GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over de dood van Mahsa Jina Amini en de onderdrukking van demonstranten voor vrouwenrechten in Iran
5.10.2022 - (2022/2849(RSP))
ter vervanging van de volgende ontwerpresoluties:
B9‑0434/2022 (S&D)
B9‑0435/2022 (Renew)
B9‑0436/2022 (Verts/ALE)
B9‑0439/2022 (The Left)
B9‑0442/2022 (PPE)
B9‑0455/2022 (ECR)
David Lega, Michael Gahler, Željana Zovko, Rasa Juknevičienė, David McAllister, Antonio López‑Istúriz White, Isabel Wiseler‑Lima, Arba Kokalari, Javier Zarzalejos
namens de PPE-Fractie
Pedro Marques, Tonino Picula, Eva Kaili, Evin Incir, Thijs Reuten
namens de S&D-Fractie
María Soraya Rodríguez Ramos, Abir Al‑Sahlani, Petras Auštrevičius, Izaskun Bilbao Barandica, Dita Charanzová, Olivier Chastel, Bernard Guetta, Moritz Körner, Ilhan Kyuchyuk, Nathalie Loiseau, Urmas Paet, Dragoş Pîslaru, Samira Rafaela, Frédérique Ries, Michal Šimečka, Nicolae Ştefănuță, Ramona Strugariu, Dragoş Tudorache, Hilde Vautmans
namens de Renew-Fractie
Ernest Urtasun
namens de Verts/ALE-Fractie
Raffaele Fitto, Anna Fotyga, Charlie Weimers, Adam Bielan, Witold Jan Waszczykowski, Dominik Tarczyński, Jadwiga Wiśniewska, Bogdan Rzońca, Elżbieta Rafalska, Ryszard Czarnecki, Valdemar Tomaševski, Assita Kanko, Carlo Fidanza, Patryk Jaki, Ladislav Ilčić, Beata Mazurek, Joachim Stanisław Brudziński
namens de ECR-Fractie
Manon Aubry, Cornelia Ernst
namens de Fractie The Left
Fabio Massimo Castaldo, Marco Campomenosi
Resolutie van het Europees Parlement over de dood van Mahsa Jina Amini en de onderdrukking van demonstranten voor vrouwenrechten in Iran
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Iran,
– gezien de verklaring van de hoge vertegenwoordiger namens de Europese Unie van 25 september 2022 en de verklaring van de woordvoerder van de Europese Dienst voor extern optreden van 19 september 2022 over de dood van Mahsa Amini,
– gezien de verklaring van de speciale rapporteur van de VN over de situatie van de mensenrechten in de Islamitische Republiek Iran van 22 september 2022, waarin hij eist dat er verantwoording wordt afgelegd voor de dood van Mahsa Amini en dat er een eind wordt gemaakt aan geweld tegen vrouwen,
– gezien de rapporten van de speciale rapporteur van de VN voor de mensenrechtensituatie in de Islamitische Republiek Iran van 18 juni 2022, 13 januari 2022 en 11 januari 2021,
– gezien het verslag van de secretaris-generaal van de VN van 16 juni 2022 over de mensenrechtensituatie in de Islamitische Republiek Iran,
– gezien de verklaring van António Guterres, secretaris-generaal van de VN, van 27 september 2022,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966 (ICCPR), dat Iran in juni 1975 heeft geratificeerd,
– gezien de EU-richtsnoeren inzake mensenrechtenverdedigers,
– gezien de EU-richtsnoeren van 8 december 2008 inzake geweld tegen vrouwen en meisjes en de bestrijding van alle vormen van discriminatie van deze groepen,
– gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948,
– gezien artikel 132, leden 2 en 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de 22-jarige Iraans-Koerdische vrouw Mahsa Jina Amini op 13 september 2022 in Teheran werd gearresteerd door de Iraanse “zedenpolitie” omdat ze zich niet zou hebben gehouden aan de wet inzake de sluierplicht; overwegende dat Mahsa Jina Amini volgens ooggetuigen door de zedenpolitie in een busje werd geduwd en werd geslagen tijdens haar overbrenging naar het detentiecentrum van Vozara in Teheran, daar kort nadien in coma raakte en op 16 september 2022 in een nabijgelegen ziekenhuis onder politiebewaking overleed; overwegende dat de Iraanse autoriteiten beweren dat zij een natuurlijke dood is gestorven; overwegende dat er geen deugdelijk onderzoek is verricht en dat de autoriteiten hebben geweigerd het volledige medische dossier en het autopsierapport aan de familie te verstrekken;
