veiligheidsraad van 17 februari 2015,

 gezien de verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken van de G7 van 18 maart 2021 over Oekraïne, en gezien hun gezamenlijke verklaring met de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 21 april 2021 over hetzelfde onderwerp,

 gezien de bijeenkomst op 16 april 2021 van de Franse president, de Oekraïense president en de Duitse bondskanselier over het probleem van de toenemende militaire aanwezigheid van Rusland,

 gezien de verklaringen van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid namens de EU van 18 april 2021 over de verslechterende gezondheidstoestand van Aleksej Navalny,

 gezien Resolutie 68/262 van de Algemene Vergadering van de VN van 27 maart 2014 getiteld “Territoriale integriteit van Oekraïne”, de Resoluties 71/205 van 19 december 2016, 72/190 van 19 december 2017, 73/263 van 22 december 2018, 74/168 van 18 december 2019 en 75/192 van 16 december 2020 van de Algemene Vergadering van de VN getiteld “Situatie van de mensenrechten in de Autonome Republiek Krim en de stad Sebastopol in Oekraïne”, en de Resoluties 74/17 van 9 december 2019 en 75/29 van 7 december 2020 van de Algemene Vergadering van de VN getiteld “Het probleem van de militarisering van de Autonome Republiek Krim en de stad Sebastopol in Oekraïne en delen van de Zwarte Zee en de Zee van Azov,

 gezien Besluit 2014/145/GBVB van de Raad van 17 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen[1],

 gezien de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, en met name titel II over politieke dialoog en convergentie op het gebied van buitenlandse zaken en veiligheid[2],

 gezien het Memorandum van Boedapest van 5 december 1994 inzake veiligheidsgaranties met betrekking tot de toetreding van Belarus, Kazachstan en Oekraïne tot het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens,

 gezien het voorstel van Oekraïne van 29 maart 2021 om terug te keren naar een volledig staakt-het-vuren in het oosten van Oekraïne en het ontwerp van het gezamenlijk actieplan voor de uitvoering van de akkoorden van Minsk,

 gezien de verklaring van de woordvoerder van de Europese Dienst voor extern optreden van 19 april 2021 over de uitzetting van Tsjechische diplomaten en de verklaring van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid namens de EU van 21 april 2021 in solidariteit met Tsjechië in verband met criminele activiteiten op zijn grondgebied,

 gezien artikel 132, leden 2 en 4, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de Russische Federatie haar militaire aanwezigheid aan de oostelijke en noordelijke grens met Oekraïne en op de bezette Krim de afgelopen weken sterk heeft uitgebreid en daar in totaal meer dan 100 000 manschappen evenals tanks, artillerie, pantservoertuigen en andere zware uitrusting heeft verzameld; overwegende dat dit de grootste concentratie van Russische troepen sinds 2014 vormt en dat de omvang en aanvalscapaciteiten ervan op offensieve bedoelingen wijzen;

B. overwegende dat de Russische Federatie heeft aangekondigd dat het recht van onschuldige doorvaart voor oorlogsschepen en commerciële vaartuigen van andere landen door het deel van de Zwarte Zee in de richting van de Straat van Kertsj tot en met 31 oktober 2021 zal worden opgeschort, wat een schending is van de vrijheid van scheepvaart, die wordt gewaarborgd door het VN-Verdrag inzake het recht van de zee, waarbij Rusland partij is; overwegende dat de gebieden in kwestie zich bevinden in de territoriale wateren van Oekraïne rond het tijdelijk bezette gebied van de Autonome Republiek Krim en de stad Sebastopol;

C. overwegende dat er zes jaar verstreken zijn sinds de sluiting van de akkoorden van Minsk en zeven jaar sinds de illegale annexatie van het schiereiland de Krim door de Russische Federatie en het begin van de oorlog in Oekraïne;

D. overwegende dat volgens Oekraïense bronnen ongeveer 3 000 officieren en militaire instructeurs van de Russische Federatie in dienst zijn in het leger van de zogenaamde Volksrepublieken Donetsk en Loegansk;

E. overwegende dat de destabilisatie van het oosten van Oekraïne door de Russische Federatie via de Russische troepen die actief zijn in de zogenoemde Volksrepublieken Donetsk en Loegansk, al aan de gang is sinds 2014; overwegende dat dit conflict aan meer dan 14 000 mensen het leven heeft gekost en heeft geleid tot bijna twee miljoen intern ontheemden;

