Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B9-0245/2021Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B9-0245/2021

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over Bolivia en de arrestatie van voormalig president Jeanine Áñez en andere functionarissen

28.4.2021 - (2021/2646(RSP))

ingediend overeenkomstig artikel 144, lid 5, en artikel 132, lid 4, van het Reglement
ter vervanging van de volgende ontwerpresoluties:
B9‑0245/2021 (The Left)
B9‑0246/2021 (Verts/ALE)
B9‑0247/2021 (S&D)

Marek Belka, Isabel Santos, Javi López
namens de S&D-Fractie
Jordi Solé, Hannah Neumann
namens de Verts/ALE-Fractie
Marisa Matias, Manu Pineda
namens de Fractie The Left

Procedure : 2021/2646(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B9-0245/2021
Ingediende teksten :
RC-B9-0245/2021
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over Bolivia en de arrestatie van voormalig president Jeanine Áñez en andere functionarissen

(2021/2646(RSP))

Het Europees Parlement,

 gezien zijn eerdere resoluties over Bolivia,

 gezien de verklaring van de woordvoerder van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) van 14 maart 2021over de recentste ontwikkelingen in Bolivia,

 gezien de verklaringen van de woordvoerder van de VV/HV van 10 augustus 2020 over de voorbereidingen voor de verkiezingen in Bolivia en van 23 oktober 2020 over de algemene verkiezingen in Bolivia,

 gezien de verklaring van de woordvoerder van de secretaris-generaal van de VN van 13 maart 2021 over Bolivia,

 gezien het verslag van de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten van 24 augustus 2020 over de mensenrechtensituatie in de nasleep van de algemene verkiezingen van 20 oktober 2019 in Bolivia,

 gezien de verklaring van de Inter-Amerikaanse Commissie voor de mensenrechten (IACHR) van 16 maart 2021, waarin de IACHR er bij Bolivia op aandringt de inter-Amerikaanse normen voor een eerlijke procesgang en de toegang tot de rechter te eerbiedigen en zij wijst op de verplichting van het land om onderzoek te voeren naar diegenen die verantwoordelijk zijn voor mensenrechtenschendingen in de context van de electorale en institutionele crisis van 2019 en hen te bestraffen, en om een alomvattende schadevergoeding voor slachtoffers en hun familie te waarborgen,

 gezien de verklaringen van het algemeen secretariaat van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) van 15 en 17 maart 2021 over de situatie in Bolivia,

 gezien de richtsnoeren van de Europese Unie inzake voorvechters van de mensenrechten en inzake de vrijheid van meningsuiting,

 gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR) en het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, die door Bolivia zijn ondertekend,

 gezien de grondwet van de Plurinationale Staat Bolivia van 2009,

 gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens,

 gezien de Verklaring inzake de ontoelaatbaarheid van inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van staten en de bescherming van hun onafhankelijkheid en soevereiniteit van de Algemene Vergadering van de VN (Resolutie 2131 (xx)),

 gezien artikel 2, lid 4, van het Handvest van de Verenigde Naties,

 gezien de Verklaring inzake het verlenen van onafhankelijkheid aan gekoloniseerde landen en volkeren van de Algemene Vergadering van de VN (Resolutie 1514 (xv)),

 gezien het verslag van het Center for Economic and Policy Research (CEPR) over de verkiezingen van 2019 in Bolivia, waarin wordt uitgelegd dat de beschuldigingen van fraude niet alleen vergezocht waren, maar bovendien verzonnen waren,

 gezien de regionale overeenkomst inzake toegang tot informatie, inspraak van het publiek en rechtsbescherming inzake milieuaangelegenheden in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied, op 4 maart 2018 ondertekend in Escazú,

