Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B9-0347/2021Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B9-0347/2021

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over de actie van Rusland om Duitse ngo’s op de lijst van “ongewenste organisaties” te zetten en de detentie van Andrej Pivovarov

9.6.2021 - (2021/2749(RSP))

ingediend overeenkomstig artikel 144, lid 5, en artikel 132, lid 4, van het Reglement
ter vervanging van de volgende ontwerpresoluties:
B9-0347/2021 (Verts/ALE)
B9-0348/2021 (Renew)
B9-0351/2021 (S&D)
B9-0352/2021 (ECR)
B9-0360/2021 (PPE)

Željana Zovko, Andrius Kubilius, Michael Gahler, Isabel Wiseler-Lima, David McAllister, Jerzy Buzek, Antonio López-Istúriz White, Paulo Rangel, Tom Vandenkendelaere, Gabriel Mato, Sara Skyttedal, Miriam Lexmann, Loránt Vincze, Krzysztof Hetman, Magdalena Adamowicz, Vladimír Bilčík, Róża Thun und Hohenstein, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska, Ivan Štefanec, David Lega, Inese Vaidere, Luděk Niedermayer, Tomáš Zdechovský, Peter Pollák, Christian Sagartz, Adam Jarubas, José Manuel Fernandes, Stanislav Polčák, Loucas Fourlas, Eva Maydell, Michaela Šojdrová, Jiří Pospíšil, Maria Walsh, Helmut Geuking
namens de PPE-Fractie
Pedro Marques, Andrea Cozzolino, Włodzimierz Cimoszewicz, Norbert Neuser
namens de S&D-Fractie
Bernard Guetta, Petras Auštrevičius, Dita Charanzová, Olivier Chastel, Vlad Gheorghe, Svenja Hahn, Karin Karlsbro, Moritz Körner, Karen Melchior, Urmas Paet, Frédérique Ries, Nicolae Ştefănuță, Ramona Strugariu, Dragoş Tudorache
namens de Renew-Fractie
Sergey Lagodinsky, Hannah Neumann
namens de Verts/ALE-Fractie
Anna Fotyga, Jadwiga Wiśniewska, Adam Bielan, Ruža Tomašić, Elżbieta Rafalska, Assita Kanko, Ryszard Antoni Legutko, Charlie Weimers, Jacek Saryusz-Wolski, Bogdan Rzońca, Ryszard Czarnecki, Roberts Zīle, Dace Melbārde, Witold Jan Waszczykowski
namens de ECR-Fractie
Fabio Massimo Castaldo


Procedure : 2021/2749(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B9-0347/2021
Ingediende teksten :
RC-B9-0347/2021
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over de actie van Rusland om Duitse ngo’s op de lijst van “ongewenste organisaties” te zetten en de detentie van Andrej Pivovarov

(2021/2749(RSP))

Het Europees Parlement,

 gezien zijn eerdere resoluties over Rusland, onder meer zijn resolutie van 29 april 2021 over Rusland, de zaak Aleksej Navalny, de toenemende militaire aanwezigheid aan de grens met Oekraïne en de Russische aanvallen in Tsjechië[1], en zijn resolutie van 12 mei 2016 over de Krim-Tataren[2],

 gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens,

 gezien het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de bijbehorende protocollen, en met name artikel 10 over het recht op vrijheid van meningsuiting en artikel 11 over het recht op vrijheid van vereniging en vergadering,

 gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten,

 gezien de grondwet van de Russische Federatie en de internationale mensenrechtenverplichtingen die Rusland heeft onderschreven als lid van de Raad van Europa, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en de Verenigde Naties (VN),

 gezien advies nr. 814/2015 van de Commissie van Venetië van de Raad van Europa van 13 juni 2016 over federale wet nr. 129‑FZ tot wijziging van bepaalde wetgevingshandelingen (federale wet inzake ongewenste activiteiten van buitenlandse en internationale niet-gouvernementele organisaties),

 gezien de verklaring van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid namens de EU van 1 mei 2021 over het opleggen van beperkende maatregelen aan acht EU-onderdanen,

 gezien de verklaring van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid namens de EU van 15 mei 2021 over de publicatie van een lijst van zogenoemde “onvriendelijke staten”,

 gezien de verklaring van de woordvoerder van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) van 27 mei 2021 over het besluit om Duitse ngo’s op de lijst van “ongewenste organisaties” te zetten,