F. overwegende dat Oekraïne erom heeft verzocht lid 16.3 van hoofdstuk III van het Weens document uit 2011 over vertrouwenwekkende en veiligheidsbevorderende maatregelen in te trekken en een verklaring heeft geëist voor de ongebruikelijke militaire activiteiten van de Russische Federatie langs de grens met Oekraïne en op de bezette Krim; overwegende dat alle 57 leden van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) het Weens document in 2011 hebben aangenomen als een duurzame basis voor samenwerking en militaire transparantie; overwegende dat de Russische Federatie heeft besloten niet aan deze bijeenkomst deel te nemen;

G. overwegende dat staten die zitting hebben in de OVSE elkaar informatie moeten verstrekken over onder meer plannen voor de inzet van troepen en materieel, elkaar vooraf in kennis moeten stellen van belangrijke militaire activiteiten, zoals oefeningen, en overleg moeten plegen en met elkaar moeten samenwerken in geval van ongewone militaire activiteiten of oplopende spanningen;

H. overwegende dat het Russische ministerie van Defensie op vrijdag 23 april 2021 heeft verklaard dat de verzamelde strijdkrachten uiterlijk 1 mei 2021 naar hun permanente basis zullen terugkeren;

I. overwegende dat de vrijheid van gedachte en meningsuiting, van vereniging en van vreedzame vergadering verankerd zijn in de grondwet van de Russische Federatie; overwegende dat de situatie van de mensenrechten en de rechtsstaat in Rusland blijft verslechteren en dat de autoriteiten deze rechten en vrijheden voortdurend schenden; overwegende dat de Russische Federatie de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het EVRM heeft ondertekend en lid is van de Raad van Europa;

J. overwegende dat Aleksej Navalny, Ruslands bekendste anticorruptieactivist en oppositieleider, op 17 januari 2021 in hechtenis werd genomen en op 2 februari werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3,5 jaar omdat hij zijn proeftijd zou hebben geschonden terwijl hij in Duitsland aan het herstellen was van een moordaanslag door vergiftiging met een verboden militair chemisch zenuwgas door agenten van de Russische veiligheidsdiensten binnen de Russische Federatie; overwegende dat Aleksej Navalny op 12 maart is overgebracht naar een strafkolonie in Pokrov, waar hij herhaaldelijk onderworpen is aan foltering en onmenselijke behandeling en als gevolg daarvan ruim drie weken geleden in hongerstaking ging;

K. overwegende dat deze ontwikkelingen van de afgelopen weken de ergste vrees voor zijn persoonlijke veiligheid en leven bij zijn familie, vrienden en aanhangers en in de internationale gemeenschap hebben bevestigd en ertoe hebben geleid dat hij is overgebracht naar een gevangenisziekenhuis in de buurt van Moskou, waar hij nog altijd in levensgevaar verkeert;

L. overwegende dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens op 16 februari 2021 overeenkomstig artikel 39 van zijn reglement heeft besloten de Russische regering op te dragen Aleksej Navalny vrij te laten; overwegende dat deze maatregel met onmiddellijke ingang ten uitvoer moet worden gelegd; overwegende dat het Hof daartoe rekening heeft gehouden met de aard en omvang van het gevaar voor het leven van Aleksej Navalny, wat eenvoudig kon worden aangetoond, en met de algemene omstandigheden waarin Aleksej Navalny momenteel gevangen wordt gehouden;

M. overwegende dat Aleksej Navalny op vrijdag 23 april 2021 heeft aangekondigd dat hij zijn op 31 maart begonnen hongerstaking op advies van artsen van buiten de gevangenis geleidelijk zal stopzetten; overwegende dat een voortzetting van de hongerstaking volgens dit medische advies levensbedreigend zou zijn; overwegende dat er geen garantie is, zelfs nu Navalny de nodige zorg krijgt, dat hij niet meer wordt blootgesteld aan onmenselijke of levensbedreigende behandelingen of aanslagen op zijn leven;