 gezien artikel 144, lid 5, en artikel 132, lid 4, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de politieke en sociale situatie in Bolivia kritiek blijft, met een sterk gepolariseerd politiek debat, voortdurende milieuvernietiging ten gevolge van winningsprojecten, aanhoudende grote sociaal-economische ongelijkheid en meer recent de gevolgen van de COVID-19-pandemie; overwegende dat Bolivia na de verkiezingen van 20 oktober 2019 een abrupte machtsoverdracht heeft doorgemaakt die niet rechtsgeldig was en met de actieve betrokkenheid van het leger en de politie, waarbij talrijke aanhangers van president Evo Morales, inheemse personen en mensenrechtenactivisten door het leger met geweld om het leven zijn gebracht en leden van de partij van Morales, “Movimiento al Socialismo” (MAS), zijn lastiggevallen door de oppositie, onder meer door gewelddaden zoals afranselingen en intimidatie, waarbij de huizen van hooggeplaatste politici in brand zijn gestoken;

B. overwegende dat de toenmalige opperbevelhebber van de Boliviaanse strijdkrachten William Kaliman, die tussen 2013 en 2016 tevens Boliviaans militair attaché in Washington was, president Morales na weken van gewelddadige protesten heeft verzocht af te treden, hetgeen president Morales heeft gedaan om verder bloedvergieten te voorkomen en de spanningen te verminderen; overwegende dat Evo Morales Bolivia de volgende dag moest verlaten en asiel kreeg in Mexico; overwegende dat de tweede vicevoorzitter van de Senaat, Jeanine Áñez, zich daarop zelf tot president heeft uitgeroepen met de steun van het leger en zonder het door de grondwet vereiste quorum; overwegende dat Jeanine Áñez waarnemend president bleef tot de verkiezingen in oktober 2020 en het aantreden van president Acre;

C. overwegende dat ten minste 35 personen om het leven zijn gekomen en 833 personen gewond zijn geraakt bij de protesten die in oktober 2019 begonnen, dat vele anderen werden aangehouden in strijd met de regels voor een eerlijke procesgang, en dat er meldingen zijn van wijdverbreide schendingen van de mensenrechten; overwegende dat deze schendingen van de mensenrechten niet naar behoren zijn onderzocht en dat de daders niet naar behoren zijn vervolgd of bestraft, waardoor zij straffeloos blijven; overwegende dat de interdisciplinaire groep van onafhankelijke deskundigen voor Bolivia (GIEI) onder de auspiciën van de Inter-Amerikaanse Commissie voor de mensenrechten in november 2020 is begonnen met haar onderzoek in Bolivia, waarmee de hoop op gerechtigheid, waarheid en schadeloosstelling voor de slachtoffers van mensenrechtenschendingen nieuw leven werd ingeblazen;

D. overwegende dat de interim-regering van Bolivia op 15 november 2019 decreet 4078 heeft uitgevaardigd, waarmee de strijdkrachten het recht kregen de politie bij de verdediging van de samenleving en de handhaving van de openbare orde te steunen, zonder dat zij voor mogelijke begane misdaden konden worden vervolgd, waarmee de deur is opengezet voor straffeloosheid, zoals reeds tijdens de civiele en militaire dictaturen het geval was; overwegende dat de strijdkrachten op 15 november in Sacaba en op 19 november in Senkata het vuur hebben geopend op naar verluidt ongewapende demonstranten die op straat waren gekomen ter ondersteuning van hun afgezette president; overwegende dat ten minste 18 personen door de politie en het leger om het leven zijn gebracht;

E. overwegende dat de interim-regering van Bolivia in november 2019 een strafklacht heeft ingediend bij het openbaar ministerie, waarin werd verzocht om de maximumstraf voor de voormalige president Evo Morales voor terrorisme en opruiing omdat hij onrust in het land zou hebben gestookt;

F. overwegende dat de openlijke interventie door leger en politie in 2019 het land verder heeft gedestabiliseerd; overwegende dat de vele daden van repressie door leger en politie in de openbare ruimte wrange herinneringen opriepen aan de duisterste perioden van decennialange civiele en militaire dictaturen in Bolivia en aan de meer dan 200 staatsgrepen die hebben plaatsgevonden sedert de onafhankelijkheid van het land in 1825, het hoogste aantal van alle landen in Latijns-Amerika;