 gezien de verklaring van de woordvoerder van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) van 1 juni 2021 over de detentie van Andrej Pivovarov,

 gezien de verklaring van de woordvoerder van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) van 4 juni 2021 over de wet inzake zogenoemde “extremistische organisaties”,

 gezien de verklaring van de voorzitter van de Delegatie in de Parlementaire Samenwerkingscommissie EU-Rusland van 3 juni 2021 over de detentie van de heer Andrej Pivovarov, directeur van de ontbonden ngo Open Rusland aan boord van een commercieel vliegtuig van de EU dat op het punt stond te vertrekken van het vliegveld van Sint-Petersburg,

 gezien artikel 144, lid 5, en artikel 132, lid 4, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de uitoefening van de vrijheid van mening, meningsuiting, vereniging en vreedzame vergadering een grondrecht is dat verankerd is in de grondwet van de Russische Federatie en in tal van internationale rechtsinstrumenten, waaronder de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, die Rusland allemaal heeft onderschreven; overwegende dat de voorrang van het internationaal recht een verplichting voor Rusland vormt die niet kan worden gewijzigd of waarvan niet kan worden afgeweken door de recente grondwetswijzigingen;

B. overwegende dat de Russische Federatie onlangs repressieve wetten heeft aangenomen die de kring van personen en groepen die als “buitenlandse agenten” kunnen worden aangemerkt, drastisch hebben vergroot en de aan hen opgelegde beperkingen en eisen hebben aangescherpt, alsook de sancties voor de schending daarvan;

C. overwegende dat niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) een cruciale rol spelen in moderne democratische samenlevingen en burgers in staat stellen samen te werken om diverse legitieme doelstellingen uit te dragen, als een vorm van noodzakelijk maatschappelijk engagement ter aanvulling, voorbereiding en monitoring van formele politieke besluitvorming; overwegende dat ngo’s daarom een belangrijke politieke rol spelen en, met inachtneming van de wet, onafhankelijk moeten blijven van elke onrechtmatige inmenging van de overheid;

D. overwegende dat de federale wet inzake ongewenste activiteiten van buitenlandse en internationale niet-gouvernementele organisaties toestaat dat activiteiten van buitenlandse en internationale niet-gouvernementele organisaties als ongewenst worden beschouwd op het grondgebied van de Russische Federatie; overwegende dat organisaties die door de Russische autoriteiten ongewenst zijn verklaard, te maken krijgen met beperkingen van hun vrijheid van vereniging doordat hun activiteiten worden verboden en door de invoering van administratieve en strafrechtelijke sancties in verband met deze activiteiten; overwegende dat deze wet door de Russische autoriteiten is gebruikt om het harde optreden tegen onafhankelijke maatschappelijke organisaties die actief zijn in Rusland te vergemakkelijken;

E. overwegende dat de Russische Federatie door de goedkeuring van deze wetten de autoriteiten vrijwel volledige controle heeft gegeven over onafhankelijke maatschappelijke organisaties en de Russische federale mediatoezichthouder (Roskomnadzor) de mogelijkheid heeft geboden onlinebronnen te blokkeren; overwegende dat de Russische autoriteiten samenkomsten in openbare plaatsen hebben verboden, het recht om deel te nemen aan individuele protestacties hebben ingeperkt en extra beperkingen hebben opgelegd aan journalisten die verslag doen van deze protesten;

F. overwegende dat het meest recente door de Doema en de Federatieraad aangenomen wetsvoorstel van mei 2021 de rechten en vrijheden in Rusland drastisch heeft ingeperkt door strenge beperkingen op te leggen aan personen die kritiek uiten op de regering, door hun te beletten deel te nemen aan het openbare leven en zich kandidaat te stellen voor verkiezingen op ongeacht welk niveau, met inbegrip van de parlementsverkiezingen van 2021, indien zij een organisatie hebben opgericht, geleid, of ervoor hebben gewerkt die voortaan op grond van dit wetsvoorstel als “extremistisch” of “terroristisch” wordt aangemerkt, of anderszins hebben deelgenomen aan de activiteiten van een dergelijke organisatie;

G. overwegende dat dit wetsvoorstel ook voorziet in de toepassing ervan met terugwerkende kracht en gericht is tegen de anticorruptiestichting van Aleksej Navalny, een stichting die reeds tot “buitenlandse agent” is verklaard en binnenkort ook als “extremistische organisatie” zal worden aangemerkt;