B. overwegende dat na de moord op Mahsa Jina Amini landelijke protesten uitbraken in meer dan 120 steden in bijna alle 31 provincies van Iran, waar honderdduizenden Iraanse burgers uit alle geledingen van de samenleving aan meededen; overwegende dat de protesten werden geïnitieerd door vrouwen die eisen dat verantwoording wordt afgelegd voor de dood van Mahsa Jina Amini en dat er een eind wordt gemaakt aan het geweld tegen en de discriminatie van vrouwen in Iran, met name in de vorm van de sluierplicht; overwegende dat ook mannen zich bij deze protesten aansloten, waarmee in heel Iran een hervormings- en protestbeweging op gang kwam; overwegende dat studenten op tal van universiteiten in het hele land, met name op de Sharif universiteit voor technologie in Teheran, protesteren door hun lessen te boycotten en te demonstreren tegen de onderdrukking;
C. overwegende dat de Iraanse veiligheidstroepen en politie met ongeremd en lukraak geweld op de protesten hebben gereageerd en dat daarbij talloze mensen zijn omgekomen of gewond zijn geraakt; overwegende dat de VN heeft bevestigd dat Iraanse troepen scherpe munitie, hagel, traangas en metalen pellets hebben gebruikt tegen de demonstranten; overwegende dat de Iraanse veiligheidstroepen op 2 oktober 2022 naar verluidt honderden vreedzame demonstranten hebben gedood die demonstreerden tegen de moord op Mahsa Jina Amini, en honderden anderen hebben verwond en gearresteerd, waaronder verdedigers van de mensenrechten, studenten, advocaten, activisten van het maatschappelijk middenveld en meer dan 20 journalisten, onder wie Niloofar Hamedi, de journalist die als eerste berichtte over de arrestatie en ziekenhuisopname van Mahsa Jina Amini;
D. overwegende dat Amnesty International heeft gedocumenteerd dat de autoriteiten maatregelen hebben getroffen om de protesten de kop in te drukken door de Islamitische Revolutionaire Garde, de paramilitaire organisatie Basij, het rechsthandhavingscommando van de Islamitische Republiek Iran, de oproerpolitie en veiligheidsagenten in burger in te zetten; overwegende dat uit bewijsmateriaal blijkt dat het hoofdkwartier van de strijdkrachten de bevelhebbers in alle provincies heeft gelast vreedzame demonstranten de wacht aan te zeggen door de veiligheidstroepen op grote schaal dodelijk geweld en vuurwapens te laten gebruiken;
E. overwegende dat naar verluidt de afgelopen dagen vele buitenlanders, waaronder EU‑onderdanen, zijn gearresteerd vanwege hun vermeende betrokkenheid bij de protesten;
F. overwegende dat de Iraanse autoriteiten het internet en mobiele verbindingen opzettelijk verstoren en de toegang tot sociale mediaplatforms sterk beperken om Iraanse burgers te beletten veilig en privé communicatietechnologieën te gebruiken en vreedzame bijeenkomsten te organiseren; overwegende dat is gemeld dat sms-berichten met “Mahsa Amini” in het Perzisch zijn geblokkeerd; overwegende dat het regime, door het internet in grote delen van Iran te ontregelen en af te sluiten, probeert te voorkomen dat nieuws en beelden van de protesten worden doorgegeven en verspreid of dat internationale en lokale organisaties de mensenrechtenschendingen kunnen documenteren;
G. overwegende dat de Iraanse regering in 1983 de sluierplicht heeft ingevoerd; overwegende dat de sluierplicht een instrument is geworden om vrouwen in Iran te onderdrukken en van hun vrijheid en rechten te beroven; overwegende dat vrouwen die zonder hoofddoek in het openbaar worden gezien vaak worden lastiggevallen, gearresteerd, gevangengezet, gemarteld, gegeseld en zelfs worden gedood omdat ze deze repressieve regels trotseren;