G. overwegende dat er op 18 oktober 2020 verkiezingen hebben plaatsgevonden; overwegende dat de resultaten van de verkiezingen, waarbij Luis Arce rechtmatig werd verkozen tot president van de Plurinationale Staat Bolivia, algemeen zijn erkend door de internationale gemeenschap;

H. overwegende dat het openbaar ministerie in maart 2021 aanhoudingsbevelen heeft uitgevaardigd en uitgevoerd tegen voormalig president Áñez, ministers van haar interim-regering en andere personen die in 2019-2020 in de interim-regering zaten, wegens strafbare feiten als opruiing, terrorisme en samenzwering, in het kader van een rechtszaak die bekendstaat als de staatsgreep-zaak; overwegende dat op 18 februari 2021 presidentieel decreet 4461 werd goedgekeurd, waarmee amnestie of gratie werd verleend aan aanhangers van de regering van president Arce die waren aangehouden voor vermeende misdaden tijdens de politieke crisis die in oktober 2019 begon;

I. overwegende dat de EU een belangrijke rol heeft gespeeld als bemiddelaar in het vredesproces van 2019 en 2020 en bij de ondersteuning van eerlijke verkiezingen;

1. uit zijn bezorgdheid over de sociale en politieke gevolgen waar Bolivia mee te maken krijgt en die zijn verergerd sinds de plotselinge breuk in de constitutionele continuïteit door het ingrijpen van het leger en de politie in 2019, met inbegrip van onderdrukking van sociale bewegingen en inheemse gemeenschappen, en betreurt de tragedie die alle slachtoffers van de onrust in Bolivia is overkomen ten zeerste; onderstreept de noodzaak om de volledig legale plurinationale en meertalige staat te schragen;

2. roept op om de beschuldigingen in verband met de gebeurtenissen van 2019, waaronder de detentie van voormalig interim-president Jeanine Áñez, in een kader van transparante rechtspraak en zonder politieke druk op te lossen; dringt aan op de volledige eerbiediging van haar rechten tijdens haar detentie, waaronder toegang tot medische zorg;

3. roept de Boliviaanse regering op om dringend en zorgvuldig onderzoek te voeren naar diegenen die verantwoordelijk zijn voor het geweld en de ernstige mensenrechtenschendingen die in de context van de crisis zijn gepleegd en hen te vervolgen en te bestraffen, en om een schadevergoeding voor de slachtoffers te waarborgen; beklemtoont dat het belangrijk is een plan op te stellen om slachtoffers van mensenrechtenschendingen en hun familie onmiddellijk bij te staan en hun een alomvattende schadevergoeding te bieden; is erg bezorgd over het feit dat er tot op heden niemand ter verantwoording is geroepen voor de sterfgevallen in Sacaba en Senkata, noch voor het merendeel van de moorden in 2019; benadrukt dat het uitblijven van maatregelen de verdeeldheid zal verergeren, de huidige spanningen zal doen toenemen en het vertrouwen van het publiek in de overheidsinstellingen zal ondermijnen;

4. dringt aan op volledige transparantie ten aanzien van de verantwoordelijkheid voor de plotselinge breuk in de constitutionele continuïteit door het ingrijpen van het leger en de politie en de mensenrechtenschendingen die sindsdien zijn begaan;

5. dringt aan op de volledige eerbiediging van de scheiding der machten en roept op om politieke verschillen door middel van dialoog en verzoening op te lossen teneinde de democratie, de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten te vrijwaren;

6. is verheugd dat de verkiezingen van 18 oktober 2020 zonder incidenten en met volledige democratische waarborgen zijn verlopen; wijst op de duidelijke verkiezingsoverwinning van Luis Arce en de partij “Movimiento al Socialismo”; prijst het succesvolle verloop van de subnationale verkiezingen in 2021 en erkent de steun van de EU voor de presidentsverkiezingen van 2020 met een verkiezingswaarnemingsmissie en de positieve rol van de EU als bemiddelaar in het vredesproces van 2019 en 2020;

