Vorige 
 Volgende 
Reglement van het Europees Parlement
Zevende zittingsperiode - Februari 2013
PDF 1537k
INHOUD
ZAAKREGISTER
BERICHT AAN DE LEZER

TITEL I  : LEDEN, ORGANEN VAN HET PARLEMENT EN FRACTIES
HOOFDSTUK 1  : LEDEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT

Artikel 4  : Duur van het mandaat

1.    Het mandaat begint en eindigt overeenkomstig het bepaalde in de Akte van 20 september 1976. Het eindigt ook bij overlijden of bij ontslagneming.

2.    De leden blijven in functie tot aan de opening van de eerste vergadering van het Parlement na de verkiezingen.

3.    Een demissionair lid deelt de Voorzitter zijn ontslagneming alsook de datum van ingang daarvan mede. Deze datum moet binnen een termijn van drie maanden na de mededeling vallen. Van deze mededeling wordt in aanwezigheid van de secretaris-generaal of zijn vertegenwoordiger een proces-verbaal opgemaakt, dat door deze alsmede door het betrokken lid ondertekend wordt en onverwijld wordt voorgelegd aan de bevoegde commissie, die het op de agenda voor haar eerste vergadering volgend op de ontvangst van dit document plaatst.

Indien de bevoegde commissie van oordeel is dat de ontslagneming niet strookt met de letter en de geest van de Akte van 20 september 1976, deelt zij dat aan het Parlement mede, zodat het kan besluiten al dan niet te constateren dat de zetel vacant is.

Is dat niet het geval, dan wordt geconstateerd dat de zetel vacant is met ingang van de datum die door het demissionaire lid in het proces-verbaal van ontslagneming is aangegeven. Er wordt hierover niet door het Parlement gestemd.

Voor uitzonderlijke omstandigheden, met name wanneer een of meerdere vergaderperioden plaatsvinden tussen de data waarop de ontslagneming ingaat en de eerste vergadering van de bevoegde commissie, waardoor de fractie waarbij het demissionaire lid is aangesloten de mogelijkheid wordt ontnomen het desbetreffende lid gedurende genoemde vergaderperioden te vervangen omdat niet is geconstateerd dat de zetel vacant is, wordt een vereenvoudigde procedure ingesteld. Krachtens deze procedure wordt de voor deze aangelegenheden verantwoordelijke rapporteur van de bevoegde commissie opdracht gegeven elke naar behoren ingediende ontslagneming onverwijld te bestuderen en de kwestie aan de voorzitter van de bevoegde commissie voor te leggen, mocht enige voor een fractie nadelige vorm van vertraging optreden, opdat deze overeenkomstig het bepaalde in lid 3:

-    ofwel de Voorzitter van het Parlement namens deze commissie ervan in kennis stelt dat kan worden geconstateerd dat de zetel vacant is,

-    ofwel een buitengewone vergadering van diens commissie bijeenroept teneinde de door de rapporteur naar voren gebrachte moeilijkheden te bestuderen.

4.    Indien door de bevoegde autoriteiten van een lidstaat aan de Voorzitter mededeling wordt gedaan van het einde van het mandaat van een lid van het Europees Parlement overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat, hetzij wegens onverenigbaarheden in de zin van artikel 7, lid 3, van de Akte van 20 september 1976, hetzij wegens het vervallen van het mandaat overeenkomstig artikel 13, lid 3, van die Akte, stelt de Voorzitter het Parlement ervan op de hoogte dat het mandaat is beëindigd op de door de lidstaat medegedeelde datum en verzoekt hij de lidstaat de vacante zetel onverwijld te doen bezetten.

Wanneer door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of de Unie dan wel door het betrokken lid aan de Voorzitter mededeling wordt gedaan van een benoeming of verkiezing in een functie die in de zin van artikel 7, leden 1 en 2, van de Akte van 20 september 1976 onverenigbaar is met de hoedanigheid van lid van het Europees Parlement, deelt de Voorzitter dat mede aan het Parlement, dat constateert dat de zetel vacant is.

5.    De autoriteiten van de lidstaten of de Unie stellen de Voorzitter in kennis van elke taak die zij een lid willen toevertrouwen. De Voorzitter legt de bevoegde commissie de vraag voor of de beoogde taak strookt met de letter en de geest van de Akte van 20 september 1976. De Voorzitter stelt het Parlement, het betrokken lid en de betrokken autoriteiten in kennis van de conclusies van deze commissie.

6.    Als datum voor het einde van een mandaat en de aanvang van een vacature moet worden beschouwd

-    bij ontslagneming: de datum waarop het Parlement heeft geconstateerd dat de zetel vacant is overeenkomstig het proces-verbaal van ontslagneming,

-    bij benoeming of verkiezing in functies die onverenigbaar zijn met de hoedanigheid van lid van het Europees Parlement, in de zin van artikel 7, leden 1 en 2, van de Akte van 20 september 1976: de door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of de Unie dan wel de door het betrokken lid medegedeelde datum.

7.    Ingeval het Parlement constateert dat een zetel vacant is, brengt het de betrokken lidstaat ervan op de hoogte en verzoekt het deze de zetel onverwijld te doen bezetten.

8.    Betwistingen met betrekking tot de geldigheid van het mandaat van een lid wiens geloofsbrieven zijn onderzocht, worden verwezen naar de bevoegde commissie, die onverwijld, doch uiterlijk bij het begin van de eerstvolgende vergaderperiode verslag uitbrengt aan het Parlement.

9.    Ingeval bij het aanvaarden of het afzien van het mandaat kennelijk sprake is geweest van feitelijke onjuistheden of van wilsgebrek, behoudt het Parlement zich het recht voor het desbetreffende mandaat ongeldig te verklaren, c.q. te weigeren te constateren dat de zetel vacant is.

Juridische mededeling - Privacybeleid