N. overwegende dat Rusland in 2020 op de 129e plaats van 180 landen stond op de corruptieperceptie-index van Transparency International, waarmee het de laagste plaats in Europa inneemt; overwegende dat kleptocratische betrekkingen tussen oligarchen, veiligheidsfunctionarissen en ambtenaren die banden hebben met het Kremlin, deels aan het licht zijn gebracht door anticorruptieactivisten zoals wijlen Sergej Magnitski en de anticorruptiestichting (FBK) onder leiding van Aleksej Navalny, en dat de hoogste machtshebbers, onder wie Vladimir Poetin, zijn genoemd in onderzoeken naar de onverklaarbare rijkdom die zij in de loop der jaren hebben vergaard; overwegende dat het Openbaar Ministerie van Moskou de FBK en twee andere aan Navalny gelieerde organisaties – de Stichting voor de bescherming van de burgerrechten en Navalny’s regionale hoofdkantoren – als “extremistisch” wil bestempelen, wat zou betekenen dat hun werknemers kunnen worden gearresteerd en gevangenisstraffen van zes tot tien jaar kunnen krijgen;

O. overwegende dat de vergiftiging van Navalny past in het patroon van acties tegen tegenstanders van Poetin, zoals Viktor Joesjtsjenko, Sergej Skripal en Vladimir Kara-Moerza, en die hebben geleid tot de dood van verscheidene vooraanstaande oppositieleden, journalisten, activisten en buitenlandse leiders, onder wie Boris Nemtsov, Anna Politkovskaja, Sergej Protazanov, Natalja Estemirova en Aleksandr Litvinenko;

P. overwegende dat de Russische Federatie niet alleen een externe bedreiging vormt voor de Europese veiligheid, maar ook een interne oorlog voert tegen haar eigen bevolking in de vorm van stelselmatige onderdrukking van de oppositie en publieke arrestaties; overwegende dat er alleen al op 21 april 2021 meer dan 1 788 vreedzame demonstranten zijn gearresteerd, en dat er sinds januari 2021 in totaal ruim 15 000 onschuldige Russische burgers in hechtenis zitten;

R. overwegende dat het Parlement in zijn twee eerdere resoluties over Rusland heeft aangedrongen op een herziening van het EU-beleid ten aanzien van Rusland en de vijf leidende beginselen van dit beleid, en de Raad heeft verzocht onmiddellijk te beginnen met de voorbereidingen voor een EU-strategie voor toekomstige betrekkingen met een democratisch Rusland, die een breed scala aan stimulansen en voorwaarden moet omvatten om binnen Rusland voor een evolutie richting vrijheid en democratie te zorgen;

S. overwegende dat de Tsjechische Republiek op 17 april 2021 achttien personeelsleden van de Russische ambassade het land uit heeft gezet, onder wie leden van de Russische inlichtingendiensten, nadat de Tsjechische veiligheidsdienst op basis van gegrond bewijs had vastgesteld dat officieren in actieve dienst van de Russische inlichtingendiensten een rol hadden gespeeld bij een explosie in een munitieopslagplaats in 2014 waarbij twee Tsjechische burgers om het leven kwamen en veel materiaal werd beschadigd; overwegende dat bij deze explosie het leven en de bezittingen van duizenden mensen in de omgeving van de munitieopslagplaats zonder scrupules in gevaar zijn gebracht; overwegende dat deze illegale acties op het grondgebied van de Tsjechische Republiek een ernstige schending vormen van de soevereiniteit van een EU-lidstaat door een buitenlandse mogendheid; overwegende dat de Russische Federatie naar aanleiding van de uitzetting van achttien personeelsleden van haar ambassade door Tsjechië twintig Tsjechische diplomaten heeft uitgewezen, die op 19 april 2021 het bevel kregen te vertrekken; overwegende dat Tsjechië, na de weigering van Rusland om de uitgezette Tsjechische diplomaten te laten terugkeren en overeenkomstig artikel 11 van het Verdrag van Wenen inzake diplomatieke betrekkingen, op 22 april 2021 heeft besloten het aantal personeelsleden bij de ambassade van Rusland in Tsjechië gelijk te stellen aan het aantal personeelsleden bij de ambassade van de Tsjechische Republiek in Rusland, waarbij de Russische ambassade tijd heeft gekregen tot eind mei om hieraan te voldoen;