H. overwegende dat de Russische Federatie tevens het toepassingsgebied van de wet inzake “ongewenste organisaties” heeft verbreed door een verbod in te voeren op deelname aan hun activiteiten in het buitenland en door de status van “ongewenst” toe te kennen aan organisaties die worden geacht tussenpersoon te zijn bij financiële transacties met reeds verboden organisaties;

I. overwegende dat de Russische Federatie internationale en buitenlandse ngo’s als “ongewenst” heeft aangemerkt, met name door het besluit van de Russische openbaar aanklager van 26 mei om drie Duitse ngo’s op de lijst van “ongewenste” organisaties te plaatsen, namelijk het Forum Russischsprachiger Europäer e.V., het Zentrum für die Liberale Moderne GmbH en de Deutsch-Russischer Austausch e.V.;

J. overwegende dat een actief maatschappelijk middenveld een cruciaal onderdeel is van een democratische en open samenleving en essentieel is voor de bescherming van de mensenrechten en de rechtsstaat;

K. overwegende dat de Doema, door de aanneming van deze wetsvoorstellen, die een onmiddellijke toepassing van strafrechtelijke aansprakelijkheid inhouden, zijn pijlen heeft gericht op de burgerbeweging Open Rusland, een netwerk voor democratie en mensenrechten, die daardoor gedwongen werd zichzelf te ontbinden om haar activisten en aanhangers te beschermen tegen verdere vervolging;

L. overwegende dat Open Rusland op 27 mei 2021 heeft aangekondigd dat het zijn activiteiten zou staken om zijn personeel en leden te beschermen tegen strafrechtelijke vervolging uit hoofde van de Russische wetgeving inzake “ongewenste organisaties”;

M. overwegende dat de voormalige leider van de beweging Open Rusland, Andrej Pivovarov, op 31 mei 2021 in Sint-Petersburg uit een taxiënd Pools LOT-vliegtuig werd gehaald, willekeurig werd vastgehouden en twee dagen later twee maanden in voorlopige hechtenis werd genomen wegens “het uitvoeren van activiteiten voor een ongewenste organisatie”; overwegende dat Michail Iosilevitsj, de activist uit Nizjni Novgorod, ook behoort tot degenen die momenteel strafrechtelijk worden vervolgd en op grond van dezelfde beschuldigingen worden vastgehouden;

N. overwegende dat deze acties kunnen worden toegevoegd aan een lange lijst van politiek gemotiveerde strafrechtelijke vervolgingen die door de Russische Federatie zijn ingesteld tegen personen die afwijkende meningen uiten of hebben aangekondigd zich kandidaat te stellen voor de Russische parlementsverkiezingen in september 2021, zoals de gevangenneming van corruptiebestrijder en oppositieleider Aleksej Navalny of de voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar opgelegd aan de linkse oppositieleider en politicus Nikolaj Platosjkin; vestigt ook de aandacht op de recente zaken tegen oppositieleider Dmitry Gudkov, tegen mediakanalen zoals Radio Free Europe/Radio Liberty, Meduza en VTimes, en tegen een aantal journalisten die ervan worden beschuldigd “buitenlandse agenten” te zijn; overwegende dat zelfs studententijdschriften het doelwit zijn van repressieve maatregelen; overwegende dat volgens het mensenrechtencentrum Memorial de Russische autoriteiten momenteel bijna 400 politieke gevangenen in strijd met de verplichtingen van de Russische Federatie gevangenhouden;

O. overwegende dat de Russische autoriteiten met zeer harde hand zijn opgetreden tegen de vreedzame betogers die in het hele land de straat opgingen om Aleksej Navalny te steunen en te protesteren tegen corruptie en onrechtvaardigheid; overwegende dat volgens de Russische monitoringorganisatie OVD‑Info tijdens de driedaagse protesten in januari en februari meer dan 11 000 betogers zijn gearresteerd, onder wie tientallen onafhankelijke journalisten en mensenrechtenactivisten die verslag deden van de protesten of ze monitorden; overwegende dat in het hele land duizenden administratieve vervolgingen en meer dan honderd strafrechtelijke procedures zijn ingeleid en dat er nog steeds sprake is van arrestaties en detenties op grond van valse aanklachten;