7. benadrukt dat de onafhankelijkheid van de instellingen en de scheiding der machten van essentieel belang zijn om een eerlijke procesgang te waarborgen en merkt op dat een gebrek aan onafhankelijkheid gevolgen heeft voor de toegang tot de rechter en meer in het algemeen het vertrouwen van de burgers in het nationale rechtsstelsel ondermijnt; roept de regering van Bolivia in dit verband op om alle nodige maatregelen te treffen om de rechtsstaat te handhaven en de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van het Boliviaanse rechtsstelsel te waarborgen, de toegang van slachtoffers tot de rechter te garanderen en de noodzaak van tijdige en toereikende schadevergoedingen te erkennen;

8. is het eens met de standpunten in de verklaring van de secretaris-generaal van de VN over het belang van garanties voor een eerlijke procesgang en volledige transparantie in alle gerechtelijke procedures; herinnert aan de belangrijke stappen die door alle Boliviaanse actoren zijn gezet om de vrede te consolideren; verzoekt de Boliviaanse regering volledig met de VN-organen mee te werken en een vaste uitnodiging te verstrekken voor bezoeken in het kader van speciale procedures van de VN-Mensenrechtenraad;

9. prijst en steunt het werk van de VN onder de auspiciën van de Inter-Amerikaanse Commissie voor de mensenrechten (IACHR) en dringt aan op de heroprichting van het Bureau van de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten en van de interdisciplinaire groep van onafhankelijke deskundigen voor Bolivia (GIEI);

10. benadrukt dat alle gerechtelijke procedures moeten gevoerd binnen een onafhankelijk en onpartijdig rechtsstelsel, zonder inmenging van andere overheidsinstellingen, met volledige eerbiediging van het beginsel van een eerlijke procesgang overeenkomstig het internationaal recht en met garanties voor gerechtelijke waarborgen, rechtsbescherming en toegang tot de rechter;

11. is bezorgd over de toename van gewelddadig en opruiend taalgebruik de afgelopen jaren, alsook van het verbale en fysieke geweld tegen journalisten, mensenrechtenactivisten en de inheemse bevolking, hetgeen een uiting is van diepgeworteld racisme; veroordeelt alle daden van racisme en vernedering ten stelligste, beschouwt deze als ernstige schendingen van de mensenrechten en dringt aan op een snelle en volledige opheldering ervan die moet leiden tot de vervolging en bestraffing van al degenen die hiervoor materieel en moreel verantwoordelijk zijn; onderstreept dat de persvrijheid een fundamenteel onderdeel van stabiliteit is;

12. spoort de EU aan Bolivia te steunen en met de nieuw verkozen autoriteiten samen te werken aan de consolidatie van de welvaart en stabiliteit van het land, in een geest van respect, gelijkheid, gerechtigheid, eenheid en inclusiviteit;

13. veroordeelt de instrumentalisering van de mensenrechten ten behoeve van politieke belangen;

14. roept de EDEO en de lidstaten op om meer steun te verlenen aan dialoog om de onderliggende oorzaken van de mensenrechtenschendingen in het land aan te pakken en ervoor te zorgen dat het politiek en institutioneel geweld in Bolivia zich niet herhaalt, door de spoedige start van een nationale dialoog en een nationaal verzoeningsproces te steunen, teneinde de latente spanningen en vijandigheden in de Boliviaanse samenleving te verminderen en de volledige eerbiediging van de mensenrechten van iedereen te waarborgen;

15. roept de EDEO en de lidstaten op om hun bescherming van en steun voor milieu- en mensenrechtenactivisten in Bolivia op te voeren; verzoekt de EU-delegatie om de EU-richtsnoeren over mensenrechtenverdedigers volledig uit te voeren, het maatschappelijk middenveld te steunen, personen die het risico lopen te worden vervolgd bescherming te bieden en, in voorkomend geval, de afgifte van noodvisa te vergemakkelijken en tijdelijke opvang te bieden in de EU-lidstaten;

16. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de parlementen en regeringen van de lidstaten, de regering en het parlement van Bolivia, en de Euro-Latijns-Amerikaanse Parlementaire Vergadering.

 

Laatst bijgewerkt op: 28 april 2021
Juridische mededeling - Privacybeleid