T. overwegende dat dezelfde agenten van de GRU die betrokken waren bij de explosie van de munitieopslagplaats in Tsjechië ook verantwoordelijk waren voor de poging tot moord op Sergej en Joelia Skripal in 2018 in het Verenigd Koninkrijk, waarbij het militaire zenuwgas novitsjok werd gebruikt en waarbij ook een Brits staatsburger is omgekomen; overwegende dat agenten van de GRU in 2015 in Bulgarije ook zijn beschuldigd van een moordaanslag op Emilian Gebrev, de eigenaar van een wapenfabriek, en twee andere personen; overwegende dat Rusland niet meewerkt aan het onderzoek naar deze strafbare feiten die op het grondgebied van de Europese Unie zijn gepleegd, de betrokkenheid van de GRU bij de vergiftiging van de Skripals ontkent en de belangrijkste verdachten beschermt;

1. steunt de onafhankelijkheid, soevereiniteit en territoriale integriteit van Oekraïne binnen zijn internationaal erkende grenzen; herhaalt dat het volledig achter het EU-beleid staat om de illegale annexatie van de Autonome Republiek Krim en de stad Sebastopol niet te erkennen; is ingenomen met alle beperkende maatregelen die de EU naar aanleiding van de illegale annexatie heeft genomen; dringt aan op de onmiddellijke vrijlating van alle illegaal aangehouden en gevangengenomen Oekraïense burgers op het schiereiland de Krim en in Rusland, en betreurt de aanhoudende schendingen van de mensenrechten op de Krim en in de bezette gebieden in het oosten van Oekraïne, alsook de grootschalige toekenning van de Russische nationaliteit (paspoortafgifte) aan burgers in die gebieden; onderstreept dat Russische ambtenaren wier optreden of gebrek aan optreden aanleiding heeft gegeven tot oorlogsmisdaden in Oekraïne of dergelijke misdaden mogelijk heeft gemaakt, zullen worden onderworpen aan het internationale strafrecht;

2. betreurt de huidige staat van de betrekkingen tussen de EU en Rusland als gevolg van de agressie en de voortdurende destabilisatie van Oekraïne door Rusland, zijn vijandige gedrag ten aanzien van en rechtstreekse aanvallen op EU-lidstaten en samenlevingen, onder andere door inmenging in verkiezingsprocessen, het gebruik van desinformatie, deepfakes, kwaadwillige cyberaanvallen, sabotage en chemische wapens, en de aanzienlijke verslechtering van de mensenrechtensituatie en de eerbiediging van het recht op vrijheid van meningsuiting, vreedzame vergadering en vereniging in Rusland; keurt het vijandige gedrag van Rusland in Europa ten zeerste af en roept de regering van het land op een einde te maken aan deze activiteiten, die in strijd zijn met internationale beginselen en normen en die de stabiliteit in Europa in gevaar brengen, hetgeen elk streven naar een positieve bilaterale agenda met dit belangrijke buurland in de weg staat;

3. blijft zich grote zorgen maken over de aanzienlijke Russische militaire aanwezigheid aan de grens met Oekraïne en in de illegaal bezette Autonome Republiek Krim, die volgens verklaringen van de Russische minister van Defensie is stopgezet; veroordeelt deze bedreigende en destabiliserende acties onder leiding van de Russische Federatie en spreekt zijn waardering uit voor de evenredige respons van Oekraïne;

4. is van mening dat de EU conclusies moet trekken uit de bijzonder zorgwekkende Russische militaire aanwezigheid aan de Oekraïense grens, die op vrijdag 23 april 2021 is stopgezet; stelt nadrukkelijk dat de terugkeer van Russische troepen van de grens met Oekraïne naar hun permanente basis volledig en onverwijld moet plaatsvinden; eist dat Rusland onmiddellijk een einde maakt aan de praktijk van ongerechtvaardigde militaire opbouw die gericht is op het bedreigen van zijn buurlanden, alle huidige provocaties stopzet, zich van toekomstige provocaties onthoudt en de situatie de-escaleert door zijn troepen terug te trekken naar hun permanente bases, in overeenstemming met zijn internationale verplichtingen, zoals de OVSE-beginselen en -toezeggingen inzake transparantie van militaire bewegingen en het Weens Document; herhaalt dat de Russische militaire aanwezigheid ook een bedreiging vormt voor de stabiliteit, veiligheid en vrede in Europa, en dat de EU en Oekraïne daarom een ambitieuze veiligheidsdialoog moeten opzetten die bijdraagt tot een geharmoniseerde beoordeling van de reële veiligheidsuitdagingen; benadrukt dat bevriende landen hun militaire steun en de levering van verdedigingswapens aan Oekraïne moeten opvoeren, hetgeen in overeenstemming is met artikel 51 van het Handvest van de Verenigde Naties, op grond waarvan individuele en collectieve zelfverdediging is toegelaten; vraagt Rusland zijn troepen uit de zogenoemde Volksrepubliek Loegansk en Volksrepubliek Donetsk weg te halen en de controle over de Autonome Republiek Krim en de stad Sebastopol terug te geven aan Oekraïne;