H. overwegende dat de intimidatie van vrouwen door de zedenpolitie sinds het begin van de ambtstermijn van Ebrahim Raisi in 2021 is toegenomen; overwegende dat de regering van Iran de aanzet heeft gegeven tot wetgeving en wetgevingsvoorstellen die de onderdrukking van vrouwen in de hand werken; overwegende dat de moord op Mahsa Jina Amini deel uitmaakt van een breder patroon om de reeds sterk beperkte rechten van vrouwen in Iran nog verder in te perken en terug te draaien, onder meer door een nieuwe wet die in 2021 werd aangenomen en die de toegang van vrouwen tot seksuele en reproductieve gezondheidsrechten ernstig beperkt, wat een rechtstreekse schending is van de mensenrechten van vrouwen volgens het internationaal recht; overwegende dat met de invoering van het “hijab- en kuisheidsproject” bewakingscamera’s zouden worden ingezet om ongesluierde vrouwen in de gaten te houden en te bestraffen;
I. overwegende dat de mensenrechtensituatie in Iran blijft verslechteren; overwegende dat de moord op Mahsa Jina Amini illustratief is voor de aanhoudende mensenrechtencrisis in Iran, die wordt verergerd door de systematische straffeloosheid van de Iraanse regering en haar veiligheidsapparaat, waardoor foltering, buitengerechtelijke executies en andere onwettige moorden op grote schaal kunnen plaatsvinden; overwegende dat sinds 18 september 2022 meer dan veertig mensenrechtenactivisten zijn gearresteerd en dat de Iraanse strijdkrachten het bij die aanhoudingen, aanvallen en invallen vooral gemunt hadden op vrouwelijke mensenrechtenactivisten; overwegende dat de Iraanse verdedigers van lhbtqi-rechten Zahra Sedighi Hamedani (31 jaar) en Elham Chubdar (24 jaar) door het Revolutionaire Hof van Urmia ter dood zijn veroordeeld op beschuldiging van “het verspreiden van zedeloosheid op aarde door het bevorderen van homoseksualiteit”;
J. overwegende dat de EU beperkende maatregelen heeft genomen in verband met schendingen van de mensenrechten, waaronder het bevriezen van tegoeden en visumverboden voor personen en entiteiten die verantwoordelijk zijn voor ernstige schendingen van de mensenrechten, en een verbod op de uitvoer naar Iran van apparatuur die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt en van apparatuur voor het toezicht op telecommunicatie; overwegende dat deze maatregelen op 12 april 2011 zijn ingevoerd en regelmatig worden geactualiseerd;
K. overwegende dat vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) Josep Borrell in zijn verklaring van 25 september 2022 de moord op Mahsa Jina Amini en het buitensporig gebruik van geweld door de Iraanse veiligheidstroepen heeft veroordeeld en heeft aangekondigd dat de EU alle mogelijkheden die haar ter beschikking staan zal overwegen in aanloop naar de volgende Raad Buitenlandse Zaken om de moord op Mahsa Jina Amini en de manier waarop de Iraanse veiligheidstroepen op de daaropvolgende demonstraties hebben gereageerd, aan de orde te stellen;
1. veroordeelt in de krachtigste bewoordingen de dood van Mahsa Jina Amini na haar gewelddadige arrestatie en mishandeling door de Iraanse zedenpolitie; betuigt zijn medeleven met haar familie en vrienden en met de families van al degenen die tijdens de recente protesten in Iran zijn omgekomen;
2. roept de Iraanse regering op een onpartijdig en doeltreffend onderzoek naar de tragische dood van Mahsa Jina Amini en de beschuldigingen van foltering en mishandeling door een onafhankelijke bevoegde autoriteit mogelijk te maken;