P. overwegende dat volgens talrijke berichten vreedzame betogers die tot een “administratieve detentie” werden veroordeeld, slecht zijn behandeld, onder meer in zwaar overbevolkte detentiecentra, urenlang geen voedsel en water kregen en lange perioden (meerdere uren achter elkaar, vaak ’s nachts) tijdens hun overbrenging in politiebestelwagens moesten doorbrengen; overwegende dat mensen die aan de protesten hebben deelgenomen ook hebben gemeld dat zij werden bedreigd met uitzetting, van de universiteit of hogeschool zijn gestuurd of hun baan hebben verloren; overwegende dat tegen vreedzame betogers, onder wie ouderen en kinderen, ook buitensporig geweld is gebruikt door de oproerpolitie;

Q. overwegende dat het van cruciaal belang is om in een alomvattende EU‑strategie ten aanzien van Rusland ervoor te zorgen dat in de betrekkingen met Rusland geen concessies worden gedaan met betrekking tot de waarden van democratie en bescherming van de mensenrechten;

R. overwegende dat het Kremlin alles in het werk stelt om de Russische bevolking van de internationale gemeenschap te isoleren en hun de hoop op een democratische toekomst te ontnemen, onder meer door kandidaten van de oppositie op verschillende manieren te verbieden deel te nemen aan de Russische parlementsverkiezingen in 2021;

S. overwegende dat uit onderzoek van het Levada Center blijkt dat de regerende partij Verenigd Rusland in de peilingen op een historisch dieptepunt staat na een impopulaire pensioenhervorming te hebben gesteund en de aanneming van een voorstel voor een aantal grondwetswijzigingen te hebben doorgedrukt, waaronder een wijziging die president Vladimir Poetin in staat zou stellen tot 2036 in functie te blijven; overwegende dat de toenemende onderdrukking van het maatschappelijk middenveld en de politieke oppositie door de Russische autoriteiten wijst op de vrees van de autoriteiten voor ontevredenheid onder de bevolking over de slechte sociaal-economische prestaties van het land en de corruptie van de regerende klasse;

1. roept de Russische autoriteiten op om:

a) Andrej Pivovarov onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten en alle aanklachten tegen hem en alle anderen die op grond van de wet inzake onwenselijke organisaties zijn vervolgd of anderszins willekeurig gevangen worden gehouden, in te trekken;

b) een einde maken aan alle represailles tegen politieke tegenstanders en andere kritische stemmen in het land; te zorgen voor gelijke toegang en gelijke kansen voor alle democratische partijen bij de komende verkiezingen;

c) een einde te maken aan de strafrechtelijke vervolging van mensenrechtenverdedigers en ‑activisten, op grond van de wet inzake “buitenlandse agenten” en de wet inzake “ongewenste organisaties”, deze discriminerende wetgeving in te trekken, en het besluit van de Russische procureur-generaal om drie Duitse ngo’s als “ongewenst” aan te merken, ongedaan te maken;

d) de onlangs aangenomen wetgeving in te trekken en geen nieuwe bijzondere wetgeving meer tot stand te brengen of misbruik te maken van andere conventionele strafrechtelijke of bestuursrechtelijke wetten die ingrijpende nieuwe beperkingen introduceren voor het onafhankelijke maatschappelijk middenveld, voor het recht op vrijheid van vreedzame vergadering en vereniging, en voor de toegang tot online-informatie, en haar wetgeving te herzien en in overeenstemming te brengen met de internationale verplichtingen, het internationaal recht inzake de mensenrechten en de eigen grondwet;

e) zich te onthouden van de vaststelling van de in voorbereiding zijnde aanvullende wetgeving die het personeel of aanhangers van organisaties die willekeurig als “ongewenst” zijn aangemerkt, zou verbieden om deel te nemen aan verkiezingen;

f) de positieve bijdrage van een levendig en actief maatschappelijk middenveld aan de toestand van de democratie en de samenleving te erkennen, en te zorgen voor een gunstig klimaat waarin maatschappelijke organisaties en activisten vrij kunnen bijdragen aan de bevordering en bescherming van de mensenrechten, de fundamentele vrijheden en het maatschappelijk welzijn;

g) andere wetgeving die wordt gebruikt om de vrijheid van meningsuiting te beperken, met inbegrip van Russische wetgeving inzake desinformatiecampagnes en extremisme- en terrorismebestrijding, te herzien, en in overeenstemming te brengen met het internationaal recht inzake de mensenrechten;