5. dringt er bij de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) op aan te waarborgen dat de Raad ondanks de aangekondigde verplaatsing van Russische troepen op de hoogte blijft van de militaire ontwikkelingen en paraat blijft om verdere gezamenlijke acties af te spreken;

6. dringt er bij Rusland op aan zich te houden aan zijn verplichting uit hoofde van het VN-Verdrag inzake het recht van de zee en de vrijheid van scheepvaart en de doorvaart door de internationale zeestraat naar de havens in de Zee van Azov te garanderen; verzoekt de EU om, in nauwe samenwerking met de lidstaten en andere internationale partners, permanent toezicht te houden op de doorvaart van alle schepen die door de Straat van Kertsj varen;

7. dringt er bij Rusland en de door Rusland gesteunde separatisten op aan zich te houden aan de staakt-het-vuren-overeenkomst; verzoekt alle partijen de bepalingen van de akkoorden van Minsk ten uitvoer te leggen en constructief mee te werken in het kader van het Normandiëproces en de Tripartiete Contactgroep; benadrukt de noodzaak van een politieke oplossing voor het conflict in het oosten van Oekraïne en een sterkere rol van de EU bij de vreedzame oplossing van het conflict;

8. onderstreept dat de EU duidelijk moet maken dat, indien een dergelijke militaire aanwezigheid in de toekomst uitmondt in een invasie van Oekraïne door de Russische Federatie, de prijs voor deze schending van het internationaal recht en de internationale normen hoog zal zijn; dringt er daarom op aan dat in dat geval de invoer van olie en gas vanuit Rusland in de EU onmiddellijk wordt stopgezet, Rusland wordt uitgesloten van het SWIFT-betalingssysteem, en alle activa in de EU van oligarchen die banden hebben met de Russische autoriteiten en van hun familieleden worden bevroren en hun visa worden geannuleerd; 

9. eist dat de EU haar afhankelijkheid van Russische energie vermindert en dringt er daarom bij de EU-instellingen en alle lidstaten op aan de voltooiing van de Nord Stream 2-pijplijn stop te zetten en de stopzetting te eisen van de bouw door Rosatom van controversiële kerncentrales;

10. herhaalt zijn steun voor het internationale onderzoek naar de omstandigheden van het tragische neerhalen van vlucht MH17 van Malaysian Airlines, dat mogelijk een oorlogsmisdaad vormt, en roept er nogmaals toe op de verantwoordelijken voor de rechter te brengen;

11. verzoekt de EU en haar lidstaten om op basis van het wetgevingsvoorstel van het VK voor een wereldwijde sanctieregeling voor corruptiebestrijding en andere soortgelijke regelingen een EU-sanctieregeling voor corruptiebestrijding vast te stellen als aanvulling op de huidige wereldwijde EU-sanctieregeling voor de mensenrechten; benadrukt dat Russische rijkdom en investeringen van onduidelijke oorsprong niet langer welkom zouden mogen zijn in de EU-lidstaten; roept de Commissie en de Raad ertoe op meer inspanningen te leveren om de strategische investeringen van het Kremlin in de EU met het oog op subversie, ondermijning van democratische processen en instellingen en verspreiding van corruptie te beteugelen; blijft er bij lidstaten als Cyprus, Bulgarije en Malta op aandringen dat zij hun “gouden paspoort”-regelingen stopzetten;