3. spreekt zijn solidariteit uit met de jonge Iraanse vrouwen die de protesten leiden en eraan deelnemen, ondanks de moeilijkheden en persoonlijke gevolgen waarmee zij worden geconfronteerd; steunt de vreedzame protesten die in het hele land plaatsvinden tegen de moord op Mahsa Jina Amini, de systematische en toenemende onderdrukking van vrouwen en de ernstige en massale schendingen van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden;
4. spreekt zijn uitdrukkelijke steun uit voor het verlangen van de Iraanse bevolking om in een vrij, stabiel, inclusief en democratisch land te wonen dat zijn nationale en internationale verbintenissen op het gebied van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden nakomt; maakt zich grote zorgen over de berichten over de belegering, arrestatie en beschieting van grote aantallen studenten die op 2 oktober 2022 waren opgesloten in de technische universiteit Sharif in Teheran door de Islamitische Revolutionaire Garde, de Basij-militie en de politie;
5. veroordeelt krachtig het wijdverbreide, opzettelijke en buitensporige gebruik van geweld door Iraanse veiligheidstroepen tegen vreedzame demonstranten en roept de Iraanse autoriteiten op een einde te maken aan het aanhoudende, systematische en onaanvaardbare geweld tegen hun eigen burgers; verlangt van de Iraanse autoriteiten dat zij een empirisch onderbouwd, snel, onpartijdig en doeltreffend onderzoek mogelijk maken naar alle moorden op demonstranten, en de verantwoordelijken berechten;
6. verlangt dat de Iraanse autoriteiten alle personen die gevangen zijn gezet, enkel en alleen omdat ze hun recht op vrijheid van meningsuiting, vereniging en vreedzame vergadering in het kader van de protesten hebben uitgeoefend, onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten en alle aanklachten tegen hen te laten vallen; benadrukt dat grondrechten zoals de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering altijd moeten worden geëerbiedigd en roept de Iraanse autoriteiten op hun internationale verplichtingen na te komen, waaronder die in het kader van het ICCPR; dringt er bij de Iraanse autoriteiten op aan alle gearresteerde EU-onderdanen onmiddellijk vrij te laten en alle aanklachten tegen hen in te trekken; is ernstig bezorgd over de arrestatie van meer dan twintig journalisten, waaronder Niloofar Hamedi, de journaliste die als eerste heeft bericht over de arrestatie en ziekenhuisopname van Mahsa Jina Amini, en verzoekt de Iraanse autoriteiten hen onverwijld vrij te laten; roept Iran op de vrijheid van meningsuiting en geloof van alle inwoners van Iran te respecteren, in het bijzonder van vrouwen en meisjes, die ernstig worden onderdrukt;
7. veroordeelt de systematische discriminatie van vrouwen en andere kwetsbare groepen door de Islamitische Republiek via wet- en regelgeving waarmee hun vrijheden en rechten ernstig worden beperkt, zoals de vernederende wet die vrouwen verplicht een hoofddoek te dragen en de gewelddadige handhaving daarvan, ernstige beperkingen van de seksuele en reproductieve gezondheidsrechten van vrouwen en schendingen van de politieke, sociale, economische, culturele en persoonlijke rechten van vrouwen; verlangt dat de Iraanse autoriteiten wetten die vrouwen en meisjes verplichten een hoofddoek te dragen zo snel mogelijk intrekken, de zedenpolitie opheffen en een eind maken aan de systematische discriminatie van vrouwen op alle terreinen;
8. veroordeelt ten stelligste de praktijk van Iran om bij protesten in het land het internet en mobiele netwerken te sluiten, wat de communicatie en de vrije uitwisseling van informatie voor Iraanse burgers onmogelijk maakt; benadrukt dat dergelijke acties een duidelijke schending van het internationale recht vormen; verwelkomt het besluit van de VS om particuliere bedrijven toe te staan hun digitale diensten tijdens de huidige protesten beschikbaar te stellen aan het Iraanse volk;