h) alle vreedzame demonstranten en andere activisten en politici van het maatschappelijk middenveld, met inbegrip van Aleksej Navalny, onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten, en degenen die wegens bedrieglijke administratieve “overtredingen” gearresteerd en gedetineerd zijn of op grond van valse beschuldigingen strafrechtelijk vervolgd worden, uitsluitend omdat zij vreedzaam gebruikmaken van hun recht op vrijheid van meningsuiting en vreedzame vergadering, waartoe journalisten, advocaten, activisten van de oppositie, mensenrechtenverdedigers en andere actoren van het maatschappelijk middenveld, met inbegrip van de personeelsleden en partners van Aleksej Navalny en zijn anticorruptiestichting, behoren;

i) bij te dragen aan de bevordering van interpersoonlijke contacten die zowel de Russische Federatie als de Europese Unie tot voordeel strekken;

2. verzoekt de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de EU-delegaties, de lidstaten, en de Commissie bij de voorbereiding van de alomvattende EU-strategie ten aanzien van Rusland en als reactie op de afkalving van de rechtsstaat, de fundamentele vrijheden en de mensenrechten in Rusland zich te richten op:

a) het stellen van een nieuwe voorwaarde in de betrekkingen tussen de EU en Rusland die erop gericht is een einde te maken aan de interne repressie in Rusland van politieke en maatschappelijke activisten, mensenrechtenverdedigers en advocaten, politici van de oppositie, journalisten, de onafhankelijke media, vakbonden en ngo’s, en als deze situatie niet wordt verholpen, de invoering van nieuwe EU-sancties, zoals het ontzeggen van de toegang tot onroerend goed, visa, financiële producten, enz. in de EU voor Russische oligarchen en functionarissen die verantwoordelijk zijn voor mensenrechtenschendingen;

b) het nemen van maatregelen in de betrekkingen tussen de EU en Rusland en in alle dialogen met Rusland om de mensenrechten aan de orde te stellen, teneinde van de ernst van de onderdrukking van de mensenrechten in Rusland, met name tijdens de periode sinds januari 2021, nauwkeurig blijk te doen geven; het blijven tonen van solidariteit en eenheid van optreden, met het oog op de coördinatie van hun standpunten ten aanzien van Rusland om de negatieve gevolgen van onlangs aangenomen restrictieve wetten in Rusland te beperken, en het overwegen de last van de economische sancties voor het Russische regime tussen de lidstaten te verdelen in een geest van billijkheid, het stopzetten van strategische projecten zoals Nord Stream 2 en het aanvullen van de huidige wereldwijde EU-sanctieregeling voor de mensenrechten met een soortgelijke regeling inzake corruptie;

c) het nemen van gecoördineerde maatregelen om de negatieve gevolgen van onlangs aangenomen restrictieve wetten in Rusland terug te dringen en te beperken, en prioriteit te geven aan strategisch engagement met democratie- en mensenrechtenactivisten in Rusland, met name door de mensenrechten, met inbegrip van gendergelijkheid, te mainstreamen en het maatschappelijk middenveld te raadplegen in alle dialogen en op alle terreinen van samenwerking tussen de EU en Rusland, onder meer door samenwerking op het gebied van digitalisering, klimaatverandering en eventuele programma’s voor educatieve en culturele samenwerking, en regelmatig mensenrechteneffectbeoordelingen uit te voeren om deze samenwerking te evalueren;

d) het beoordelen welke instellingen, organisaties en mediakanalen die nauwe banden hebben met de Russische regering gemonitord moeten worden in verband met hun activiteiten in de EU;