12. eist de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van Aleksej Navalny, wiens veroordeling politiek gemotiveerd is en indruist tegen de internationale mensenrechtenverplichtingen van Rusland, alsook van alle personen die tijdens protesten voor zijn vrijlating of ter ondersteuning van zijn anti-corruptiecampagne zijn aangehouden; verwacht van Rusland dat het zich houdt aan de door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens opgelegde voorlopige maatregel met betrekking tot de aard en omvang van het gevaar voor het leven van Aleksej Navalny; stelt Rusland aansprakelijk voor de gezondheidssituatie van Aleksej Navalny en vraagt Rusland met klem een onderzoek in te stellen naar de moordaanslag op Aleksej Navalny en hierbij onvoorwaardelijk samen te werken met de Organisatie voor het verbod van chemische wapens; verzoekt de Russische autoriteiten de omstandigheden in gevangenissen en detentiecentra te verbeteren om te voldoen aan de internationale normen; eist de stopzetting van de arrestaties van vreedzame demonstranten en van de systematische aanvallen op de oppositie in het kader van de eis om de vrijlating van Aleksej Navalny; onderstreept dat er op grond van de wereldwijde EU-sanctieregeling voor de mensenrechten sancties moeten worden opgelegd aan alle personen die betrokken zijn bij de vervolging, veroordeling en mishandeling van Aleksej Navalny;

13. herinnert de Russische autoriteiten en president Poetin persoonlijk, in zijn hoedanigheid van Russisch staatshoofd, eraan dat zij de volledige verantwoordelijkheid dragen voor het leven en de lichamelijke integriteit van Aleksej Navalny en alle nodige maatregelen moeten treffen om zijn lichamelijke en geestelijke gezondheid en welzijn te beschermen; blijft er bij president Poetin en de Russische autoriteiten op aandringen een onderzoek in te stellen naar diegenen die verantwoordelijk zijn voor de poging om hem te vermoorden en hen te berechten en ter verantwoording te roepen;

14. betreurt het voornemen van de Russische autoriteiten om de door Aleksej Navalny geleide stichting ter bestrijding van corruptie aan te merken als extremistische organisatie en beschouwt zulks als ongefundeerd en discriminerend; benadrukt de strijd tegen corruptie en onderstreept dat de wens om deel te nemen aan een vrij en pluralistisch openbaar debat en verkiezingsproces een onvervreemdbaar recht is van elk individu en elke democratische politieke organisatie en niets te maken heeft met extremistische standpunten;

15. betuigt zijn grote solidariteit met de democratische krachten in Rusland, die zich inzetten voor een open en vrije samenleving, en spreekt zijn steun uit voor alle personen en organisaties die het doelwit zijn geworden van aanvallen en repressie; dringt er bij de Russische autoriteiten op aan een einde te maken aan alle pesterijen, intimidatie en aanvallen tegen de oppositie, het maatschappelijk middenveld, de media, verdedigers van de mensenrechten en van vrouwenrechten en andere activisten in het land, met name in de aanloop naar de parlementsverkiezingen in de herfst van 2021; moedigt de EU aan om Rusland te blijven vragen alle wetten die niet stroken met internationale normen in te trekken of te wijzigen; herinnert aan zijn krachtige steun voor alle verdedigers van de mensenrechten in Rusland en hun werkzaamheden; verzoekt de EU-delegatie en de vertegenwoordigingen van de lidstaten in het land hun steun aan het maatschappelijk middenveld te versterken en alle beschikbare instrumenten te gebruiken om hun steun voor het werk van verdedigers van de mensenrechten op te voeren en, in voorkomend geval, de afgifte van noodvisa te vergemakkelijken en tijdelijke opvang te bieden in de EU-lidstaten;

16. herhaalt zijn oproep aan de EU-instellingen en de lidstaten om de mensenrechtensituatie in de Russische Federatie nauwlettend te blijven volgen en rechtszaken te blijven volgen waarbij maatschappelijke organisaties, journalisten, politici van de oppositie en activisten betrokken zijn, met inbegrip van de zaak van Aleksej Navalny;