9. verwerpt ten stelligste de beschuldigingen van Iraanse functionarissen en de door de staat beheerde Iraanse media, waarin de diplomatieke vertegenwoordigingen van Duitsland en andere Europese landen worden genoemd als zogenaamde aanstichters van de protesten;
10. veroordeelt opnieuw ten stelligste de gestaag verslechterende mensenrechtensituatie in Iran, ook en in het bijzonder voor leden van etnische en religieuze minderheden, waaronder Koerden, Beloetsjen, Arabieren en niet-sjiitische en niet-islamitische religieuze minderheden, waaronder bahai en christenen; dringt er bij de Iraanse autoriteiten op aan de fundamentele rechten en vrijheden van etnische en religieuze minderheden te eerbiedigen; verzoekt de Iraanse autoriteiten alle vormen van discriminatie uit te bannen;
11. dringt er bij de Iraanse regering op aan alle mensenrechtenactivisten die gevangen zijn gezet omdat zij vreedzaam hun recht op vrijheid van meningsuiting en geloof hebben uitgeoefend, onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten; verzoekt het Iraanse Hooggerechtshof de vonnissen tegen de verdedigers van de mensenrechten van lhbtqi-personen Zahra Sedighi-Hamadani en Elham Choubdar ongedaan te maken omdat hun recht op een eerlijk proces is geschonden; verzoekt de Iraanse regering gerichte aanvallen op mensenrechtenverdedigers te beëindigen en onder alle omstandigheden te garanderen dat zij hun legitieme mensenrechtenactiviteiten kunnen uitvoeren zonder angst voor represailles en zonder enige beperking, met inbegrip van gerechtelijke intimidatie;
12. betreurt het stelselmatige gebruik van foltering in Iraanse gevangenissen en wenst dat er onmiddellijk een eind wordt gemaakt aan alle vormen van foltering en slechte behandeling van gevangenen; keurt het af dat gevangenen geen telefoongesprekken mogen voeren of familiebezoek mogen ontvangen; uit zijn ernstige bezorgdheid over het feit dat gevangenen tijdens ondervragingen geen toegang hebben tot juridische vertegenwoordiging; verzoekt de Iraanse regering gevangenen te behandelen met respect vanwege hun inherente waardigheid en waarde als mens;
13. betreurt ten zeerste dat er geen vooruitgang is geboekt in de zaken betreffende de in Iran vastgehouden personen met zowel de Iraanse nationaliteit als de nationaliteit van één van de EU-lidstaten, waaronder Ahmadreza Djalali, die op grond van valse beschuldigingen van spionage ter dood is veroordeeld;
14. veroordeelt krachtig het feit dat de Iraanse autoriteiten de laatste jaren steeds vaker de doodstraf toepassen en betreurt de alarmerende toename van de toepassing van de doodstraf tegen demonstranten, dissidenten en leden van minderheidsgroepen; roept de regering van Iran nogmaals op tot een onmiddellijk moratorium op de toepassing van de doodstraf als een stap in de richting van de afschaffing ervan, en tot de omzetting van alle doodvonnissen;
15. verzoekt de Iraanse autoriteiten om bezoeken van alle speciale procedures van de VN‑Mensenrechtenraad toe te staan, en met name toe te laten dat de speciale rapporteur van de VN voor de mensenrechtensituatie in de Islamitische Republiek Iran het land binnenkomt;
16. roept de VN, en met name de Mensenrechtenraad, op zo spoedig mogelijk een uitgebreid onderzoek in te stellen naar de gebeurtenissen van de afgelopen weken, onder leiding van de speciale VN-rapporteur voor de mensenrechtensituatie in de Islamitische Republiek Iran; verzoekt de VN-Mensenrechtenraad een internationaal onderzoeks- en verantwoordingsmechanisme in te stellen voor mensenrechtenschendingen door de Iraanse regering;