e) het opvoeren van de steun aan mensenrechtenverdedigers, onafhankelijke ngo’s en media, het maatschappelijk middenveld en degenen die de politieke en burgerlijke vrijheden in Rusland verdedigen, zoals door een duurzamere betrokkenheid op hoog niveau wat betreft belangrijke zorgwekkende gevallen, waaronder de vergiftiging van Vladimir Kara-Murza, waarbij ten volle gebruikgemaakt wordt van bezoeken van ambassadeurs en andere functionarissen aan de regio’s om mensenrechtenkwesties aan de orde te stellen en mensenrechtenactivisten en het maatschappelijk middenveld te ontmoeten, en door strategisch gebruik te maken van sociale media, ingezonden stukken op opiniepagina’s en persinterventies om steun te betuigen aan Russische mensenrechtenactivisten, onder meer in Rusland en via onafhankelijke Russische kanalen, en door het steunen van onafhankelijke, in gevaar zijnde Russische journalisten met behulp van diplomatieke/consulaire acties, waaronder een soepele visaregeling; terwijl het Parlement benadrukt dat deze samenwerking met het maatschappelijk middenveld een pijler moet zijn van de aanstaande nieuwe strategische aanpak van de EU ten aanzien van Rusland, en bij de lidstaten erop aandringt te overwegen bedreigde of verboden ngo’s uit Rusland op te vangen en hen in staat te stellen zo nodig vanuit het grondgebied van de EU te opereren, hun steun voor het werk van mensenrechtenverdedigers te vergroten en, in voorkomend geval, de afgifte van noodvisa te vergemakkelijken en tijdelijke opvang in EU-lidstaten te bieden;

f) de noodzaak de samenwerking met het maatschappelijk middenveld met Rusland voort te zetten en derhalve de toenemende door de Russische autoriteiten opgeworpen obstakels voor interpersoonlijke contacten, samenwerking met het maatschappelijk middenveld en steun aan de Russische maatschappelijke organisaties, uit de weg te ruimen;

g) de nieuwe vormen van ondergrondse repressie die erop gericht zijn om, zowel in de hoofdstad als elders, de deelname van werknemers, ziekenhuisartsen, leraren en medewerkers van sociale diensten aan betogingen of hun steun aan tegenstanders van het huidige regime te bestraffen, te veroordelen;

h) de noodzaak voor de EU en de lidstaten om bij de Raad van Europa de kwestie van de vaststelling van recente autoritaire wetgevingsbesluiten door de Russische Federatie in het licht van haar internationale verplichtingen jegens de Raad van Europa dringend aan de orde te stellen;

i) het nemen van gecoördineerde actie met gelijkgezinde internationale partners, waaronder de G7‑landen, en er bij de Russische autoriteiten op aan te dringen een einde te maken aan de binnenlandse repressie van democratie- en burgeractivisten en mensenrechtenverdedigers, waaronder ook interventies op hoog niveau en publieke interventies, gecoördineerde initiatieven en voortdurende controle in internationale en regionale mensenrechtenfora, zoals de Raad van Europa, de OVSE en de VN-Mensenrechtenraad;

j) het regelmatig uitvoeren van beoordelingen van het effect op de mensenrechten, om ervoor te zorgen dat samenwerking met de Russische autoriteiten de doelstellingen inzake mensenrechten niet ondermijnen en niet direct of indirect bijdragen tot schendingen van de mensenrechten;

k) het voldoen aan het verzoek van het Parlement aan de EU-delegatie en de nationale diplomatieke vertegenwoordigingen in Rusland om de situatie en de processen van individuele politieke gevangenen ter plaatse nauwlettend te volgen, hun alle steun te bieden die zij nodig kunnen hebben en samen te werken aan hun spoedige vrijlating;

l) het voorkomen van het verlenen van legitimiteit aan functionarissen die verantwoordelijk zijn voor schendingen van de mensenrechten en repressie door bijvoorbeeld ervoor te zorgen dat ambassadeurs en bezoekers op hoog niveau discretionaire bijeenkomsten met bij repressie betrokken functionarissen vermijden, bijvoorbeeld met leden van de Doema die betrokken zijn bij het opstellen van de wet inzake “buitenlandse agenten”, zoals Andrej Klimov;

3. spreekt zijn steun uit aan alle personen en organisaties die het doelwit zijn van repressie en dringt er bij de Russische autoriteiten op aan een einde te maken aan hun pesterijen en intimidatie van en hun aanvallen op het maatschappelijk middenveld, de media, mensenrechtenorganisaties en ‑activisten; veroordeelt het feit dat de Russische autoriteiten het nalaten deze actoren te beschermen tegen aanvallen, pesterijen en intimidatie door derden of nalaten deze aanvallen onpartijdig te onderzoeken;

4. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Raad van Europa, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, alsmede de President, de regering en Doema van de Russische Federatie.

 

 

 

Laatst bijgewerkt op: 9 juni 2021
Juridische mededeling - Privacybeleid