17. betreurt dat de ontploffing van de munitieopslagplaats in het Tsjechische dorp Vrbětice is veroorzaakt door leden van de Russische inlichtingendiensten en beschouwt dit als een schending van de Tsjechische soevereiniteit en een onaanvaardbare vijandelijke handeling; spreekt zijn sterke veroordeling uit van activiteiten die gericht zijn op het destabiliseren en bedreigen van EU-lidstaten en verzoekt Rusland dergelijke activiteiten te staken, de verantwoordelijken ter verantwoording te roepen en de families van de burgers die bij de aanslag van 2014 zijn omgekomen schadeloos te stellen; onderstreept dat de Europese Unie de Tsjechische Republiek steunt en verzoekt de VV/HV en de Raad passende tegenmaatregelen te nemen, waaronder het uitbreiden van gerichte sancties in geval van vergelding tegen de Tsjechische Republiek of een andere EU-lidstaat; betuigt zijn grote solidariteit met de bevolking en de autoriteiten van Tsjechië na de Russische aanval op EU-grondgebied en de ongegronde en onevenredige uitzetting van twintig Tsjechische diplomaten uit Rusland; steunt het besluit van de Tsjechische autoriteiten om het aantal personeelsleden bij de Russische ambassade in Tsjechië gelijk te stellen aan het aantal personeelsleden bij de Tsjechische ambassade in Rusland, veroordeelt de dreigementen die de Russische Federatie hierop heeft geuit aan het adres van de Tsjechische Republiek en waardeert alle vormen van steun en solidariteit van de regeringen van de diverse EU-lidstaten en alle reeds aangeboden diplomatieke diensten; roept de EU-lidstaten ertoe op om net als in de zaak-Skripal over te gaan tot een gecoördineerde uitzetting van Russische diplomaten;

18. veroordeelt propaganda en desinformatie in de Russische pers en de kwaadwillige verspreiding ervan naar de EU, alsook het werk van Russische trollenfabrieken, met name degene die Tsjechië momenteel belasteren door het land af te schilderen als een satelliet van de belangen van de VS in plaats van een soeverein land met onafhankelijke inlichtingendiensten; veroordeelt de cyberaanvallen op strategische Tsjechische overheidsinstellingen in verband met Russische militaire spionage;

19. herhaalt dat eenheid tussen de EU-lidstaten het beste beleid is om Rusland te beletten in Europa destabiliserende en subversieve acties te ondernemen; verzoekt de lidstaten hun standpunten en optreden ten aanzien van Rusland te coördineren en met één stem te spreken; eist dat de lidstaten in het Comité van Ministers van de Raad van Europa met één stem spreken over de aanhoudende veronachtzaming door Rusland van de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens; is van mening dat de EU verdere samenwerking moet nastreven met gelijkgestemde partners, met name de NAVO en de VS, teneinde alle beschikbare middelen op internationaal niveau aan te wenden om de aanhoudende inmenging van Rusland, steeds agressievere desinformatiecampagnes en grove schendingen van het internationaal recht die de veiligheid en stabiliteit in Europa bedreigen, doeltreffend tegen te gaan;

20. verzoekt de EU-lidstaten tijdig en vastberaden op te treden tegen ontregelende acties van Russische inlichtingendiensten op het grondgebied van de EU en haar evenredige respons nauw af te stemmen met de trans-Atlantische partners; beveelt de lidstaten aan om de samenwerking en informatie-uitwisseling op het gebied van contraspionage te intensiveren;

21. verzoekt de VV/HV en de Raad een nieuwe strategische aanpak te ontwikkelen voor de betrekkingen van de EU met Rusland, die het maatschappelijk middenveld beter moet ondersteunen, de interpersoonlijke contacten met de burgers van Rusland moet versterken, duidelijke rode lijnen moet trekken voor samenwerking met Russische overheidsactoren, technologische normen en het open internet moet gebruiken om vrije ruimten te ondersteunen en onderdrukkende technologieën te beperken, en solidariteit met de oostelijke partners van de EU moet tonen, onder meer op het gebied van veiligheidskwesties en vreedzame oplossing van conflicten; onderstreept dat elke dialoog met Rusland gebaseerd moet zijn op eerbiediging van het internationaal recht en de mensenrechten;

22. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Raad van Europa, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, alsmede de president, de regering en de Verchovna Rada van Oekraïne en de president, regering en de Staatsdoema van de Russische Federatie.

 

Laatst bijgewerkt op: 28 april 2021
Juridische mededeling - Privacybeleid