17. verzoekt de EU en haar lidstaten alle contacten met de Iraanse autoriteiten aan te grijpen om ze te verzoeken onmiddellijk een eind te maken aan het gewelddadig neerslaan van protesten en over te gaan tot de onvoorwaardelijke vrijlating van alle personen die gearresteerd zijn omdat ze gebruikmaakten van hun recht op de vrijheid van meningsuiting, vereniging en vreedzame vergadering, aan te dringen op een onafhankelijk onderzoek naar de dood van Mahsa Jina Amini en tientallen demonstranten en op het herstel van de toegang tot internet en communicatiekanalen, en aan te sporen tot de afschaffing van de verplichting voor vrouwen om een hoofddoek te dragen; verzoekt de lidstaten beschikbaar bewijsmateriaal dat van pas kan komen bij onderzoeken op te slaan, te bewaren en te delen, in overeenstemming met de nieuwe regels van Eurojust, en medewerking te verlenen aan het Internationaal Strafhof en de werkzaamheden daarvan te ondersteunen;
18. verzoekt de Raad Buitenlandse Zaken om Iraanse functionarissen die medeplichtig zijn aan of verantwoordelijk zijn voor de dood van Mahsa Jina Amini en geweld tegen demonstranten, met inbegrip van al degenen die betrokken zijn bij de zedenpolitie, toe te voegen aan de EU-lijst van personen tegen wie beperkende maatregelen zijn genomen in verband met ernstige schendingen van de mensenrechten in Iran; herhaalt dat de sancties tegen de leiding van de islamitische Revolutionaire Garde niet mogen worden opgeheven; is ingenomen met het feit dat de Raad de wereldwijde EU‑sanctieregeling voor de mensenrechten heeft aangenomen als een belangrijk instrument van de EU om sancties op te leggen aan personen die de mensenrechten schenden;
19. verzoekt de EU, met inbegrip van de VV/HV, mensenrechtenkwesties bij de Iraanse autoriteiten te blijven aankaarten in bilaterale en multilaterale fora, en alle geplande bijeenkomsten met de Iraanse autoriteiten daarvoor aan te wenden, in het bijzonder in het licht van de politieke dialoog op hoog niveau tussen de EU en Iran; bevestigt nogmaals dat de eerbiediging van de mensenrechten een cruciaal element vormt bij het uitbouwen van de betrekkingen tussen de EU en Iran;
20. is van mening dat tussen de EU-ambassades die in Teheran zijn geaccrediteerd intensieve coördinatie moet plaatsvinden; verzoekt alle lidstaten met een diplomatieke vertegenwoordiging in Teheran gebruik te maken van de in de EU-richtsnoeren over mensenrechtenverdedigers genoemde mechanismen, met inbegrip van noodsubsidies in het kader van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking – Europa in de wereld en het Europees Fonds voor Democratie, alsook noodvisa, publieke verklaringen, monitoring van rechtszaken en bezoeken aan gevangenissen, om deze personen, in het bijzonder vrouwenrechtenactivisten en personen met zowel de Iraanse nationaliteit als de nationaliteit van één van de EU‑lidstaten, te helpen en te beschermen;
21. verzoekt de Commissie om, met strikte inachtneming van de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid, te overwegen om in de EU gevestigde aanbieders van communicatie toe te staan personen in Iran tools aan te bieden, waaronder videoconferenties, e-learningplatforms, webkaarten en clouddiensten, om ervoor te zorgen dat zij toegang hebben tot de onlinetools en -platforms die zij nodig hebben om hun mensenrechten uit te oefenen;
22. uit zijn bezorgdheid over het voortdurende lobbyen van reactionaire islamistische organisaties bij Europese instellingen, wat kan neerkomen op buitenlandse inmenging in onze democratieën;
23. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Islamitische Raadgevende Vergadering, de regering van de Islamitische Republiek Iran en het kabinet van de hoogste leider van de Islamitische Republiek Iran, alsmede aan de familie van Mahsa Jina Amini.